De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 8 januari pagina 4

8 januari 1905 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1437 daarmee hoop te bevorderen dat allen die geroepen zijn, of zi"h gedrongen achten, zich met het vraagstuk der arbeiderswetge ving te bemoeien, zich het boek aanschaffen, en daarmee dit zoo bij uitstek dringende vraagstuk mér dan tot nu toe worde: een van dadelijke actualiteit. Duizenden gezin nen wachten op verbetering ook zonder dat ze zich uitspreken. Want dat is juist het treurige van de huisindustrie, dat de massa die onder haar misstanden gebukt gaat, behooit tot het meest suffe, meest laag gezonkene, meest zwakke deel der arbeiders klasse, die niet in de arbeidersbeweging te betrekken zijn, die ook zelf veelal geen besef hebben van die misstanden en die van buitenaf, door samenwerking van wetge vingen arbeidersbeweging, moeten geholpen worden! Indien ik critiek zou willen oefenen waartoe echter het doel en de aard van het boek niet in de eerste plaats aanleiding geven dan zou het op twee punten zijn. In de eerste plaats, dat de meeniug van den schrijver zelf daar, waar het er op aankomt, tot conclusiën te komen, erg vaag, onzeker, soms zelfs geheel absent is, zooals bij de kwestie van het wettelijk minimum-loon. Maar de schrijver verklaart zelf, in zijn slotwoord, dat hij zich niet verstout" heeft, een volledige regeling van den huisarbeid voor ons land te geven", omdat hij zich daartoe nog niet in staat acht". Daarom is het boek ook niet meer dan een toelichting van het vraagstuk en voldoet het daar, waar het studie moet zijn, aan slechts zeer beperkte eischen. In de tweede'plaats raad i k den schrijver in gemoede aan, om als hij over vraagstuk ken van SLtbsidstvetgeviny schrijft, waartoe hij volkomen bevoegd is blijkens zijn vele bijdragen op dit gebied, hij zijn preekjes over de arbeidersbeweging maar in de pen moet houden, want die naderen het onbe nullige. De schrijver acht een goede, kalme" organisatie der werklieden uitstekend. De ((iialificaties goed" en kalm''verraden den wel willenden sociaal-politieker, die niet be grijpt, dat kalmte" met de arbeidersbe weging niets uitstaande heeft. Waarschijn lijk bedoelt hij: verstandig geleide en voor zakelijken, directen hervormings-arbeid be reide arbeiders-organisatie, maar ook die moet in plaats van kalm, steeds vol warme begeestering en gloedvolle overtuiging zijn, wil ze inderdaad het groote doel: de ver heffing der arbeidersklasse, bereiken ! Men vergete toch niet", aldus klinkt het vermanend, dat een krachtige vakvereeniging, naast het vele goede, ook een groot gevaar meebrengt." En dan komt de ver gelijking met een kraehtigen stroom, die dreigt buiten de dijken te gaan, enz. enz., on moet zelfs een herinnering aan de spoor wegstaking nog de rilling van den schrijver vertolken. Het z\j mij slechts vergund, er op te wijzen, dat het in Duitschland de onafhankelijke rakvereeniginqen zijn geweest, die een sociaal congres óver de huisindustrie hebben bijeen geroepen, en dat op dat congres, welks con clusie door den schrijver wordt gememo reerd, de burgerlijke vereenigingen onge veer geheel absent waren! Vandaar ook, dat prof. Brentano, met wie schrijver het oneens is, mér vertrouwen stelt in de vakvereenigingen dan de heer Veldman, wijl die uitnemende socioloog ik bedoel prof. Brentano, die een halven menschenleeftijd de arbeidersbeweging heeft bestudeerd, ha-ar beter kent dan de schrijver van dit boek! S. iïiwr.t Beschouwingen, door M. A. P. C. POEL HEKKE. Venloo, G. Mosmans Sr. 1904. Hetgeen ik niet uitgave en hebbe ik niet in wie zal mij dat wijten te schande? Mijn herte en mijn tale, mijn zede en mijn zin, 't is al zoo van buiten, 't is al zoo van bin' : 't Ligt alles daar bloot op mijn' handen, zegt Poelhekke met Guido Gezelle, en wel verre van hem iets te wijten te schande, zijn wij integendeel verheugd, dat hij dit derde boek verschijnen liet. Bescliouwingen is een bundel verzamelde opstellen, in den geest van Poelhekke's eerste werk : Modernen. Werden daarin verschillende moderne dichters, als Kloos, Verlaine, Strindberg, Jörgensen en van Eeden besproken, ook in Beschouwingen worden ons met rake trekjes en juiste lijnen, de portretten ge schilderd van verschillende dichters, als E. Rostand, Shakespeare, Aubry de Vere en Potgieter. Behalve deze artikelen bevat dit boek nog een paar .opstellen van meer algemeenen aard, zooals Katholicisme en Vooruitgang", eene lezing op den Katholiekendag te Roer mond gehouden, Katholicisme en literatuur bij onze naburen" en eene beoordeeling van Hilda van Suijlenburg, welk laatste artikel den roman van mevr. Goekoop de Jong, Van Beek en Donk meer uit een sociaal dan literair oogpunt bespreekt. Katholicisme en literatuur bij onze naburen" (de Duitschers) is een zeer belangrijk artikel. Het geeft den zakelijken inhoud weer van een tweetal brochuren van Karl Muth: Steht die Katholische Belletristik auf der Höhe der Zeit ?" en Die litterarischen Aufgaben der deutschen Katholiken." Deze twee brochuren vonden indertijd zeer veel be strijding in de Duitsche katholieke pers en ook hier te lande werden er de echo's van vernomen. Dit kwam vooral, doordat de schrijver der brochuren den moed had, ronduit zijne katholieke landgenooten het verwijt toe te werpen, dat hunne letterkunde zeer ach terlijk was bij die van andersdenkenden en dit veelal door eigen schuld. Door gebrek aan belangstelling, achteruitzetting, bekrompen heid, ongelooflijke preutschheid, gebrekkige toestanden op het gebied der kritiek, het gemis van belletristische organen die hunne lezers uitsluitend bij ontwikkelde volwassenen zoeken en den geringen ondernemingsgeest van vele uitgevers. Juist als bij ons," zegt Poelhekke. En terecht. Ook nu nog heerschen er onder een zeker deel der katholieken hier te lande, hoogst zonderlinge denkbeelden over het al of niet goede, mooie en waardevolle der literatuur, vooral der moderne ! Wat is er al niet gesold met het woordje : modern ! Druk het met roetzwarten inkt of met teedervioletkleurigen, met paars of met groen, met blauw of met geel, steel uit het spectrum de fijnste schakeeringen ... als het eenmaal de wereld is ingegaan, zult ge tot uw ver bazing hooren, dat er honderden, ja duizenden zijn, die, met een bedenkelijk gezicht het arme wurm bekijkende, zullen zweren, dat het rood is!" Doch laat ik mij beperken. Geestelijhe (?) Poëzie is, behalve een zeer keurige studie over het bekende drama La Samaritaine van Edmond Rostand, dit de schrijver prijst om zijne volle en klankrijke, goed gebouwde verzen, eene uitvoerige ver gelijking tusschen verschillende dichtwerken over het leven van den H. Franciscus van Assisi, waarin onze Maerlant, met zijn St. Franciscus' Leven, hoog geprezen en de Amsterdarnsche dichter Eduard Brom opge wekt wordt, om ons eens te verrassen met eene bewerking van zijne hand der Koretti." die in rustig-episch, frisch proza, Franciscus' leven verhalen. Sluiten de artikelen over Hilda van Suylenburg, Shakespeare en Aubry de Vere waardig bij de vorige aan, het laatste opstel, over Potgieter, naar aanleiding van Alb. Verweij's bekende: Het Leven van Potgieter, is voor ons de mooiste van al deze Beschouwingen. Het boek van Verweij wordt door Poelhekke zeer hoog geprezen en de vergelijking die hij trekt tusschen het boek van dezen jongere en dat van Groenewegen: E. J. Potgieter, valt zeer ten voo'deele van den eerste uit. Groenewegen's arbeid doet denken aan een tentoonstellingszaal vol meer en minder ge lukte schilderijen, beoordeeld door een allergewilligste toelatings-jury; Verweij's biogragraphie aan een beeldhouwwerk van Constant Meunier bijvoorbeeld, waar het détail soms totaal verwaarloosd wordt, of als het er is, gansch en al opgaat in het geheel". Waarlijk de verschijning van Verweij's boek is een gelukkige gebeuitenis en een eer voor de school, waaruit Verweij is voort gekomen, blijft het steeds, dat deze hem (Potgieter) een zoo voorname hulde heeft gebracht als ligt bevat in dit kloek stuk werk." Een eer ook voor Verweij moet het zijn, op de wij «e, als in dit laatste opstel van Poelhekke, besproken te worden. Hier toont de schrijver zich in zijn volle mooi-kunnen. Kloek en schilderachtig, helder en klankvol is zijn proza, proza Potgieter en Verweij waardig. Om dit ne opstel reeds zouden de Beschouwingen een belangrijk en mooi boek zijn. Doch ook in de andere opstellen vindt men veel terug, van wat in de Potgieter-studie ons zoo aantrekt. Deze Beschouwingen leeren ons Poelhekke kennen wisten wij dit reeds niet uit Modernen en Het land van de Zon als een man van fijne opmerkings gave en scherpen blik, groot gevoel en edelen kunstsmaak, die het mooie, goede en edele bij anderen weet te ontdekken en aan te toonen in rijke, beeld- en klankvolle taal, zoodat het lezen zijner volzinnen, afgezien vari hun degelijken inhoud, reeds een waar genot is voor allen, die iets voelen voor schoonheid en kunst. En wat het uiterlijke van dit boek betreft, kunnen wij volstaan met te zeggen, dat, wanneer onze uitgevers allen zooveel onder nemingsgeest hadden als de heer G. Mosmans Sr. te Venloo, hier te lande alles rozengeur en maneschijn" zou wezen HEXKI H. VAN CALKER. Heerlen (L.) 22 Dec. 1904. P. H. HucKN'iroi.TS J r. Indrukken en Her inneringen. Van Holkema en Warendorf, 1904. Van de eerste woordvoerders der moderne theologie in ons vaderland zijn reeds velen heengegaan: Opzoomer, Scholten, Kneuen, Rauwenhoff, A. D. Loman, Hoekstra, van Bell, Ph. R. Hugenholtz en zoovele anderen, wier namen door voor- en tegenstanders met eerbied genoemd worden. Binnen weinige jaren zal het heele geslacht der eerste moderne theologen uitgestorven zijn. En rnet hen, wordt er gezegd, zal de heele moderne partij ten grave dalen, het heele modernisme" als een luchtspiegeling ver dwenen zijn Welnu partijen moeten sterven, evenals bijzondere personen; dat is een heilzame wet, waarover alleen dwazen zich bedroeven. De vroomste helden, do diepzinnigste wijsgeeren, de ijverigste arbeiders, de beminne lijkste menschenvrienden hebben hunne ge breken, eenzijdige opvattingen, dwaasheden en dwalingen. Zij hebben geleefd, gewerkt onder omstandigheden, die voorbijgaan, te bestrijden gehad vijanden, die ook sterven, zich bekommerd over gevaren, die ophouden te bedreigen. ALs zij niet heengingen zouden zij uit den tijd raken. Wat er goeds en onvergankelijks in hen is, kan niet tot zijn recht komen in de wereld, als zij zelf niet verdwijnen. Maar zielsverhuizing is er zij komen terug in een andere gedaante; zij blijven voortleven, verheerlijkt, en hun beginselen zullen der menschheid tot troost zijn voor altijd. Er is iets veel ergers dan behoorlijk op zijn tijd te sterven: zich zelven te overleven. Een mensch kan, als zijn geestdrift geblnscht is, en zijn kracht verbruikt, nog blij ven voort sukkelen, een spotbeeld van ziclizelven. Zoo blijft er veel bestaan, dat wordt opge knapt, bijeengehouden met hand en tand, maar dat zijn recht van bestaan heeft ver loren. Was het op zijn tijd gestorven, nadat het zijn taak had volbracht, men zou er aandenken met piëteit. Nu staat het ver ouderde ding in den weg en wordt vervloekt. Wie het hebben gehandhaafd hebben het ontwijd. Is het dus waar, dat het modernisme" zijn tijd gehad heeft, het sterve! als het maar iets onverderfelijks nalaat, dat waarheid en vroomheid ten goede komt. Wat is leven anders dan sterven en opstaan? En het modernisme heeft wat gedaan en het zal wat nalaten, ai sterft het morgen. Van waar de moderne richting in ons land? Wat hebben gevoeld, gedacht, gedaan de mannen die de moderne theologie, de moderne levensopvatting hebben gepredikt? Deze vragen zijn aan de orde gesteld, en er komen in proeven van beantwoording." Zij die in deze dingen belangstellen, hebben zeker met blijdschap begroet een boekje van een der nog levende getuigen P. H. Hugen holtz, waarin hij meedeelt zijn Indrukken en Herinneringen." Zij, zijn in de eerste plaats voor hem en zijn vrienden belangrijk, maar zij doen alle lezers leven in den tijd, toen de moderne beweging ontstond. Hugenholtz is geboren en opgegroeid in goed ond-Hollandsch orthodox gezin. Zijn vader was een predikant van onverdachte rechtzinnigheid. Met opgewektheid, niet zon der eenigen humor en niet te min met piëteit vertelt hij van zijn eerste jeugd ; hoe hij als jongen luisterde, zonder te verstaan, naar de bijbellezing in de huiskamer, en minstens tweemaal per Zondag ter kerk girïg bij zijn vader en de andere Rotterdamsche dominees. Tante Jans wordt niet vergeten en evenmin de lagere school. Dankbaar herdenkt hij eenige leeraars aan 'het Erasmiaansche gymnasium en de jongenskrans Amicitia, waar hij vrienden vond, die zijn vrienden bleven. Langer staat hij stil bij zijn Academietijd te Utrecht, waar hij Bournan, Vinke en Ter Haar wel hoorde en onder den machtigen invloed van Opzoomer k wan. De Utrechtsche studenten lazen in zijn tijd na eerst hun propaedentisch gedaan en wat rondgekeken te hebben, zoowat van alles, maar al spoedig met grooten ij ver Schol ten's Leer der Herv. Kerk en zijn Initia Dogmatices Christianae. Hugenholtz ging na zijn Candidaats" naar Leiden om Scholten zelf te hooren en de lessen van Kuenen te volgen. Het was een groot voorrecht. Daarna kwam de Idylle van Hoenderloo. Hij bleef er 3 jaren om dan naar Renswoude en van daar naar Leeuwarden te vertrekken. Daar in Friesland's'-'hoofdplaats was hij de eerste tolk der modeme richting, en hij vond er sympathie bij ernstige lieden, die in den den godsdienst belangstelden. De modernen hebben, zoo niet allen dan toch de meesten, bedoeld apologeten te zijn. En zij waren als zoodanig velen welkom, wier geloof geschokt was door de nieuwe wereldbeschouwing, die men niet k< n weer leggen en toch onvereenigbaar achtte met de oude openbaring. De heilsfeiten' konden alleen bewezen worden door het gezag der H. Schriften. Moest men dit prijsgeven dan was men van niets meer zeker, noch op gods dienstig noch op zedelijk gebied. Men had al «CO te kiezen tu.sschen den bijbel met zijn wonderwereld en de uitspraken der wetenSchap, terwijl men geen van de twee kon laten varen zonder innerlijken strijd. Geen wonder, dat door niet weinigen met sympathie begroet werd, de prediking der modernen: uw godsdienstig gi'loof hebt gij niet op te hangen aan den dunnen diaad van het bijbelgezag; gij kunt (ïod vinden en verzekerd zijn van Zijn liefde zonder een lang getuigenverhoor in te stellen tot staving van de echtheid, de onverval-ehtheid en de ge loofwaardigheid der H. Schrift. Er staan niet zooveel kerkvaders en schriftgeleerden, tus schen God en u. Luistert zonder schroom naar de woor Ivoerders van de wetenschap, gij hebt uw verstand geen geweld aan te doen, neemt aan wat gij op natuurkundig en historisch gebied als waarheid hebt leeren kennen ; het kan niet schaden uw innerlijk leven. God zoekt u, en Hem zoekt niemand vergeefs op aarde". Dat was geen aanval op de orthodoxie en K ker niet op de vroomheid der rechtzinnigen, maar een handhaven van het recht van den godsdienst, waar de oude godsdienstige voor stellingen in strijd kwamen met de uitspraken der nieuwe wetenschap. Eigenlijk had U".i de modernen het eerst en het meest tegenspraak moeten ondervin den van de linkerzijde: van de vrijdenkers." .Maar, zooals 't altijd gaat bij 't ontstaan van elke nieuwe richting, wat ontkend werd maakte meer indruk, dan wat gesteld werd, en met verontwaardiging riepen de ortho doxen: zij ontbinden de wet en de profeten ! waai bij' helaas nog dit ongeluk kwam, dat lieden van verdacht allooi het ook dachten en ... toejuichten. Het misverstand kon niet grooter zijn. Bovendien werd de strijd overgebracht op kerkelijk terrein. Hugenholtz zou 't onder vinden te Amsterdam. 'Waren vroeger de kerkeraadsleden benoemd door de kerkeraden, zoodra art. 2!> van het Alg. Regl. in werking" werd gebracht, bleek het dat de macht in handen kwam van de orthodoxie. In naam van de vrijheid hadden modernen zoowel als orthodoxen de uitvoering van art. 23 geëischt. De Ned. Herv. kerk werd een groote Vrije gemeente met ongeveer algemeen stemrecht; maar de vrijheid had ten gevolge dat de kerkeraden van ongeveer alle steden om" gingen, en geen moderne predikanten daar meer in aanmerking kwamen. Ons kerke lijk volk is nu eenmaal conservatief; het duldt weldra geen dominees meer, die gezan gen laten zingen. En de liberalen waren het spoor bijster; zij toonden ook van de nieuwe beweging weinig begrepen te hebben dan dat zij niet confessioneel was; zij lieten bij gebrek aan overtuiging de kerk over aan ile rechtzinnigen. Zoo was het bijna overal. In Amsterdam werd het Hugenholtz en zijn ouderen broeder, die reeds vóór hem daar gekomen was, bijna onmogelijk gemaakt hun ambt waar te nemen. Toch was dit niet de eenige reden, waarom zij 't neerlegden. Daar zij het woord kerk namen in den dogmatischen zin, meenden zij niet met een goed geweten lid van een kerk of van een kerk genootschap te kunnen blijven, en dus gingen zij heen, om te stichten een vrije gemeente. Het is de eenige gebleven in den lande, en niet zonder reden. Om een vrije gemeente te stichten heeft men iioodig menschen die voor de vrijheid zijn. Wie is er niet voor? Maar ook menschen die gemeen hebbon vol doende liefde voor godsdienstig-zedelijk leven. Meer werd niet geëischt, maar in dat schijn baar weinige ligt een heele confessie opge sloten, die al werd zij niet geformuleerd buitensloot wie bijv. alleen zedelijk leven wilden bevorderen. De Uagoraadsmaimen be grepen al heel gauw, dat ze in de vrije ge meente niet te huis behoorden. < Jodsdienstigzedelijk leven! jade ..liberalen" waren er voor, maar ze voelden zich te weinig n en hadden te weinig vastheid van over tuiging om gemeenten te vormen, en in stand te houden. Waar alzoo aan de minderheden het leven niet onmogelijk werd gemaakt, bleven zij in de groote kerk, en vormden zij afdeelingen van den protestantenbond. Sommigen werden Remonstrant. Amsterdam maakte een uitzondering. De stad is groot, en Hugenholtz, man van talent, goed ter tale, vol ijver voor zijn zaak, ge steund en bezield door een man van groote beteekenis als zijn oudste broeder, kon daar om zich verzamelen ..de kinderen der ver strooiing" zooals hij ze noemt, die in allerlei j buitenkerkelijke kringen dorstten naar den onbekenden God." Hij kon ze bijeen brengen en ook bijeen houden; zij hadden zijn sym pathie en hij had de hunne. Als inan van letteren, meer dan theoloog, zich bewegende in allerlei kringen en op allerlei gebied, kon hij deze schare telkens weer wat anders laten zien zouder ooit zijn onderwerp uit te putten, telkens wat anders maar altoos in het zelfde licht. Zoo heeft de Vrije gemeente voldaan aan veler behoeften tot op dit oogenblik. Zal ze uiteenspatten, als Hugenholtz 't zij spade -- heen gaat? Haar leden wenschen het niet, maar zullen moeilijk iemand vinden, die hem vervangen kan. Toch wie kent de toekomst? In elk geval heeft de vrije gemeente meegewerkt om op hare wijze onder de menschen te brengen, het deel der waarheid, waarvoor der modernen oogen waren opengegaan en dat door de orthodoxie werd miskend. Mocht ik een voorspelling wagen dan zou ik zeggen, dat de moderne partij als zoodanig. als kerkelijke partij, ondergaat, en haar be ginselen aan de gemeenten zullen gebracht worden door een zeker aantal hunner die zich nu rechtzinnig achten. v. HII.I.HX. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiitiiimiiiiiftiiiiitiiMiiiiii DJ Kfffilii-Wfflwe m China, Bij de bekende Londensche uitgeverstirma Methuen en Co., is pas een zeer interessant werk over China verschenen. (My Chhii'se Note Book, bij Lady iS'usan Townley.) In dit boek wordt ons voor de eerste maal een goed idee gegeven van het intieme leven der merkwaardige vrouw, die met titanisch gezag heerscht, zoowel over den Zoon des Hemels", China's wettelijken gebieder, als over diens vier honderd millioen onderdanen. De schrijf ster, echtgenoote van den secretaris der Engelsche ambassade te Peking, is de eerste Europeesche dame, die het voorrecht had met die Oostersche vrouvv gearmd gezellig te kouten en, kruis roetend, tusschen haar en den stroo-pop keizer op haar kang", bed, te zitten. De sluier is voor goed opgelicht, die de geheimen van liet Oosten voor Westerseho oogen hield verborgen. Het is waar, de middelen die het bewerkten zijn allesbehalve prijzenswaardig. Kn als men bedenkt, dat China 27,0(1(1 pond sterling oorlogschatting aan Engeland moest betalen, omdat het in 1840 weigerde John Buil den invoer v? n opium toe te staan, dan kan men de verbit tering der Chineezen tegen de foreiin devils" verklaren. Maar ik wensch iii dit artikeltje over andere dingen te praten. Lady Townley merkt in haar voorwoord op, dat de dagen der geheimzinnigheid ook in China voorbij zijn, en dat de Westersche beschaving ook binnen de groote muur en de Pekingsche paleizen doordringt, /ij schrijft: Wij hooren al reeds, dat den keizer van China een motorwagen werd aangeboden door een der vooruitstrevendste onderkoningen. Het aanbod moest afgewezen worden, want de Zoon des Hemels kon zijn gelaat niet onteeren dK)r achter een drijver te gaan zitten, veel minder kon hij zelf openlijk den wagen drijven, zelf wanneer de wegen in China zoo'n processie gedoogden. Maar liet enkele feit dat zoo iets aangeboden werd, is een teeken des tijds. Vervolgens werd, kort voor ik Peking verliet, aan twee in het buitenland opgevoede hofdames, dochters van een gezant die van een lang verblijf in Europa terugkeeide, veroorloofd zich in Parijsch costuum en met een Europeesche buiging, aan haar keizerlijke meesteres te presen teeren. Ik was tegenwoordig toen de beide jonge dames haar eerste oflicieele opwach ting maakten, en ik zag keizerin-weduwe ha ir schilderachtig Mantjoesche schoeisel vergelijken met de hoo=; gehakte laarsjes stijl Lodewijk: XV. Verder hoor ik, dat onder den invloed dier beide jonge dames, dansen en kousen breien een favoriete tijdpasseering aan het hof is geworden. En nog wonderlijker is, dat do heerscheres van ('hiua aan een gewoon sterveling toestond haar portret te schilderen, dat bin nenkort in Europa zal worden tentoongesteld. Alhoewel geen schaduwen het gelaat der Dochter des Hemels" mochten misvormen, toch is het bestaan van die schilderij een bewijs, dat ook China het eerste stadium is ingetreden der evolutie, die haar langzamer hand vervormen en europeaniseeren zal." Het is bekend, dat der Chineezen feitelijke souverein een bijzit was van keizer llsien Eeng, die geen kinderen had bij zijn wettige vrouw. De geboorte van den vorigen keizer, Toeng Tsijh, verhief Inar tot den rang van keizerin. Toen de vijfjarige Toeng Tsjih in 1S.V.I zijn overleden vader opvolgde, werd aan de beide keizerinnen het regentschap opgedragen. De jonge keizer huwde in JS72 de schoonste van 701) Mantjoe.°ebe maagden. die zijn moeder voor hem uitzocht; in troepjes van tien moesten de maagdelijke kandidaten voor haar détileeren. In )87"> nam de keizer het bewind van de keizerinnen over, doch hij stierf spoedig daarna aan de kinderpokken. Zijn mooie jonge vrouw pleegde van verdriet zelfmoord, door de gouden knoopen van haar kleed te slikken. Het keizerlijke paar was kinderloos gebleven. Dientengevolge werd door de regentessen een vierjarig knaapje, zoon van prins Tsjoen. den jongeren broeder van llsien Eeng, als troonopvolger gekozen. De Oostersehe keizerin-weduwe stierf in 1881, waardoor de \Vestersche. de huidige keizerinweduwe, alleen het regentschap vervulde, haar ideaal. Toen Kwang Hsu (de tegen woordige keizer, die feitelijk Tsai Tien heet, maar deze naam wordt te heilig geacht om door sterfelijke lippen uitgesproken en door vergankelijke letters geboekstaafd te worden, derhalve kreeg hij zijn huldigen naam, die schitterende opvolging" heteekent) in 1880 meerderjarig werd, droeg de keizerin hem het bewind op. Maar de keizer moest spoedig haar misnoegen ondervinden. In 1805 kreeg de hervormingspartij der zoogenaamde jonge Chineezen onder leiding van Kang Joe Wei, naar het oordeel der reactionnaire en heerschzuchtige vrouw, te veel invloed aan het hof en op den gebieder. Zij rustte niet voor alle hervormers uit Peking verwijderd waren. Twee der meest geliefde vrouwen van den keizer, die den hervormers gunstig gezind waren, werden door haar mishandeld. Eenige hooge raadslieden werden verdreven. Een dezer, Tsjang Lin, werd op haar last gede gradeerd, omdat hij den keizer had aange moedigd zelfstandig op te treden en daarbij had opgemerkt: De verhouding der keizerin weduwe tot den vorigen keizer was die van zijne moeder, maar voor u is zij slechts de bijzit-weduwe van een vroegere keizer." Slechter ging het een eunuch (de Chineesche hofdienaren behooren allen tot deze klasse), die haar had verzocht het staatsbestuur aan den keizer te overhandigen; hij werd gedood. En toen alle hervormingsgezinden verwijderd waren, wist zij den keizer te bewegen haar formeel weer de heerschappij over te dragen. De zwakke Zoon des Hemels" voldeed daar aan bij edict van 24 Januari 1900. Sinda zwaait de potentate oppermachtig den keizerlijken scepter, een iegelijk verpletterend die haar wil durft wederstaan. Blijkt uit deze korte schets reeds in grove omtrekken het karakter dier merkwaardige Oostersche gebiedster, wij zullen nader kennis met haar maken, door het verbaal dat Lady Townley geeft van de eerste audiëntie die zij, na haar terugkeer te Peking van de schuld bewuste vlucht in 1900, aan de dames van de Europeesche diplomaten in het beroemde winterpaleis aanbood. Laten wij de schrijfster van My Chinese Note Book" aan het woord. Toen wij het heilige der heiligen waren genaderd, moesten wij uit onze offieieele draagstoelen overstappen in dito van het paleis, gestoffeerd met rood satijn en aan twee stokken hangende. Door keizerlijke dragers werden wij over binnenpleinen en door pooi ten naar de groote hal voor audiën ties gebracht. Deze hal is op een terras van wit marmer gebouwd en wordt bereikt door een fraai bordes op te klimmen, aan den voet waarvan een prachtig uitgedoste menigte mandarijnen, hofdames en dienaren ons op wachtten. Het was een dankbaar oogenblik toen wij uit de verblinding eener helle middagzon in de koe'e atmosfeer en het getemperde licht der troonzaal traden, in wier midden een groote vaas met een klomp ijs stond om de lucht te verkoelen. Precies tegenover de deur waardoor wij binnenkwamen, zat de keizerin weduwe. Tegenover haar stond een hooge tafel met gele zijde overdekt, waarop twee vazen gevuld met chrysanthemums en in het midden een glas dat een zeer kunstig gesneden koralen scepter bevatte. Niet voordat de keizerin-weduwe dit glas op zij had geschoven om over de tafel heen de aan haar voorge stelde dames de hand te drukken had ik gelegenheid deze belangrijke vrouw, uaarvau ik zooveel had gehoord en over wie ik zoo veel had gelezen, goed te bestudeeren. Zij zat op een soort Turksche sofa, bekleed met gebloemde Chineesche zijde van een sierlijke eick.oierklenr. Zij is klein van houw, weshalve haar voeten, die, overeenkomstig de gewoonte van het Mantsjoesche ras, van natuurlijke grootte zijn (alleen de echte Chineesche vrouwen oudergaan in haar jeugd de pijnlijke operatie der samenpersing van de voeten), nauwelijks den grond reikten. Alleen haar hoofd en schouders waren zichtbaar boven de tafel. Zij droeg een Chineesch buis, open en van hare schouders hangende, van door schijnende licht blauwe zijden stof, versierd met de keurigste (.' lineesche borduursels van wijnbladen en druiven. Om haar huls bad zij een licht blauw satijnen lint, ongeveer vier centimeters breed, met groote glanzende paarlen er doorheen gestoken en aan vast genaaid. Haar hoofd was op Mantsjoesche wijze gefriseerd; het haar in het midden gescheiden en effen over de ooren geborsteld, van achteren opgevangen en hoog en wijd opgesnuikt over een soort vou\vbeen van donker groene steen, als een boog kruiselings op het midden van het hoofd geplaatst. De einden van dat vouwbeen waren opgetooid met buadels kunstbloemen en vlinders en hangende karmozijn zijden franjes. Haar gelaatskleur is donker. Naar de Chinee sche gewoonte voor* weduwen, zijn hare wangen ongekleurd en ongepoederd. Staren beur oogen niet naar de-dames, dan dwalen ze zonderling rond door bare omgeving. Haar leeftijd is fitf jaar, zooals ze ons zelf mede deelde, maar daar heur haar gitzwart geverfd en voor liet moerendeel valsch is, ziet zij er veel jonger uit. Haar banden zijn laua; en spits toeloopend, en evenals die der meeste Chineesche vrouwen, zeer fraai gevormd. Maar zij worden ontsierd door de vreemde nationale gewoonte, de nagels buitengewoon lang te laten groeien. ])e nagels der twee kleinste vingers van de rechterhand waren beschermd door gouden schilden, die als een vingerhoed op de vingers pasten en tot een lengte van zeven of acht centimeters spits toeliepen. Als iedere buitenlandsche dame aan haar voorgesteld werd, boog zij zich gracieus voor over en drukte haar even ladviike dr hand. Waar heeft zij het gemak en de deftigheid geleerd, waarmede zij hare Europeesche gas ten ontvangt V Toen ue vormelijke voorstel ling was afgeloopen, rees zij op en gaf ons door de tolk te verstaan, dat wij thans door de verschillende vertrekken van het puleis zouden worden geleid naar de banketzaal, Reclames. TRADEMARK MARTELUS COGNAC, Dit beroemde merk is verkrjjgbaar bij alle Wijnhandelaars ea bij de vertegenwoordigers KOOPMANS & BRUINIER, Wijnhandelaars te Amsterdam. TUD af ?2,50 pur Büscl. ECHT VICTORIAWATER. Oberlahnstein, Fournisseurs de la Cour. ChocolatVEEN CHOCOLAT LE PLUS D LICIEÜX POUR CKOQUER, Usines a Sneek (Ilottande).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl