Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1437
t*
t
Van het werk, dat op dit gebied het meest
verdienstelijk belooft te worden: Schets
van het Nederlandsen Burgerlijk Kecht",
door mr. J. D. Teegens in 1898 begonnen,
uitkomende in zeven afleveringen, zijn echter
tot heden niet meer dan twee afleveringen
verschenen (Haariem, H. D. Tjeenk Wil
link & Zn). Wat het handelsreeht betreft,
bestaan meerdere beknopte handleidingen.
Dit is trouwens een van de vakken, die op
handelsscholen onderwezen worden. Popu
laire schrijvers op dit gebied zijn: mr. T.
M. C. Asser, A. l'aber, mr. J. van Gigcb,
mr. J. G. Schürmann, H. M. J. Waftel,
mr. J. A. en mr. F. A. Molster, A. van
der Stempel Jr. Ook enkele gedeelten van
het publiek recht zijn niet van eenvoudige
overzichten verstoken. Al is 't wenschelijk,
dat van de bestaande handleidingen voor
privaat- en publiek recht meer gebruik
wordt gemaakt dan tot lieden geschiedt,
toch is van volksboeken voor de kennis
?van de wet bij 't publiek weinig te ver
wachten. Men komt er immer» op lateren
leeftijd meestal niet meer toe een vak
en een moeilijk vak op eigen gelegen
heid uit boeken te leeren. Leiding bij de
studie ontbreekt dan en het boek geeft
lang niet altijd antwoord op vragen, die
zich in het practische leven voordoen. Het
Toynbee-werk tracht bij de volksklasse
door middel van cursussen eenige kennis
van recht en wet aan te brengen, maar
het is niet meer dan een loffelijk streven
op dit terrein en betrekkelijk weinigen
hebben er eenig voordeel van. Men be
denke, dat de burger, die een cursus als
deze bijwoont, zijne gewone dagtaak achter
den rug heeft en dus meestal n licha
melijk n geestelijk vermoeid is, zoodat
de vruchten van het onderwijs slechts zeer
gering kunnen zijn. Het blijft trouwens
maar bij eenige grepen uit het uitge
strekte gebied van het recht.
Om tot verspreiding van kennis op rechts
gebied te komen, zal de Staat er toe moe
ten overgaan het recht als leervak op scholen
van uitgebreid lager-, middelbaar-, gymna
siaal- en handels-onderwijs en vooral ook
op kweekscholen tot opleiding van onderwij
zers verplichtend te stellen. In 't bijzonder
van het laatste verwacht ik veel voor het
lager onderwijs. De onderwijzer, die met de
beginselen van het recht vertrouwd is, kan
reeds in de hoogste klasse van de lagere
?school en bij het herhalings-onderwijs een
voudige wetsbepalingen, in aangenamen.
maar tevens bevattelijker! vorm onder de
aandacht der leerlingen brengen. Hij zorge
. echter vooral, dat het onderwerp binnen
het bevattingsvermogen van het gros der
leerlingen ligt.
Bijvoorbeeld: bij het onderwijs in de
fcderlandsche taal kan onder de noodige op
heldering als dictee opgegeven worden de
formule van een schuldbekentenis, de inhoud
van een eenvoudig contract (huur en ver
huur, koop en verkoop, vennootechaii), de
formule van een wissel, vaneen volmacht enz.
In taal- en themaboekjes, waarin nog zoo
vaak veel onbeduidends voorkomt, zou een
?en ander van "wet en recht meegedeeld
kunnen worden. Ik geef slechts eenige
hoofdlijnen aan. Dezelfde meHiode, zij 't
iets ingewikkelder, zou in de lagere klassen
van middelbare- en daarmede gelijk ge
stelde scholen toe te passen zijn. In de
hoogere klassen de/er inrichtingen kan een
daartoe bevoegd leeraar (op verschillende
middelbare scholen bezit de leeraar in de
Staatswetenschappen reeds den titel van
meester in de rechten) n a twee uur per
?week aan de rechten wijden. Het zal dan
misschien noodig Wijken van Staatswege
e«ne middelbare acte in de rechtsweten
schap na voltooide studie verkrijgbaar te
stellen, maar dit heeft 't voordeel, dat ook
aan mannen, die van-huis-uit paedagogen
zijn en in 't algemeen ook aan den
niotin-de-rechten-geprornoveerde de bevoegd
heid kan worden toegekend de rechten te
doceeren.
Men zou mij kunnen tegenwerpen, dat
met het proclameeren van het recht als
leervak en het instellen van eene middel
bare acte in de rechtswetenschap het aan
tal leervakken en examens vermeerderd
worden, terwijl het juist in den geest van
den tijd ligt op dit gebied naar inkrim
ping en vereenvoudiging te streven. Laat
ik hierop antwoorden, dat ook ik een voor
stander ben van inkrimping van leervakken
(vooral van vakken, die weinig of geen ver
band houden met het practische leven en niet
veel bijdragen tot karaktervorminET) en van
vereenvoudiging van examens. Ik zou zelfs
hierin bondgenooten voor mijn denkbeeld
?willen zien. Want bij herziening van leer
vakken en examens zal er zeker tijd vrij
komen, die voor een deel althans aan d
studie van het recht, dat zoozetr verband
houdt met hot werkelijke leven, gewij i kan
?worden. Welke vakken voor inkrimping
en welke examens voor vereenvoudiging in
aanmerking kunnen komen, laat ik gaarne
aan onderwijs-mannen ter beslissing over.
O EKAKu (}. LK
Niet verder!
Zou er wel n instelling zijn waarin
het papier dermate hoogtij viert als bet
leger? Onmogelijk is hot den oninge
wijde zich ook maar een fiauw denkbeeld
te vormen van de stapols papier die in
de militaire wereld worden verwerkt.
Dit verwerkt" moet echter worden be
schouwd als een parodie op het begrip
arbeid" dat gemeenlijk daarmede in
verband wordt gebracht. Want och,
nuttige arbeid blijft meestal aan al dut
papierverknoeien ten eenenmale vreemd.
De ganeche warwinkel der militaire
verhoudingen bestaat uit bundels vaak
zeer duistere, onderling tegenstrijdige
reglementen al of niet uitgegeven
op last der Koningin (sic!) voor
schriften, circulaires, aanschrijvingen,
recueils militair, nota's, wenken, aanwij
zingen, nadere toelichtingen enz., dat
alles soms nog extra voorden van het
merk vertrouwelijk". Het esscntiecle
kenmerk dezer laatste documenten be
staat hierin, dat de meest onbenullige
zaken dikwijls daarvan het onderwerp
uitmaken en voorts dat die 700 liooir
.noodige vertrouwelijkheid van dien aard
is, dac zij vaak onder de oogen konten
van, ja zelfs worden gecopieenl door
personen te wier kennisneming zij alles
behalve zijn bestemd.
Men ziet dan ook menigmaal den in
houd dier vertrouwelijke stukken prijken
in de nieuwsbladen onder de rubriek:
gemengde berichten.
De papiermanie wordt verder in niet
geringe mate bevorderd door het over
groot aantal militaire bureau's. .
Wanneer men bedenkt dat op elk
daarvan een of meer officieren (soms
drie a vier en meerdere nog) niet het
noodige of liever veeltijds onnoodige
hulppersoneel werkzaam1" zijn, dan be
hoeft men zich niet meer te verbazen
over de stapels papier die worden be
schreven. Op tal van die bureau's nemen
de werkzaamheden" slechts enkele uren
daags in beslag en daarom zou het be
schrijven van al dat papier als een voor
verveling behoedend, vrij onschuldig
tijdverdrijf kunnen gelden, ware het
niet dat het zoo uiterst kostbaar is.
Zoo verheugen zich do garnizoenen
's-Gravenhage, Amsterdam,
's-Hertogenbosch, Breda en Utrecht in het be/it van
plaatselijke commandanten, wier werkelijk
dictatoriale macht steunt op een militaire
antiquiteit het: Reglement voor den
Garnizoens-Dienst" dateerende van het
jaar 1815 en sedert lang uitverkocht.
Tot geruststelling van onze
vreedzamemedeburgers zij echter terloops vermeld,
dat die autoriteiten van hunne extra
vagante macht slechts con uiterst be
scheiden gebruik maken. Aan ieder van
die functionnarissen nu is onderden naam
van plaatselijk adjudant een kapitein of
luitenant toegevoegd, terwijl op al die
bureau's weer een of meer schrijvers
werkzaam zijn.
In andere niet minder gewichtige
garnizoensplaatsen zooals Amersfoort,
HergenOp-Zoom, Haarlem, Leeuwarden e. a. kan
de plaatselijke commandant worden ge
mist en noemt de oudste hoofdofficier
der aldaar vertoevende wapens diens
veelomvattende diensten waar.
Ons inziens blijkt hieruit voldoende
de absolute overbodigheid van die dure
betrekkingen.
Zij worden dan ook met meerdere
van soortgelijken aard als liefdadig
heidsinstellingen" beschouwd, waarin aan
hen een plaats wordt ingeruimd, die bet
om de eene ot' andere roden bij 'den troop
hebben afgelegd" zooals liet in de militaire
wereld heet.
De begunstiging met een plaatselijk
commando biedt aan menig afgemaakt"
majoor of overste een welkome gelegen
heid om het iiiin zijn rang verbonden
pensioen te kunnen balen, zonder eenige
kans te loopen van te gaan lijdon aan
de treurige gevolgen van ovennatigcn
herscnarbeid.
Blijkens het, nc«n- aanl<'idin<j -v«ii </e
ingediende oor/of/x/Wroo/wr/ root-loojiiij
rei-slag, werd bereids op afschaffing
deiprovinciale en plaatselijke staven aan
gedrongen. Wij verineenen, dat het in
de bedoeling ligt de eerste gaandeweg
te doen verdwijnen on ze in de
landweerdistrictscommandanten op te lossen.
Evenzeer kan naar onze waarachtige
overtuiging zonder oenig bezwaar de ge
heele plaatselijke staf vervallen. Wij
weten dat de betrekking van plaatselijk
adjudant menig verdienstelijk vaak voor
den luitenantsrang mislukt onderofficier
de gelegenheid opent, zich nog op rijporen
leeftijd met de officiersster te zien getooid.
Doch wij vragen: Mag dat een reden
zijn tot bestendiging van zulk eene ab
soluut niet meer aan de tijdsomstandig
heden aanpassende instelling:'
De functies, aan liet plaatselijk com
mando verbonden, kunnen zonder be
zwaar door een der commandeerende
officieren ter plaatse worden waarge
nomen. Zoo noodig zouden bovendien
enkele gepensionneerde onderofficieren
met extra-werk/aamheden kunnen wor
den belast.
Op eene oorlogsbogrooting die voor
het volgend dienstjaar tot niet minder
dan ruim 27 millioon is opgedreven zou
de post plaatselijke staf" zeer zeker
als overbodig kunnen worden aange
merkt.
Van den Minister zou de toezegging
moeten worden gcf'is^ht, dat tot geleide
lijke opheffing zal worden overgegaan.
's Lands weerbaarheid zal daardoor niet
in bet minst worden geschaad. Op stuk
van bezuinigingen in y.akc legeruitgnven
.is onze volksvertegenwoordiging echter
ziende blind. In tal van de hoogste
militaire betrekkingen is de geringe
hoeveelheid verrichte arbeid totaal
ousrovenrodigd mot de toegekende bezoldi
ging. Eene enquête zou de waarheid
van het bovenstaande kunnen bevestigen.
Doch wij maken ons in deze geen o
enkele illusie. Vóór Kerstmis moeten
de staatsbegrootingcn worden afgehan
deld en zullen de zeven-en-twintig
millioen voor het achtste hoofdstuk zijn
toegestaan. Vele kamerleden zullen
zelfs oudergewoonte do beraadslagingen
over Oorlog" niet eens tot bet einde
bij wonen!
Met betrekking tot legeruitgaven
bizen wij : dat bet zeer moeilijk te
zeggen is, wanneer men weer op een
vast punt zal zijn aangekomen. "NVij
voegen er aan toe: Het eind dier aan
houdende stijgingen ten koste van 's lands
weerbaarheid en van de beurs onzer
belastingbetalende landgonootoii is in do
verste vpvfc niet te voorzien!
En wij betreuren, dat de volksvertegen
woordiging dril moed mist den t
)orlnir.sminister een gebiedend Xi:l rmA-v.' toe
te roepen.
W.
Een brief v, een haagschen maire.
In November 1813 was de maire van Den
Haag, de heer van Schiime, te Parrs. Hij
maakte deel uit van de deputatie, die namens
la boune ville de la Haye" aan den voet
van den kei eerlijken troon de verzekering
van onwankelbare trouw kwam afleggen.
Soortgelijke depu*atiën waren ook uit Atn>ter- '
dam en Itotterdam afgevaardigd. Het spreekt
van zelf dat de prefecten er aclrter zaten.
Waar het Keizerrijk een ernstige crisis door
maakte, daar moest de schijn van eenheid
en vastheid bewaard blijven.
De kleine steden, die geen deputatie komlen
zenden, maakten haar gevoelens per adres
kenbaar. Uit liet departement van de Maas
ongeveer de provincie/iüil-Holland werd
een llinke dosis verknochtheid aan de per
soon van de Keizerin-regentes Maria Louise
naar Parijs geexpodieerd. l'refect de S;assart
trok aan de touwtjes, en de poppen in de
nmnicipalhéit zette hunne hollandsehe namen
omler de walgelijkste vleitaal.
JJe magistraat van den Brie], de oude
Geuzenstad, begint zijn missive aldus: Le
C'>nseil municipal de Brielle s' empresse de
transinettre aux pieds du trone l'expression
de la h'délitéet du dévouement sans bornes
dout il est pénétréet dunt il ne cessera
jamais de d'jnner les preuves les plus sincères
a votre Majestéet a la personne sacrée du
grand Héros qui gouverne la Erance."
De Ylaardiugers verklaren : ,,qu'ils
pronvent la plus grande indignation pour ceux
qui out l'aii'lace de vouloir hnmilier et ra vager
ce bel Empire a leur gré," een oüieieele
leugen, in staat zelfs de vlaardingsche haringen
een blos van schaamte op de kaken te jagen.
Jn den zelfden toon schrijven de heeren in
Dordi, Schiedam, Delft, (ioada... De
Gorcumsche munieipalf it wordt sentimenteel en
roept uit: ,,'iui de nous n'a poiut tétouche
dus eiïbrts faits par Ie l'ère de son peuple,
l'ain: de riuimanité, 1) pour voir cesser les
maux de la guerre !"'
Al dat fraais werd geschreven een paar
weken vóór den 17en November 1813, toen
de opstand uitbrak, die het aanzijn schonk
aan het Koninkrijk der Nederlanden.
Kenschetsend is het verschil in houding
tusschen liet volk en de om'eioele heeren in
de laatste tijden van de fransche
overheersching. Eigenlijk is zoo wat een ieder over
tuigd van het naderend einde. Maar de
autoriteiten zijn bang zich aan koud water te
branden; z;j willen gouvernementeel blijven
tot dat einde -er inderdaad is. Dau zal er
immers nog we! gelegenheid zijn van het
zinkend napoleontisch schip over te springen
op de nieuwe staatshuik, om zoodoende zich j
zelf en zijn positie in veiligheid te brengen !
Na de eatastrophe in Rusland komt er j
beweging in liet nederlandsche volk, sinds
drie jaren zoo zwaar geknecht". Dat wil
/.eggen : de z.g. mindere mail waagt zijn leven
in wanhopig ver/.et tegen de vreemde
overheersching. In de lente van Ihll! hebben her
haaldelijk oproeren plaats, die in bloed ge
smoord worden. Op 't platteland van Noord
en Zuid-Holland verzet men zich tegen de
conscriptie. Jn Oud-Beierland en in Zaandam
nemen de opstootjes een ernstig karakter aau.
Leider, woidl door een duizendtal boeren uit
Kijnluml iu imam van Oranje" bezet; de
stad \\ordi door een afdeeliug fraiiscbe sol
daten hernomen, dank zij de welwillende
medewerking van leiüsciie burgers en leidsche
studenten.
De militaire cummissién hebben druk werk.
Napoleon laat niet met zich gekscheren. Kr
wordt gelu.silleerd, gehangen, gebrandmerkt,
gevangen ge/et, dat het ten aard heeft.
De namen van deze martelaars voor de
vaderlandsche zaak zijn vergeten ; ze staan
niet- gehekeld in het nationaal gedenkteeken
op het riein IN 13 te 's-Gravenhage.
Eenige maanden is het nu rustig, uiterlijk
althans. Maar na den slag bij Leip'.ig is er
geen houden meer aan. Dan worden de l
rauschen zenuwachtig; het aantal troepen wordt
met den dag minder ; ile autoriteiten verlie
zen het hoofd. Overal opstootjes, liet
oranjelint wordt voor dun dag gebaald en 17 No
vember verlooiien Van Limburg Stirum en
de zonen van v. llogendorp er zich mede
in de straten van Den Haag.
*
-X-s
Op denzelfden datum schrijft de maire Van
Schuine uit Parijs een brief aan ziju vriend
Van Muanen, later minister van justitie onder
Willem J. Deze typische brief volgt hieronder.
(J roningeu. Dr. 1. MI;NMLS.
*
* *
IloixjEJel Gestrcnije Heer en Vriend, 2)
Daar de critiijue omstandigheden van ons
land van dag tot dag schijnen toe te nemen
en de geest der ingezetenen geenszins rustig
schijnt, inzonderheid in den Haas, alwaar
de minisier v AU l>innenlandsehe zaken mij
gezegd heeft dat reeds emige ongeregeld
heden hebben plaats gehad, zoo door 't
verkoopen als dragi-n van oranjeversierselen, en
daar de denkwijze van C HoogLd.Gestr. om
in alles tot algemeen welzijn te willen mede
werken mij zoozeer bekend is, bel) ik niet
willen afzijn om lio 'gstdezelve zeerinstantelijk
te s >'lieiteeren om toch alle fatsoendelijke
lieden en allen die maar iets te verliezen
hebben ten ernstigste te willen aanmanen i
om d t; haiid.'ii ineen te slaan, om 't gemeen
te beteugelen t'n alle disordres voor te komen ;
want dat de gevolgen voor zoodanige steden,
alwaar ongeregeldheden pluats hebbeu,
allervreeselijkst zouden wezen, j
Laat men zich toch in Gods naam aan
Hamburg spiegelen 3). Zijn Majesteit heeft
eergisteren in den Staatsraad allerernsiigst
verklaard dat. wat er ook gebeuren moge, i
Frankrijk nooit afstand van Holland doem i
zoude: en gij-teren op 't Lever aan de sena
toren Scliimmelpenniir.: en Van de Poll deze i
verklaring nog in oneindig krachtiger be
woordingen herhaald en hun gelast naar Hol
land te srhrijv'cn, om tot rust en onderge
schiktheid uan U' muneii.
Jk denk as. Zondag te St. ('loud ook \v -l
eene diergel ijke vermaning te out vangen ; en
waarlijk het gemeen van den Haag kan niet
irenoeg omtrent bun wezenlijk welzijn inge
licht woiden. ik beken en weet maar al te zeer, ]
dat hunne omsiandL'lu-den drukkende zijn;
maar wat i-.oii er van do Staat worden, indien j
n.eu ''t keizerlijk gerechtshof en de préfecture
nog van daar verplaatste. 't geen toch zeer
mogelijk' bet gevolg zou kunnen ziju indien j
de rust hier meer als elders verstoord wiel d ;
want men i- daar !eu uiterste gevoelig aan
en vo!d"tl ih'-wt gen* 't onmogelijke- van de
geeonsl iMieeide autoriteiten.
J K uad in .b' gepasseerde weck deswi'gcus i
een /,« er err.sti'jv conversatie met den hertog
van KOVÏL'O. d.,- bii de/en de \rijlicid ncmi
mede aan TJIIoogEd.Gestr. te eommuniceeren
en waaruit U overtuigd zult zijn, hoezeer
[Z.Exc.] door de rapporten van zijne
onderhoorigeii tegen ons geïndisponeerd is ge
worden.
Zijn Excellentie gaf zeer zijn misnoegen
te kennen over den slechten publiek en geest,
die in Den Haag en in 't algemeen iu Hol
land heerschte, alsmede over 't geen iu Den
Haag in de maand April was voorgevallen.
Ik repliceerde, dat de geconstitueerde auto
riteiten bij die gelegenheid alles hadden iu
't werk gesteld wat in hun vermogen was
en wat men van ben vergen kon; dat ik
mij in liet bijzonder niets te verwijten
had, zoo in dat geval als in alle andere
mijn plicht als een eerlijk man betracht
hebbende, maar dat 't zeer ongelukkig was
geen genoegzame middelen bij dergelijke ge
legenheden te zijner dispositie te hebheu,
om op een krachtdadige wijze de rust te
b.waren; dat ik inzonderheid op den Uien
April zeer kwalijk door de Politie was ge
secondeerd geworden. Waarop Ziju Excel
lentie mij repliceerde, dat de maires niet met
eer en vertrouwen overladen wierden alleen
om de acten van de Etat ei vil te teekenen,
maar dat die heeren door hunne directie
en invloed alles moeten weten wat er om
ging en alle onheilen moesten voorkomen ;
dat, als men altoos troupes en andere mid
delen tot assistentie beuoodigd had om de goede,
order te bewaren, 't dan niet de moeite was.
De Graaf Kcal, die inmiddels ook
binnongelaten was, voeg Ie hier nog merkelijk wat
bij omtrent den kwaden geest die bij ons
heerscbte. Ik zeide dit niet vreemd moest
voorkomen in een land, dat zoodanig lijdende
was door de omstandigheden. De Minister
beantwoordde dit niet te zeggen, dat men
maar wel op zijn hoeden moest wezen ; dat
Zijn Majesteit, wat er ook gebeuren mocht,
Holland nooit zou verlaten; dat, zoo men
z/.cli iu deze omstandigheden niet wel gedroeg,
de wraak allerversdirikkelijkst wezen zou;
dat 't gouvernement veel veerkracht bad en
onmeetbare ressources ; dat de Keizer binnen
drie maanden een millioen soldaten op de
been zou hebben, en zoo voorts.
Ik eindigde met te zeggen, dat ik mij
vleide, dat de openbare rust bij ons niet
weder gestoord zou worden, maar dat onze
middelen in tijd van nood op verre ua niet
toereikende waren.
l'it dit een en ander kan uw IIoogEd.
(-ïestr. zelf best nagaan, hoe bier alles ge
stemd is en van wat behing 't is, men bij ons
de zaken wel inziet. Voor 't overige worden
hier de deputaties der ste len wel ontvangen
en wij zijn reeds op onderscheiden dinés
onthaald. Men verzekert hier, dat er reeds
troepen iu onze gewesten zijn aangekomen om
de linie van den Iisst-1 te l.H-'/.etten en de
hertog van Tarente die commandeeren zal.
Voor 't overige weet ik niets als 't geen
de journaux IJ ook zullen vermelden, wes
halve nu vele respect* verzekeringen aau
Mevrouw van Maanen en de complimenten
aan alle goede vrienden, de eer hebbe met
de meeste hoogachting te verblijven HoogEdel
Gestrenge J leer en Vriend,
La: JIooyEd. (j'ixlr. vmb'nl'.mïye d/cnaar
l. VAX Scm.sxE.
Parijs, den 17 November J S],'J.
Het plan tot uitbreiding van het
Zuidelijk deel van Amsterdam.
II (,S7oty.
Op deze wijze belangwekkende stads
plannen, indrukwekkende pleinen, mooie
doorkijken te. ontwerpen is relatief gemakke
lijk. Maar wat voor praktische waarde hebben
zij, waar de tot stand komiug geenszins ver
zekerd is? Zij zullen hoogstwaarschijnlijk
slechts tot ontgoocheling en teleurstelling
leiden. Door zulke plannen wordt den
argeloozen beschouwer onbewust zand in de
oogen gestrooid en bij tot onbillijkheden
veileid bij de beoordeeling van een kalm,
iu verband met de realiteit doordacht en
zonder groot gevaar voor tegenvallers uit
voerbaar projekt. Natuurlijk, de fantasie
moet haar rol spelen ; maar m. i. niet in die
mate als in het plan-Berlage. Dan wordt
in. i. de speculatie op de toekomst te ge
waagd, te onzeker; dan wordt het geheel
fantastisch".
Men heeft mij wel reeds gezegd dat ik ten
ileze te pessimistisch was maar toch stel ik mij
die te wachten bebouwing nog niet halfzoo
zwart voor als de heer Tak in zijn reeds
genoemd A>'//i'Y/>artikel l
Wat was niet jaren achtereen braaf ge
smaald op teekenliauk en passer als ontwerpers
van nieuwe steden ?
Het is als had Berlage nu uit reaktie bij
iedere streep van zijn ontwerp <ich afge
vraagd : Zou deze wel natuurlijk schijnen? leidt
zij wel tot afwisseling? doet zij soms ook in iets
denken aan een schema ? Zijn werk althans
?/.O'i geen voorbeeld leveren vuur het hoofdstuk
Die Motivenarmut und Nüchternkeit mo
derner Stadtanlagun" in eene nieuwe editie
van Sitte's boek.' En het resultaat: een ge
wrongen, gekunsteld, onnatuurlijk plan, dat,
wél liesnutl'eld weinig minder naarde teeken
plank riekt dan liet zoogenaam Ie banale"
blokstelsel".
Men gevoelt dat a! die krommingen en
hoekjes feitelijk niet zijn gemotiveerd. De
vraag moeten straten recht zijn of krom, is
aldus bet kortst en ufduenst t« beantwoorden :
Het een noch het ander zonder noodzaak. En
die noodzaak nu is in het onderhavige gi'vai
niet aanwezig.
..Geraillinigkeit und Ueclitwinkeligkeit
sind min allcrdings Merkmale
emplindungsloser Anlagen, aber ollenbar nicht das
Entscbeideiule an. der Saehe. deun geradlinig
umi rechtwinkelig smd anch die barocken
Anlagen. und wie gewaltige. rein ki'm.-tlerische
Kil'ecte winden da trotzdem erreicht" schrijft
Si l te en het. omgekeerde
:<oer waar.
Berlages ontwerp i; Oem
standige motieven, die, gel,
plan van ond-Am-ierduiii. z
iiind'.'rlijkcn overdaad ui' op
de voo! name ru-t. deiudrukw
maat der 17e eeuwscht- s'.ad.
een keer te meer hoe met den
o'f/.et Let meest gi'oolschen "tl1.
V.iit.
J) Hiermede is Napoleon bedoeld.
'1) ('uil. van Maanen, R. A.
15) Hamburg had kozakken ingenomen.
Maarschalk Davout heroverde de stad en
richtte er een schriklijk bloedbad aan.
Wanneer ik lees dat Berlage gesegd zou
hebben dat juist zijne bewondering voor onzen
grojtschen 17de eeuivschen uitleg, hem weer
hield dezen te injiteeren" dan lijkt mij dit
argument niet zeer sterk. Evenmin trouwens
het ons in zijne architektonische toelichting
afgeschilderde schrikbeeld van eentonige
concentrische grachten van bijv. hot type
Da Costakade in eindelooze ronding en
daartusschen straten van bijv. het type Govert
Flinckstraat in dezelfde ronding," een type
dat volgens JJerlage zou ontstaan wanneer
de 17de eeuwsche aanleg wederom werd
aangebonden.
Het stadsgezicht in de ontworpen uitbrei
ding z.d in samenwerking van aanleg en be
bouwing doorgaans niet, veel liooger konu-n te
staan dan die Da Cos'akade! Tnsschen dat
schrikbeeld en de ontworpen legkaart, ligt
evenwel een zeer breede middenweg.
P.oveiidien, al waren die argumenten ook veel
tretl'ender, mij zouden ze niet deeren, want ik
vraag geen imitatie" iu den ouden aanleg
en ben mij lewust dat deze reeds door de
eiscben der moderne praktijk en door de
omstandigheden zou worden gewijzigd en
verder ontwikkeld.
Wanneer ik een regelmatiger aanleg be
pleit en telkens weer zou willen verwijzen
naar den 17de eeuwschen uitleg die bewijst
hoe monumentaliteit en schilderachtigheid,
statige fu'st en afwisseling kunnen samengaan
met den grootstc-ii praktischen zin, dan im
mers houdt dit geenszins in de aanprijzing
van eene slaafscbe navolvolgiug, van eene
botte voortzetting tot in het oneindige van
liet concentrische stelsel.
Dat de Pijp" tusschen de oude stad en
de thans ent worpen is ingeschoven is mis
schien eerder als een voor- dan als een
nadeel te beschouwen. Het ontwerp van
een nieuwen centralen aanleg, hal zich zeer
wel en volkomen rationeel kunnen aanslui
ten bij de bestaande Ceintuurbaan?Roelof
Hartstraat. Dat deze voor de circulaire h
>ofdlijnen van dat plan een ander centrum en
eene andere kromming dan in do oude stad
voorkomen, als van zelf en ongezocht aan
wezen, zou daarbij eene gelukkige omstandig
heid geweest zijn.
Ik heb wel niet te zeggen dat tegen eene
getrouwe contiuuatie van het 17de eeuwsche
stelsel thans ook enkele overwegende be
zwaren z luden bestaan: bijv. de
onvoldoendheid der radiale verkeerswegen in verband
vooral met de noodzakelijkheid rekening te
houden met het te verwachten station als
verkeerscentruui.
Bij de uitbreiding echter een volslagen
anderen geest in te voeren,, zou leidt n tot
verbrokkeling van het aesthetische stads
karakter, waar men juist zou wenschen dat"
alle doelen tut n grootscb geheel samen
werken.
Jk blijf slechts vragen: waarom werden de
boofdtrekken van den 17de eeuwschen
aanleg zoo opzettelijk over het hoofd gezien ?
Hooi'dtrekken zijn o.a. de indrukwekkende
en rustige waardigheid, de ongezochte een
voud, de praktische zin. De vraag:
centraalbouw of geen centraalbouw? kunnen wij
bier desnoods in Beginsel in het midden
laten, omdat al spoedig blijken zou dat in
bet onderhavige geval, de vooitzetting der
aPSthetiscbe traditie en de bevrediging der
praktische eiscben ons van zelf steeds tot
dien centralen aanleg zouden terugvoeren.
Waarom in een woord staan wij uu te wor
den begiftigd met een plan, dat de volkomen
negatie van die Jioofdtrekken is?
JJe eigenschappen die *nen in Berlage's
bouwwerken, onverschillig of men die al dan
niet mooi vindt, kan appreciceren : de
forschlieid, het zoeken naar een logisclicn opbouw,
naar een monumentaal en zuiver
arehitektonisch karakter, het streven naar oorspron
kelijkheid, naar eenvoud en naar vrijmaking
uit de banden der mode, waren zij slechts
ook in dit stadsplan aanwezig! Waar bij elders
eene mode in het leven riep, is hij hier zelf
volgeling van eene andere.
De hoofdoorzaak ligt er in dat, te oordeelen
naar het ontwerp, Berlage zich blijkbaar bij
voorkeur indacht in de zoo aantrekkelijke,
door hunne bekoring verleidelijke
middeleeuwsche of vroeg-renais^ance stadsgezichten
zonder na te gaan, welke rol daarbij dooi
de bebouwing en door den plattegrond elk
voor zich werden gespeeld.
Het ontworpen uitbreidingsplan in zijn ge
heel doet, daargelaten dat het grooter van af
meting, als op andere schaal gi-leekeud is,
deuken aan ecu middeleeuwsch stadsgedeelte.
Het beantwoordt kennelijk aan sommige
theoriën door Camillo Sitte geformuleerd in
zijn beroemd standaardwerk Der Stiidtebau
nach seinen künstlerischen Gruudsiity-eu"
waarvan in Umi een derde druk verscheen.
Die invloed zou ook verklaren het mid
lelccuwscho kachet zoowel als tle tendenz naar
schilderachtige eil'ekten in dien trant, die
echter geeue weerspiegeling kunnen wezen
van den geest eener moderne stad en niet
kan leiden tot de ontwikkeling van eene
haar typeerende fvziouomie.
Sitte evenwel was veelzijdig. Hij zag liet
sclioone waar het was. Het geloof aan zijn
gezag zou geenszins behoeven te weerhouden.
van een ander stelsel.
J k wil geem/.ins de aesthetisehe beteekenta
en de charme van het middeleenwsche stads
type verkleinen, noch wil ik ontkennen dat
liet voor bepaalde gevallen, voor de uitbreiding
bijv. van kleinere, stille steden bet aangewezen
type kon opleveren, voor eene vergrooting
van Amsterdam in UHI4 hebben wij m. i.
ou/.e inspiraties bij voorbeelden van geheel
ander type te zoeken waarin geen
Kromelleboogstegen" meer voorkomen.
Dit middeleeuw-iche kachet kan onbewust
binnengeslopen zijn. evenals, volgens Berlage's
biografie door K. Sluyteruia in Elzeviers
Maandschrift van Jan. l'Jü. zijne bouwwerken
volkomen onwillekeurig zich aan het
Koniaaus-clie type verwant toonden.
'Waar ik in den modernen stedenbouw een
gesloten stad-beeld zou willen vormen, zon
ik dit trachten te bereiken niet in den
mitldeleeuwschen trant. Er is nog eene andere
metlKide.de monumentale der 17e en l Se eeuw,
tlie in een geval als dit natuurlijker is en
in alle deele heler past bij onze toestanden
en omstandigheden. Moeten wij om een.
t\ pe te vinden, terugblikken, waarom dan
naar tijden die zoowel chronologisch als naar
den geest ons minder nabij staan dan deze?
Allereerst In-antwoordt die richting meer
aan onze afmetingen en aan den aard van
ons verkeer: bevredigt zij 'tevens "de her
levende behoefte aan ruimte en aan groot-clio
elleeten. Bovendien zon het gemakkelijker
worden het geheel van uit betrekkelijk
weinig»', puv.ten. door openbare gebouwen
bijv. waarop de -daten gerooid worden,