De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 8 januari pagina 5

8 januari 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1437 DE AM8TERDAMMEB WEEKBLAD TOOR NEDERLAND. waar een maaltijd voor ons gereed stond. In ? de Chineesche gebouwen zijn alle vertrekken door een open plein van elkaar gescheiden. De keizerin-weduwe verliet eerst de zaal en nam plaats in een geel zijden draagstoel, die door twaalf eunuchen gedragen werd, terwijl een dertiende een geel zijden parapluie boven haar hoofd hield. De vreemde dames volgden haar, ieder onder den arm gesteund door jonge diena ressen, die bij paren aangewezen werden om voor oris te zorgen en ons overal te geleiden. Deze meisjes zijn inferieure hofdames, die ieder jaar in groot getal ten paleize geïntro duceerd worden. Op den ouderdom van 25 jaar worden ze ontslagen en met rijke ge schenken teruggezonden naar hare vaders, die gemeenlijk Mantsjoesche vaandeldragerg zijn. Geen Chineesche vrouw wordt ooit in den keizerlijken harem of in het paleis opge nomen. Die voorwaarden stelden de Chineezen, toen zij in 1644 hun nek bogen onder het juk der Mantsjoes. Dat verklaart het feit, waarover ik my eerst verbaasde, namelijk, dat geen der paleisdames samengeperste voe ten hebben; de Tartaarsche vrouwen volgen die dwaze gewoonte niet. Al de meisjes schenen zeer tevreden met haar lot. En toen ik een vroeg wat zij deden als zy niet den keizer hare opwachting maakten, antwoordde «Ü: Wij lachen en spelen/' Eindelijk kwamen wij in de banketzaal. En hier wachtte ons het meest curieuze gezicht. In deze zuiver Chineesche zaal met geschilderde pilaren en met draken versierde galerijen, stond een lange tafel en ryen ordinaire Europeesche eetsalon-stoelen. Deze waren blijkbaar speciaal voor ons gemak aangeschaft, maar zij schenen in hun huidige omgeving zonderling smakeloos en niet op hun plaats. Een zeer ge woon tafelkleed dekte de tafel, maar om zijn reinheid ongeschonden te behouden was het overdekt met glimmend Amerikaansch wasdoek, dat aan den binnen kant zwart was en van bovenop versierd met gekleurde bloemen. Het midden der tafel was beladen met talrijke schotels Chineesche lekkernijen en voor eiken zetel was een Europeesch mes, vork en lepel van goedkoop metaal gelegd, benevens een stel met zilver ge monteerde zwarte houten eetstokjes. ledere gast was tevens voorzien van een servet van grof katoen, purperkleurig en met een witte bloemteekening versierd. Het menu was Chineesch, de drank bestond uit lauw bier in wijnglazen geschonken en champagne in likeurglaasjes. Het behoeft niet gezegd, dat wij niet veel nuttigden, ofschoon de keizerin weduwe, die aan onze tafel zat, gaarne zag dat wij goed ons best deden. Zij gaf het voor beeld, door verscheidene schoteltjes vol rijst en melk te verorberen, een zeer groote gunst, want zij zit nooit met hofdames aan en eet altijd apart. Bij deze gelegenheid werd zij bediend door knielend personeel. Mijn tolk hoorde de eene tot déandere zeggen: Noodig de geëerde schotel van Hare Majesteit uit zich te verplaatsen", hetgeen zeker een beleefde last is een ledige schotel te verwij deren. De keizerin at uit schotels van geel porcelein; onze waren geel met groen en zwarte draken er op. Later werden ons het servet, de eetstokjes en de schotels als een souvenir ten geschenke gegeven. Onder den maaltijd zat de keizer op zijn gewone plaats achter de keizerin-weduwe. Maar hij ontving niets te eten, schoon hem Europeesche cigaretten aangeboden werden die hij, evenals de keizerin, met blijkbaar genot rookte. Eenigen tijd daarna werd Lady Townley afzonderlijk door de keizerin-weduwe ontvan gen. Bij die gelegenheid wandelde zij gearmd met haar door de tuin. De machtige vrouw lachte hartelijk over het verschil in beider grootte : zij reikte nauwelijks tot de schouders van haar Engelsche gast, die 5 54 voetboog was. Op het Chineesche Nieuwjaar werden de gezantschapsdames andermaal ten paleize geïnviteerd. Bij het feestmaal mocht de keizer de overschotten eten die de keizerin-weduwe hem van haar maal toewees. Bij een toen gemaakt bezoek aan de slaapkamer der ge nadige vrouw, werd Lady Townley uitgenoodigd tusscheh haar en den keizer op haar bed te komen zitten. Zeer conventioneel is men in zulke zaken aan het Pekingsche Hof blijkbaar niet. Een Chineesche slaapstede is gemaakt naar den vorm van een oven. De holle steenen verhevenheid, waarop een menigte kussens en peluws aijn verspreid, wordt des winters verwarmd. In de slaap kamer der keizerin stond 'niets meer dan een gela sofa en een reusachtig blok groene rijk gebeeldhouwde steen. Verder eenige tafels met zeldzame snuisterijen, meest van Europeeschen oorsprong. De andere gasten schrijft Lady Townley stonden rondom het bed en de conversatie was zeer vrij. Hare Majesteit speelde met mijn mof en duwde mij haar kleed toe om de weefsel en bezetsel te bewonderen. Op merkzaam gemaakt, dat niet minder dan vijf Europeesche reisklokjes op een lijst aan den wand aan het bedeinde krachtig stonden te tikken, vertelde zij mij, dat niet n daarvan den juisten tijd aangaf, maar door het gemid delde der aanwijzigingen te nemen, was zij in staat ongeveer den juisten tijd te zeggen. Zij deelde mij ook in vertrouwen mede, dat zij des nachts bang was. Derhalve liet zij steeds twee meisjes bij haar bed op den vloer slapen, terwijl anderen buiten de deur van haar slaapvertrek de wacht hielden. Toen ons gesprek ten einde was, klommen wij van het bed, met zooveel deftigheid als de moeilijke operatie toeliet. Hare Majesteit klampte zich met beide han den aan mij vast. Thee werd opgediend, die de keizerin dronk uit een beker van groenen steen met een verguld schoteltje in den vorm van een bootje. De hofdames waren natuurlijk gedurende de gansche audiëntie aanwezig. En zij maakten een prachtig effect met haar sierlijk bont-gekleurde costumeg en haar zonderlinge haartooisels. Hier moet ik eindigen met aanhalingen uit Lady Townley's interessant boek. Ik baal slechts nog aan, dat zij China het meest democratische land der wereld noemt, wat het personeel betreft. De bedienden zijn altijd tegenwoordig en schijnen zeer gemeen zaam met hunne meesters en meesteressen, zij nemen deel aan de conversatie wanneer het hun past en toonen uiterlijk weinig of geen eerbied." Zij noemt de Chineezén tevens het meest beleefde volk". De schildering die zij geeft van het lot der armen, overtreft alles wat wij in Europa om ons heen in de groote steden zien. Zij zegt, dat rijke Chi neezén het een bijzondere deugd achten dood kisten te verschaffen voor de lijken der bede laars die aan den weg van koude en honger sterven, wat des winters zeer algemeen voorkomt. Londen. J. K. v. D. V. VOORDEELEN van den alom gerenommeerden MA66I' AROMA om te kruiden. , Cüno+a A primo aan groenten, vleezen, sauzen, soepen en zwakke bouillon. Hierin eenïg r llJIlalO Ml Ullid, en onovertroffen. wnnrriAAlif! ' wees vooral spaarzaam in 't gebruik, daar de oorspronkelijke smaak wUUl UOOIiy , (je,, gerechten wei verhoogd, doch niet verdrongen moet worden. 3°U6IH8kk6lijKSt6 in PnoHlinnn ? 4°UOCÜKOUP . yanaf jn tegenstelling met de vaste extracten. l Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaa* 30 cent per flacon. j Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HOBU, Amsterdam. MAGGI's onderscheidingen: 5 groote Pryzen, 30 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere-Prjjzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parjjs. IIIIIIIMmmimnlmlIlllllmillllllllmmlIlllllmlIllllimlIllllllllllmlIllllllllllllllllllllllllllllllllllimlIIII III HUM III H III» 11111111 III l III 11" 1111II1111P H l [ Illlll 111IIIIIIIJ,! Mlllllll HMMMMI Illll Illlllllll llllltllllll Dienstplicht en VMTO, Vrouwenkiesrecht is een der sociale vraag stukken, waarop in steeds wijder kring de aandacht zich vestigt. Niet langer verkapt door vorm of titel, maar zonder eenigmom, wordt deze zaak thans zoowel van alle kanten bekeken, als angstvallig gewikt en gewogen in onze beste tijdschriften, hetzelfde of de artikelen afkomstig zijn van penbezitters dan van penbezitsters getuige het opstel van Martina Kramers voor enkele maanden in de Gids verschenen, al dat van Julius Keizer in de December Vragen des Tljds opgenomen. De Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht verheugt zich zeer over die vermeerderende populariteit; ja, bevordert van haar kant de openbare gedachten wisseling zooveel mogelijk. Bij voorbeeld. Ongeveer een jaar geleden voelden eenige manlijke jongelui hier in den Haag behoefte om een kiesvereeniging op te richten en deden zulks onder den naam van De jonge Liberalen". Dadelijk bleek echter, dat met de liberaliteit iets niet recht in den haak was, want worden tegenwoordig in de voornaamste vooruitstrevende kiesvereenigingen vrouwen gaarne als lid aange nomen, de Haagsche jongelui van 16?25 jaar, hoe liberaal ook in eigen oog, ging die liberaliteit te ver, en sloten alle vrouwen van het lidmaatschap uit. Tegen die bepaling werd verzet aangeteekend, zelfs door mannen. Aanstonds kwam aan 't licht, dat het bestuur in deze zaak nooit homogeen was geweest. De werkelijk liberale fractie bleek over redingskracht te bezitten, want toen de Ver eeniging voor Vrouwenkiesrecht, afd. den Haag, zich tot het bestuur richtte met het verzoek om in een hunner ledenvergaderin gen het vrouwenkiesrecht te mogen beplei ten, was daarvoor niet alleen een meerder heid te vinden, maar werd op de agenda dier bijeenkomsl tevens geplaatst: herziening der bepaling betreffende vrouwenuitsluiting een punt, dat echter verdaagd moest wor den, omdat geen twee derde der leden tegenwoordig was. Mr. Lizzie van Dorp zou de rechtvaardig heid en voor het gemeenschappelijk belang wenschehjkheid van het vrouwenkiesrecht bepleiten, en deed zulks 17 December. Haar argumenten rugsteunde zij met de meeningen en uitspraken van mannen en vrouwen als helderdenkend geboekt. Die kernachtige pleidooien, zoomin als haar betoog, is het wat mij naar de pen doet grijpen. Er bestond gelegenheid tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Uit deze kies ik er n. Door een heer, zeer zeker niet meer in de twintig, werd vrouwenkiesrecht onaan nemelijk geacht, op grond, dat de vrouwen niet milicienplichtig zijn. Dit argument is voorzeker niet nieuw, maar al is 't niet nieuw, daarom zou het toch wel juist kunnen wezen is het dit echter? In de eerste plaats hebben de vrouwen nooit de uitoefening van den miliciensplicht geweigerd, of dit kunnen doen, om de alles afdoende reden, dat zij er nooit toe in de gelegenheid zijn geweest: het werd haar nimmer voorgeslagen. Zouden, indien voorgeslagen, de vrouwen geweigerd hebben? Na bekomen te zijn van den schrik der nieuwheid, de meesten zeker niet. En zou die niet-weigering een uiting zijn van zelfoverschatting? Onderzoeken wij dit even. Toen mevr. Versluys?Poelman enkele jaren geleden zich voorbereidde voor een spreekbeurt, vroeg zij een kapitein in actieven dienst om inlichtingen betreffende de mili ciens. Wat bleek? Een vrij groot percentage dezer verricht kazernediensten, d. w. z. schillen aardappelen, maken groenten schoon, koken, wasschen vaten, schrobben en dweilen zouden vrouwen niet dat werk kunnen ver richten? Een veel grooter percentage daarenboven is aan den werkelijken dienst onttrokken door het oppasser zijn, hetgeen bet eekent: kinderen naar school brengen, van school halen, en met een mandje gewa pend eetwaren koopen, allerlei boodschap pen doen, zelfs huiswerk verrichten zouden die bezigheden niet door vrouwen kunnen overgenomen wor den? Ja, maar de overblijvende mili ciens ? Hoeveel van hun tijd hebben dezen niet te besteden aan het poetsen van hun knoopen en het af borstelen van hun kleeren? ook dat is werk, hetwelk vrou wen kunnen doen. Maar dan de marschen ? Hoe weinig personen ik van nabij ken, toch staan mij opeens een vijftal voor den geest, die voor haar genoegen wandelin gen maken van O a 8 uur op n dag. Langer duren de militaire wandelingen zeker niet, terwijl velen van de deelnemers ze wel degelijk beschouwen als een karwei, niet als een genot. Verder: de schietoefeningen ? Ook dit geen overwegend bezwaar, nu er reeds vrij wat vrouwen zijn, die mikken en treffen een gezonde sport beschouwen, En in oorlogstijd dan? Zoodra een oorlog uitbarst, al bestaat er geen enkele wettelijke dwang, stroomen er van alle kanten vrouwen toe als verpleegsters d. w. z. zich bewust en vrijwillig blootstellen aan ver moeienissen zóó groot, dat zij na enkele maanden wederkeeren lichamelijk voor altijd 10 il 15 jaren verouderd, zoo zij wederkeeren en het er zonder onherstelbare kwaal af brengen. Deze vrouwen ver vullen dus feitelijk dienstplicht, want hadden zij zich niet aan geboden dan zouden dienstplichtige mannen daarvoor aangewezen moeten worden. Ook zouden vrouwelijke soldaten belast kunnen worden met de zorg voor fourageering en al het noodzakelijke administratieve werk, thans door mannen verricht. Op deze wijze zou een goed deel der dienstplichtige vrouwen onmisbaren arbeid doen. Toch, het is waar, zouden er nog over blijven wat die ? Welnu :mee vechten. Xiet alle vrou wen hebben zwakke zenuwen; het bewijs vinden we allereerst bij de ziek en verpleeg sters. En niet alle vrouwen zijn zwak van gestel. Wel hebben de vrouwen in doorsnee minder spierkracht dan de mannen, maar daartegenover staat, dat velen harer een buitengewone hoeveelheid weerstandsver mogen hebben, getuige de jonge, gehuwde vrouw uit de volksklasse, die door haar taaiheid jaren achtereen paarden werk verricht. Ja, maar de bekwaamheid voor het sol daat zijn? Bestaat die uit iets, dat boven het vermogen der vrouwen ligt ? Bepaalt het zich, ook in oorlogstijd, niet hoofdzakelijk in blindelings gehoorzamen en luk raak schie ten" om een uitdrukking van een vakman over te nemen. Let wel: er is thans sprake van den troep, niet van hen, die het plan der campagne ontwerpen maar dat toch zijn enkelen. De vrouwen zijn dus wel degelijk tot milicienwerk in staat. Een verklaring, die voor mij allerminst beteekent, dat een leger van n mannen n vrouwen mij toelacht; zeer zeker niet, zoolang de mensch als zedelijk wezen niet hooger staat dan hij thans doet. Gesteld echter wat evenwel niet alge meen het geval zal wezen dat de vrouwen het kiesbiljet zouden weigeren, wanneer het haar geboden werd onder voorwaarde van dienstplicht, zou dan rechtvaardigheidshalve niet beschouwd moeten worden, dat zij reeds voldoende voor den Staat doen door het vrijwillig ter wereld brengen van kinderen met in gevaarstelling van haar jons; leven? Welke man, hoe krachtig ook van lichaam en geest, heeft zooveel onmisbare waarde voor den Staat, als zelfs de minst ontwik kelde vrouw? Wijsheid en uitvindingen hangen, hoewel onzichtbaar, in de lucht, die zoo niet door iemand uit land A. worden gegrepen, dan toch door een uit land B. en aanstonds de heele wereld overgaan. Ten slotte nog dit. Zoodra de vrouwen medezeggingsschap krijgen, zal blijken tot een harer eerste mikpunten te behooren de oorlog in eigen persoon, omdat hij, die over de beste verdelgingswerktuigen kan beschik ken den strijd wint; hetgeen dikwijls niet is hij, die het recht aan zijn zijde heeft. Oorlog is: duizendtallen der krachtigsten verminken of verdelgen; d. w. z. de gemeen schap gedurende een reeks van jaren fysiek en moreel onberekenbare schade toebrengen daartoe zullen de vrouwen en bloc nooit willen meewerken, maar wanneer het moet, zullen ook zij blijken tot oorlogswerk in staat te zijn, tevens den gruwel er van tot het minimum terug brengende. Den Haag, 21.12'04. ELLSK A. UAKUIÏON. Kleiuzeeriglieiir1 door 'n andere bril tttn, Al eenigeii tijd lag dit onderwerp in mijn denkfabriekje gyreed; verder echter, was 't nog niet gekomen tot... tot 't artikel: Kleinzeerigheid" van F. J. v. U. het plots nu. van daaruit in mijn pen deed glijden. Aan kleinzeerigheid bij kinderen moet wor den toegegeven, ten minste,- zoo iets dient zeker niet sterk te worden tegengegaan"... aldus luidt kan ik goed lezen 't oordeel van schrijfster. En nu zou ik haar willen vragen : Zoekt ge voor een wel degelijk bestaand euvel, niet een geheel verkeerde oorzaak ? De kracht, om niet toe te geven toch, wat gezond-doelende opvoeders, juist als 't kleine physieke pijntjes geldt, hun kinderen verlangen bij te brengen, acht gij minder gewenscht, uit vrees voor afstomping van de werking van onzen gezondheidsbarometer f Gij meent, dat een kind wat niet beklaagd wordt, als 't zich 't kopje gestooten heeft, wat men, integendeel, van 't thema: pijn, zoekt af te brengen, niet ge voelig zal blijven voor onzuivere lucht, voor tabakswalm en spiritualiëngeurtjes ? Mij lijkt zulk een afgestompt-zijn, een anderen grond te hebben en wel deze: 't kind, dat van jongs-af door vader, of door vader en moeder mee genomen wordt naar de hel voor de gezonde ziel, voor 't gezonde lichaam: naar kroeg, café, tingeltangel, caf concert of hoe de meer of minder mooie schijnnaaui van dien kanker onzer negentien, en helaas óók nog: onzer twintig-eeuwsche maatschappij mogen luiden, zulk een kind 't moge al dan niet, bij zijn pijntjes beklaagd worden zal zeker ten letste niets speuren van wat hem de bij z'n geboorte meegebrachte barometer verkondt. Niet alleen zal zulk een slachtoffer der hedendaagscht ouderenpretzucht. na korten tijd ongevoelig zijn voor 't benau wende van tabakswalm, 't vles-zure van biergeurtjes, het zal evenmin bespeuren, wan neer 't kinderbedtijd is. Mijn Jan kan zóó best tegen opblijven" pocht zoo'n moeder... Arme Jan" denk ik, als ik die lofspraak hoor. Ziet ge geachte P. J. v. TJ. dat komt mij als een der oorzaken voor, van die inderdaad zér te betreuren afstomping. Een ander is passez-moi Ie mot malmoertje". Mal-moertje" is bij de komst van no. l bang voor dit, bang voor dat. Ik heb zoo'n niet te benijden no. l, een paar uur n:"i haar komst op het ondermaansche zien liggen... op de porccleinen kachel en 't was in ... September. En weet ge, wat mal-moertjes no. l 't eerst heeft kunnen zeg gen ? n't Töeli(t) zoo". Met no. 2 en no. 3 is 't niet beter gegaan. Dat nu zulke schapen dood bang zijn voor 'n open venster bij nacht, vaak óók over dag, maar heelemaal niets speuren bij een, voor anderen, ondragelijke kamerlucht... Zoudt ge 't willen betwisten, immers neen? En, ook, zonder dat ik er u op wijs, zult ge toch reeds begrepen hebben, dat bij rnal-rnoertje" nooit sprake is van dat zich-leeren-bed wingen" bij 'n gebonst kopje, speldenschram, 'n blauwe knie.. . Behoef ik u te zeggen, dat ik 't bijgewoond heb, hoe na drie dagen no. 2 door mal-moertje nóg beklaagd werd, en zij mij toch toonen moest haar .. . voorhoofd met de vreesselijke" 't is bij mal-moertje en consorte altoos vreesselijk" blauwe plek .' In '3 hemelsnaam beste v. U. help toch niet mee aan 't kweeken van een ander monster in ons hedendaagsch bestaan, trek toch niet te velde tegen de helaas maar alie-weinigtn, die 't niet-toegevens-systeem met verstand in toepassing brengen op hun kleinen. Xiet-toegeven" neen, er overheen leeren komen, opdat niet van eiken vlieg een olifant gemaakt worde, zooals door 't naarhysterischeverbeeldinir-nijgende produkt van half-ont wikkelde, zenuw-zwakke ouders nu maar al te zeer geschiedt. Ik zou u willen herinneren aan uw school tijd, waarde v. L'. Dan zult ook gij toch, u geërgerd hebben, aan dat aanstellerige bangzijn van sommige meisjes in uw klasse, dan zult ge u te binnen brengen, hoe vaak gij, door uw stoicynsche kalmte, getracht hebt, die wichten" te doen inzien, het idiote van hun gegil om 'n wesp in 't lokaal, 'n spinnetje op een der schorten ! En later, toen ge al lang de schoolbanken verlaten hadt en evenals ik, en als ieder ander in onzen tijd met hysterischen" in aanraking zult gekomen zijn, dan zult ge u die scènetjes hebben te binnen gebracht en dan, dan eerst zult ge tot de erkenning zijn gekomen, hoe 't gegil, de idiote drukte van een zoo'n kwaai-teergi'tnelige, direct aanstekelijk werkte, hoe in minder dan geen tijd, 'n groot deel der klasse toegegeven had aan die domme komedie. Want komedie, dat is 't. wat ge kweekt, bij dat niet tegenwerken bij overgevoeligheid van kinderen, ge doet ontstaan de walgelijke behoefte van zich interessant te maken .. . een der eerste kentaekenen van hysterie. Egoïsten maakt ge, egoïsten, die eigenleed als 't eenig-belangrijke leeren inzien. En... of nu uit dat hyper-egoïsme onze zenuw-patiënt" geboreu wordt, dan wel of 't zijn-van-zenuw-patientl) dat hyper -egoïsme ontstaat., . ik laat de beslissing aan vak mannen over. Mij is 't al erg genoeg, de toestand, zooals die nu is, en al weet ik zeer goed, dat Tingeltangels en mal-moertjes niet de eenige oorzaken zijn van 't feit, dat men langzamerhand den niet-zenuwpatient tot den abnormale mag gaan rekenen, die beiden toch zijn niet te negeeren verderfelijke krarhten, die hun onheil over bijna alle lagen van onze maatschappij brengen. Nog eens: niet toegeven; van begin af 't kind bijbrengen gezonde, krachtige begrip pen van altruïsme; van beheersching van eigen leed. Ter wille van hen, die't zwaarder hebben, leeren zóó opgevoeden dan ook later, zich zelven niet te beklagen, maar de handen uit de mouw te steken, om den mér-lijdenden buurman te steunen. Ik twijfel niet, of we zijn 't nu eens. Den Haag, l Januari '05. VBOUIVKE. 1) Zou voor 75 pCt. onzer hysterikèrs onze voorouders geen veel eenvoudiger, maar juister benaming hebben gebezigd? Misdeeld*: kinderen. Inleiding tot de paedagogische pathologie en therapie, door .!. KLOOTSEMA, adjunct-directeur aan het Rijksopvoedingsgesticht te Alkmaar. J. B. Wolters, 1904, Groningen. Schrijver begint bovenstaand werk met een overzicht te geven van de verschillende inrichtingen, die er bestaan voor de geestelijkmisdeelde jeugd, om daarna over te gaan tot de bespreking van idiote en achterlijke kin deren. Vervolgens maken de misdadige kin deren een onderwerp van bespreking uit. In het vierde hoofdstuk behandelt de schrijver de verwaarloosde kinderen, om daarna de verzorging der misdeelde kinderen in verschillend volgende hoofdstukken te behandelen. Een uitgebreid hoofdstuk is gewijd aan de kindergebreken, terwijl in het slotwoord eenige mededeelingen vervat zijn over enkele werken en vereenigingen voor kinderstudie. Ziedaar in het kort den inhoud van het belangrijke werkje, dat in hoofdzaak bestemd is voor artsen en rechtsgeleerden, voor studeerende onderwijzers, voor ontwikkelde leeken. Schrijver heeft door zijn werk een brug gebouwd, waarover geneesheeren, rechtsge leerden en paedagogen elkander kunnen ont moeten, en als zoodanig begroeten wij het met vreugde. Maar andermaal leert ons dit werk, dat de geneeskunde een terrein is, hetwelk de leek niet straffeloos betreedt, en wanneer ik iets in dit werk betreur, dan zijn het de fouten die schrijver begaan heeft, wanneer hij het geneeskundig gebied, en vaak zonder nood zaak, betrad. De gedachtengang van schrijver, wat betreft het toedienen van schildklierpraeparaten bij de cretins, is zóó onjuist, dat menige leek ze hem verbeteren zou. Daaren boven was het zoo geheel onnoodig ze mede te deelen. Als schrijver beweert dat de idioot aan het type der primaten (oermenschen) herinnert, heeft hij niet gedacht aan de destijds gevoerden strijd over dit onderwerp, die ein digde met een volkomen zegepraal van de meening, dat de idioot een pathologisch type is en van een herinnering aan den oermensen geen sprake kan zijn. Minder juist is 't dat het onderwijs van idioten vernietigend op hun zieleleven in werkt, zoo dat ten slotte het resultaat is, dat ze wat vlugger te gronde gaan dan anders het geval zou wezen. Deze bewering is in strijd met resultaten in krankzinnigen- en idiotengestichten ver kregen en met de meening van hen die de medico-paedagogiek niet slechts oppervlakkig hebben leeren kennen. In een boek, waarin de zér ingewikkelde spraakstoornissen behandeld worden, hadden wij -MO gaarne over de opvoeding van idioten en de bereikte resultaten wat vermeld gezien. liet maakt den indruk, alsof schrijver zijn breede taak nog niet volkomen omvatte en reeds een deel heeft willen geven. Zijn beschouwingen over moreele ver schijnselen bij misdadige kinderen berust vermoedelijk op Spencer's meening van aan passing van den mensch aan het milieu waarin hij zich bevindt; een theorie, die niet zeer gelukkig is te achten. Want volgens haar is degene, die zich niet door al wat logen is onze maatschappy kan laten leiden, die niet verblind wordt door het klatergoud, waarmede anderen zich tooien, die schijngerechtigheid ziet, die gehuichel voelt, waar de zich gebukt hebbende mensch waarheid denkt, een moreel ontaarde. Al valt dan in dit hoogst belangrijk werk het een en ander aan te merken, wij kunnen den schrijver dankbaar zijn, dat hij in ons land de aandacht heeft gevestigd op het leven en denken der misdeelde kinderen. Dat is de groote verdienste van zijn werk, dat hij de aandacht gevestigd heeft op een onderwerp, dat buiten den gedachtengang van velen ligt, dat hij een werk geschreven heeft, hetwelk van veel studie getuigt, dat waard is gelezen te worden en in breeden kring verspreid. Haarlem. G. A. OOTMAR. In 't schemeruur Bij't knappend vuur, door NELI.IK. Amsterdam, Cohen Zonen. De titel zegt precies wat het boekje is. Een allergezelligst verhaaltjes- en sprookjes boek, om in winteravonden voor te lezen, of bij 't spelen van de haardvlammen, of wel : 't gloeien van den vulkachel! in te bladeren. Het bevat sprookjes, die verzameld en ver taald zijn door Nellie, maar ook vele oor spronkelijke van haar hand, waaronder b.v. het verhaal van De Dolle Dwergjes wel het meest in den kinderlijken trant zal zijn. De beste een onder zijn reeds voeger verschenen in Ons Blaadje of de Kinderbibliotheek, maar ze zijn het wel waard om in den meer blijvenden vorm van een flink boek vereenigd te worden. Van twee sprookjes schijnt de keuze mij niet gelukkig, omdat de beteekenis er van, ver boven kinderlijke bevatting gaat. Het zijn een sprookje van H. C. Andersen en mevrouw de Pressensé. Deze twee verhaaltjes willen beide betoogen, dat goedheid des harten een deugd is, die hooger staat dan alle wijs heid, dat zelfopoffering de hoogste deugd is, dat liefde meer is dan vrijheid en kennis. Het sprookje wordt hier, door het te veel op den voorgrond treden der beteekenis, uit sluitend allegorie en verliest daardoor reeds het naïve karakter, maar de beteekenis zelf is onbegrijpelijk voor een kind. In de tegenwoordige richting van onze kinderenlectuur wordt wel eens te veel van kinderen verwacht. In onzen aandrang om om ze het beste te geven, wat wij hebben, overschatten wij somtijds hun bevattingsver mogen. En hiertoe laat Nellie zich ook nog al eens vervoeren. Zoo lees ik op bladz. 47: En wij klingelden het over de heele wereld, dat de mensch leed moet overwinnen om groote vreugd te vinden" .... Wat kan een negenjarig kind hiervan maken ? In haar voorrede geeft Nellie uitvoerig de reden op, waarom zij haar eigen boekjes nu ongeïllustreerd uitgeeft. Zij heeft het al zoo dikwijls ondervonden dat, zoolang een wild vreemde teekenaar op bestelling prentjes moet maken bij werk, waarmee hij zich niet vereenzelvigen wil of kan, dat hem eigenlijk niet aangaat, zoolang krijgen wij illustraties die het kind teleur moeten stellen ...." Zij zegt verder : Ik ben ten slotte gekomen tot de overtuiging : dat men den kinderen zuiverder en tevens meer vormend genot verschaft, wanneer men hun geeft: boeken zonder prentjes, en prentjes zonder tekst; boeken die tal van beeldjes suggereeren; prentjes die hun eigen geschiedenis vertellen." Is hier ook niet een weinig overschatting van kinderen, en hun smaak in 't spel ? Zeker, er zijn kinderen, wier smaak reeds zoo gevormd is, dat voor hen de minder mooie prentjes een soort van ontwijding" van het mooie boek kunnen zijn. Dat zijn . de kinderen, die een goede opvoeding ge nieten, die ook wel in de gelegenheid zijn mooie platen te zien en te leeren waardeeren. Maar. wie het meeste behoefte hebben aan boekjes als dit: In 't schemeruur" dat zijn de kinderen der volksscholen en bij hen, bij die groote massa kinderen met geheel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl