De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 25 december pagina 7

25 december 1904 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

-Üfe 14S8 DB AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND. Het tegenwoordig Stadhuis te Amsterdam en zijn omgeving. ADMIRALITEITSHOF. Na ons overzicht van de gebeurtenissen tot omstreeks het midden van de 17e eeuw *), waarbij het Prinsenhof was be trokken, vraagt nu wederom het empla cement zelf onze aandacht. Met al de gehouwen van het vierkant van het voor malig S. Cecilien Convent waren sedert 1581 tot een logement der hooge gasten en hun gevolg aangewezen. Verschillende edellieden van het gevolg van Willem jan Oranje werden in 1581 geherbergd in de Prins op de Plaetse" of den tegenwoordigen Dam. Ook bij de komst van Prins Maurits en Frederik Hendrik werbiedt zij in onze historie aan moed, aan beleid, aan religieuse kracht de zuiverste typen van mannen, die, voortgekomen uit de kern des volks, tot in de laatste helft dier eeuw, de glorie van het gemeenebest het voortreffelijkst hebben vertegen woordigd ; en niet alleen, hoezeer bovenal, zou men den naam van de Ruyter, den eereburger van Amsterdam, hebben te noemen, om te beseffen welke voetstappen een zekere historische wijding hebben gegeven aan de plaats die wij bespreken. Wij noemden reeds het jaar 1652. Een merkwaardig jaar voor de geschieIngang van het Admiraliteitshof op den O. Z. Voorburgwal sedert 1663. (Naar de prent uit Commelin, Beschr. v. A.) den alleen de hooge gasten en hun naaste omgeving in het Prinsenhof gelogeerd. Reeds vóór 1600 waren dan ook gedeelten van het voormalig Convent voor andere diensten in gebruik gesteld. Het Noor delijk deel, de voormalige Kapel, was omstreeks 1590 een kantoor waar de Convooy-gelden werden betaald; en nog vroeger, in 1586, had de stad toestemming gegeven -tot het houdea aldaar van een schermschool. Ongeveer in dienzelfden tijd valt de oprichting van de drie provinciale Admiraliteits-Colleges, waarvan er n, aanvankelijk te Hoorn, weldra in Am sterdam geplaatst werd. In September van 1586 wordt door de Admiraliteit aan de vroedschap der stad een bekwame plaats, althans tot Ikfei, aangevraagd om hare vergaderingen te houden; wat haar blijkbaar veel langer is toegestaan en wel in een deel van het voormalig Convent. Want driejaren later vraagt het College uitbreiding en verlangt het het geheele Oostelyk deel, om daar zijne residentie te bouwen en voor goed te vestigen. De onderhandelingen daarover met de stad bleven vele jaren gaande; immers, gelrjk reeds hiervoren werd vermeld, eerst in 1597 kwam de verlangde bouwerij aan het Oostelijk deel van de plaats tot stand. Het terrein met den opstal werd door de stad ter bede, of precario, afge staan en door de Admiraliteit in gebruik aanvaard. Sedert de occupatie van deze gebouwen, zegelde te Amsterdam een der vijf Admiraliteits-Colleges, in de ? plaats van de vroegere drie provinciale, die tot 1795, onder de generaliteit, het hoogste gezag in de regeling van het zeewezen der Republiek hebben uitge oefend. Het college te Amsterdam heeft echter aanvankelijk niet het grootste aandeel gehad in de uitrustingen van onze zeemacht. Eerst in 1639 blijkt van .zijn krachtige medewerking bij gelegen heid van de vermeerdering der vloot, waarmee M. Harpertszn. Tromp bij Duins de Spanjaarden lag af te wachten. Overwegend echter is het aandeel gewor den bjj de uitrusting in den eersten Engelschen oorlog in 1652, en sedert is Am sterdam de basis van onze strijdmacht ter zee gebleven. Lag in die strijdkracht, reeds bij het begin van den opstand tegen Spanje, de krachtigste weerstand, die de eerste banieren van onze onafhankelijk heid heeft geplant, .sedert de 17e eeuw denis van ons tegenwoordig stadhuis. Terwijl reeds eenige jaren te voren de bouw van het nieuwe stadhuis, het tegenwoordige paleis, was begonnen, doch door de tijdsomstandigheden was vertraagd, brandde het oude stedehuis op den Dam den 7en Juli van dat jaar af. Het directe gevolg van deze voor velen onvoorziene gebeurtenis, was na tuurlijk de noodzakelijke voorziening in een tijdelijke huisvesting van de stedelijke Regeering. Gekozen werd het voormalig Prinsenhof, althans voor een onderkomen van de voornaamste kamers der overheid, die van Burgemeesteren, Schepenen, Weesmeesteren en Thesaurieren, en die van de ordinaris secretarie. Tot 1655 heeft de stadsregeering> haar zetel daar gehou den. Op 29 Juli van dit jaar, hield zij haar intrede in het nieuwe kapitool op den Dam, waarvan de voltooiing echter nog verscheidene jaren zou duren. Nog in Gezicht op het Admiraliteitshof, Noordzijde, van af den O. Z. Achterburgwal, gezien bij de Spinhuissteeg. (Naar de prent uit Dapper, Hist. Besch. v. A., 1663). hetzelfde jaar van het vertrek der stede lijke regeering naar hare nieuwe resi dentie, deed de Admiraliteit een poging om het vrijgekomen deel tot uitbreiding van haar kantoren te verkrijgen. Bij haar aanvrage daartoe scheen de stadsregeering vergeten te hebben de voor. Het gebouw der Admiraliteit met West- en Oostzijde vóór 1764. (Naar een teekening door Van Spaen, uit de coll. Leonhardt, waarvan de photo in coll. sted. Atlas). waarde, [waarop zij in 1597 het andere gedeelte van het emplacement had afge staan of misschien... hield zij zich daar omtrent onwetend. Ik elk geval, burge meesters gaven aan de Admiraliteit te kennen dat zij het gevraagde deel, gelijk het andere, wel wilden verkoopen. De Admiraliteit beriep zich op Rotterdam waar zij een plaats had geobtineerd en als noch genoot en vrij en zonder iet wes voor den grondeigendom of opstal betaald te hebben" en herinnerde aan den precario afstand van het terrein in 1597, waarbij de stad nog later de helft van den opstal had bekostigd. De Admiraliteit had volkomen gelijk, maar de stad scheen niet genegen om de andere helft van de plaats ook in precario te geven. De voortgezette onderhandelingen leidden tot een geheele overdracht van de geheele plaats, en wel in compensatie daarvan dat de stad niet langer de aflossing en rente garandeerde van de nog bestaande schuld, die eertijds door den keurvorst van Brandenburg was aangegaan met de Generaliteit. Wij vinden nu de gronden en opstallen van het geheele emplacement getaxeerd op ongeveer ? 65000. De overdracht geschiedde 21 Januari 1656. Eenmaal in 't bezit van het geheele terrein, is toen na weinige jaren het aan zienlijk gebouw gesticht, dat wij nog in onzen tijd naar het uitwendige en voor een goed deel naar het inwendige aan schouwen. Van den bouwmeester of iets iiaders omtrent den bouw vermelden de schrij vers uit dien tijd, zooals v. Zesen, Fokkens, Dapper ons niets, schoon zij vrij uitvoerig het nieuwe gebouw der Admi raliteit beschrijven. Gelukkig heeft de brand van het archief der Admiraliteit omstreeks het midden der vorige eeuw, ons eenige, hoewel aan de zijden Ver schroeide, bladzijden van de resolutiën van het college gespaard. De heer mr. Telting, adj.-archivaris aan het Rijksarchief, was alzoo in staat wel willend aan mijn verzoek te voldoen om van deze bladzijden een copy te geven, waaruit wij nu althans eenige weten schap omtrent de tot-stand-koming van het gebouw verkrijgen. En alzoo werd ons bekend dat, tot verkrijging van het noodige terrein, zuidelijk het huis Rochel van Eduard de Man en het huis genaamd Nantes, te samen voor ? 19,200 werden aangekocht; dat in 1661 werden aange nomen de plannen van het gebouw, over gelegd door mr. Willem van de Gaffel, mr. metselaar van het college, en dat aan mr. Maximiliaan van der Gucht te Delft, tapijtwerker, de tapisserie en bekleeding van de Raadkamer werden opgedragen. Eindelijk dat op 18 April 1662 het ge bouw en de Raadkamer in tegenwoordig heid van den stedelijken magistraat werden ingewijd, welke inwijding door Vondel in een vers werd bezongen, waarvoor de dichter met ? 100 werd vereerd. De stijl van het gebouw herinnert aan dien van het Stadhuis en het Trippenhuis. De uitwendige aanblik is nog in onze dagen hoofdzakelijk de oorspronkelijke; alleen de beide zuilen aan den ingang ontbreken, alsmede de schepen als wind wijzers op de vier schoorsteenen, voor stellende het admiraals-, het lui tenant admiraals-, het vice-admiraals- en het schout bij nacht-schip. Inwendig is de restauratie van den gang of vestibule en van de trap uit onzen tijd, doch de verdeeling is dezelfde gebleven en zoo ook schijnen nog heden bodenkamer, tegenwoordige burgemees ters wachtkamer en burgemeesters kamer dezelfde ruimten te bevatten. Nog heden is achter het gebouw een tweetal ajevangenishokken aanwezig. Deze herin neren aan een treurige gebeurtenis, die in 1677 plaats greep. Op 8 Februari van dat jaar werd op de binnenplaats van de Admiraliteit een schavot opge richt, waarop onthoofd werd Jan Bont, zeekapitein. Het weinige wat wij weten van deze geheel eenige executie, is het geen de Nederlandache Mercurius" ver meldt : ... Hier te lande was voor seer qualijck gedaen opgenomen, dat capitein Bont, voerende een considerabel oorlogschip,eerst van den commandeur Binckes uyt West-Indien scheydende, nae Cadix was gekomen, ende van daer hier, sonder genoegsame reden ofte verlof. Soodat hy op syn verschynen voor de Admiraliteyt tot Amsterdam in hechtenisse wiert genomen; en neven het voorseyde noch eenige andere saecken hem te laste geleydt wordende, is, vlg. sententie, den 5 Februari op 't Hof onthalst. Hy quam op 't schavot in een Japonse rok met een Rouwmantel daerover; welcke hem afgenomen zynde, is de Justitie volbracht. De nieuwsgierigheydt van 't volck, om tselve te sien, was soo groot dat eenige Persoonen door 't gcdrangh dootbleven." Aan het einde der 17e eeuw en inde eerste helft der 18e eeuw, bieden zich geen historische gebeurtenissen vaneenige beteekenis, die verband houden met het Admiraliteitshof, welke benaming in dien tijd de gebruikelijke werd. Eerst in de tweede helft van de 18e eeuw hebben De plaats van het Admiraliteitshof, Noord- en Westzijde vóór 1764. (Naar een penteekening, cofl. Sted. Atlas). wij twee belangrijke verbouwingen van de plaats te vermelden. Van de eerste, die van 1758, werd reeds hiervoor ge meld. Zij betrof de noordzijde, en met haar werd de oude kapel van het voor malig convent afgebroken. De andere Hemels goedkeuring is waar hij ver toeft". Het was de laatste feestelijke ont vangst, die een stadhouder hier werd be reid; en eigenaardig, als op het oude Prinsenhof, werd hij ter residentie van de Admiraliteit geherbergd, alwaar in De plaats van het Admiraliteitshof bij de herbouwing van de Oostzode, aan den O. Z. Achterburgwal, in 1764. (Naar een teekening door E. Vinkeles, coll. Sted. Atlas). verbouwing was die van zes jaren later, in 1764. Toen werd de oostzijde aan den binnenkant op de plaats verbouwd, en bij die gelegenheid verdween de oude galerij of waranda, in 1594 ter eere van Prins Maurits opgericht. In het jaar 1768 werd met veel luister de inkomst van Willem V in deze stad gevierd, den laatsten stadhouder; en wij vinden den jeugdigen prins op 31 Mei zitting nemen in de vergadering van het admiraliteits-college als zoogenaamd ad miraal-generaal", een titel aan het stad houderschap verbonden. Twee en twintig jaren later, in 1790, was hij met zijn familie wederom in Amsterdam. De stadhouderlijke partij had zich, gelijk bekend, in 1787 door ge welddadige tussohenkomst van Pruisi sche troepen, die zich bijzonderlijk tegen Amsterdam hadden gekeerd, weten te handhaven tegen de aanhangers van de nieuwe staatkundige beginselen, die der het hoofdgebouw de ontvangst plaats greep. Bij de regeling daarvan scheen de heer Bentinck heelemaal vergeten wat de traditioneele waardigheid van Amsterdam's burgemeesters nog in dien tijd te betcekenen had. Want Hun Edelachtbaren, nauwelijks uitgestegen,deden onmiddellijk van hun misnoegen blijken over het feit, dat men n.b. niet op de plaats had laten oprijden, zoodat zij op den Fluweelen burgwal hadden moeten afstappen en nog wel in de poort hadden moeten wachten. Toen zij weer vertrokken, bleek hun berisping niet zonder effect, want, gelijk het behoorde, stegen zij weer in hun rijtuigen vóór den ingang van het hoofdgebouw. In het jaar 1795 werd bij besluit van Hun Hoogmogenden van 27 Februari, de Admiraliteit opgeheven, en daarmee hield het college te Amsterdam op te bestaan. In de plaats kwam een agent van marine, en werd op het oude Admiraliteitshof, Het gebouw der Admiraliteit met een deel van de plaats na de herbouwing tot aanvang 19e eeuw. (Naar de prent in Wagenaar, He deel). Patriotten, die in 1795 echter triumpheerden, op hun beurt door de wapenen van de Fransche republiek gesteund. In 1790 was het echter met den stad houder en zijn familie nog in vrij gun stige verhouding. Ten minste, er schijnt niets verzuimd om deze laatste blijde Incomste" van den stadhouder met allen uiterlijken luister te vieren. Aan geest driftige uitingen van de massa ontbrak liet natuurlijk evenmin. Wij vinden den laatsten stadhouder als de allerbeste Willem" en landsvader", zijn vrouw als landsmoeder" betiteld en vernemen, dat het zeekantoor gevestigd. Sedert dien tijd kwam ia een der gebouwen ook nog een bureau van gewestelijk bestuur en werd er tevens een Departementaal ge rechtshof in gehuisvest. W. R. V. *) Zie No. 1428, 6 Nov. 1904.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl