Historisch Archief 1877-1940
No. 1437
DE AM8TERDAMMEB WEEKBLAD TOOR NEDERLAND.
waar een maaltijd voor ons gereed stond. In ?
de Chineesche gebouwen zijn alle vertrekken
door een open plein van elkaar gescheiden.
De keizerin-weduwe verliet eerst de zaal en
nam plaats in een geel zijden draagstoel, die
door twaalf eunuchen gedragen werd, terwijl
een dertiende een geel zijden parapluie boven
haar hoofd hield.
De vreemde dames volgden haar, ieder
onder den arm gesteund door jonge diena
ressen, die bij paren aangewezen werden om
voor oris te zorgen en ons overal te geleiden.
Deze meisjes zijn inferieure hofdames, die
ieder jaar in groot getal ten paleize geïntro
duceerd worden. Op den ouderdom van 25
jaar worden ze ontslagen en met rijke ge
schenken teruggezonden naar hare vaders,
die gemeenlijk Mantsjoesche vaandeldragerg
zijn. Geen Chineesche vrouw wordt ooit in
den keizerlijken harem of in het paleis opge
nomen. Die voorwaarden stelden de
Chineezen, toen zij in 1644 hun nek bogen onder
het juk der Mantsjoes. Dat verklaart het
feit, waarover ik my eerst verbaasde, namelijk,
dat geen der paleisdames samengeperste voe
ten hebben; de Tartaarsche vrouwen volgen
die dwaze gewoonte niet. Al de meisjes
schenen zeer tevreden met haar lot. En toen
ik een vroeg wat zij deden als zy niet den
keizer hare opwachting maakten, antwoordde
«Ü: Wij lachen en spelen/'
Eindelijk kwamen wij in de banketzaal.
En hier wachtte ons het meest curieuze
gezicht. In deze zuiver Chineesche zaal met
geschilderde pilaren en met draken versierde
galerijen, stond een lange tafel en ryen
ordinaire Europeesche eetsalon-stoelen. Deze
waren blijkbaar speciaal voor ons gemak
aangeschaft, maar zij schenen in hun huidige
omgeving zonderling smakeloos en niet op
hun plaats. Een zeer ge woon tafelkleed dekte
de tafel, maar om zijn reinheid ongeschonden
te behouden was het overdekt met glimmend
Amerikaansch wasdoek, dat aan den binnen
kant zwart was en van bovenop versierd met
gekleurde bloemen. Het midden der tafel
was beladen met talrijke schotels Chineesche
lekkernijen en voor eiken zetel was een
Europeesch mes, vork en lepel van goedkoop
metaal gelegd, benevens een stel met zilver ge
monteerde zwarte houten eetstokjes. ledere
gast was tevens voorzien van een servet van
grof katoen, purperkleurig en met een witte
bloemteekening versierd. Het menu was
Chineesch, de drank bestond uit lauw bier in
wijnglazen geschonken en champagne in
likeurglaasjes. Het behoeft niet gezegd, dat
wij niet veel nuttigden, ofschoon de keizerin
weduwe, die aan onze tafel zat, gaarne zag
dat wij goed ons best deden. Zij gaf het voor
beeld, door verscheidene schoteltjes vol rijst en
melk te verorberen, een zeer groote gunst,
want zij zit nooit met hofdames aan en eet
altijd apart. Bij deze gelegenheid werd zij
bediend door knielend personeel. Mijn tolk
hoorde de eene tot déandere zeggen:
Noodig de geëerde schotel van Hare Majesteit
uit zich te verplaatsen", hetgeen zeker een
beleefde last is een ledige schotel te verwij
deren. De keizerin at uit schotels van geel
porcelein; onze waren geel met groen en
zwarte draken er op. Later werden ons het
servet, de eetstokjes en de schotels als een
souvenir ten geschenke gegeven. Onder den
maaltijd zat de keizer op zijn gewone plaats
achter de keizerin-weduwe. Maar hij ontving
niets te eten, schoon hem Europeesche
cigaretten aangeboden werden die hij, evenals
de keizerin, met blijkbaar genot rookte.
Eenigen tijd daarna werd Lady Townley
afzonderlijk door de keizerin-weduwe ontvan
gen. Bij die gelegenheid wandelde zij gearmd
met haar door de tuin. De machtige vrouw
lachte hartelijk over het verschil in beider
grootte : zij reikte nauwelijks tot de schouders
van haar Engelsche gast, die 5 54 voetboog was.
Op het Chineesche Nieuwjaar werden de
gezantschapsdames andermaal ten paleize
geïnviteerd. Bij het feestmaal mocht de keizer
de overschotten eten die de keizerin-weduwe
hem van haar maal toewees. Bij een toen
gemaakt bezoek aan de slaapkamer der ge
nadige vrouw, werd Lady Townley
uitgenoodigd tusscheh haar en den keizer op haar
bed te komen zitten. Zeer conventioneel is
men in zulke zaken aan het Pekingsche Hof
blijkbaar niet. Een Chineesche slaapstede is
gemaakt naar den vorm van een oven. De
holle steenen verhevenheid, waarop een
menigte kussens en peluws aijn verspreid,
wordt des winters verwarmd. In de slaap
kamer der keizerin stond 'niets meer dan een
gela sofa en een reusachtig blok groene rijk
gebeeldhouwde steen. Verder eenige tafels
met zeldzame snuisterijen, meest van
Europeeschen oorsprong.
De andere gasten schrijft Lady Townley
stonden rondom het bed en de conversatie
was zeer vrij. Hare Majesteit speelde met
mijn mof en duwde mij haar kleed toe om
de weefsel en bezetsel te bewonderen. Op
merkzaam gemaakt, dat niet minder dan
vijf Europeesche reisklokjes op een lijst aan
den wand aan het bedeinde krachtig stonden
te tikken, vertelde zij mij, dat niet n daarvan
den juisten tijd aangaf, maar door het gemid
delde der aanwijzigingen te nemen, was zij in
staat ongeveer den juisten tijd te zeggen. Zij
deelde mij ook in vertrouwen mede, dat zij des
nachts bang was. Derhalve liet zij steeds twee
meisjes bij haar bed op den vloer slapen, terwijl
anderen buiten de deur van haar slaapvertrek
de wacht hielden. Toen ons gesprek ten einde
was, klommen wij van het bed, met zooveel
deftigheid als de moeilijke operatie toeliet.
Hare Majesteit klampte zich met beide han
den aan mij vast. Thee werd opgediend, die
de keizerin dronk uit een beker van groenen
steen met een verguld schoteltje in den
vorm van een bootje. De hofdames waren
natuurlijk gedurende de gansche audiëntie
aanwezig. En zij maakten een prachtig effect
met haar sierlijk bont-gekleurde costumeg
en haar zonderlinge haartooisels.
Hier moet ik eindigen met aanhalingen
uit Lady Townley's interessant boek. Ik baal
slechts nog aan, dat zij China het meest
democratische land der wereld noemt, wat
het personeel betreft. De bedienden zijn
altijd tegenwoordig en schijnen zeer gemeen
zaam met hunne meesters en meesteressen,
zij nemen deel aan de conversatie wanneer
het hun past en toonen uiterlijk weinig of
geen eerbied." Zij noemt de Chineezén tevens
het meest beleefde volk". De schildering
die zij geeft van het lot der armen, overtreft
alles wat wij in Europa om ons heen in de
groote steden zien. Zij zegt, dat rijke Chi
neezén het een bijzondere deugd achten dood
kisten te verschaffen voor de lijken der bede
laars die aan den weg van koude en honger
sterven, wat des winters zeer algemeen
voorkomt.
Londen.
J. K. v. D. V.
VOORDEELEN
van den alom
gerenommeerden
MA66I' AROMA
om te
kruiden.
, Cüno+a A primo aan groenten, vleezen, sauzen, soepen en zwakke bouillon. Hierin eenïg
r llJIlalO Ml Ullid, en onovertroffen.
wnnrriAAlif! ' wees vooral spaarzaam in 't gebruik, daar de oorspronkelijke smaak
wUUl UOOIiy , (je,, gerechten wei verhoogd, doch niet verdrongen moet worden.
3°U6IH8kk6lijKSt6 in
PnoHlinnn ?
4°UOCÜKOUP . yanaf
jn tegenstelling met de vaste extracten.
l Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaa*
30 cent per flacon. j Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HOBU, Amsterdam.
MAGGI's onderscheidingen: 5 groote Pryzen, 30 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere-Prjjzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parjjs.
IIIIIIIMmmimnlmlIlllllmillllllllmmlIlllllmlIllllimlIllllllllllmlIllllllllllllllllllllllllllllllllllimlIIII III HUM III H III» 11111111 III l III 11" 1111II1111P H l [ Illlll 111IIIIIIIJ,! Mlllllll HMMMMI Illll Illlllllll llllltllllll
Dienstplicht en VMTO,
Vrouwenkiesrecht is een der sociale vraag
stukken, waarop in steeds wijder kring de
aandacht zich vestigt. Niet langer verkapt
door vorm of titel, maar zonder eenigmom,
wordt deze zaak thans zoowel van alle kanten
bekeken, als angstvallig gewikt en gewogen
in onze beste tijdschriften, hetzelfde of de
artikelen afkomstig zijn van penbezitters dan
van penbezitsters getuige het opstel van
Martina Kramers voor enkele maanden in
de Gids verschenen, al dat van Julius Keizer
in de December Vragen des Tljds opgenomen.
De Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht
verheugt zich zeer over die vermeerderende
populariteit; ja, bevordert van haar kant de
openbare gedachten wisseling zooveel mogelijk.
Bij voorbeeld. Ongeveer een jaar geleden
voelden eenige manlijke jongelui hier in den
Haag behoefte om een kiesvereeniging op
te richten en deden zulks onder den naam
van De jonge Liberalen". Dadelijk bleek
echter, dat met de liberaliteit iets niet recht
in den haak was, want worden tegenwoordig
in de voornaamste vooruitstrevende
kiesvereenigingen vrouwen gaarne als lid aange
nomen, de Haagsche jongelui van 16?25
jaar, hoe liberaal ook in eigen oog, ging die
liberaliteit te ver, en sloten alle vrouwen
van het lidmaatschap uit.
Tegen die bepaling werd verzet
aangeteekend, zelfs door mannen. Aanstonds kwam
aan 't licht, dat het bestuur in deze zaak
nooit homogeen was geweest.
De werkelijk liberale fractie bleek over
redingskracht te bezitten, want toen de Ver
eeniging voor Vrouwenkiesrecht, afd. den
Haag, zich tot het bestuur richtte met het
verzoek om in een hunner ledenvergaderin
gen het vrouwenkiesrecht te mogen beplei
ten, was daarvoor niet alleen een meerder
heid te vinden, maar werd op de agenda
dier bijeenkomsl tevens geplaatst: herziening
der bepaling betreffende vrouwenuitsluiting
een punt, dat echter verdaagd moest wor
den, omdat geen twee derde der leden
tegenwoordig was.
Mr. Lizzie van Dorp zou de rechtvaardig
heid en voor het gemeenschappelijk belang
wenschehjkheid van het vrouwenkiesrecht
bepleiten, en deed zulks 17 December.
Haar argumenten rugsteunde zij met de
meeningen en uitspraken van mannen en
vrouwen als helderdenkend geboekt. Die
kernachtige pleidooien, zoomin als haar
betoog, is het wat mij naar de pen doet
grijpen.
Er bestond gelegenheid tot het stellen van
vragen en het maken van opmerkingen. Uit
deze kies ik er n.
Door een heer, zeer zeker niet meer in
de twintig, werd vrouwenkiesrecht onaan
nemelijk geacht, op grond, dat de vrouwen
niet milicienplichtig zijn. Dit argument is
voorzeker niet nieuw, maar al is 't niet
nieuw, daarom zou het toch wel juist kunnen
wezen is het dit echter?
In de eerste plaats hebben de vrouwen
nooit de uitoefening van den miliciensplicht
geweigerd, of dit kunnen doen, om de alles
afdoende reden, dat zij er nooit toe in de
gelegenheid zijn geweest: het werd haar
nimmer voorgeslagen.
Zouden, indien voorgeslagen, de vrouwen
geweigerd hebben? Na bekomen te zijn van
den schrik der nieuwheid, de meesten zeker
niet. En zou die niet-weigering een uiting
zijn van zelfoverschatting? Onderzoeken wij
dit even.
Toen mevr. Versluys?Poelman enkele
jaren geleden zich voorbereidde voor een
spreekbeurt, vroeg zij een kapitein in actieven
dienst om inlichtingen betreffende de mili
ciens. Wat bleek?
Een vrij groot percentage dezer verricht
kazernediensten, d. w. z. schillen aardappelen,
maken groenten schoon, koken, wasschen
vaten, schrobben en dweilen zouden
vrouwen niet dat werk kunnen ver
richten? Een veel grooter percentage
daarenboven is aan den werkelijken dienst
onttrokken door het oppasser zijn, hetgeen
bet eekent: kinderen naar school brengen,
van school halen, en met een mandje gewa
pend eetwaren koopen, allerlei boodschap
pen doen, zelfs huiswerk verrichten
zouden die bezigheden niet door
vrouwen kunnen overgenomen wor
den? Ja, maar de overblijvende mili
ciens ?
Hoeveel van hun tijd hebben dezen niet
te besteden aan het poetsen van hun knoopen
en het af borstelen van hun kleeren?
ook dat is werk, hetwelk vrou
wen kunnen doen. Maar dan de
marschen ? Hoe weinig personen ik van nabij
ken, toch staan mij opeens een vijftal voor
den geest, die voor haar genoegen wandelin
gen maken van O a 8 uur op n dag.
Langer duren de militaire wandelingen zeker
niet, terwijl velen van de deelnemers ze wel
degelijk beschouwen als een karwei, niet als
een genot. Verder: de schietoefeningen ? Ook
dit geen overwegend bezwaar, nu er reeds
vrij wat vrouwen zijn, die mikken en treffen
een gezonde sport beschouwen,
En in oorlogstijd dan? Zoodra een
oorlog uitbarst, al bestaat er geen enkele
wettelijke dwang, stroomen er van alle kanten
vrouwen toe als verpleegsters d. w. z. zich
bewust en vrijwillig blootstellen aan ver
moeienissen zóó groot, dat zij na enkele
maanden wederkeeren lichamelijk voor altijd
10 il 15 jaren verouderd, zoo zij wederkeeren
en het er zonder onherstelbare kwaal af
brengen. Deze vrouwen ver vullen dus feitelijk
dienstplicht, want hadden zij zich niet aan
geboden dan zouden dienstplichtige mannen
daarvoor aangewezen moeten worden.
Ook zouden vrouwelijke soldaten belast
kunnen worden met de zorg voor
fourageering en al het noodzakelijke administratieve
werk, thans door mannen verricht. Op deze
wijze zou een goed deel der dienstplichtige
vrouwen onmisbaren arbeid doen. Toch, het
is waar, zouden er nog over blijven
wat die ?
Welnu :mee vechten. Xiet alle vrou
wen hebben zwakke zenuwen; het bewijs
vinden we allereerst bij de ziek en verpleeg
sters. En niet alle vrouwen zijn zwak van
gestel. Wel hebben de vrouwen in doorsnee
minder spierkracht dan de mannen, maar
daartegenover staat, dat velen harer een
buitengewone hoeveelheid weerstandsver
mogen hebben, getuige de jonge, gehuwde
vrouw uit de volksklasse, die door haar
taaiheid jaren achtereen paarden werk verricht.
Ja, maar de bekwaamheid voor het sol
daat zijn? Bestaat die uit iets, dat boven het
vermogen der vrouwen ligt ? Bepaalt het
zich, ook in oorlogstijd, niet hoofdzakelijk in
blindelings gehoorzamen en luk raak schie
ten" om een uitdrukking van een vakman
over te nemen. Let wel: er is thans sprake
van den troep, niet van hen, die het plan
der campagne ontwerpen maar dat toch
zijn enkelen. De vrouwen zijn dus wel degelijk
tot milicienwerk in staat. Een verklaring, die
voor mij allerminst beteekent, dat een leger
van n mannen n vrouwen mij toelacht;
zeer zeker niet, zoolang de mensch als zedelijk
wezen niet hooger staat dan hij thans doet.
Gesteld echter wat evenwel niet alge
meen het geval zal wezen dat de vrouwen
het kiesbiljet zouden weigeren, wanneer het
haar geboden werd onder voorwaarde van
dienstplicht, zou dan rechtvaardigheidshalve
niet beschouwd moeten worden, dat zij reeds
voldoende voor den Staat doen door het
vrijwillig ter wereld brengen van kinderen
met in gevaarstelling van haar jons; leven?
Welke man, hoe krachtig ook van lichaam
en geest, heeft zooveel onmisbare waarde
voor den Staat, als zelfs de minst ontwik
kelde vrouw? Wijsheid en uitvindingen
hangen, hoewel onzichtbaar, in de lucht,
die zoo niet door iemand uit land A. worden
gegrepen, dan toch door een uit land B. en
aanstonds de heele wereld overgaan.
Ten slotte nog dit. Zoodra de vrouwen
medezeggingsschap krijgen, zal blijken tot
een harer eerste mikpunten te behooren de
oorlog in eigen persoon, omdat hij, die over
de beste verdelgingswerktuigen kan beschik
ken den strijd wint; hetgeen dikwijls niet
is hij, die het recht aan zijn zijde heeft.
Oorlog is: duizendtallen der krachtigsten
verminken of verdelgen; d. w. z. de gemeen
schap gedurende een reeks van jaren fysiek
en moreel onberekenbare schade toebrengen
daartoe zullen de vrouwen en bloc nooit
willen meewerken, maar wanneer het moet,
zullen ook zij blijken tot oorlogswerk in
staat te zijn, tevens den gruwel er van tot
het minimum terug brengende.
Den Haag, 21.12'04. ELLSK A. UAKUIÏON.
Kleiuzeeriglieiir1 door 'n andere bril tttn,
Al eenigeii tijd lag dit onderwerp in mijn
denkfabriekje gyreed; verder echter, was 't
nog niet gekomen tot... tot 't artikel:
Kleinzeerigheid" van F. J. v. U. het plots nu.
van daaruit in mijn pen deed glijden.
Aan kleinzeerigheid bij kinderen moet wor
den toegegeven, ten minste,- zoo iets dient zeker
niet sterk te worden tegengegaan"... aldus
luidt kan ik goed lezen 't oordeel van
schrijfster.
En nu zou ik haar willen vragen : Zoekt
ge voor een wel degelijk bestaand euvel, niet
een geheel verkeerde oorzaak ? De kracht,
om niet toe te geven toch, wat
gezond-doelende opvoeders, juist als 't kleine physieke
pijntjes geldt, hun kinderen verlangen bij
te brengen, acht gij minder gewenscht, uit
vrees voor afstomping van de werking van onzen
gezondheidsbarometer f Gij meent, dat een kind
wat niet beklaagd wordt, als 't zich 't kopje
gestooten heeft, wat men, integendeel, van
't thema: pijn, zoekt af te brengen, niet ge
voelig zal blijven voor onzuivere lucht, voor
tabakswalm en spiritualiëngeurtjes ?
Mij lijkt zulk een afgestompt-zijn, een
anderen grond te hebben en wel deze: 't kind,
dat van jongs-af door vader, of door vader
en moeder mee genomen wordt naar de
hel voor de gezonde ziel, voor 't gezonde
lichaam: naar kroeg, café, tingeltangel, caf
concert of hoe de meer of minder mooie
schijnnaaui van dien kanker onzer negentien,
en helaas óók nog: onzer twintig-eeuwsche
maatschappij mogen luiden, zulk een kind
't moge al dan niet, bij zijn pijntjes beklaagd
worden zal zeker ten letste niets speuren
van wat hem de bij z'n geboorte meegebrachte
barometer verkondt. Niet alleen zal zulk een
slachtoffer der hedendaagscht ouderenpretzucht.
na korten tijd ongevoelig zijn voor 't benau
wende van tabakswalm, 't vles-zure van
biergeurtjes, het zal evenmin bespeuren, wan
neer 't kinderbedtijd is.
Mijn Jan kan zóó best tegen opblijven"
pocht zoo'n moeder... Arme Jan" denk
ik, als ik die lofspraak hoor.
Ziet ge geachte P. J. v. TJ. dat komt mij
als een der oorzaken voor, van die inderdaad
zér te betreuren afstomping.
Een ander is passez-moi Ie mot
malmoertje".
Mal-moertje" is bij de komst van no. l
bang voor dit, bang voor dat.
Ik heb zoo'n niet te benijden no. l, een
paar uur n:"i haar komst op het
ondermaansche zien liggen... op de porccleinen kachel
en 't was in ... September. En weet ge, wat
mal-moertjes no. l 't eerst heeft kunnen zeg
gen ? n't Töeli(t) zoo". Met no. 2 en no. 3 is 't
niet beter gegaan. Dat nu zulke schapen dood
bang zijn voor 'n open venster bij nacht,
vaak óók over dag, maar heelemaal niets
speuren bij een, voor anderen, ondragelijke
kamerlucht... Zoudt ge 't willen betwisten,
immers neen? En, ook, zonder dat ik er u
op wijs, zult ge toch reeds begrepen hebben,
dat bij rnal-rnoertje" nooit sprake is van
dat zich-leeren-bed wingen" bij 'n gebonst
kopje, speldenschram, 'n blauwe knie.. .
Behoef ik u te zeggen, dat ik 't bijgewoond
heb, hoe na drie dagen no. 2 door mal-moertje
nóg beklaagd werd, en zij mij toch toonen
moest haar .. . voorhoofd met de
vreesselijke" 't is bij mal-moertje en consorte
altoos vreesselijk" blauwe plek .'
In '3 hemelsnaam beste v. U. help toch
niet mee aan 't kweeken van een ander
monster in ons hedendaagsch bestaan, trek
toch niet te velde tegen de helaas maar
alie-weinigtn, die 't niet-toegevens-systeem met
verstand in toepassing brengen op hun kleinen.
Xiet-toegeven" neen, er overheen leeren
komen, opdat niet van eiken vlieg een olifant
gemaakt worde, zooals door 't
naarhysterischeverbeeldinir-nijgende produkt van half-ont
wikkelde, zenuw-zwakke ouders nu maar al
te zeer geschiedt.
Ik zou u willen herinneren aan uw school
tijd, waarde v. L'. Dan zult ook gij toch, u
geërgerd hebben, aan dat aanstellerige
bangzijn van sommige meisjes in uw klasse, dan
zult ge u te binnen brengen, hoe vaak gij,
door uw stoicynsche kalmte, getracht hebt,
die wichten" te doen inzien, het idiote van
hun gegil om 'n wesp in 't lokaal, 'n
spinnetje op een der schorten ! En later, toen
ge al lang de schoolbanken verlaten hadt en
evenals ik, en als ieder ander in onzen tijd
met hysterischen" in aanraking zult gekomen
zijn, dan zult ge u die scènetjes hebben te
binnen gebracht en dan, dan eerst zult ge
tot de erkenning zijn gekomen, hoe 't gegil,
de idiote drukte van een zoo'n
kwaai-teergi'tnelige, direct aanstekelijk werkte, hoe in
minder dan geen tijd, 'n groot deel der klasse
toegegeven had aan die domme komedie.
Want komedie, dat is 't. wat ge kweekt, bij
dat niet tegenwerken bij overgevoeligheid van
kinderen, ge doet ontstaan de walgelijke
behoefte van zich interessant te maken .. .
een der eerste kentaekenen van hysterie.
Egoïsten maakt ge, egoïsten, die
eigenleed als 't eenig-belangrijke leeren inzien.
En... of nu uit dat hyper-egoïsme onze
zenuw-patiënt" geboreu wordt, dan wel of
't zijn-van-zenuw-patientl) dat hyper -egoïsme
ontstaat., . ik laat de beslissing aan vak
mannen over. Mij is 't al erg genoeg, de
toestand, zooals die nu is, en al weet ik
zeer goed, dat Tingeltangels en mal-moertjes
niet de eenige oorzaken zijn van 't feit, dat
men langzamerhand den niet-zenuwpatient
tot den abnormale mag gaan rekenen, die beiden
toch zijn niet te negeeren verderfelijke krarhten,
die hun onheil over bijna alle lagen van
onze maatschappij brengen.
Nog eens: niet toegeven; van begin af 't
kind bijbrengen gezonde, krachtige begrip
pen van altruïsme; van beheersching van
eigen leed. Ter wille van hen, die't zwaarder
hebben, leeren zóó opgevoeden dan ook
later, zich zelven niet te beklagen, maar de
handen uit de mouw te steken, om den
mér-lijdenden buurman te steunen. Ik twijfel
niet, of we zijn 't nu eens.
Den Haag, l Januari '05. VBOUIVKE.
1) Zou voor 75 pCt. onzer hysterikèrs onze
voorouders geen veel eenvoudiger, maar juister
benaming hebben gebezigd?
Misdeeld*: kinderen. Inleiding tot de
paedagogische pathologie en therapie, door
.!. KLOOTSEMA, adjunct-directeur aan het
Rijksopvoedingsgesticht te Alkmaar.
J. B. Wolters, 1904, Groningen.
Schrijver begint bovenstaand werk met een
overzicht te geven van de verschillende
inrichtingen, die er bestaan voor de
geestelijkmisdeelde jeugd, om daarna over te gaan tot
de bespreking van idiote en achterlijke kin
deren. Vervolgens maken de misdadige kin
deren een onderwerp van bespreking uit.
In het vierde hoofdstuk behandelt de
schrijver de verwaarloosde kinderen, om
daarna de verzorging der misdeelde kinderen
in verschillend volgende hoofdstukken te
behandelen.
Een uitgebreid hoofdstuk is gewijd aan de
kindergebreken, terwijl in het slotwoord
eenige mededeelingen vervat zijn over enkele
werken en vereenigingen voor kinderstudie.
Ziedaar in het kort den inhoud van het
belangrijke werkje, dat in hoofdzaak bestemd
is voor artsen en rechtsgeleerden, voor
studeerende onderwijzers, voor ontwikkelde
leeken.
Schrijver heeft door zijn werk een brug
gebouwd, waarover geneesheeren, rechtsge
leerden en paedagogen elkander kunnen ont
moeten, en als zoodanig begroeten wij het
met vreugde.
Maar andermaal leert ons dit werk, dat de
geneeskunde een terrein is, hetwelk de leek
niet straffeloos betreedt, en wanneer ik iets
in dit werk betreur, dan zijn het de fouten
die schrijver begaan heeft, wanneer hij het
geneeskundig gebied, en vaak zonder nood
zaak, betrad. De gedachtengang van schrijver,
wat betreft het toedienen van
schildklierpraeparaten bij de cretins, is zóó onjuist, dat
menige leek ze hem verbeteren zou. Daaren
boven was het zoo geheel onnoodig ze mede
te deelen.
Als schrijver beweert dat de idioot aan het
type der primaten (oermenschen) herinnert,
heeft hij niet gedacht aan de destijds
gevoerden strijd over dit onderwerp, die ein
digde met een volkomen zegepraal van de
meening, dat de idioot een pathologisch type
is en van een herinnering aan den oermensen
geen sprake kan zijn.
Minder juist is 't dat het onderwijs van
idioten vernietigend op hun zieleleven in
werkt, zoo dat ten slotte het resultaat is,
dat ze wat vlugger te gronde gaan dan anders
het geval zou wezen.
Deze bewering is in strijd met resultaten
in krankzinnigen- en idiotengestichten ver
kregen en met de meening van hen die de
medico-paedagogiek niet slechts oppervlakkig
hebben leeren kennen.
In een boek, waarin de zér ingewikkelde
spraakstoornissen behandeld worden, hadden
wij -MO gaarne over de opvoeding van idioten
en de bereikte resultaten wat vermeld gezien.
liet maakt den indruk, alsof schrijver zijn
breede taak nog niet volkomen omvatte en
reeds een deel heeft willen geven.
Zijn beschouwingen over moreele ver
schijnselen bij misdadige kinderen berust
vermoedelijk op Spencer's meening van aan
passing van den mensch aan het milieu
waarin hij zich bevindt; een theorie, die
niet zeer gelukkig is te achten.
Want volgens haar is degene, die zich niet
door al wat logen is onze maatschappy kan
laten leiden, die niet verblind wordt door het
klatergoud, waarmede anderen zich tooien,
die schijngerechtigheid ziet, die gehuichel
voelt, waar de zich gebukt hebbende mensch
waarheid denkt, een moreel ontaarde.
Al valt dan in dit hoogst belangrijk werk
het een en ander aan te merken, wij kunnen
den schrijver dankbaar zijn, dat hij in ons
land de aandacht heeft gevestigd op het
leven en denken der misdeelde kinderen.
Dat is de groote verdienste van zijn werk,
dat hij de aandacht gevestigd heeft op een
onderwerp, dat buiten den gedachtengang
van velen ligt, dat hij een werk geschreven
heeft, hetwelk van veel studie getuigt, dat
waard is gelezen te worden en in breeden
kring verspreid.
Haarlem.
G. A. OOTMAR.
In 't schemeruur
Bij't knappend vuur, door NELI.IK.
Amsterdam, Cohen Zonen.
De titel zegt precies wat het boekje is.
Een allergezelligst verhaaltjes- en sprookjes
boek, om in winteravonden voor te lezen, of
bij 't spelen van de haardvlammen, of wel :
't gloeien van den vulkachel! in te bladeren.
Het bevat sprookjes, die verzameld en ver
taald zijn door Nellie, maar ook vele oor
spronkelijke van haar hand, waaronder b.v.
het verhaal van De Dolle Dwergjes wel het
meest in den kinderlijken trant zal zijn. De
beste een onder zijn reeds voeger verschenen
in Ons Blaadje of de Kinderbibliotheek, maar
ze zijn het wel waard om in den meer
blijvenden vorm van een flink boek vereenigd
te worden.
Van twee sprookjes schijnt de keuze mij
niet gelukkig, omdat de beteekenis er van,
ver boven kinderlijke bevatting gaat. Het
zijn een sprookje van H. C. Andersen en
mevrouw de Pressensé. Deze twee verhaaltjes
willen beide betoogen, dat goedheid des harten
een deugd is, die hooger staat dan alle wijs
heid, dat zelfopoffering de hoogste deugd is,
dat liefde meer is dan vrijheid en kennis.
Het sprookje wordt hier, door het te veel
op den voorgrond treden der beteekenis, uit
sluitend allegorie en verliest daardoor reeds
het naïve karakter, maar de beteekenis zelf
is onbegrijpelijk voor een kind.
In de tegenwoordige richting van onze
kinderenlectuur wordt wel eens te veel van
kinderen verwacht. In onzen aandrang om
om ze het beste te geven, wat wij hebben,
overschatten wij somtijds hun bevattingsver
mogen. En hiertoe laat Nellie zich ook nog
al eens vervoeren. Zoo lees ik op bladz. 47:
En wij klingelden het over de heele wereld,
dat de mensch leed moet overwinnen om
groote vreugd te vinden" ....
Wat kan een negenjarig kind hiervan
maken ?
In haar voorrede geeft Nellie uitvoerig de
reden op, waarom zij haar eigen boekjes nu
ongeïllustreerd uitgeeft. Zij heeft het al zoo
dikwijls ondervonden dat, zoolang een wild
vreemde teekenaar op bestelling prentjes
moet maken bij werk, waarmee hij zich niet
vereenzelvigen wil of kan, dat hem eigenlijk
niet aangaat, zoolang krijgen wij illustraties
die het kind teleur moeten stellen ...."
Zij zegt verder : Ik ben ten slotte gekomen
tot de overtuiging : dat men den kinderen
zuiverder en tevens meer vormend genot
verschaft, wanneer men hun geeft: boeken
zonder prentjes, en prentjes zonder tekst;
boeken die tal van beeldjes suggereeren;
prentjes die hun eigen geschiedenis vertellen."
Is hier ook niet een weinig overschatting
van kinderen, en hun smaak in 't spel ?
Zeker, er zijn kinderen, wier smaak reeds
zoo gevormd is, dat voor hen de minder
mooie prentjes een soort van ontwijding"
van het mooie boek kunnen zijn. Dat zijn .
de kinderen, die een goede opvoeding ge
nieten, die ook wel in de gelegenheid zijn
mooie platen te zien en te leeren waardeeren.
Maar. wie het meeste behoefte hebben
aan boekjes als dit: In 't schemeruur" dat
zijn de kinderen der volksscholen en bij hen,
bij die groote massa kinderen met geheel