Historisch Archief 1877-1940
A M M E R WEEKBLADVOORNEDERLAND.
No. 1438
Mr. A. POLAK CHABLES BOISSEVAIN
Gedurende 25 jaren, Hoofdredacteuren \an Het HandthUad.
IIMIIItlllllllllllllflMMIIIIIIIIIIMIMIIMIItl
enkele mededeelingen over de voeding van
den mensen voorafgaan.
Het menschehjk lichaam heeft om in stand
te bhjven een voeding noodig, die uit drie
verschillende soorten van voedingstoffen be
staat nl. eiwit, meel- en suikerstoffen (kool
hydraten) en vetten. Van deze is eiwit het
voornaamste, omdat hierdoor in hoofdzaak
het menschelijk lichaam opgebouwd en het
verlies van stoffen vergoed wordt. De kool
hydraten dragen hiertoe veel minder bij,
terwijl de vetten vooral tot onderhoud der
natuurlijke warmte dienen. Al onze voedings
middelen laten zich in de drie bovengenoemde
grondstoffen splitsen, waarbij dan nog een
kleine hoeveelheid minerale stoffen komt.
Deze laatste dragen vooral bütot de vorming
van beenderen, en spelen ook nog een kleine
rol bij de vorming van andere lichaamsweefsels.
Nu is het een zeer merkwaardige, en in de
geheele dierwereld van af den mensch tot
zelfs bij de lagere dieren geldende wet, dat
het leven zonder een zekere, doch nimmer
geheel ontbrekende hoeveelheid eiwit niet
bestaan kan, en is het een belangrijke vraag,
van waar dit komen moet. In het
dierenrijk komt het eiwit vooral voor in vleesch,
visch, eieren ,en melk; in het plantenrijk
bij verschillende plantaardige voedsels, o.a.:
in vrij groote hoeveelheid in rijst, erwten en
boonen. Theoretisch beschouwd, zou men
allicht denken, dat het geen verschil maakt
uit welke bronnen de mensch het benoodigde
eiwit betrekt; in werkelijkheid is het echter
anders. Aangenomen dat een man van 70
kilogram gewicht dagelijks 90 gram eiwit
noodig heeft, wat in den regel wel als de
geringste hoeveelheid mag worden aange
nomen, dan zal hij zeer verschillende hoe
veelheden der bovengenoemde voedingsmid
delen daartoe noodig hebben. Enkele voor
beelden mogen dit duidelijk maken.
Kippeneiwit bv. bevat ongeveer 18 procent zuiver
eiwit, en zal men, om tot de benoodigde 90
gram te komen, dagelijks 500 gram, gelijk
staande met het wit van ongeveer 10 eieren
moeten gebruiken. Gebraden vleesch bevat
ongeveer 54 procent eiwit, en heeft men
hiervan dus ongeveer 170 gram noodig. Van
het plantaardig voedsel bevatten de boonen
een groote hoeveelheid circa 24 procent
eiwit, en komen deze dus, wat het
eiwrtgehalte betreft, aan het vleesch het meest
nabij, en zou een mensch hiervan 350 a 400
gram per dag noodig hebben. Van rijst met
8 procent zou 1000 gram, en van aardappelen
met 1.5 procent eiwitstoffen zou ongeveer
6000 gram, 6 kilo, noodig zijn. Van de vloei
bare voedingsmiddelen bevat de melk 3.5
a 4 procent eiwit, en zou dus een volwassen
mensch, om de daarvoor noodige hoeveel
heid voor het onderhoud van zijn lichaam
te verkrygen, zoo hij uitsluitend melk dronk,
hiervan 5 ii 5M liter moeten drinken. Het
blijkt dus uit bovenstaande, dat van het
vleesch ? en voor een deel is dit ook voor
visch van toepassing de kleinste hoeveel
heid door een mensch behoeft te worden
gebruikt, om tot de benoodigde hoeveelheid
eiwit te komen, waarbij nog komt, dat het
eiwit in de dierlijke voedingsmiddelen ge
makkelijker oplosbaar is dan in die van
plantaardigen oorsprong.
Waar echter niet is, of niet verkregen kan
worden, verlist zelfs een keizer zijn recht,
en zyn er dan ook op ons wereldrond volken
of gedeelten van volken, die genoodzaakt
zijn, geheel of voor een zeer groot deel van
plantaardig voedsel te leven. Het blijkt uit
bovenstaande echter duidelijk, dat in dit
geval een veel grootere hoeveelheid door
een mensch moet worden genuttigd, dan bij
een gemengde voeding; d. i. een voeding
waarbij ook vleesch, visch, eieren en melk
worden gebruikt. Of een mensch nu met
een meer of minder strenge vegetarische
leefwijze volstaan kan, hangt van verschil
lende omstandigheden af. Zoo zal iemand,
die van jongsaf aan plantaardig voedsel ge
wend is, en daarbij veel lichaamsinspanning
heeft, bij een meer of minder strenge vege
tarische leefwijze gezond en krachtig kunnen
blijven, terwijl niemand wel zoo dwaas zal
zijn te beweren, dat een tengere dame, die
weinig beweging heeft, hetzelfde voedsel
verteeren kan als een stevige werkman. Ook
het klimaat is van invloed, en het is bekend,
dat menschen, die in het hooge noorden
wonen, veel dierlijk voedsel en vooral vetten
noodig hebben om in leven te blijven, en
vooral ook om het door de koude veroor
zaakte verlies van natuurlijke warmte te ver
goeden. Ook andere zaken en levensom
standigheden kunnen op den aard der voeding
van invloed zijn, doch meen voor dit onder
werp in dit blad geen meerdere ruimte te
mogen vragen, en keer na het
bovenmedegedeelde nog voor enkele oogenblikken naar
Japan terug.
Enkele mededeelingen over de voeding in
Japan werden in eene vergadering van genees
kundigen te Berlijn in de maand Maart 1901
gedaan door prof. Baelz, Duitscher van ge
boorte, en hoogleeraar aan eene universiteit
in Japan. Baelz zeide daar o. a. dat een deel
van het Japansche volk, waarvan hij de
voedings *jjze ha<* waargenomen, tot de vege
tariërs moet worden gerekend, en dat zij dit
zijn uit gewoonte en noodzaak, en niet uit
beginsel, daar zij te praktisch zijn om niet te
begrijpen, dat dierlijk voedsel voor een mensch
nuttig is. In het binnenland van Japan was
tot voor korten tijd dierlijk voedsel zeer
schaarsch ; visch werd niet gevangen, vleesch
kon daarheen niet vervoerd worden, kippen
waren voor de armen te duur; een
plantendiëet met melk bestond ook niet, omdat de
Japansche koe weinig of geen melk geeft,
en er dientengevolge ook geen boter en kaas
gemaakt werd. Baelz zeide dat millioenen
menschen in Japan geheel van plantenvoedsel
moesten leven, hoewel ook godsdienstige
begrippen hierbij een rol speelden. Het is
volgens B. dan ook een van de eerste zaken,
die bij de Japanners opvalt, dat hunne voe
ding zoo weinig eiwit en vet bevat. En toch
hebben allicht een 'M millioen Japanners bij
deze voeding gedurende een 50-tal geslachten
niet alleen gewerkt en zich voortgeplant, maur
zijn ook krachtig gebleven, zoodat zij in moed
en volharding met de beste kunnen wedijveren.
Baelz nam nog een proef met twee krachtige
mannen van 20?25 jaar. Hij gaf hun
nauwkeurig afgepaste vegetarische voedings
middelen, en liet hen dagelijks een bepaalde
afstand een man van 80 kilogram met een
Japansch karretje trekken. Hunne voeding
was streng vegetarisch, doch overvloedig,
rijst, gerst, kastanjes, enz., en bevatte weinig
vet. Na 4 dagen had de eene man hetzelfde
lichaamsgewicht als vroeger, de ander was
een half pond in gewicht toegenomen. Toen
liet B. een deel van het plantenvoedsel door
vleesch vervangen; de menschen aten dit
met genoegen, doch verzochten na 3 dagen
het hun weder af te nemen, daar zij zich
te mat gevoelden en niet zoo goed loopen
konden. Toen hebben zij nog 21 dagen het
zelfde werk voortgezet en gevoelden zich op
den 22ste krachtiger dan vroeger, hetgeen
zeker een goed bewijs is, dat het mogelijk
Is, bij een vegetarische voeding krachtig en
gezond te blijven. Zulke Japanners eten ook
wel vleesch, als zij het geld er voor verdienen,
doch houden dit dan voor een soort luxe
artikel. Baelz is van meening, dat de vege
tarische leefwijze tot grootere volharding in
staat stelt, zooals hij dit bij de Japanners
heeft waargenomen, terwijl vleeschgebruik
eene meer onmiddellijke grootere krachts
inspanning mogelijk maakt.
Baelz, hoewel van meening, dat bij eene
regetarische voeding een mensch tot veel
krachtsinspanning in staat is, erkent toch,
dat niet iedereen dit kan volhouden. Hij
nam ook met zichzelf een proef, daar hij
genoodzaakt was eenigen tijd op z'n Japausch
te leven. Na drie dagen kreeg hij echter ge
brek aan eetlust, en hij gevoelde zich als
nieuw geboren, toen hij weer tot
vleeschvoeding kon terugkeeren. Een ander maal
bekwam hem de vegetarische voeding beter,
ofschoon hij het voor zijn genoegen niet
wenscht te herhalen.
Interessant is nog het feit, dat een
plantenetenile Japanner zich gewoonlijk licht aan de
Europeesche gemengda voeding gewent. Het
is intusschen een misverstand, te meenen,
dat in het algemeen de rijst het voedsel der
Japanners is. Rijst is het voedsel der meer
welgestelden ; het gros der bevolking leeft
van gerst, boek weit, boonen, vooral van de
zoogen, soijaboonen. Deze laatste bevatten veel
eiwitstoll'en en 20 procent vet. en zijn boven
dien goedkoop, doch moeten, om gemakke
lijker verteerd te kunnen worden, in een meer
oplosbaren toestand gebracht worden. B. zeide
ten slotte, dat het hem gebleken is mogelijk
te zijn, dat een mensch bij zuivere
plantenvoeding gedurende zijn geheele leven krachtig
werken en gezond kan blijven, en dat dit
gedurende meerdere geslachten kan worden
volgehouden. Hij meent echter, dat dit niet
als regel kan worden aangenomen, en dat
de mensch van natuur omnivoor is, d. i.
dat zijn organisme er op is ingericht, van
gemengde kost te leven. Tot zooverre de
mededeelingen van Baelz, waaraan ik meen
te moeten toevoegen, dat de voeding in het
Japansche leger niet zoo streng vegetarisch
en het vischgebruik vooral nog ,il belangrijk
is, hetgeen zeker, daar Japan gehee! door
zee omgeven is, wel verklaarbaar is.
Over de vegetarische leefwijze zou nog heel
wat meer te zeggen zijn, dan in de weinige
regelen hierboven door mij is medegedeeld,
doch blijkt hieruit toch wel voldoende, dat
een streng vegetarische leefwijze mogelijk is
bij menschen, die er aan gewend zijn. In
verband met Japau verdient het echter nog
in het bijzonder te \vorden opgemerkt, dat de
voordracht van Baelz reeds gehouden is op
den 2()sten Maart 1901, dat dus zijne waarne
mingen over de kracht en het
volhardingsvermogen den Japanners reeds van vóór dat
jaar dagteekenen, en dat het in den
tegenwoordigen oorlog gebleken is, dat zij geheel
op waarheid te berusten. Of deze eigen
schappen geheel of ten deele op rekening
hunner voedingswijze moeten worden gesteld,
is moeilijk uit te maken, doch dat deze van
invloed is, mag m. i. toch wel met zekerheid
worden aangenomen.
A m s t., Nov. 1904. Dr. V. v. p. PLAATS.
UIT D E NATUUR.
Heterogonie of geslachtenwisseling.
Wat ik in mijn vorig opstel bedoelde met
een ingewikkelde levenswijs van sommige
galwespen, is uitgedrukt in de bovenstaande
woorden; ik vind ze heel onduidelijk en
onhollandsch, maar ik ken er geen ander woord
voor, en wie, na lezing van 't volgende, er
een beter voor weet, mag het zeggen. Gene
ratie-afwisseling is te ongewoon van vor
ming, om het zoo maar uit den vreemde over
te nemen.
U herinnert zich het figuurtje van de
galwesp in het nummer van de vorige week,
velen hebben ongetwijfeld het diertje na een
kleine vermaning uit zijn kluisje zien krui
pen en 't in de warme kamer laten rondvliegen.
De groene of groene met roode galappeltjes
onder tegen de eikelbladeren immers herkent
ieder, ook wel nu ze bruin of rimpelig
zijn die wel eens onder een laagbebladerde
eikeboom heeft gestaan of gelegen. Daarin
zit het larfje, klein en krom en wit als een
vliegenmade; dat verpopt zich; van
Oetober tot in Februari toe al naar de omstan
digheden gunstig of ongunstig zijn geweest,
kan de galwesp uit zijn gesloten woning
breken, en zoo denkt ge legt na paring
eitjes waaruit weer larfjes komen, die de
galappeltjes doen ontstaan, en die nu ja,
het oude liedje, u weet wel het kringetje
rond.
Neen heusch niet, daar is in dit geval een
aardige variatie op het oude thema.
Ten eerste komt er een leelijke keep in
den kring, doordat u, al verzamelt u in 't
bosch duizend galappeltjes van verschillende
plekken, nooit anders dan wijfjeswespen uit
de appeltjes te voorschyn zult zien komen.
En dat geldt niet alleen voor uw eigen
eikenbosch, nergens op aarde waar onze eiken
groeien, heeft men de mannetjes kunnen
ontdekken.
Dat was een lastige puzzle voor de dier
kundigen van de vorige eeuw; maar, het
geval: alleen wijfjes bekend en toch voort
planting" kreeg, zoo al geen verklaring, dan
toch gezelschap van een overeenkomstig ge
val in 't bladluisleven. Daar bleek de moge
lijkheid uit de werkelijkheid; de
bladluismoeder op uw rozenstengel krijgt jongen,
dochtertjes al te gaar, en die krijgen aan
stonds weer dochters en zoo voort en zoo
voort, tot een lange dikke laag bladluizen
den geheelen stengel omgeeft. Zoo'n voort
planting zonder bevruchting is nog bij enkele
andere diersoorten waargenomen en heeft
den naam gekregen van parthenogenesis of
maagdelijke voortplanting.
/ie zoo, ons raadsel van de galwesp is dus
al voor een deel opgelost; want de diertjes,
die ge uit de galappeltjes kweekt, kunnen
zonder bij paring bevrucht te worden dus
zonder de hulp van mannetjes noodig te
hebben parthenogenetisch, oni 't weer
wetenschappelijk uit te drukken, eieren
leggen, waaruit zich larven ontwikkelen.
Maar nu komt de tweede breuk in den
ontwikkelingskring. Al zochten de
natuurvorschers elk jaar opnieuw van December
tot April alle eikenbladen af naur eieren,
ze vonden ze nooit; ook niet met de hulp van
hun microscopen. Kerst in .Mei werden steeds
de eieren gedijden ea wel blijkbaar pas gelegd
in een bladnerf aan de onderzijde van het blad.
Dat er geen vergissing in 't spel waa, werd
aangetoond door de zorgvuldige kweeking
van de aldus gevonden eieren; steeds ont
wikkelde zich de eikenblad-galwesp uit de
eieren en steeds had dezelfde wijze van
galvormiug plaats, zoodra de larve uit het ei
was gekropen.
\Vuar blijven de eieren van deze galwesp
van den winter tot in het voorjaar ? Dat
was en bleef de vraag tot in 1850 toe on
geveer. Toen ontdekte aschenberg, nadat
Adler het spoor had gevonden, vlak tegen
de stammen van oude eiken nieuwe
galletjes van een vreemden vorm. Waar uit
een adventiefknop een takje uit den stam
te voorschijn kwam, soms ook bij een wond
van den stam, vond hij een roodachtig be
haard knopje van een paar millimeters lengte
en met schubjes bezet; net een heusclie
bladknop. Deze schijnknop bleek de woning te
zijn van een larfje, en dat larfje leverde een
spiksplinternieuwe, d. w. z. tot nu toe on
bekende wesp op. Het diertje leek veel op
een gevleugelde mier; zijn achterlijf is dik
en rond, de borst glanzend zwart en de
pootjes rood. Het diertje werd naar den
ontdekker Taschenberg genoemd.
Er bleken mannetjes en wijfjes te zijn; de
mannetjes onderscheiden zich door fijne
puntjes op een deel van den rug, dat bij de
wijfjes glad is. De levenswijze werd nauw
keurig nagegaan en het bleek dat de wijfjes
na de paring hun eitjes gingen deponeeren
in een bladnerf aan de onderzijde van een
eikeblad. Dat gebeurde steeds in Mei en ...
uit die eitjes van aschenbergs nieuwe
galwe#l>, afkomstig uit een schorsgal, ontstonden
de gewone alom bekende gal wesplarven, wo
nende in de bladgallen, algemeen eiken-gal
appeltjes genoemd.
tiet gaat dus zoo toe: De uiken-galwespen
van de galappeltjes onder de eikeblaren,
EN TEGEL
FABRIEK
HOLLAND
NAAML-VENN-CEV-TE
UTRECHT
MEUBELEN
T A P U T E
NMETAALWAREN
AARDEWERK
T LANDRÉ-AMSTERDAM
REGULIERSGRACHT-48
u uit het vorige nummer, en, hoop ik, al van
vroeger bekend, komen op zijn vroegst in Sep
tember op zijn laatst in Februari uit de gal
te voorschijn. Het zijn uitsluitend wijfjes, die
't vermogen bezitten zonder paring kiernbare
eieren te leggen. Zy deponeeren die niet op
eikeblaren, waarop zjj zelf geboren zijn, maar
op de schors, waar die maar een plekje biedt
dat leeft en groeit: een toevallige knop of een
waterloot, zelden hoogerop aan jonge twijgen.
Sexueele vorm van de wesp, die de blad-gallen aan eik veroorzaakt.
Deze vorm maakt schorsgallen (zie de figuur aan de schors).
Gal en wesp, sterk vergroot.
J. J. BIESING,
JKuitsl/tan tl cl.
's-GRAVENHAGE,
Molenstraat 65,654 en 61
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
Laat Uwe woning inrichten
Nieuwe ontwerpen. Smaakyolle ensembles.
Zeer billijke noteering. Foto's en Prijscouranten en
Begrootingen gratis. Plaatsing door eigen personeel
onder volledige garantie. Vele attesten. .
MEUBEL-BAZAR,
Singel 263-283,
de
PRIJS /T.
Kantoor-Meubelen
J. JLEIJEKIXK MEIJER.
Telefoon SO68.
? Eigen Haard'
B SSLIOIXS
? HLjOiais "
, IXTV" en.
alle stijlein. D D D D
A A A A . IMIocLerin.©
Levering
waardevol ?-?-? ?
Uitvoering
met smaak + + + + -r +
PRIJZEN NIET HOOG
Begrootingen Stalen en Teekeningen gratis
* Levering en Plaatsing franco *
Spuistraat 171, hoek Paleisstraat
Volledige Garantie < < Telefoon 61 4O
AtnsTERDArn
AARDEWERK
Eh TEGELS
L BINNEN-!
INRICHTING-TOT
MEUBELEERING
EN -VERSIERING
9DER- WONING
120-ROKIN-12O