Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1437
daarmee hoop te bevorderen dat allen die
geroepen zijn, of zi"h gedrongen achten,
zich met het vraagstuk der arbeiderswetge
ving te bemoeien, zich het boek aanschaffen,
en daarmee dit zoo bij uitstek dringende
vraagstuk mér dan tot nu toe worde: een
van dadelijke actualiteit. Duizenden gezin
nen wachten op verbetering ook zonder
dat ze zich uitspreken. Want dat is juist het
treurige van de huisindustrie, dat de massa
die onder haar misstanden gebukt gaat,
behooit tot het meest suffe, meest laag
gezonkene, meest zwakke deel der arbeiders
klasse, die niet in de arbeidersbeweging te
betrekken zijn, die ook zelf veelal geen besef
hebben van die misstanden en die van
buitenaf, door samenwerking van wetge
vingen arbeidersbeweging, moeten geholpen
worden!
Indien ik critiek zou willen oefenen
waartoe echter het doel en de aard van het
boek niet in de eerste plaats aanleiding
geven dan zou het op twee punten
zijn. In de eerste plaats, dat de meeniug
van den schrijver zelf daar, waar het er
op aankomt, tot conclusiën te komen,
erg vaag, onzeker, soms zelfs geheel
absent is, zooals bij de kwestie van het
wettelijk minimum-loon. Maar de schrijver
verklaart zelf, in zijn slotwoord, dat hij
zich niet verstout" heeft, een volledige
regeling van den huisarbeid voor ons land
te geven", omdat hij zich daartoe nog niet
in staat acht". Daarom is het boek ook niet
meer dan een toelichting van het vraagstuk
en voldoet het daar, waar het studie moet
zijn, aan slechts zeer beperkte eischen.
In de tweede'plaats raad i k den schrijver
in gemoede aan, om als hij over vraagstuk
ken van SLtbsidstvetgeviny schrijft, waartoe
hij volkomen bevoegd is blijkens zijn vele
bijdragen op dit gebied, hij zijn preekjes
over de arbeidersbeweging maar in de pen
moet houden, want die naderen het onbe
nullige. De schrijver acht een goede, kalme"
organisatie der werklieden uitstekend. De
((iialificaties goed" en kalm''verraden den
wel willenden sociaal-politieker, die niet be
grijpt, dat kalmte" met de arbeidersbe
weging niets uitstaande heeft. Waarschijn
lijk bedoelt hij: verstandig geleide en voor
zakelijken, directen hervormings-arbeid be
reide arbeiders-organisatie, maar ook die
moet in plaats van kalm, steeds vol warme
begeestering en gloedvolle overtuiging zijn,
wil ze inderdaad het groote doel: de ver
heffing der arbeidersklasse, bereiken !
Men vergete toch niet", aldus klinkt het
vermanend, dat een krachtige
vakvereeniging, naast het vele goede, ook een groot
gevaar meebrengt." En dan komt de ver
gelijking met een kraehtigen stroom, die
dreigt buiten de dijken te gaan, enz. enz.,
on moet zelfs een herinnering aan de spoor
wegstaking nog de rilling van den schrijver
vertolken.
Het z\j mij slechts vergund, er op te wijzen,
dat het in Duitschland de onafhankelijke
rakvereeniginqen zijn geweest, die een sociaal
congres óver de huisindustrie hebben bijeen
geroepen, en dat op dat congres, welks con
clusie door den schrijver wordt gememo
reerd, de burgerlijke vereenigingen onge
veer geheel absent waren! Vandaar ook,
dat prof. Brentano, met wie schrijver het
oneens is, mér vertrouwen stelt in de
vakvereenigingen dan de heer Veldman, wijl
die uitnemende socioloog ik bedoel prof.
Brentano, die een halven menschenleeftijd
de arbeidersbeweging heeft bestudeerd, ha-ar
beter kent dan de schrijver van dit boek!
S.
iïiwr.t
Beschouwingen, door M. A. P. C. POEL
HEKKE. Venloo, G. Mosmans Sr. 1904.
Hetgeen ik niet uitgave en
hebbe ik niet in
wie zal mij dat wijten te schande?
Mijn herte en mijn tale, mijn
zede en mijn zin,
't is al zoo van buiten, 't is
al zoo van bin' :
't Ligt alles daar bloot op mijn' handen,
zegt Poelhekke met Guido Gezelle, en wel
verre van hem iets te
wijten te schande,
zijn wij integendeel verheugd, dat hij dit
derde boek verschijnen liet.
Bescliouwingen is een bundel verzamelde
opstellen, in den geest van Poelhekke's eerste
werk : Modernen. Werden daarin verschillende
moderne dichters, als Kloos, Verlaine,
Strindberg, Jörgensen en van Eeden besproken,
ook in Beschouwingen worden ons met rake
trekjes en juiste lijnen, de portretten ge
schilderd van verschillende dichters, als E.
Rostand, Shakespeare, Aubry de Vere en
Potgieter.
Behalve deze artikelen bevat dit boek nog
een paar .opstellen van meer algemeenen
aard, zooals Katholicisme en Vooruitgang",
eene lezing op den Katholiekendag te Roer
mond gehouden, Katholicisme en literatuur
bij onze naburen" en eene beoordeeling van
Hilda van Suijlenburg, welk laatste artikel
den roman van mevr. Goekoop de Jong,
Van Beek en Donk meer uit een sociaal dan
literair oogpunt bespreekt.
Katholicisme en literatuur bij onze
naburen" (de Duitschers) is een zeer belangrijk
artikel. Het geeft den zakelijken inhoud
weer van een tweetal brochuren van Karl
Muth: Steht die Katholische Belletristik auf
der Höhe der Zeit ?" en Die litterarischen
Aufgaben der deutschen Katholiken." Deze
twee brochuren vonden indertijd zeer veel be
strijding in de Duitsche katholieke pers en
ook hier te lande werden er de echo's van
vernomen. Dit kwam vooral, doordat de
schrijver der brochuren den moed had, ronduit
zijne katholieke landgenooten het verwijt toe
te werpen, dat hunne letterkunde zeer ach
terlijk was bij die van andersdenkenden en dit
veelal door eigen schuld. Door gebrek aan
belangstelling, achteruitzetting, bekrompen
heid, ongelooflijke preutschheid, gebrekkige
toestanden op het gebied der kritiek, het
gemis van belletristische organen die hunne
lezers uitsluitend bij ontwikkelde volwassenen
zoeken en den geringen ondernemingsgeest
van vele uitgevers.
Juist als bij ons," zegt Poelhekke. En
terecht. Ook nu nog heerschen er onder een
zeker deel der katholieken hier te lande,
hoogst zonderlinge denkbeelden over het
al of niet goede, mooie en waardevolle der
literatuur, vooral der moderne ! Wat is er al
niet gesold met het woordje : modern !
Druk het met roetzwarten inkt of met
teedervioletkleurigen, met paars of met groen,
met blauw of met geel, steel uit het spectrum
de fijnste schakeeringen ... als het eenmaal
de wereld is ingegaan, zult ge tot uw ver
bazing hooren, dat er honderden, ja duizenden
zijn, die, met een bedenkelijk gezicht het
arme wurm bekijkende, zullen zweren, dat
het rood is!"
Doch laat ik mij beperken.
Geestelijhe (?) Poëzie is, behalve een zeer
keurige studie over het bekende drama La
Samaritaine van Edmond Rostand, dit de
schrijver prijst om zijne volle en klankrijke,
goed gebouwde verzen, eene uitvoerige ver
gelijking tusschen verschillende dichtwerken
over het leven van den H. Franciscus van
Assisi, waarin onze Maerlant, met zijn
St. Franciscus' Leven, hoog geprezen en de
Amsterdarnsche dichter Eduard Brom opge
wekt wordt, om ons eens te verrassen met
eene bewerking van zijne hand der Koretti."
die in rustig-episch, frisch proza, Franciscus'
leven verhalen.
Sluiten de artikelen over Hilda van
Suylenburg, Shakespeare en Aubry de Vere waardig
bij de vorige aan, het laatste opstel, over
Potgieter, naar aanleiding van Alb. Verweij's
bekende: Het Leven van Potgieter, is voor
ons de mooiste van al deze Beschouwingen.
Het boek van Verweij wordt door Poelhekke
zeer hoog geprezen en de vergelijking die
hij trekt tusschen het boek van dezen jongere
en dat van Groenewegen: E. J. Potgieter,
valt zeer ten voo'deele van den eerste uit.
Groenewegen's arbeid doet denken aan een
tentoonstellingszaal vol meer en minder ge
lukte schilderijen, beoordeeld door een
allergewilligste toelatings-jury; Verweij's
biogragraphie aan een beeldhouwwerk van
Constant Meunier bijvoorbeeld, waar het
détail soms totaal verwaarloosd wordt, of als
het er is, gansch en al opgaat in het geheel".
Waarlijk de verschijning van Verweij's
boek is een gelukkige gebeuitenis en een
eer voor de school, waaruit Verweij is voort
gekomen, blijft het steeds, dat deze hem
(Potgieter) een zoo voorname hulde heeft
gebracht als ligt bevat in dit kloek stuk
werk."
Een eer ook voor Verweij moet het zijn,
op de wij «e, als in dit laatste opstel van
Poelhekke, besproken te worden. Hier toont
de schrijver zich in zijn volle mooi-kunnen.
Kloek en schilderachtig, helder en klankvol
is zijn proza, proza Potgieter en Verweij
waardig. Om dit ne opstel reeds zouden
de Beschouwingen een belangrijk en mooi
boek zijn.
Doch ook in de andere opstellen vindt men
veel terug, van wat in de Potgieter-studie
ons zoo aantrekt. Deze Beschouwingen leeren
ons Poelhekke kennen wisten wij dit
reeds niet uit Modernen en Het land van de
Zon als een man van fijne opmerkings
gave en scherpen blik, groot gevoel en edelen
kunstsmaak, die het mooie, goede en edele
bij anderen weet te ontdekken en aan te
toonen in rijke, beeld- en klankvolle taal,
zoodat het lezen zijner volzinnen, afgezien
vari hun degelijken inhoud, reeds een waar
genot is voor allen, die iets voelen voor
schoonheid en kunst.
En wat het uiterlijke van dit boek betreft,
kunnen wij volstaan met te zeggen, dat,
wanneer onze uitgevers allen zooveel onder
nemingsgeest hadden als de heer G. Mosmans
Sr. te Venloo, hier te lande alles rozengeur
en maneschijn" zou wezen
HEXKI H. VAN CALKER.
Heerlen (L.) 22 Dec. 1904.
P. H. HucKN'iroi.TS J r. Indrukken en Her
inneringen. Van Holkema en
Warendorf, 1904.
Van de eerste woordvoerders der moderne
theologie in ons vaderland zijn reeds velen
heengegaan: Opzoomer, Scholten, Kneuen,
Rauwenhoff, A. D. Loman, Hoekstra, van
Bell, Ph. R. Hugenholtz en zoovele anderen,
wier namen door voor- en tegenstanders met
eerbied genoemd worden.
Binnen weinige jaren zal het heele geslacht
der eerste moderne theologen uitgestorven zijn.
En rnet hen, wordt er gezegd, zal de heele
moderne partij ten grave dalen, het heele
modernisme" als een luchtspiegeling ver
dwenen zijn
Welnu partijen moeten sterven, evenals
bijzondere personen; dat is een heilzame
wet, waarover alleen dwazen zich bedroeven.
De vroomste helden, do diepzinnigste
wijsgeeren, de ijverigste arbeiders, de beminne
lijkste menschenvrienden hebben hunne ge
breken, eenzijdige opvattingen, dwaasheden
en dwalingen. Zij hebben geleefd, gewerkt
onder omstandigheden, die voorbijgaan, te
bestrijden gehad vijanden, die ook sterven,
zich bekommerd over gevaren, die ophouden
te bedreigen. ALs zij niet heengingen zouden
zij uit den tijd raken. Wat er goeds en
onvergankelijks in hen is, kan niet tot zijn
recht komen in de wereld, als zij zelf niet
verdwijnen.
Maar zielsverhuizing is er zij komen
terug in een andere gedaante; zij blijven
voortleven, verheerlijkt, en hun beginselen
zullen der menschheid tot troost zijn voor altijd.
Er is iets veel ergers dan behoorlijk op
zijn tijd te sterven: zich zelven te overleven.
Een mensch kan, als zijn geestdrift geblnscht
is, en zijn kracht verbruikt, nog blij ven voort
sukkelen, een spotbeeld van ziclizelven.
Zoo blijft er veel bestaan, dat wordt opge
knapt, bijeengehouden met hand en tand,
maar dat zijn recht van bestaan heeft ver
loren. Was het op zijn tijd gestorven, nadat
het zijn taak had volbracht, men zou er
aandenken met piëteit. Nu staat het ver
ouderde ding in den weg en wordt vervloekt.
Wie het hebben gehandhaafd hebben het
ontwijd.
Is het dus waar, dat het modernisme"
zijn tijd gehad heeft, het sterve! als het maar
iets onverderfelijks nalaat, dat waarheid en
vroomheid ten goede komt. Wat is leven
anders dan sterven en opstaan?
En het modernisme heeft wat gedaan en
het zal wat nalaten, ai sterft het morgen.
Van waar de moderne richting in ons land?
Wat hebben gevoeld, gedacht, gedaan de
mannen die de moderne theologie, de moderne
levensopvatting hebben gepredikt? Deze
vragen zijn aan de orde gesteld, en er komen
in proeven van beantwoording."
Zij die in deze dingen belangstellen, hebben
zeker met blijdschap begroet een boekje van
een der nog levende getuigen P. H. Hugen
holtz, waarin hij meedeelt zijn Indrukken
en Herinneringen."
Zij, zijn in de eerste plaats voor hem en
zijn vrienden belangrijk, maar zij doen alle
lezers leven in den tijd, toen de moderne
beweging ontstond.
Hugenholtz is geboren en opgegroeid in
goed ond-Hollandsch orthodox gezin. Zijn
vader was een predikant van onverdachte
rechtzinnigheid. Met opgewektheid, niet zon
der eenigen humor en niet te min met piëteit
vertelt hij van zijn eerste jeugd ; hoe hij als
jongen luisterde, zonder te verstaan, naar de
bijbellezing in de huiskamer, en minstens
tweemaal per Zondag ter kerk girïg bij zijn
vader en de andere Rotterdamsche dominees.
Tante Jans wordt niet vergeten en evenmin
de lagere school. Dankbaar herdenkt hij eenige
leeraars aan 'het Erasmiaansche gymnasium
en de jongenskrans Amicitia, waar hij vrienden
vond, die zijn vrienden bleven.
Langer staat hij stil bij zijn Academietijd
te Utrecht, waar hij Bournan, Vinke en Ter
Haar wel hoorde en onder den machtigen
invloed van Opzoomer k wan.
De Utrechtsche studenten lazen in zijn tijd
na eerst hun propaedentisch gedaan en wat
rondgekeken te hebben, zoowat van alles,
maar al spoedig met grooten ij ver Schol ten's
Leer der Herv. Kerk en zijn Initia
Dogmatices Christianae. Hugenholtz ging na zijn
Candidaats" naar Leiden om Scholten zelf
te hooren en de lessen van Kuenen te volgen.
Het was een groot voorrecht.
Daarna kwam de Idylle van Hoenderloo.
Hij bleef er 3 jaren om dan naar Renswoude
en van daar naar Leeuwarden te vertrekken.
Daar in Friesland's'-'hoofdplaats was hij de
eerste tolk der modeme richting, en hij vond
er sympathie bij ernstige lieden, die in den
den godsdienst belangstelden.
De modernen hebben, zoo niet allen dan
toch de meesten, bedoeld apologeten te zijn.
En zij waren als zoodanig velen welkom,
wier geloof geschokt was door de nieuwe
wereldbeschouwing, die men niet k< n weer
leggen en toch onvereenigbaar achtte met de
oude openbaring. De heilsfeiten' konden
alleen bewezen worden door het gezag der
H. Schriften. Moest men dit prijsgeven dan
was men van niets meer zeker, noch op gods
dienstig noch op zedelijk gebied. Men had
al «CO te kiezen tu.sschen den bijbel met zijn
wonderwereld en de uitspraken der
wetenSchap, terwijl men geen van de twee kon
laten varen zonder innerlijken strijd.
Geen wonder, dat door niet weinigen met
sympathie begroet werd, de prediking der
modernen: uw godsdienstig gi'loof hebt gij
niet op te hangen aan den dunnen diaad
van het bijbelgezag; gij kunt (ïod vinden en
verzekerd zijn van Zijn liefde zonder een lang
getuigenverhoor in te stellen tot staving van
de echtheid, de onverval-ehtheid en de ge
loofwaardigheid der H. Schrift. Er staan niet
zooveel kerkvaders en schriftgeleerden, tus
schen God en u. Luistert zonder schroom
naar de woor Ivoerders van de wetenschap,
gij hebt uw verstand geen geweld aan te
doen, neemt aan wat gij op natuurkundig
en historisch gebied als waarheid hebt leeren
kennen ; het kan niet schaden uw innerlijk
leven. God zoekt u, en Hem zoekt niemand
vergeefs op aarde".
Dat was geen aanval op de orthodoxie en
K ker niet op de vroomheid der rechtzinnigen,
maar een handhaven van het recht van den
godsdienst, waar de oude godsdienstige voor
stellingen in strijd kwamen met de uitspraken
der nieuwe wetenschap.
Eigenlijk had U".i de modernen het eerst
en het meest tegenspraak moeten ondervin
den van de linkerzijde: van de vrijdenkers."
.Maar, zooals 't altijd gaat bij 't ontstaan
van elke nieuwe richting, wat ontkend werd
maakte meer indruk, dan wat gesteld werd,
en met verontwaardiging riepen de ortho
doxen: zij ontbinden de wet en de profeten !
waai bij' helaas nog dit ongeluk kwam, dat
lieden van verdacht allooi het ook dachten
en ... toejuichten. Het misverstand kon niet
grooter zijn.
Bovendien werd de strijd overgebracht op
kerkelijk terrein. Hugenholtz zou 't onder
vinden te Amsterdam.
'Waren vroeger de kerkeraadsleden benoemd
door de kerkeraden, zoodra art. 2!> van het
Alg. Regl. in werking" werd gebracht, bleek
het dat de macht in handen kwam van de
orthodoxie.
In naam van de vrijheid hadden modernen
zoowel als orthodoxen de uitvoering van art.
23 geëischt. De Ned. Herv. kerk werd een
groote Vrije gemeente met ongeveer algemeen
stemrecht; maar de vrijheid had ten gevolge
dat de kerkeraden van ongeveer alle steden
om" gingen, en geen moderne predikanten
daar meer in aanmerking kwamen. Ons kerke
lijk volk is nu eenmaal conservatief; het
duldt weldra geen dominees meer, die gezan
gen laten zingen. En de liberalen waren het
spoor bijster; zij toonden ook van de nieuwe
beweging weinig begrepen te hebben dan
dat zij niet confessioneel was; zij lieten bij
gebrek aan overtuiging de kerk over aan ile
rechtzinnigen. Zoo was het bijna overal.
In Amsterdam werd het Hugenholtz en
zijn ouderen broeder, die reeds vóór hem daar
gekomen was, bijna onmogelijk gemaakt hun
ambt waar te nemen. Toch was dit niet de
eenige reden, waarom zij 't neerlegden. Daar
zij het woord kerk namen in den
dogmatischen zin, meenden zij niet met een goed
geweten lid van een kerk of van een kerk
genootschap te kunnen blijven, en dus gingen
zij heen, om te stichten een vrije gemeente.
Het is de eenige gebleven in den lande,
en niet zonder reden. Om een vrije gemeente
te stichten heeft men iioodig menschen die
voor de vrijheid zijn. Wie is er niet voor?
Maar ook menschen die gemeen hebbon vol
doende liefde voor godsdienstig-zedelijk leven.
Meer werd niet geëischt, maar in dat schijn
baar weinige ligt een heele confessie opge
sloten, die al werd zij niet geformuleerd
buitensloot wie bijv. alleen zedelijk leven
wilden bevorderen. De Uagoraadsmaimen be
grepen al heel gauw, dat ze in de vrije ge
meente niet te huis behoorden.
< Jodsdienstigzedelijk leven! jade ..liberalen"
waren er voor, maar ze voelden zich te weinig
n en hadden te weinig vastheid van over
tuiging om gemeenten te vormen, en in stand
te houden.
Waar alzoo aan de minderheden het leven
niet onmogelijk werd gemaakt, bleven zij in
de groote kerk, en vormden zij afdeelingen
van den protestantenbond. Sommigen werden
Remonstrant.
Amsterdam maakte een uitzondering. De
stad is groot, en Hugenholtz, man van talent,
goed ter tale, vol ijver voor zijn zaak, ge
steund en bezield door een man van groote
beteekenis als zijn oudste broeder, kon daar
om zich verzamelen ..de kinderen der ver
strooiing" zooals hij ze noemt, die in allerlei
j buitenkerkelijke kringen dorstten naar den
onbekenden God." Hij kon ze bijeen brengen
en ook bijeen houden; zij hadden zijn sym
pathie en hij had de hunne. Als inan van
letteren, meer dan theoloog, zich bewegende
in allerlei kringen en op allerlei gebied, kon
hij deze schare telkens weer wat anders laten
zien zouder ooit zijn onderwerp uit te putten,
telkens wat anders maar altoos in het zelfde
licht. Zoo heeft de Vrije gemeente voldaan
aan veler behoeften tot op dit oogenblik.
Zal ze uiteenspatten, als Hugenholtz 't
zij spade -- heen gaat?
Haar leden wenschen het niet, maar zullen
moeilijk iemand vinden, die hem vervangen
kan.
Toch wie kent de toekomst? In elk geval
heeft de vrije gemeente meegewerkt om op
hare wijze onder de menschen te brengen,
het deel der waarheid, waarvoor der modernen
oogen waren opengegaan en dat door de
orthodoxie werd miskend.
Mocht ik een voorspelling wagen dan zou
ik zeggen, dat de moderne partij als zoodanig.
als kerkelijke partij, ondergaat, en haar be
ginselen aan de gemeenten zullen gebracht
worden door een zeker aantal hunner die
zich nu rechtzinnig achten. v. HII.I.HX.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiitiiimiiiiiftiiiiitiiMiiiiii
DJ Kfffilii-Wfflwe m China,
Bij de bekende Londensche uitgeverstirma
Methuen en Co., is pas een zeer interessant
werk over China verschenen. (My Chhii'se
Note Book, bij Lady iS'usan Townley.) In dit
boek wordt ons voor de eerste maal een goed
idee gegeven van het intieme leven der
merkwaardige vrouw, die met titanisch gezag
heerscht, zoowel over den Zoon des Hemels",
China's wettelijken gebieder, als over diens
vier honderd millioen onderdanen. De schrijf
ster, echtgenoote van den secretaris der
Engelsche ambassade te Peking, is de eerste
Europeesche dame, die het voorrecht had
met die Oostersche vrouvv gearmd gezellig
te kouten en, kruis roetend, tusschen haar en
den stroo-pop keizer op haar kang", bed,
te zitten.
De sluier is voor goed opgelicht, die de
geheimen van liet Oosten voor Westerseho
oogen hield verborgen. Het is waar, de
middelen die het bewerkten zijn allesbehalve
prijzenswaardig. Kn als men bedenkt, dat
China 27,0(1(1 pond sterling oorlogschatting
aan Engeland moest betalen, omdat het in
1840 weigerde John Buil den invoer v? n
opium toe te staan, dan kan men de verbit
tering der Chineezen tegen de foreiin devils"
verklaren. Maar ik wensch iii dit artikeltje
over andere dingen te praten.
Lady Townley merkt in haar voorwoord
op, dat de dagen der geheimzinnigheid ook
in China voorbij zijn, en dat de Westersche
beschaving ook binnen de groote muur en de
Pekingsche paleizen doordringt, /ij schrijft:
Wij hooren al reeds, dat den keizer van
China een motorwagen werd aangeboden door
een der vooruitstrevendste onderkoningen.
Het aanbod moest afgewezen worden, want
de Zoon des Hemels kon zijn gelaat niet
onteeren dK)r achter een drijver te gaan
zitten, veel minder kon hij zelf openlijk den
wagen drijven, zelf wanneer de wegen in
China zoo'n processie gedoogden. Maar liet
enkele feit dat zoo iets aangeboden werd,
is een teeken des tijds. Vervolgens werd,
kort voor ik Peking verliet, aan twee in het
buitenland opgevoede hofdames, dochters van
een gezant die van een lang verblijf in Europa
terugkeeide, veroorloofd zich in Parijsch
costuum en met een Europeesche buiging,
aan haar keizerlijke meesteres te presen
teeren. Ik was tegenwoordig toen de beide
jonge dames haar eerste oflicieele opwach
ting maakten, en ik zag keizerin-weduwe
ha ir schilderachtig Mantjoesche schoeisel
vergelijken met de hoo=; gehakte laarsjes
stijl Lodewijk: XV. Verder hoor ik, dat
onder den invloed dier beide jonge dames,
dansen en kousen breien een favoriete
tijdpasseering aan het hof is geworden.
En nog wonderlijker is, dat do
heerscheres van ('hiua aan een gewoon sterveling
toestond haar portret te schilderen, dat bin
nenkort in Europa zal worden tentoongesteld.
Alhoewel geen schaduwen het gelaat der
Dochter des Hemels" mochten misvormen,
toch is het bestaan van die schilderij een
bewijs, dat ook China het eerste stadium is
ingetreden der evolutie, die haar langzamer
hand vervormen en europeaniseeren zal."
Het is bekend, dat der Chineezen feitelijke
souverein een bijzit was van keizer llsien
Eeng, die geen kinderen had bij zijn wettige
vrouw. De geboorte van den vorigen keizer,
Toeng Tsijh, verhief Inar tot den rang van
keizerin. Toen de vijfjarige Toeng Tsjih in
1S.V.I zijn overleden vader opvolgde, werd
aan de beide keizerinnen het regentschap
opgedragen. De jonge keizer huwde in JS72
de schoonste van 701) Mantjoe.°ebe maagden.
die zijn moeder voor hem uitzocht; in troepjes
van tien moesten de maagdelijke kandidaten
voor haar détileeren. In )87"> nam de keizer
het bewind van de keizerinnen over, doch
hij stierf spoedig daarna aan de kinderpokken.
Zijn mooie jonge vrouw pleegde van verdriet
zelfmoord, door de gouden knoopen van haar
kleed te slikken. Het keizerlijke paar was
kinderloos gebleven. Dientengevolge werd door
de regentessen een vierjarig knaapje, zoon
van prins Tsjoen. den jongeren broeder van
llsien Eeng, als troonopvolger gekozen. De
Oostersehe keizerin-weduwe stierf in 1881,
waardoor de \Vestersche. de huidige
keizerinweduwe, alleen het regentschap vervulde,
haar ideaal. Toen Kwang Hsu (de tegen
woordige keizer, die feitelijk Tsai Tien heet,
maar deze naam wordt te heilig geacht om
door sterfelijke lippen uitgesproken en door
vergankelijke letters geboekstaafd te worden,
derhalve kreeg hij zijn huldigen naam, die
schitterende opvolging" heteekent) in 1880
meerderjarig werd, droeg de keizerin hem
het bewind op. Maar de keizer moest spoedig
haar misnoegen ondervinden. In 1805 kreeg
de hervormingspartij der zoogenaamde jonge
Chineezen onder leiding van Kang Joe Wei,
naar het oordeel der reactionnaire en
heerschzuchtige vrouw, te veel invloed aan het hof
en op den gebieder. Zij rustte niet voor alle
hervormers uit Peking verwijderd waren.
Twee der meest geliefde vrouwen van den
keizer, die den hervormers gunstig gezind
waren, werden door haar mishandeld. Eenige
hooge raadslieden werden verdreven. Een
dezer, Tsjang Lin, werd op haar last gede
gradeerd, omdat hij den keizer had aange
moedigd zelfstandig op te treden en daarbij
had opgemerkt: De verhouding der keizerin
weduwe tot den vorigen keizer was die van
zijne moeder, maar voor u is zij slechts de
bijzit-weduwe van een vroegere keizer."
Slechter ging het een eunuch (de Chineesche
hofdienaren behooren allen tot deze klasse), die
haar had verzocht het staatsbestuur aan den
keizer te overhandigen; hij werd gedood.
En toen alle hervormingsgezinden verwijderd
waren, wist zij den keizer te bewegen haar
formeel weer de heerschappij over te dragen.
De zwakke Zoon des Hemels" voldeed daar
aan bij edict van 24 Januari 1900. Sinda
zwaait de potentate oppermachtig den
keizerlijken scepter, een iegelijk verpletterend die
haar wil durft wederstaan.
Blijkt uit deze korte schets reeds in grove
omtrekken het karakter dier merkwaardige
Oostersche gebiedster, wij zullen nader kennis
met haar maken, door het verbaal dat Lady
Townley geeft van de eerste audiëntie die zij,
na haar terugkeer te Peking van de schuld
bewuste vlucht in 1900, aan de dames van
de Europeesche diplomaten in het beroemde
winterpaleis aanbood. Laten wij de schrijfster
van My Chinese Note Book" aan het woord.
Toen wij het heilige der heiligen waren
genaderd, moesten wij uit onze offieieele
draagstoelen overstappen in dito van het
paleis, gestoffeerd met rood satijn en aan
twee stokken hangende. Door keizerlijke
dragers werden wij over binnenpleinen en
door pooi ten naar de groote hal voor audiën
ties gebracht. Deze hal is op een terras van
wit marmer gebouwd en wordt bereikt door
een fraai bordes op te klimmen, aan den
voet waarvan een prachtig uitgedoste menigte
mandarijnen, hofdames en dienaren ons op
wachtten.
Het was een dankbaar oogenblik toen wij
uit de verblinding eener helle middagzon in
de koe'e atmosfeer en het getemperde licht
der troonzaal traden, in wier midden een
groote vaas met een klomp ijs stond om de
lucht te verkoelen. Precies tegenover de deur
waardoor wij binnenkwamen, zat de keizerin
weduwe. Tegenover haar stond een hooge
tafel met gele zijde overdekt, waarop twee
vazen gevuld met chrysanthemums en in het
midden een glas dat een zeer kunstig gesneden
koralen scepter bevatte. Niet voordat de
keizerin-weduwe dit glas op zij had geschoven
om over de tafel heen de aan haar voorge
stelde dames de hand te drukken had ik
gelegenheid deze belangrijke vrouw, uaarvau
ik zooveel had gehoord en over wie ik zoo
veel had gelezen, goed te bestudeeren. Zij
zat op een soort Turksche sofa, bekleed met
gebloemde Chineesche zijde van een sierlijke
eick.oierklenr. Zij is klein van houw, weshalve
haar voeten, die, overeenkomstig de gewoonte
van het Mantsjoesche ras, van natuurlijke
grootte zijn (alleen de echte Chineesche
vrouwen oudergaan in haar jeugd de pijnlijke
operatie der samenpersing van de voeten),
nauwelijks den grond reikten. Alleen haar
hoofd en schouders waren zichtbaar boven
de tafel. Zij droeg een Chineesch buis, open
en van hare schouders hangende, van door
schijnende licht blauwe zijden stof, versierd
met de keurigste (.' lineesche borduursels van
wijnbladen en druiven. Om haar huls bad
zij een licht blauw satijnen lint, ongeveer
vier centimeters breed, met groote glanzende
paarlen er doorheen gestoken en aan vast
genaaid. Haar hoofd was op Mantsjoesche
wijze gefriseerd; het haar in het midden
gescheiden en effen over de ooren geborsteld,
van achteren opgevangen en hoog en wijd
opgesnuikt over een soort vou\vbeen van
donker groene steen, als een boog kruiselings
op het midden van het hoofd geplaatst. De
einden van dat vouwbeen waren opgetooid
met buadels kunstbloemen en vlinders en
hangende karmozijn zijden franjes. Haar
gelaatskleur is donker. Naar de Chinee
sche gewoonte voor* weduwen, zijn hare
wangen ongekleurd en ongepoederd. Staren
beur oogen niet naar de-dames, dan dwalen
ze zonderling rond door bare omgeving. Haar
leeftijd is fitf jaar, zooals ze ons zelf mede
deelde, maar daar heur haar gitzwart geverfd
en voor liet moerendeel valsch is, ziet zij er
veel jonger uit. Haar banden zijn laua; en
spits toeloopend, en evenals die der meeste
Chineesche vrouwen, zeer fraai gevormd.
Maar zij worden ontsierd door de vreemde
nationale gewoonte, de nagels buitengewoon
lang te laten groeien. ])e nagels der twee
kleinste vingers van de rechterhand waren
beschermd door gouden schilden, die als een
vingerhoed op de vingers pasten en tot een
lengte van zeven of acht centimeters spits
toeliepen.
Als iedere buitenlandsche dame aan haar
voorgesteld werd, boog zij zich gracieus voor
over en drukte haar even ladviike dr hand.
Waar heeft zij het gemak en de deftigheid
geleerd, waarmede zij hare Europeesche gas
ten ontvangt V Toen ue vormelijke voorstel
ling was afgeloopen, rees zij op en gaf ons
door de tolk te verstaan, dat wij thans door
de verschillende vertrekken van het puleis
zouden worden geleid naar de banketzaal,
Reclames.
TRADEMARK
MARTELUS COGNAC,
Dit beroemde merk is
verkrjjgbaar bij alle Wijnhandelaars ea
bij de vertegenwoordigers
KOOPMANS & BRUINIER,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
TUD af ?2,50 pur Büscl.
ECHT VICTORIAWATER.
Oberlahnstein,
Fournisseurs de la Cour.
ChocolatVEEN
CHOCOLAT LE PLUS D
LICIEÜX POUR CKOQUER,
Usines a Sneek (Ilottande).