De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 25 december pagina 4

25 december 1904 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1435 De kinderen konden, als krachtige naturen geen onredelijken d .vang verdragen. En Dag zat altyd opnieuw in elke wils openbaring, met iets dat met verstar! geleid, .maar iets oproerigs dat onderdrukt moest worden. Zelf vergat hy hoe hy in zijn jeugd reeds met zjjn wil hij en z\jn broer met hun aller wil gestaan hadden tegen dien van hun vader. Want in hem alleen leefde de zelfde energieke, stiel-trotsche aard, die door hinderpalen alleen geprikkeld wordt om ze te boven te komen. ^.ts een symbool hiervoor 't symbool dat sterk aan Zosen herinnerd is het be klimmen van den Schwarzenstein, een haast ontoegankelijk steil gevaarte, doch dat daar om juist de Dags in verschillende genaraties tot gewaagde en geslaagde pogingen verleid heeft. Den Schwarzenstein beklommen te hebben, 't is als een ridderslag. Hoe de kinderen den vaderleken drang als iets onrechtvaardigs gevoeld hebben, klinkt duidelijk door in een onderhoud van de na Unge afwezigheid thuis gekomen Ragna met Berthe. Ragna is het tegenbeeld van Berthe, de goedaardige, duldende, die met vader wel o-verweg kan, hem boven op zijn weg bezoekt, den bezwaarlijken terugweg gedeeltelijk skiloopend aflegt, frisch als karsebloesem, het liefelijke ii in het sombere huis aan de kust. Eagna is een inpulsieve natuur, een kind van 't, oogenblik, wild flink, openhartig, onhan dig ook wel eens . . . Haar was de ongeving te benauwend en ze is te Parijs op kost school geweest. Vandaar vluchtte zy, tegenover haar ouders als de vrouw van zekeren Andersson naar Amerika. Toen kwam ze tot de ontdekking dat die Anderson daar een andere vrouw had. Ze liet zich niet neerslaan, ging in een hotel aU strijkster, verdiende haar eigen kost. Zij verdiende geld, lei over; ont moette toen een Noor, een gladden kerel die met haar speculaties op touw zettende, nog meer verdiende. Eindelijk kreeg ze er genoeg van, begon naar huis te verlangen, maar wilde eerst de heele wereld zien. En na een langdurige reis kwam ze weer geldelous in 't o-uderhnis terug, dolblij haar moeder, de kleine Bertha, Steuer weer te zien, maar als een bedreiging nog altijd boven zich voelend den ouden vader daar hoog op den berg. Wanneer ze hoort dat .hij, door Steuer tot een wanhopige handeling geprikkeld naar beneden komt, is zij opeens alle vroolijkheid Dadel\jk na het onderhoud mot zijn vrouw, Wil de oude Dag met Rugna «preken, en deze gaat de kam»r binnen met het gevoel uit haar kinderjaren als ze wist slaag van vader te zu'len krygen. Onwillekeurig houdt ze haar handen op den ruj; . . . In dat gesprek, alleronaangenaamst voor beide eindigend, roemt Ragnn, onvoorzichtig genoeg, de Amerikaansche opvoeding, spreekt van eerbied voor de kinderen. Dag vindt hierin bedekte verwijten, scheldt haar uit yoor een brutale meid, herinnerde haar aan de reden van haar weggezonden worden naar Pary's, omdat ze hier ongewenschte relaties aanknoopte, beleedigt en grieft haar diep. Het heele derde be Iryf dat is het waarin Dag zy'n huis aan de kust bozoekt om maat regelen te nemen, teneinde zijn goed daar boven te Vrijwaren voor Steuer's plannen. dat heele bedrijf is als een opeenvolging van afrekening houdende tooneelen. Achtereen volgens hooren we den vader in gesprek met zyn rronw en zijn drie kinderen. Voor het tooneel moet .er wel iets eentonigs zijn in al die scènes van telkens twee personen. Het tooneel tusschen vader en zoon is natuurlijk het interessantste. We hebben Steuer tegen moeder en zusters al hooren zeggen, wat hij dacht over het conrarvaüsme.van oude menschen. Hij vindt dat grootendeels ijdelheid, de ydelheid der vereenzaamden, die alle voeling met hun omgeving verloren hebben en opgaan in de vereering van eigen meeningen. Daarbij begaan zij de fout van zich tegen het levende te verzetten in naam van het doode. Zij willen handhaven wat voorbij is. Hieruit kennen we zijn geest en als hij tien jaren van vreemdelingschap, weer met zijn vader samen, over de ontroering van zy'n eerste ontmoeting, van 't weerzien der zooveel ouder geworden grijsaard heen is, met den daarboven zoo gansch vereenzaamden gaat spreken, voelen we het fatale dat hen scheidt. Eerst praten ze over algemeenheden, doen een poging lot toenadering. Je zult naar ik hoop, uitgaan van de gedachte dat wat ik wensch, me in elk opzicht even dankbaar is als jou, wat ge zelf wenscht," zegt Dag. Steuer beproefde din eerst omdchtig het terrein te weten waar ze elkander kunnen naderen. Er is nu eenmaal een strijd, niet tusschen het oude en het nieuwe, maar tusschen de Ouden en de Jongen. De jonge katholieken geestelijken zijn af keerig van de wereldlijke macht der kerk de oude willen die handhaven. Daarin hebben de oude ongelijk," meent Dag. De jonge willen de critiek haar recht doen gelden op leer en schrift en in vroomheid alleen de kracht van kerk en godsdienst zoeken de ouden niet. Daarin hebben de ouden ongelijk," meent Dag opnieuw. Zoo zijn ze 't aanvankelijk eens, tot Steuer spreekt over het recht der jongeren op de toekomst. Zij vragen een nieuwe verantwoordelykheid, willen die heel alleen dra gen. Dan komt de botsing. Dag zegt, dat hij die verantwoordelijkheid niet op hem mag laden als hij een ruïne ziet in wat gebeuren gaat, waarop Steuer de verklaring zoekt in gebrek aan geloof. STEUER. Ze hebben verloren de gave van te gelóóven. DAG. Omdat zij oud geworden zijn! STETJER. Daarin bestaat het oud worden. Dan ziet rnen zoo vele die verliezen. DAG. Neen, dan krijgen ze eerst echt de gave van het geloof. Die ze vroeger verloren hebben, herkrijgen ze dan.' STEUER. "U meent het geloof aan wat ver achter ons ligt. Aan wat de rnenschheid al lang voorbij is. Ja, daar zorgen de ouderg voor in hun eenzaantheid. DAG. Wat noemt gij daa geloof? STEBBK. De gave om den weg te zien, vooruit. Nooit heeft men daar een beteren naam voor gehad. DAG. In alles wat je me gezegd hebt, mijn jongen, mis ik n woord. STEDER. En dat is ? ' DAG (ontroerd.) Eén woord. Je raalt het niet? STEUBB. Neen. DAG. Het woord voor den samenhang der dingen. Voor den samenhang van ervaring der ouden en het jeugdvuur der jongen of hun geloof, zooals je 't noemen wilt. Voor wat beide vereenigt. Dat alles wat geweest is, verbindt niet alles wat worden zal. Het woord voor dat verband. STEUER. Ontwikkeling? DAG. Meer dan dat. (PleMig.} God. Na een pauze. STEUER. Het nieuwe geslacht komt met nieuwe rechten, noem ze zooals u wilt. DAG. Het moet komen in den geest der gehoorzaamheid. Dan blijft het verband on aangetast. Eer uwen vader en uwen moe der, opdat ge lang leeft ia 't land dat God u geeft. Dat is de voorwaarde. STEUER. Dat de dooden de levenden in den weg staan en verdringen, dat mag niet zijn. DAG (zich beheerschend). Ben ik dan al dood ? STEUER. Neen, beste vader! Maar u kiest partij voor de dooden tegenover de levenden. DAG. Ga nu heen, Steuer l Wanneer we nu in aanmerking nemen dat uit den gansenen dialoog liefde blijkt van weerszyden, dan ligt er in dit conflict van meeningen, oin levensbeschouwingen iets zeer tragisch. Het conflict van Dag en zijn vrouw is er een van inzichten dat van vader en zoon een van principen. In den vader dien hij zóó liefheeft, dat het hem zóó verouderd heeft, na een terugzien na tien jaar. Steuer diep ontroerd, kan hij toch niet anders zien dan den vijand van zijn idealen ? in' den eenig overgebleven zoon ziet Dag den bestryder, den schenner van wat hem heilig is. Toch heeft Björnson de verzoening be proefd. En hij heeft die gezocht in een lou tering door angst om wat beiden lief is. In Ragna, de brutale meid", is het wilde bloed der Dag's na de beleediging door haren vader ivoest opgebruist. Zij wil toonen, dat zij meer is dan dat, zij wil doen het grootste waartoe een Dag in staat is, en plotseling zien ze haar heel alleen het waagstuk be staan den Schwarrenstein te bestijgen. Machteloos, in radeloozen angst volgen ze van beneden haar roekeloos pogen. Dat heeft nog nooit een vrouw gewaagd! En vol brengt het. Het laatste bedrijf verplaatst de handeling naar boven op de bergen. Daar ligt Ragna afgemat aan hand en voet gewond te bed. En de ouders hebben elkaar en Steuer door hun angst teruggevonden, Maar in Ragna's tocht boven het lagere leven ervaart ze de minderwaardigheid van den man, di?n zij liefheeft, van wien ze een vreugdevol offer van liefde verwacht, en wat de anderen bijeenvoert wordt haar tragedie. Dit laatste motief is echter door den schrij ver te veel als aanhangsel behandeld, te weinig verweven met het geheel, en daardoor heeft het bij de vertooning een verwarrenden indruk gemaakt. In Dagland het drama van ouderen en jongeren gaf de dichter-moralist Bjürson een werk van breede opvatting, van groote onbevangenheid. Er is niets wat het tragische zóó versterkt als het gelijk-hebben van alle personen die door eikaars toedoen lijden. En dat wordt alleen verkregen door volkomen afwezigheid van strekking Dan zien we het kleine en beperkte van menschelijk denken en rneenen tegen den breeden, imposanten achtergrond van het grootmachtige Leven. Dan openbaart zich de noodzaak van botsing en strijd, ook zonder voorafgaand geweld of woede. De tragiek van het telkens terugkeerend conflict wordt veel sterker door de tragische overmacht van het individu om te voorkomen die conflicten rnet wie hem het naaste staan. Boven dat menschen-beweeg voelen we dan als eenige oplossing het eeuwig worden als eenige verovering de Liefde. Nov. 1904. W. G. VAN NOUIIUYS. Van onzen Tod". Een veel-omvattende, bijna wilde ik zeggen: een stoute titel, voor een tijdschrift van Roomsche kleur. En nog wel gekozen en aangenomen in de vorige eeuw; want van den vijfden jaargang lag in de maand November 1904 de eerste aflevering op mijn lessenaar. Of was het niet stout en misschien wel brutaal, naar de gedachten van velen, dut roomsche litteratoren met een tijdschrift voor den dag kwamen, waarvan zij de inhoud en de vorm innig geloofden van onzen tijd" te zijn ? Hoe konden menschen opgevoed in die oude roomsche kerk, waarvoor men bezig was een graf te delven, naar het woord eens Ministers van het liberale geloof, er aan denken nog zoo van onzen modernen tijd te zijn, dat zij zelfs met de kleuren van dien nieuwen tijd de banen van hun vlag durfden verven! Hoe konden die litteratoren, die van onzen tijd" wilden wezen, nog goede katholieken genoemd worden, menschen die blijkbaar ge loofden noch voelden, dat heel onze tijd, onze moderne tijd, was uit den booze? vroegen weer anderen die meenden, dat goede roomsche menschen alleen in een afzonderlijk hoekje gronds als een ka-ite leven kunnen. De verwondering van beide groepen was genoeg te verklaren niet alleen, maar was zeker ook verwacht door de dames en heeren die van dit nieuwe tijdschrift de eerste aflevering met een niet gelukkig gekozen en uitdagend prentje in het kleine Holland binnen loosden. Werd men van de verwondering der eerste groep niet veel gewaar, omdat ze met hoog hartige onverschilligheid gewoon is neer te zien op alles wat uit dat zoogenaamd oudbesjeg-huis komend, strompelt langs de straat van de verwondering der andere groep werd wel zooveel luid geschreeuw gehoord, dat men geloofde een troep jonge bengels te zien voorthollen, die zoo even nog de mooie geschilderde vensters van de kerk hadden stuk gegooid en nu door de voorbijgangers op het geschreeuw van hou den dief' moesten gegrepen worden en afgeranseld. De reden waarom de redactie- leden van Van onzen Tijd" door deze soort van belang stellende broeders niet ontmoedigd werden noch weerhouden van hun kwaad-doen, lag vooral daar, waar in de eersten de overtuiging was vastgegroeid, dat voorbij was de tijd, die der dichtkunst ,,ten naasten doel het vermaak" voorhield. Lang genoeg, dachten zij, waren -omtrent doel en wezen der poëzie misvattingen van deze soort ook bij deze katholieken gangbaar geweest. Van deze verdwijnende soort" heeft toch deze opkomende zon" zooveel wolken voor zich heen zien drijven dat er heel wat uren van haren dag voorbij moesten gaan aleer van deze opkomende zon de verwarmende en verlichtende stralen werden gevoeld en gezien Ik weet wel dat het ,quos ego" geroep van Neptunusniet passend, is als vergelijking voor het bezadigd woord van den meester, die in zijne Katholiek", want het maand schrift de Katholiek" heeft van hem in on ien tijd nieuw bloed en nieuw Itven gekregen de hoü-den-dief'-schreeuwers tot kalmte ver maande, maar toch kan ik niet nalaten te bekennen, dat, by het lezen van dat ver manend en verklarend woord het beeld van den grijzen Neptunus, rijdend boven de baren, als ze door den stormwind zijn wild geworden, en deze braveerend met zijn Godenmacht, als van zelf in een minder gelukkig oogenblik voor mijne oogen kwam staan. Dr. Schaepman was er niet meer en ook deze had in zijne laatste Chronica vooral wel bewijzen willen geven, dat de frissche go'.fstroom van de moderne letterkunde niet te vergeefs ook langs zijne stranden was voortgeschoven. Wie meer dan Rector van Cooth had het recht en het gezag om de toornenden tot kalmte te brengen en tot inkeer, indien dezen ten minste voor bekeering vatbaar waren en wilden ophouden in de heervoerders van Van onzen Tijd dolende broeders te zien. In artikelen, door zeer velen uitbundig geprezen en door anderen bijna in gelijke mate gelaakt, had toch kapelaan Binnewiertz reeds het pogen der Van-onzen-Tijd-mannen in bescherming genomen, zonder evenwel op tegenstanders groote veroveringen te maken; omdat niet altijd met vaste haijd werJ ge mikt en geschoten naar het doei. Aan Rector van Cootti, de man die groot gebracht was in de oude school, die zelf jaren lang op een heel bizondere wijze vele jongeren de heerlijkheden der klassieke letterkunde als lekkernijen had leeren smaken, die een proza schrijft waaruit de goudgeele honig van het oude Griekenland nog iuimer sijpelt, terwijl de kleurenrijkste orchideën van den nieuwen tijd eruit opbloeien in groot getal Rector van Cooth was de man, die met hoofsch gebiar zijn eere-saluut bracht aan het vaandel van Van onzen Tijd, als hij, de leeraar van voorheen, in ootmoed van deze jongeren verklaart: Zij althans ik erken het gaarne! hebben mij overtuigd, dat er in het geluid, in de klankverguheideuheid, inderhylhmische beweging en maatgang van Vondel's vereen nog veel gevoeliger en rijker plastiek ligt dan tot dusverre ten volle was gewaardeerd. Zeker heeft ook Beets die plastiek, reeds in 1871, niet lijnen toets uitgebeeld als Voniel's tooveren met de Nederlandsche taal" (vgl. De reizangen in Vondel's treurspelen bl. 38 vv.j. Een groote stap vooruit al! Van Lennep en Dr. Jonckbloet een heel eind voorbij! Maar juist daarom is eene vergelijking van Beets lleizanyen met Verwey's Inleidingen de Klerk's Geschiedenis en vergelijking (in Van onzen Tijd) leerzaam: zij wijst de nieuwe elementen van waardeering duidelijk aan. Jammer dat A. Verwey na een uitstekend begin zich zoo spoedig tot eenvoudig overdrukken heeft laten verleiden. Dieper en keuriger, menigmaal verrassend vaii nieuwheid, is de studie van C. R. do Klerk. Vergelijk bijv. Verwey bl. 2Ü-48 met de Klerk bl. 211-221 (in Van onzen Tijd, April 19U2). De Kierk is daar verreweg de meerdere". In latere jaren zal men naar de verklaring zoeken van de onverschilligheid, van de hooghartige op zij-duwing, van de brutale versehopping die de jongeren van Van onzen Tijd te verdragen hadden van hen, die waren ingeslapen in niets werkende ruste op de maatslag van oude deunen. En als men reeds lang vergeten zal zijn, dat vrees voor het nieuwe van anderen die niet anders dan in kleuriger verven en meer bonkerige vegen uitbeeldden wat anderen met fijnere penseel streken en tneer verwaterde kleuren reeds lang te voren hadden uitgebeeld, zal men moeielijk gelóóven kunnen, dat aan het einde van 1904 door de Redactie van een kath. dagblad eene eereplaats werd ingeruimd om in slecht proza het proza van eene Maria Viola aan te vallen, als deze hoog-begaafde vrouwe, na een arbeid van vier jaren, met blijde trots, in Van onzen Tijd verklaren kan het volgende : Wie dau ook, in dezen overgangstijd, nog dagelijks gewaar wordt, hoe het katholiek leven in al zijn geledingen zich diep-wezenlijker leert aanvoelen en inniger aansluiten aan. dat van zijn dag, kan zonder twijfelpijnlijk ongeduld eon toekomst tegemoet zien, die ook de litteratuur gedragen door een uit helderder kunst-besef en breeder cultuur begrip herleefde belangstelling ? de haar waardige plaats zal wedergeven in de nieuwe levenseenheid, waarheen wij werken". Ja, waarlijk, sedert het verschijnen van Van onzen Tijd, is de roomsche letterkunde veel vooruit gegaan op den weg die zij zeker weet te moeten gaan, om te komen tot haar doel waarvan de eerste der redacteuren van Van onzen Tijd in het maandschrift De Katho liek zoo heerlijk gezongen heeft. 1) O wie, wie onzer, al weer klonk de kreet : Waar is hun God?" wie zingt dan nieuwe psalmen Hem, die 't heelal Zijn heerlijk maaksel weet ? Wie treedt, de harp in sidderende palmen, Het volk clan voor naar 't hooge Tempelkoor Kn wekt er windgeruisen, van jubelgalmeu, Dat nederslaat de droeve dalen door En doe verstommen die Jehova- vloeken En kliuke als klare hemelmare in 't oor Van wie bcneên den God der Bergen zoeken? Nog niet zoo hél lang was de werktijd," mag Maria Viola in hare overheerlijke Orienteerini/2) dan wel schrijven, en reeds is een litteraire critiek bezig zich te vestigen die, in haar beste momenten zelve litteratuur, een onderrichtende inleiding der Roomsche letterkunde poogt te zijn. In verband hier mee werd tot den Katholieken roman reeds menig belovende aanloop genomen:}) en zelfs naar een Katholiek-leven-reproduceerende tooneel-litteratuur een niet geheel van ver diensten ontbloote poging gewaagd 4) terwijl wel niet het minst beteekenende deel van den gezamenlijken arbeid besloten ligt in de door rustig-klare stijl-beweging aan den adel der stof waardig beantwoordende studies, waarin met de lijn-zinnige helderheid, dich terlijk inzicht eigen, de kern van verledene geestelijke levensbewegingen ter belichting van het heden wordt gekeurd en bloot gelegd in den ziele-gang harer diepst-levende persoonlijkheden. '?>)" Het verlangen naar eene, den heidenen levenswil ontwilde, Katholieke poëzie vond eveneens op deze bladzijden reeds bevredi ging en waar zoowel de straffere wendingen der hemel waarts-strevende als de mildere rhythmen-deiningen der 't eigen mensch-zyn bepeinzende ziel een modern klinkende stem erlangden, daar werd mede reeds de heldere harmonie van mensch- en dichter-/ijn be reikt, daarin niets menschelijks zich vol trekt aan bespreid met de wijding van het heilige. 6)" Na gezien te hebben wat hier in de Room sche litteratuur aan het worden is, laat Maria Viola in haar Ori'ênteering ?ien, van welk gehalte de vruchten zijn. die de zich ver nieuwende geest elders oplevert, waar door dichters aan het Socialismus hui offers wor den opgedragen. In de rook van deze offers gaan de stralen dezer dichters verloren. Maar liever lees zelf Van omen Tijd, als gij de Nederlandsche letterkunde van deze dagen in heel haar omvang kennen wilt. En als gij lid van het Lees-Museum te Araster dam zijt, vraaz dan naar dit tijdschrift, dat gij er niet vinden zult; maar waaraan met recht geen plaats kan geweigerd worden, als het door velen wordt gevraagd. Pastoor KAAG. 1) De Katholiek. September 1900, Vox Clamanlis C. R- de Klerk. 2) Van onzen Tijd, vy'fde jaargang, I. 3) Zie Marie Koenen, Leo Balet. 4) Een offer, door P. A. Bruinsma. 5) Vondel- en Augustinus-beschouwingen, door R C de Klerk. 6) Lees van Herman van Zuyle in de eerste aflevering van den vyfdenjaargang: De Pold'r, De Pachter, De Ploeger en vooral: De Klepper, met de rijke innigheid dezer regels: Het slaven door de klei, Dat is voor and'ren, maar ten doop Den zuigeling. Ter kerk de teere vrouw op hoop Van nieuwe zegening Te rijden, dat doet hij. BOEKA4.NKONDIGING. Lwmig proza. Verzameld en vertaald door F. v. D. GOES. Amsterdam, S. L. van Looy. 1904. Weinig bundels schetsen, weinig bloem lezingen zijn er in de laatste jaren in ons land verschenen waaraan zoo zeer behoefte is als aan het kleine boekske, ons dit jaar door Frank van der Goes bezorgd en bij Van Looy uitgegeven. Luimig proza!" ik begrijp niet waar de heer Van der Goes den moed vandaan haalt met zóó een titel te voorschijn te treden in een zoo door-en-door pessimistischen tijd als de onze: Ltiimig proza in ónze samenleving, waar wij gsen boek ter hand nemen, dan om voor onze oogen te doen verrijzen beelden van namelooze ellende, nachten van ramp spoed er rouw, levens van zorg en désilluzies! En de heer Van der (ioes wil ons nu laten lachen, wil onze mondhoeken p- in plaats van neerwaarts plooien, wil in onze gedachte humor brengen, verbeeldt u, humor, dat werk des Duivels'. En tóch laten we Frank van der Goes dankbaar zijn voor dit werk ; uit oude ge schriften, uit buitenlandsohe schrijvers heef s hij geput en bijeengegaard en wat anders wellicht voor goed voor ons verloren gegaan ware, wat voor do nv,i_sten van ons althans onbekend KOU zijn gebleven, dat wordt ons nu ter genieten geboden in zoo keurige vorm en in zoo precieuse keilde, «lat dit boekje onder het Nederlandsche publiek in geen enkel huisgezin mag ontbreken. Ongeveer twintig schetsen zijn hier verzameld ; de meesten van Charles Lamb uit de eerste vijf en twintig jaren der vorige eeuw, de overige van Thackeray LeigH Ilunt en Villiers de l'Isle Adam. De echte gezoude humor viert in dit boekske hoogtij; als voorbeeld halen wij aan ? en tevens als voorbeeld van de uitstekende vertaling v^in den heer v. d. G. Karakterschets van een Lijkbezorger' uit Lamb's Begrafenisgenootscbappen". Hij is ceremoniemeester bij begrafenissen en samenkomsten van rouw, hofmaarschalk bij lijkstoeten, de aanvoerder der ware lijfwachten, en hij voert over het lichaam des afgescheidenen eene onbeperkte heerschappij van het oogenblik dat de adem is gevloden, totdat van zijne eindelijke nederlegging in de aarde. Zijne werkzaamheid neemt een aanvang, waar die van den geneesheer, van den notaris en van den geestelijke ophouden. Of, indien eenig deel van des laatsten ver richting met de zijne evenwijdig loopt, is dat enkel en alleen tot het onstoffelijke begrensd. Xiji.c oppermacht over de tijdelijke dingen is onbeperkt. Hij oordeelt in alle vragen van eer welke de overledene aangaan ; en bepaalt na een vluchtig onderzoek hoe lang deze met goed fatsoen op dit omlerrnaansche kan blijven en wanneer het in 't belang van diens ongekrenkten naam zal zijn dat hij zich terugtrekke. Zijne uitspraak op die pun ten is beslissend en zonder appèl" etc. Met hoeveel schalksche humor en toch ook tnet hoeveel ingetogenheid wordt een zoo pijnlijk onderwerp als dit behandelt, maar let «rel, hoe deze ware humor nooit de perken der kieschheid te buiten gaat, hoe zij ons lachen doet, maar nooit of te nimmer aanstoot geeft. De avonturen van Cartouche" van Thacke ray uit The Paris Sketchbook" van 1S40 zijn in dit opzicht een juweeltje; en een ecresaluut aan Van der Goes voor zijn even humoristische vertaling. Ook hiervan kan ik niet nalaten een klein voorbeeld aan te halen; ook zonder de intrigue te kennen, gerft de woordenkeus alleen een onweer staanbaar charme: Plots kwam de hertog de la Koelte Gyon aan, ten hoogste beangst: Ik mag den moord stikken," sprak Zijne Genade, als die vrouw van den controleur-generaal niet dat oude lel van een Margotan is, de waardin van de " Hier werd de stem des hertogs de la Roche onverstaanbaar. Cartouche glimlachte vriendelijk en begaf zich naar de tafel, Hij nam een van de vijf tienduizend goudstukken der weduwe in de hand. Het was zoo een aardig koperen muntje als men denkeu kon. Liefste," zeide hij be leefd, er is hier blijkbaar een vergissing, en wij moesten van de zaak maar afzien." Graat!" snikte de arme weduwe. Verrek met uw graaf," antwoordde de bruidegom barscb, mijn naam is Cartouche!" Wie een schat van humor in zijn huis wil binnenhalen, hij koope dit boekske en spoe dig zal het voor hem worden een vroolijke kameraad, met zijn gullen lach de lange win teravonden opvroolijkend en met geestige gesprekken de uren veraangenamend na een moeitevollen werkdag. In zy'n Denkrede ber Jean Paul" zegt Börne, Der Humor ist keine Gabe des Geistes, er ist eine Gabe des Herzens" en ook bij het lezen van dezen bundel Luimig Proza" en inzonderheid van het Voorbericht" van Van der Goes voelen wij het, dat dit bundeltje in de ruimste beteekenis van het woord een Gabe des Herzens" is. W. G. v. R. Dr'e Hort garen op reu, door S. BOULETANDEU SSEX. Baarn,Hollandia-drukkerij. Een lijvig boekdeel, waarin heel wat te lezen is; te lezen niet alleen, te leeren ook; wie iets van de wereld wil leeren kennen, speciaal van Zuid-Oost Europa, West-Azie en Noord-Afrika, zonder zich te vermoeien en zonder meerdere kosten dan de aanschaffing van dit boek hij leze bedaard en bedacht zaam, liefst in gezelschap van een atlas, de 379 bladzijden door. Met de litteratuur heeft dit werk niets te maken; een gemakkelijk, laag-bij-de-grondsch stijltje vermoeit onze aandacht niet; wij hebben deze dan ook geheel en al noodig voor de afwisselende panorama's, die soms in duizeling-wekkende sneltrein-vaart voor onze oogen voorbij snor ren. Mevrouw Boulet-Andriessen heeft blijk baar een prachtige reis gemaakt en van hare herinneringen heeft zij nu, met behulp van welgeslaagde kiekjes, een verhaal opgebouwd, in den beginne wel romantisch doch al spoedig verloopend in de zacht-glooiende bedding eener zeer gewone reisbeschrijving. Denk een oogenblik aan Couperus' Reis impressies en ge voelt aanstonds, wien het om de kunst en wien het om de reis te doen was. Waarom het juist drie Hongaren" moesten zijn, die ons als reisgenooten worden opgedrongen, is mij niet recht duidelijk; waarschijnlijk voor het romantische van het geval; maar met drie Hollanders had het even goed gegaan. Het door de reisindrukken heengevlochten verhaal is van nul en geener waarde. Soms lijkt het wel of het veihaal gedraaid en gedeukt is oin de wille van de meegebrachte photo's, of het praa'jes bij plaatjes en niet omgekeerd zijn. Afgezien echter van het onlogische, vaak onwaarschijnlijke van het verhaal, mag dit boek als reisbeschrijving maar ook" als niets meer wel geslaagd heeten en zullen voor al die gelukkigen onder onze landgenooten, die de door mevr. Boulet beschreven streken bezocht hebben, dit werk met be langstelling en sympathie lezen. W. G. v. R. Inhoud van Tijdschriften. Op de Hoogte, No. 12 : Van verre en nabij : Over de maand, die hsen^ing, (geil!.), door L. van Bosse. Een gestrande vreemdeling, (niet photograh'sche opnamen), door K. Hillus. ? Het transportmiddel te water en te land, voorheen en thans, (met af b.) door F. Loevestein. Is er leven buiten de aarde ? (geïll.), door A. J. van Pesch Jr.?Beeldende kunst: Steinlen", door II. M. Krabbé. Het bosch in den winter, (photogr. opname). Schetsen. Muziek. Tooneel. Literair ove-zicht. Pjc-dagogiok. Uit de natuur. Recht en wet. Medische en hygiënische wenken. Modes. ? Voor keuken en huiskamer. Met bijlage Voor onze Jeugd''. Hel lecen. Maandschrift voor literatuur, wetenschap en kunst, redactie P. VAN- DER MEER en J. STKYXEX :. Nachtstad, door J. Steynen. Verzen, doer Nico van Suchtelen Ondergang, door P. van der Meer. De Kaaizot. door Lode Baekelmans. Klodders, door L. H. A. Drabbe. ? Literatuur, door J. Tersieeg. Schilderkunst, door Alb Plasschaert. Muziek, door Karel van den Borren. Eigen Haard, No. 52: La bellissime Hollande, door L. E , III. De aardappel in de Groninger Veenkoloniën, door R. H. Herwig, met kaartje en portretten. Tante's kleine Plaag, door Willy, (slot). Theophile de Bock, met portret. Hollandsch landschap, naar de schilderij van Th. de Bock, uit de ver zameling van den beer J. A. Langerhuizen te Amsterdam. Bij de groepen van Fauna Neerlandica" in Artis", door J. Daalder Dz,, met af b. In Volendam, fotografische op name van dr. E Neuhauser. Liefde doet lijden, door Sally. Feuilleton. iiiiiiiiiiiiiiiimiHinnit 40 o e n t» per r e g ? 1. iiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi TRADEMARK MARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg* baar bij alle Wfjnhandelaars ea bij de vertegenwoordigers KOOPMANS & BRUI]?IER, Wjjnhandelaars te Amiterdaiu. Prijzen w af ? 2,50 per Hescli. F.CHT VICTORIAWATER. <v Qberlahnstein. Fournisseurs de la Cour. ChocolatVEEN CHOCOLAT LE PLUS D LICIEUX PO U K CROQUER. Usines a S nee k (Hollande).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl