De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 15 januari pagina 6

15 januari 1905 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

A M M E R WEEKBLADVOORNEDERLAND. No. 1438 Mr. A. POLAK CHABLES BOISSEVAIN Gedurende 25 jaren, Hoofdredacteuren \an Het HandthUad. IIMIIItlllllllllllllflMMIIIIIIIIIIMIMIIMIItl enkele mededeelingen over de voeding van den mensen voorafgaan. Het menschehjk lichaam heeft om in stand te bhjven een voeding noodig, die uit drie verschillende soorten van voedingstoffen be staat nl. eiwit, meel- en suikerstoffen (kool hydraten) en vetten. Van deze is eiwit het voornaamste, omdat hierdoor in hoofdzaak het menschelijk lichaam opgebouwd en het verlies van stoffen vergoed wordt. De kool hydraten dragen hiertoe veel minder bij, terwijl de vetten vooral tot onderhoud der natuurlijke warmte dienen. Al onze voedings middelen laten zich in de drie bovengenoemde grondstoffen splitsen, waarbij dan nog een kleine hoeveelheid minerale stoffen komt. Deze laatste dragen vooral bütot de vorming van beenderen, en spelen ook nog een kleine rol bij de vorming van andere lichaamsweefsels. Nu is het een zeer merkwaardige, en in de geheele dierwereld van af den mensch tot zelfs bij de lagere dieren geldende wet, dat het leven zonder een zekere, doch nimmer geheel ontbrekende hoeveelheid eiwit niet bestaan kan, en is het een belangrijke vraag, van waar dit komen moet. In het dierenrijk komt het eiwit vooral voor in vleesch, visch, eieren ,en melk; in het plantenrijk bij verschillende plantaardige voedsels, o.a.: in vrij groote hoeveelheid in rijst, erwten en boonen. Theoretisch beschouwd, zou men allicht denken, dat het geen verschil maakt uit welke bronnen de mensch het benoodigde eiwit betrekt; in werkelijkheid is het echter anders. Aangenomen dat een man van 70 kilogram gewicht dagelijks 90 gram eiwit noodig heeft, wat in den regel wel als de geringste hoeveelheid mag worden aange nomen, dan zal hij zeer verschillende hoe veelheden der bovengenoemde voedingsmid delen daartoe noodig hebben. Enkele voor beelden mogen dit duidelijk maken. Kippeneiwit bv. bevat ongeveer 18 procent zuiver eiwit, en zal men, om tot de benoodigde 90 gram te komen, dagelijks 500 gram, gelijk staande met het wit van ongeveer 10 eieren moeten gebruiken. Gebraden vleesch bevat ongeveer 54 procent eiwit, en heeft men hiervan dus ongeveer 170 gram noodig. Van het plantaardig voedsel bevatten de boonen een groote hoeveelheid circa 24 procent eiwit, en komen deze dus, wat het eiwrtgehalte betreft, aan het vleesch het meest nabij, en zou een mensch hiervan 350 a 400 gram per dag noodig hebben. Van rijst met 8 procent zou 1000 gram, en van aardappelen met 1.5 procent eiwitstoffen zou ongeveer 6000 gram, 6 kilo, noodig zijn. Van de vloei bare voedingsmiddelen bevat de melk 3.5 a 4 procent eiwit, en zou dus een volwassen mensch, om de daarvoor noodige hoeveel heid voor het onderhoud van zijn lichaam te verkrygen, zoo hij uitsluitend melk dronk, hiervan 5 ii 5M liter moeten drinken. Het blijkt dus uit bovenstaande, dat van het vleesch ? en voor een deel is dit ook voor visch van toepassing de kleinste hoeveel heid door een mensch behoeft te worden gebruikt, om tot de benoodigde hoeveelheid eiwit te komen, waarbij nog komt, dat het eiwit in de dierlijke voedingsmiddelen ge makkelijker oplosbaar is dan in die van plantaardigen oorsprong. Waar echter niet is, of niet verkregen kan worden, verlist zelfs een keizer zijn recht, en zyn er dan ook op ons wereldrond volken of gedeelten van volken, die genoodzaakt zijn, geheel of voor een zeer groot deel van plantaardig voedsel te leven. Het blijkt uit bovenstaande echter duidelijk, dat in dit geval een veel grootere hoeveelheid door een mensch moet worden genuttigd, dan bij een gemengde voeding; d. i. een voeding waarbij ook vleesch, visch, eieren en melk worden gebruikt. Of een mensch nu met een meer of minder strenge vegetarische leefwijze volstaan kan, hangt van verschil lende omstandigheden af. Zoo zal iemand, die van jongsaf aan plantaardig voedsel ge wend is, en daarbij veel lichaamsinspanning heeft, bij een meer of minder strenge vege tarische leefwijze gezond en krachtig kunnen blijven, terwijl niemand wel zoo dwaas zal zijn te beweren, dat een tengere dame, die weinig beweging heeft, hetzelfde voedsel verteeren kan als een stevige werkman. Ook het klimaat is van invloed, en het is bekend, dat menschen, die in het hooge noorden wonen, veel dierlijk voedsel en vooral vetten noodig hebben om in leven te blijven, en vooral ook om het door de koude veroor zaakte verlies van natuurlijke warmte te ver goeden. Ook andere zaken en levensom standigheden kunnen op den aard der voeding van invloed zijn, doch meen voor dit onder werp in dit blad geen meerdere ruimte te mogen vragen, en keer na het bovenmedegedeelde nog voor enkele oogenblikken naar Japan terug. Enkele mededeelingen over de voeding in Japan werden in eene vergadering van genees kundigen te Berlijn in de maand Maart 1901 gedaan door prof. Baelz, Duitscher van ge boorte, en hoogleeraar aan eene universiteit in Japan. Baelz zeide daar o. a. dat een deel van het Japansche volk, waarvan hij de voedings *jjze ha<* waargenomen, tot de vege tariërs moet worden gerekend, en dat zij dit zijn uit gewoonte en noodzaak, en niet uit beginsel, daar zij te praktisch zijn om niet te begrijpen, dat dierlijk voedsel voor een mensch nuttig is. In het binnenland van Japan was tot voor korten tijd dierlijk voedsel zeer schaarsch ; visch werd niet gevangen, vleesch kon daarheen niet vervoerd worden, kippen waren voor de armen te duur; een plantendiëet met melk bestond ook niet, omdat de Japansche koe weinig of geen melk geeft, en er dientengevolge ook geen boter en kaas gemaakt werd. Baelz zeide dat millioenen menschen in Japan geheel van plantenvoedsel moesten leven, hoewel ook godsdienstige begrippen hierbij een rol speelden. Het is volgens B. dan ook een van de eerste zaken, die bij de Japanners opvalt, dat hunne voe ding zoo weinig eiwit en vet bevat. En toch hebben allicht een 'M millioen Japanners bij deze voeding gedurende een 50-tal geslachten niet alleen gewerkt en zich voortgeplant, maur zijn ook krachtig gebleven, zoodat zij in moed en volharding met de beste kunnen wedijveren. Baelz nam nog een proef met twee krachtige mannen van 20?25 jaar. Hij gaf hun nauwkeurig afgepaste vegetarische voedings middelen, en liet hen dagelijks een bepaalde afstand een man van 80 kilogram met een Japansch karretje trekken. Hunne voeding was streng vegetarisch, doch overvloedig, rijst, gerst, kastanjes, enz., en bevatte weinig vet. Na 4 dagen had de eene man hetzelfde lichaamsgewicht als vroeger, de ander was een half pond in gewicht toegenomen. Toen liet B. een deel van het plantenvoedsel door vleesch vervangen; de menschen aten dit met genoegen, doch verzochten na 3 dagen het hun weder af te nemen, daar zij zich te mat gevoelden en niet zoo goed loopen konden. Toen hebben zij nog 21 dagen het zelfde werk voortgezet en gevoelden zich op den 22ste krachtiger dan vroeger, hetgeen zeker een goed bewijs is, dat het mogelijk Is, bij een vegetarische voeding krachtig en gezond te blijven. Zulke Japanners eten ook wel vleesch, als zij het geld er voor verdienen, doch houden dit dan voor een soort luxe artikel. Baelz is van meening, dat de vege tarische leefwijze tot grootere volharding in staat stelt, zooals hij dit bij de Japanners heeft waargenomen, terwijl vleeschgebruik eene meer onmiddellijke grootere krachts inspanning mogelijk maakt. Baelz, hoewel van meening, dat bij eene regetarische voeding een mensch tot veel krachtsinspanning in staat is, erkent toch, dat niet iedereen dit kan volhouden. Hij nam ook met zichzelf een proef, daar hij genoodzaakt was eenigen tijd op z'n Japausch te leven. Na drie dagen kreeg hij echter ge brek aan eetlust, en hij gevoelde zich als nieuw geboren, toen hij weer tot vleeschvoeding kon terugkeeren. Een ander maal bekwam hem de vegetarische voeding beter, ofschoon hij het voor zijn genoegen niet wenscht te herhalen. Interessant is nog het feit, dat een plantenetenile Japanner zich gewoonlijk licht aan de Europeesche gemengda voeding gewent. Het is intusschen een misverstand, te meenen, dat in het algemeen de rijst het voedsel der Japanners is. Rijst is het voedsel der meer welgestelden ; het gros der bevolking leeft van gerst, boek weit, boonen, vooral van de zoogen, soijaboonen. Deze laatste bevatten veel eiwitstoll'en en 20 procent vet. en zijn boven dien goedkoop, doch moeten, om gemakke lijker verteerd te kunnen worden, in een meer oplosbaren toestand gebracht worden. B. zeide ten slotte, dat het hem gebleken is mogelijk te zijn, dat een mensch bij zuivere plantenvoeding gedurende zijn geheele leven krachtig werken en gezond kan blijven, en dat dit gedurende meerdere geslachten kan worden volgehouden. Hij meent echter, dat dit niet als regel kan worden aangenomen, en dat de mensch van natuur omnivoor is, d. i. dat zijn organisme er op is ingericht, van gemengde kost te leven. Tot zooverre de mededeelingen van Baelz, waaraan ik meen te moeten toevoegen, dat de voeding in het Japansche leger niet zoo streng vegetarisch en het vischgebruik vooral nog ,il belangrijk is, hetgeen zeker, daar Japan gehee! door zee omgeven is, wel verklaarbaar is. Over de vegetarische leefwijze zou nog heel wat meer te zeggen zijn, dan in de weinige regelen hierboven door mij is medegedeeld, doch blijkt hieruit toch wel voldoende, dat een streng vegetarische leefwijze mogelijk is bij menschen, die er aan gewend zijn. In verband met Japau verdient het echter nog in het bijzonder te \vorden opgemerkt, dat de voordracht van Baelz reeds gehouden is op den 2()sten Maart 1901, dat dus zijne waarne mingen over de kracht en het volhardingsvermogen den Japanners reeds van vóór dat jaar dagteekenen, en dat het in den tegenwoordigen oorlog gebleken is, dat zij geheel op waarheid te berusten. Of deze eigen schappen geheel of ten deele op rekening hunner voedingswijze moeten worden gesteld, is moeilijk uit te maken, doch dat deze van invloed is, mag m. i. toch wel met zekerheid worden aangenomen. A m s t., Nov. 1904. Dr. V. v. p. PLAATS. UIT D E NATUUR. Heterogonie of geslachtenwisseling. Wat ik in mijn vorig opstel bedoelde met een ingewikkelde levenswijs van sommige galwespen, is uitgedrukt in de bovenstaande woorden; ik vind ze heel onduidelijk en onhollandsch, maar ik ken er geen ander woord voor, en wie, na lezing van 't volgende, er een beter voor weet, mag het zeggen. Gene ratie-afwisseling is te ongewoon van vor ming, om het zoo maar uit den vreemde over te nemen. U herinnert zich het figuurtje van de galwesp in het nummer van de vorige week, velen hebben ongetwijfeld het diertje na een kleine vermaning uit zijn kluisje zien krui pen en 't in de warme kamer laten rondvliegen. De groene of groene met roode galappeltjes onder tegen de eikelbladeren immers herkent ieder, ook wel nu ze bruin of rimpelig zijn die wel eens onder een laagbebladerde eikeboom heeft gestaan of gelegen. Daarin zit het larfje, klein en krom en wit als een vliegenmade; dat verpopt zich; van Oetober tot in Februari toe al naar de omstan digheden gunstig of ongunstig zijn geweest, kan de galwesp uit zijn gesloten woning breken, en zoo denkt ge legt na paring eitjes waaruit weer larfjes komen, die de galappeltjes doen ontstaan, en die nu ja, het oude liedje, u weet wel het kringetje rond. Neen heusch niet, daar is in dit geval een aardige variatie op het oude thema. Ten eerste komt er een leelijke keep in den kring, doordat u, al verzamelt u in 't bosch duizend galappeltjes van verschillende plekken, nooit anders dan wijfjeswespen uit de appeltjes te voorschyn zult zien komen. En dat geldt niet alleen voor uw eigen eikenbosch, nergens op aarde waar onze eiken groeien, heeft men de mannetjes kunnen ontdekken. Dat was een lastige puzzle voor de dier kundigen van de vorige eeuw; maar, het geval: alleen wijfjes bekend en toch voort planting" kreeg, zoo al geen verklaring, dan toch gezelschap van een overeenkomstig ge val in 't bladluisleven. Daar bleek de moge lijkheid uit de werkelijkheid; de bladluismoeder op uw rozenstengel krijgt jongen, dochtertjes al te gaar, en die krijgen aan stonds weer dochters en zoo voort en zoo voort, tot een lange dikke laag bladluizen den geheelen stengel omgeeft. Zoo'n voort planting zonder bevruchting is nog bij enkele andere diersoorten waargenomen en heeft den naam gekregen van parthenogenesis of maagdelijke voortplanting. /ie zoo, ons raadsel van de galwesp is dus al voor een deel opgelost; want de diertjes, die ge uit de galappeltjes kweekt, kunnen zonder bij paring bevrucht te worden dus zonder de hulp van mannetjes noodig te hebben parthenogenetisch, oni 't weer wetenschappelijk uit te drukken, eieren leggen, waaruit zich larven ontwikkelen. Maar nu komt de tweede breuk in den ontwikkelingskring. Al zochten de natuurvorschers elk jaar opnieuw van December tot April alle eikenbladen af naur eieren, ze vonden ze nooit; ook niet met de hulp van hun microscopen. Kerst in .Mei werden steeds de eieren gedijden ea wel blijkbaar pas gelegd in een bladnerf aan de onderzijde van het blad. Dat er geen vergissing in 't spel waa, werd aangetoond door de zorgvuldige kweeking van de aldus gevonden eieren; steeds ont wikkelde zich de eikenblad-galwesp uit de eieren en steeds had dezelfde wijze van galvormiug plaats, zoodra de larve uit het ei was gekropen. \Vuar blijven de eieren van deze galwesp van den winter tot in het voorjaar ? Dat was en bleef de vraag tot in 1850 toe on geveer. Toen ontdekte aschenberg, nadat Adler het spoor had gevonden, vlak tegen de stammen van oude eiken nieuwe galletjes van een vreemden vorm. Waar uit een adventiefknop een takje uit den stam te voorschijn kwam, soms ook bij een wond van den stam, vond hij een roodachtig be haard knopje van een paar millimeters lengte en met schubjes bezet; net een heusclie bladknop. Deze schijnknop bleek de woning te zijn van een larfje, en dat larfje leverde een spiksplinternieuwe, d. w. z. tot nu toe on bekende wesp op. Het diertje leek veel op een gevleugelde mier; zijn achterlijf is dik en rond, de borst glanzend zwart en de pootjes rood. Het diertje werd naar den ontdekker Taschenberg genoemd. Er bleken mannetjes en wijfjes te zijn; de mannetjes onderscheiden zich door fijne puntjes op een deel van den rug, dat bij de wijfjes glad is. De levenswijze werd nauw keurig nagegaan en het bleek dat de wijfjes na de paring hun eitjes gingen deponeeren in een bladnerf aan de onderzijde van een eikeblad. Dat gebeurde steeds in Mei en ... uit die eitjes van aschenbergs nieuwe galwe#l>, afkomstig uit een schorsgal, ontstonden de gewone alom bekende gal wesplarven, wo nende in de bladgallen, algemeen eiken-gal appeltjes genoemd. tiet gaat dus zoo toe: De uiken-galwespen van de galappeltjes onder de eikeblaren, EN TEGEL FABRIEK HOLLAND NAAML-VENN-CEV-TE UTRECHT MEUBELEN T A P U T E NMETAALWAREN AARDEWERK T LANDRÉ-AMSTERDAM REGULIERSGRACHT-48 u uit het vorige nummer, en, hoop ik, al van vroeger bekend, komen op zijn vroegst in Sep tember op zijn laatst in Februari uit de gal te voorschijn. Het zijn uitsluitend wijfjes, die 't vermogen bezitten zonder paring kiernbare eieren te leggen. Zy deponeeren die niet op eikeblaren, waarop zjj zelf geboren zijn, maar op de schors, waar die maar een plekje biedt dat leeft en groeit: een toevallige knop of een waterloot, zelden hoogerop aan jonge twijgen. Sexueele vorm van de wesp, die de blad-gallen aan eik veroorzaakt. Deze vorm maakt schorsgallen (zie de figuur aan de schors). Gal en wesp, sterk vergroot. J. J. BIESING, JKuitsl/tan tl cl. 's-GRAVENHAGE, Molenstraat 65,654 en 61 Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. Laat Uwe woning inrichten Nieuwe ontwerpen. Smaakyolle ensembles. Zeer billijke noteering. Foto's en Prijscouranten en Begrootingen gratis. Plaatsing door eigen personeel onder volledige garantie. Vele attesten. . MEUBEL-BAZAR, Singel 263-283, de PRIJS /T. Kantoor-Meubelen J. JLEIJEKIXK MEIJER. Telefoon SO68. ? Eigen Haard' B SSLIOIXS ? HLjOiais " , IXTV" en. alle stijlein. D D D D A A A A . IMIocLerin.© Levering waardevol ?-?-? ? Uitvoering met smaak + + + + -r + PRIJZEN NIET HOOG Begrootingen Stalen en Teekeningen gratis * Levering en Plaatsing franco * Spuistraat 171, hoek Paleisstraat Volledige Garantie < < Telefoon 61 4O AtnsTERDArn AARDEWERK Eh TEGELS L BINNEN-! INRICHTING-TOT MEUBELEERING EN -VERSIERING 9DER- WONING 120-ROKIN-12O

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl