De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 22 januari pagina 4

22 januari 1905 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1439 schrift Dr. Kalff in de voorrede: Ik ben overtuigd dat ,,1'art pour l'art" en ,,1'art pour les artistes" onrechtmatige leuzen zijn ; dat, integendeel, de kunst, en niet slechts de een voudige, maar ook de hoogere, zoo ruim mogelijk verbreid moet worden onder het volk, dat is: het Nederlandsche volk, waartoe wij allen behooren, hoo| en laag, rijk en arm." Nu kan men ten volle overtuigd zijn van de wenselikheid om de kunst, ook de hogere, tot zovelen mogelik te brengen, zonder daarom l'art pour l'art, en zelfs t'art pour les artistes,, een onrechtmatige leus te noemen. Immers ook waar de kunstenaar zich tot het publiek richt, zijn publiek dus, in flguurlike zin, vóór zich ziet terwijl hij produceert, daar is wat hy geeft kunst, omdat zijn aanleg hem er toe dringt, omdat hij niet anders kan; niet omdat hjj het publiek daarmee een genoegen wil doen. Is het bij een kunstenaar niet altijd : l'art pour Var: f behalve bij hem die zijn kunst (?) beschouwt als een middel om geld te verdienen. En is l'art pour les artistes wel zo onge rechtvaardigd, als men bedenkt dat kunst verstaan en genieten eigenlik betekent repro duceren,, nd-scheppen, zodat alleen wie aan de kunstenaar verwant is zyn werk geheel waarderen kan? Al te letterlik opgevat 't behoeft hier wel niet nog eens aangetoond dat maar hoogst zelden et n kunstenaar zelf dat doet zou de zegswijze alle schilderijen op het atelier, alle letterkundige werken in portefeuille doen blijven. De letterkundige kunst voor de grote menigte toegankelik ge maakt door goedkope uitgaven van goed gekozen verzen, desnoods door wijziging meer verstaanbaar gemaakt, zal immers toch alleen maar aanslaan bij die er vatbaar voor zijn ? In de voorrede bespreekt dr. Kalff' nog een denkbeeld dat hem bij het samenstellen van zyn bloemlezing geleid heeft; het zelfgevoel bij -den enkeling, het nalionaliteitsgevoel bij het volk" zijn toegenomen; dichters van na 1880, onder wie Verwey vooral, hebben het hunne gedaan om onze dichters der 17e eeuw tot meerdere eere te brengen"; htt is uu de tijd om belangstelling te verwachten en te vragen voor on,.e oudere dichters en door kleine keurverzamelingen iedereen in de ge legenheid te stellen, kennis te maken inet hun werken. Dat er van een warme liefde en eerbiedige vereering voor onze oudere dichters," als waarvan Potgieter, Bakhuizen van den Brink en hun tijdgenoten getuigden, zo weinig te bespeuren valt in de werken van het geslacht dat op hen volgt en dat om-itreeks 1870 be gint mede te spreken," schrijft dr. K. onder meer toe aan verzwakking van 't nationali.teitsgevoel, en deze weer gedeeltelik aan het bestuderen van vreemde talen en litteraturen tengevolge van het hervormd onderwijs. Die aandrang van nieuw bloed steeg menig Neder lander naar het hoofd, deed hem zijn geeste lijk evenwicht verliezen, maakte het voor den kunstenaar van het woord moeilijker zich zelf te worden en te blijven." Twee mannen worden genoemd Multatalien Busken Huet, die hun grote invloed allerminst heb ben gebruikt om de waardering van onze oudere dichters te doen toenemen. De ken tering die nu gekomen is en die aan Multatali en Busken Huet als letterkundige critici een andere plaats gewezen heeft of nog zal doen wijzen, moet de in hun tijd verzwakte waar dering van onze oude woordkunst ten goede komen. De bundel Dichters van den Ouden Tijd" moet zoals men 't noemt in 't licht van de voorrede beoordeeld worden. Vandaar dat deze aankondiging vooral een bespreking van die voorrede is. Terecht heeft dr. Kaïn" be grepen dat herleving van't nationaal bewust zijn de vatbaarheid voor oudere nationale kunst verhoogt. Omgekeerd kan en moet het nationaliteitsgevoel gesterkt worden door een terugzien op de grote nederland-:e kunstenaars in vorige eeuwen. Dat beduidt geen reaktie. De meer algemeen geworden kennis van vreemde talen en litteraturen kan dan alleen werkelik en blijvend een voordeel zijn voor de nederlandse kunst en kunstsmaak, als het nederlandse karakter behouden blijft; wie om de vreemde litteratuur de eigene ver werpt, de grote kwaliteiten van nederlandse kunstenaars niet meer onderscheiden kan, is van de rechte weg af. Als bij de regeneratie van een volk buitenlandse invloeden moeten meewerken, dan moet het vreemde aange past aan het eigene, of wat regeneratie heet blijft iets kunstmatigs, dat op ontaarding uitloopt. J. L. C. A. MEIJER. Aan oen te Bare! Ik kan u niet volledig te woord staan op al wat gij u hebt veroorloofd over mij in de De Telegraaf te schrijven. Een mal mensch zal meer vragen stellen dan tien verstandigen kunnen beantwoorden, en een verdwaasde recensent zet allicht zooveel stumperigheden in n kolom, dat men een heele krant noodig zou hebben om die te weerleggen. Als, gij Borel, b. v. zegt dat het gegeven zoo mooi is en wat ervan werd gemaakt zoo banaal, bewijst u aan 't a-b c van kunst nog te moeten beginnen. Voor eenigszins vrucht baar debat dient men zich op gelijke lijn te bevinden, en daaraan zijn we nog niet toe. U schijnt iets te hebben vernomen van m'n zoo langzamerhand legendair wordende artistieke slordigheden, en met uw onvaste handen wilde u nu ook eens 'n tuiltje pluk ken. Maar sommige bloemen groeien hoog, en u weet, als men klimt, komen zekere lichaamsdeelen te zien, waarbij de kans bestaat van vallen en zich bespottelijk maken. Al wat gij aangeeft als fout (de Czech er buiten, dat is een echte slordigheid) is zeven achtste, om in uw fraaie terminologie te blijven, juist goed. 't Komt aan op de mate van onderscheidingsvermogen, en die is bij u niet sterk aanwezig. Immers, het boe ketje door u geëtaleerd, zijn proeven van stijlopzettelijkheid, n opzettelijk ia het tegen overgestelde van slordig, als u 't soms niet weet. Hausch, mijn hotelvrouw (in 't boek In I O5ge Regieren") had gelijk toen ze zei, dat haar prijs billijk was en dat je 't nergens billijker kon krijgen, want goedkoop staat tegenover duurkoop en billijk is de midden maat. Kuuroorden vind u een barre fout en proklameert daarvoor kurorten. Ik ben niet zeer sterk in mijn Duitsch, maar meen toch, dat het kttrorte moet zijn zonder n. Was ik helaas niet zoo'n bereisd" man, zooals u verfeit, dan nam ik een woordenboek ter hand om dat te raadplegen, evengoed als ik raadpleeg de barometer, 't weer of mijn horloge, b. v. om niet teveel tijd aan deze afstraffing te verspillen. Men zegt wel, dat men zijn advokaat raadpleegt, maar dat is niet waar. Een advokaat geeft raad en pleegt die niet. Ziet ge wel, dat ik heel goed wist wat ik deed, toen ik Anna Raulowna haar horloge liet raadplegen, al leek u Borel dat vreemd. Dat ik duldend neerlig onder uw striemen, zooals de straten onder den regen (niet de plassen citatenverknoeiende heer Borel) zult ge zelf allerminst gelooven. Toch schoof de nacht onrustig voort, voor u of voor mij dus de dag of nacht kan onrustig zijn en toch maar langzaam voorbij gaan. Ge schijnt ook eventjes te kunnen liegen, want de spitsen die niet zoo gauw te tellen waren komen niet voor in een natuurbeschrij ving, maar in een ontboezeming over de natuur en daar is die zin juist op zijn plaats. Merkt ge nu ook, dat gij en zoovele van de foutjesvangers, niets ervan weten. Dat een schuchtere bruid gelijk vorstin kan zijn is u ontgaan of waarschijnlijk onbekend. Traditioneele woorden bestaan wel in 't gewone leven, maar niet in de literatuur, de konventioneelheid blijkt eerst uit de schikking der woorden. Moet ik voortgaan u lesjes te geven ? Ge schrijft daar wat een lamma vent, die van Keelen, die toch zoo knap is, kan die kerel, nu niet maken (germanisme foutjesspeurende Borel) dat hij binnen een paar jaren genoeg verdient, om een vrouw te on derhouden '. Ik geef gaarne toe persoonlijk wat meer schroom te hebben dan Borel in zake het onderhouden van 'n vrouw, maar persoonlijke overwegingen kunnen we hier erbuiten laten. De enormiteit van uw beweren, gesctiikt voor de galerij, de flater van persoonlijk begrip met de uitgebeelde figuur te verwarren, het lage'plan van beoordeeling waartoe gij zakt, dit alles blijft gering, bij 't feit, dat u 't ver loop precies andersom verteldt dan het in mijn boek is te vinden. Wil zoo goed zij n op te slaan bladzij . .. nee, ik zeg u die bladzijden niet. Ge moogt ze zelf zoeken. Of leest ge soms het boek van achteren naar voren, zooals bij u helaas zoo veel scheef zit. Hoort ge niet de schaterende lach van uwe lezers om uw geëksposeerde flinkheid, de prachtzin, die een tienvoudige onzin is. Ge vindt dat ik In Hooge Regionen" niets hoogs bereikte, 't Kan best... als u 't boek niet hebt gelezen. Ik geef toe literaire kunst is moeielijk. Maar wie bereikte dan wel ? U allerminst Borel, met uw Droom op Tosari", het prutsig liefdegevalletje zonder meer, ei g hoog maar bodemloos leeg, te mid den van een Baëdekerbeschrijving. Men kan nu vergelijken. Mijne meening over uw werk publiceerde ik al jaren hér. U hebt nu ook eens uw opinie willen zeggen en in zekeren zin is dat uw recht, maar tusschen willen en kunnen ligt het verschil. U moet dan beginnen met de grondslagen van literatuur te kennen. Uw goedkeuring is mij een hoon en u w smaad mij een eer. Ik voel mij zeer ver van u af en in geen enkel opzicht gelijk. l' praat daar ook zoo geweldig over liefde. Een nieuwe schaterlach slaat op, als u dat woord maar noemt, 't Wordt dadelijk ironie in uw mond. Liefde is nogjets anders dan zich lamlendig laten gaan op zijn driften. Gij verwart liefde met seksueelen drang, al is die drang vaak de bron waaruit de hoogere aandoening welt. Wat praat gij van hartstocht, gij de uitbe<ilder van slappe figuren en impotenten? Hartstocht is voor mij de strijd tusschen de rede die wil leiden en 't gevoel dat bedwelmt. Toon mij in uw geschriften dien strijd, die tot liefde of tot hartstocht leidt. Bij u valt de liefde als een rotte appel van den boom. Gij komt nu op me aanstormen met uw hooge... hooge Xoorsche literatuur, en vraagt of ik 't niet ben geweest, die op 't inferieure daarvan heb gewezen. Ja wel, ik ben 't geweest, die op 't kongres te Deventer een en ander heb gezegd. Kvenwel, niet zooals u 't blieft voor te stel len, 't Is wel erbarmelijk, dat gij Borel, zoo ganschelijk niet op de hoogte zij t of u zoo slecht weet uit te drukken. Ik heb, wat ik daar zei, hier niet verder uiteen te zetten, deed dit reeds vroeger. Maar, niet waar Borel, een Noorsch boek voert u hooger in hooge regionen dan zeven achtste van 't werk van onze moderne auteurs. 't Is een merkwaardig blijk van zelfkennis en van eigen onrnaehtsuiting erbij, tenzij en dit laat zich ook veronderstellen, gij u zelf rekent tot die Hooggestegener. In dat geval hebben de gezamenlijke Ne derlandsche auteurs niet anders te verrichten dan voor u te buigen als dat achtste deel, dat achtste wonder. Ze treden ootmoedig terzij, om u Borel, gracielijk allén te laten staan. Wij denken er niet aan op te zweven naar de sferen van andere literaturen, wij wenschen ons zelf te zijn, en te streden naar wat onze schilders bereikten. Ook als een Nederlander naar hoogere regionen gaat blijft, hij Neder lander, en gelukkig ook. liet getal der dekadenten is al veel te groot. Gij Borel hebt het daar zoo druk over taal en stijl n adelaarsvlucht. Toe, lees eens over uw eigen keurig stukje proza, dat ge u hebt gepermitteerd over mij te schrijven. Mogelijk brengt het zien van dat gebrabbel, week als pap, taai en slierig als slecht gekookte vermicelii, u nader tot het begrip van stijl. Lees, herlees toch uw prachtig proza, lees het Borel.. . en zwijg. Zoo min een straatjongen de manieren en gestes van 'n gentleman begrijpt, zoo min begrijpt gij iets, of weet gij iets van 't ware wezen van taal en stijl. Al u\v brutaliteit, al uw stomheden wil ik u vergeven, maar uw schandelijk proza niet. Eendoornig bloempje wil ik mij vergunnen uit uw episteltje te rukken, nu niet zoozeer om uw stylimpotenlie. maar om antwoord uit te lokken op een halve zin. die mij een insinuatie lijkt. Gij schrijft: ..Trouwens deze roman heeft in D? (Tul* gestaan dim.... De karakters vind ik ditui'um erg slap en zwakjes. Slap en zwakjes is deze zin zeker, maar duidelijk niet. Helder dat eens op, want uit dun en daarom en titteltjes er tusschen kan ik niet wijs worden, en verdacht maken is nog geen verdienste. G. VAX Hri.ZEN'. Als antwoord op deze regelen vind ik in de korrespondentie van De Telegraaf: kritiek op kritiek wordt niet geplaatst. 't Lijkt volkomen in orde. Ken dagblad is een Godheid en een recensent spreekt Orakel taal. Maar, als men om dat antwoord te geven, vijf dagen noodig heeft, blijkt het niet zóó in orde te wezen. Bij een beginsel is men dadelijk gereed, dunkt mij. Er is dus tijd geweest tot overwegen. Kan men geen kritiek op kritiek toestaan, dat volgens eerlijkheidsbegrippen toch hoort, zoo had mijn beschuldiging, dat hun recensent 't boek niet heeft gelezen en de gevraagde ophelde ring over de insinuatie aanleiding moeten geven deze keer eens af te wijken van 't fraai beginsel. De journalistieke eer had dit geboden. De handeling van De Telegraaf gaat nu lijken als of men uit een gesloten huis met vuil wordt geworpen, en als men aanbelt om te weten of moedwil of toeval de daad bestuurde tot antwoord krijgt: Voorbijgangers staan we niet te wo jrd. Er blijft niets anders over dan van der gelijke huizen als De Telegraaf en dergelijke bewoners als Borel, zich zoover mogelijk verwijderd te houden. G. v. H. Ern schooljongen ontdelker. Humphry Potter, het luie jongmaatje, uit gemakzucht verbeteraar van de stoommachine, iedereen kent hem. Van Pascal's jongens daden in de meetkunde verhaalt men won deren, en de wiskunstenaar Stieltjes, is mij gezegd, ontdekte op de schoolbank een fout in de logarithmentafel. Maar geheel nieuw moet een schooljongen heeten, die de eerste waarnemer is van een natuurkundig feit, zóó eenvoudig in beschryving en zóó belangrijk, dat het eeuwenlang bekend had kunnen zijn. dat het een plaats behoort te hebben in de meest elementaire schoolboeken, in dezelfde schoolboeken ver klaard kan worden, aanleiding geeft tot het invoeren van een natuurwet in de wetenschap, en dat toch tot dusver aan de aandacht der natuurkundigen schijnt ontgaan te wezen. Aan Nederlandsch Indie, en meer in 't bijzonder aan Batavia, komt de eer toe zulk een schooljongen te hebben voortgebracht. Het is nu twee jaren geleden, dat op een les in de natuurkunde in de derde klasse van het gymnasium Willem III te Ba'avia een der jongens, Van Erpecum genaamd, mij zeide, wel eens te hebben waargenomen, dat et n glas, tot den rand gevuld met water en drijvend ijs, bij het smelten van het ijs niet overloopt. Waar nu drijvend ijs voor een deel boven den waterspiegel uitsteekt, redeneerde de jongen, moet het bij de smelting inkrimpen. De gevolgtrekking is volkomen juist, doch niet daarom was de mededeeling treffend, doch om het waargenomen feit en ik erken, dat ik ze niet terstond vertrouwde en eerst na eenig overleg de juistheid er van inzag. Tevens leerde dit overleg, dat de waterspiegel niet alleen niet rijxt bij de smelting van het ijs, doch ook nk't daalt, zoodat de regel ver kregen werd: bij het smelten van drijvend ijs blijft de stand van den waterspieyel onveranderd. '?') Wijl nu een natuurwet een standvastige betrekking tusschen veranderlijke grootheden aangeeft, kan men ook hier van een natuur wet spreken, en wel van de wet van den blijvenden spieye.lstartd. Aan zooveel mogelijk mannen van natuur kundige opleiding, tn in Indiën in Holland, vroeg ik of deze wet hun bekend was; voor allen was zij nieuw, voor de meest errarenen zelfs zeer verrassend en zulke voor name geleerden als de professoren Van der Waal en Zeeman achtten het niet beneden hun waardigheid, een mededeeling over de wet aan de Koninklijke Akademie aan te bieden : men mag dus wel zeggen, dat die schooljongen wat van belang gedaan heeft. De verklaring van de wet eischt niet meer kennis van natuurkunde dan het eigendom van eerste beginners pleegt te zij n; men behoeft zich namelijk alleen maar op de wet van Archimedes te beroepen. lis is soortelijk lichter dan water ; een liter water neemt bij bevriezen in volume toe; een kilo ijs heeft dus een grooter volume dan een kilo water. Als een kilo ijs drijft, steekt ongeveer een tiende boven den water spiegel uit, en negen tiende kilo is onder den spiegel. Het ijs rust in een kuil, kan men zeggen. Hoe groot is deze kuil ? Op die vraag geeft de wet van Archimedes ant woord. Als een lichaam drijft is zijn gewicht gelijk aan dat van het verplaatste water. Het water door het ijs verplaatst, is de hoe veelheid water, die de kuil kan vullen, waarin het blok ijs rust. Weegt dit blok een kilo, dan is die hoeveelheid water ook een kilo. In de kuil is dus juist plaats voor een kilo water. Maar als het kilo gesmolten is, weegt het smeltwater ouk een kilo, en kan dus juist geluel in de kuil geborgen worden; aan den stand van het naastgelegen water verandert de smelting dus niet. Zóó is het eenvoudige bewijs voor de juist heid der wet, en verdere overweging voert o. a. tut de volgende belangrijke gevolg trekkingen. 1. Men kan de regel van den blij venden spiegelstand uitspreken voor alle stollen, die in hun eigen smeltir.assa drijven. L'. De spiegelstand is niet alleen n'ti'ir en na, doch ouk ijedurende de smelting dezelfde. 3. Als het blok ijs luchtbluzen bevat, on dergaat de wet van den blij venden spiegelstand gén wijziging. 4. Als -oettvnterijs in :ont water drijft, zal de spiegel bij smelting van het ijs rijzen. Ook zijn er over de regel van den blijvenden spiegelstand eenvoudige proeven te vertoonen. 1. De eerste proef herhaalt de eerste waar neming van het verschijnsel : men brengt in een glas ijs en water, en schenkt het glas tot den rand vol: het water zal bij de smeltiiiLi niet overloopeu. l'. Men brengt in een glas ijs en zooveel water, dat liet ijs drijft; men vult niet tot den rand, doch maakt aan den buitenkant van het glas een merk op de hoogte van den spiegelstand: de spiegelstand zal steels bij dit merk blijven. l!. Men brengt in een glas een brok zoet.waterijs, schenkt vervolgens water bij, waarin een redelijke hoeveelheid zout is opgelost, tot het ijs drijft, en maakt weder een merk: de spiegelstaiid zal boven dit merk uitrijzen. Wil men van de wet een vraagstuk maken, l men /.ij zeer voor/.ichtig, dat men door het stellen van de vraag het antwoord niet in i den mond geeft. De volgende vorm verdient wellicht aanbeveling: i/eieren een bak van bepaalden vorm, waarin : i Wet, bewijs en gevoiuen gelden alleen vu/komen streng, zoo het p</<'"';VA( 'lef Im-ht ver waarloosd wordt. water en drijvend ijs is, terwijl het water op een bepaalde hoogte staat en het ijs een bepaald gewicht heeft, te vinden welke ver andering bij de smelting van het ijs de spie gelstand ondergaat. Het blijkt dus wel, dat de waarneming door den Bataviaschen scholier verricht tot de zeer vruchtbare beh >ort, en het is er zeker geen nideel van, dat zij met al wat er bij behoort terstond kan worden opge nomen in de elementaire handboeken over natuurkunde en behandeld bij het elemen taire onderwijs. Januari ] 905. Cn. M. VAN DEVENTER. NIEUWE UITGAVEN. Oordeelt mede! De officieele bescheiden in de jongste kerkelijke moeilijkheden, van dr.Louis A. BAEIILER. Groningen, G. A. Evers. De Tariefwet, door mr. H. W. Hovyen^4rbeidswet 1904, door mr. C. W. WOHMSER. Overgedrukt uit Boaz", Orgaan van de Vereeniging van Nederlandsche Patroons Boaz. Amster dam, HOveker &, Wormser. Wat moeten ouders en voogden weten van de tuchtscholen?, door J. HAAFKESS. Amsterdam, Höveker & Wormser. Nog bij moeder, door JAS LIGTHART en H. ScuEEi'STRA, 3e stukje. Geïllustreerd door C. JETZES. Groningen, J. B. Wolters. Uit de verspreide geschriften van A Hard Pierson.Tweede reeks, Den Haag, Martinus Nijhoff. Depraat/ej van A. W. Weissman over de Beurs te Amsterdam, aan de feiten getoetst door J. R. DE KEUIJFI", met eene afbeelding. Amsterdam, S. L v. Looy. Goedkoope Tuinbouwbibliothpek", onder leiding van C. H. CLA ASSEN en J. G. HAZELOOP. No. 1. \Ytrlzaantheden in den tuin, door J. K. BUDDE en J. A. KORS. No. 2. De ftruikvorm of fruitteelt voor iederei n, door W. KOOIMAN Dzn. Eerste deeltje: Aanleg, en No. 3. Idem. Tweede deeltje . Onderhoud. No. 4. Het bloemschikken en -binden, door J. G. BALLEGO. No. 'i. ftnijgroen. door W. LODDER. Zwolle W. B. J. Tj. Willink. Inhoud van Tijdschriften. La Hcvue, No. 2 : Anatole Leroy Beaulieu, Pour les Russes. Le chemin de la paix. Camille Mauclair, La réaction nationaliste en art. Arnold White, L'invasion de l'Angleterre. Camille Flammarion, La voile de la vérité(5 gravures), Alfred Droin, Les heures Lontaines (Poésies). Manuel Ugarte, L'arme espagnole. Sjheurer Kestner, Souvenirs de jeunesse. GeorgesPellissier, Lafindesécoles littéraires Jean Canova, Avoirureflamande de Marie Elisabeth van de Putte Goetghebeur. Magaud d'Aubusson, La vie sociale chez les oiseaux. M. Ie Blond, Un poéte de la sentimentahténouvelle. Kdouard Schuré, Un printemps d'ideés. Faits et Documents.Sciences et inventions, par dr. L. Caze. Lettres et arts, par J. de Coussanges. Vers l'entente univer-ielle, par L. Bollack. Carieatures de la quinzaine (15 gravures). Eigen Haard, No. 3 : Ken Toevlucht, door M. RedeléDe Negri. III. Het Kijks-Proef station voor Zaadcontróle te Wageningen, door J. van Slooten, metafb. II. Zuid-Limburg. Van Heerlen tot Kerkrade, door J. Burgersdijk, met af b. (Slot). In het Armhuis, door B. (Slot).?De komeet van Encke. Piano's met djatihoulen buitenkanten, door Reinier de Richebon, met af b. Verscheidenheid. Feuilleton. DAME^. Bericht van hel Pers-comi'éyan den Inter nationalen Vrouwenraad. Het dezen zomer naar aanleiding van de derde vijfjaarlijksehe samenkomst van den Internationalen Vrouwenraad te Berlijn ge houden Vrouwencongres heeft zoozeer de aandacht tot zich getrokken van wie met belangstelling het daar behandelde van verre of van nabij volgde, dat bijna onopgemerkt is voorbijgegaan de week van ernstig arbeiden in besloten kring, die er aan vooraf ging. Thans nu het verslag dier voorbereidende samenkomsten van den Internationalen Vrou wenraad in druk is verschenen, ditmaal nog bewerkt door de goede zorgen van de afge treden presidente, Mrs. Sewall, is het wel de moeite waard aan de hand daarvan nog eens na te gaan het werk, dat toen in stilte is verricht d»or een betrekkelijk klein aantal vrouwen als inleiding op die grootsche open bare samenkomsten, waarin de aandacht van het groote publiek zich heeft geconcentreerd. Het was een ernstig, sober werk, tamelijk ntoonig, onbeteekenend voor buitenstaan ders en weinig weerklank vindende in de pers; maar liet was een onmisbaar werk van opbouw en organisatie, hoofdzakelijk bestaande in statutenwijziging oen den Raad steeds meer en beter in staat te stellen tot verwezenlijking van het doel, dat hij nastreeft. Want on '.e Raad is een levend organisme en bewijst dat wel allermeest door zijnen groei. Op de vorige vijfjaarlijksehe samenkomst, in LSJt'J te Londen gehouden, telde de Raad slechts negen leden. In het sedert verloopen vijftal jaren steeg dit aantal tot negentien door de toetreding van Zwitserland, Italië, Frankrijk, Argentinië, Victoria, Zuid- Australië, Oostenrijk, Noorwegen en Hongarije. Maar die sterke groei maakt ook, dat het oude kleed, waarin de statuten den Rnad bij zijne oprichting hebben gehuld, hem niet meer past, dat het moest worden uitgelegd en verwijd. Dit was een moeilijk werk, waarbij veel nationale naijver moest worden ontzien, en waarbij de nationale karaktertrekken der inleiditers der verschillende vragen op ver rassende wijzen aan het licht kwamen. Zoo heeft de snelle uitbreiding van den Raad aanleiding gegeven tot de vraag, die bij zijne oprichting zelfs niet is gesteld, of de Nationale Vrouwenraden, die te samen den Internatio nalen vormen, zullen staan op den grond slag van nationaliteit of wel van politieke afscheiding. Door zeer bekwame spreeksters werd deze zaak van verschillende zijden toe gelicht. De vrouwen der Vereenigde Staten van Amerika, voor wie haar Nationale Raad ook eene uititvj moet zijn van bet daar diep gevoelde verlangen naar eenheid van wet geving en be>tuur. en die daarom niet willen hooren van afzonderlijke Vrouwenraden voor ieder hnrer Staten onderling, teekenden een ernstig protest aan tegen het feit, dat de vijf landen van den Australiseben Statenboud, Tasmanié. Nieuw Zuid Wales, Zuid- en WestAustraliëen Victoria, niet gesamenlijk. maar ieder voor zich, in den Internationalen Vrou wenraad zijn vertegenwoordigd en dus bij de stemmingen het evenwicht verstoren. De afgevaardigden der Australische Vrouwen raden betoonden zich uiterst toeschietelijk en vioegen slechts tijd en uitstel om tot nheid te komen. Maar zoo deze moeilijk heid al eene vreedzame oplossing vinden zal, dreigen toch bij de aanmelding van nieuwe leden ernstige verwit kelingen. De Duitsche vrouwen, die in denzelfden zin als de Amerikaanschen der Vereenigde Staten in haren Vrouwenraad willen belichaamd zien het grootsche denkbeeld van n nig Duilschland, worden verontrust door wat er verluidt van pogingen, die in den Elzas en in Polen worden aangewend om afzonderlijke Vrouwenraden op te richten. Oostenrijk, dat met leede oogen de afscheiding van eenen Hongaarschen Raad heeft waargenomen, zal zeker niet lijdelijk blijven als de voorgenomen oprichting van eenen Bjheemschen Raad tot stand mocht komen. Of Canada ge rechtigd is tot eene afzonderlijke vertegen woordiging werd van verschillende zijden betwijfeld. Voor Finland is de quaestie reeds van hoogerhand opgelost. Den Finschen vrouwen is van regeeringswege gelast haren Nationalen Raad te ontbinden en het was zeker niet een der minst aangrijpende oogenblikken in deze beteekenisvolle dagen, toen bij de begroeting van lady Aberdeen als nieuw gekozen algemeene voorzitster de ge wezen Finsche presidente, barones Alexandra van Gripenberg, in herinnering aan de doode zuster" een bundel der nationale zonne bloemen, met een rouwfloers saamgebonden, overhandigde. De vraag of vertegenwoordiging in den Internat ionalen Vrouwenraad zat worden toe gelaten naar nationaliteit of naar politieke afscheiding is er eene van diep ingrypende beteekenis. Het voertuig van nationalen na ijver en rassenhaat mag de Raad nimmer worden; maar met een enkel beslissend woord is de vraag toch ook niet uit te maken, daar het evenzeer waar is, dat juist ?an eene samenwerking van vrouwen, die zich n van ras en landaard voelen, groote kracht kan uitgaan. De zaak is daarom na ernstig over leg gesteld in handen van een permanent comité, dit na geschiedkundig en staatsrechterlijk onderzoek zal hebben te adviseereu bij de aanvrage om toetreding van nieuwe leden. Zoo werd een nieuw comit toegevoegd aan de reeds bestaande drie Xlanding-committees, die het werk van den Raad, als deze niet is vergaderd, voortzetten en daartoe het werk, dat hij op zich neemt, onderling verdeelen. Dat het aantal dier comités geregeld toeneemt tengevolge van het altijd grooter arbeidsveld, dat zich voor den Raad ontsluit, is mede een sprekend bewijs van leven en groei. Uiteraard is de werkzaamheid van den Raad beperkt; hij zoekt zijn kracht voornamelijk in onderlinge bespreking', in persoonlijke ontmoeting, iu het leggen van een band tusschen personen en volken. Zijne beteekenis ligt meer in het geen hij is dan in hetgeen hij doet. Vandaar dat alle besluiten moeten worden genomen met volstrekte nstemmigheid, dat geen propaganda wordt ondernomen, waartegen ook maar n der aangesloten volken be zwaar zoude kunnen gevoelen. Aanvankelijk waren er dan ook slechts twee standingcoinntittres: dat van de pers, dat had te zorgen voor het inwinnen van berichten en het verspreiden daarvan onder de leden, wier communicatiemiddel het moest zijn, en dan het comitévoor de yet ten, dat gegevens hadte verzamelen aangaande de wetgeving de vrouw en het kind betredende in alle landen. Van dezen nog geheel passieven en neutralen arbeid is de Raad voor het eerst tot actieven arbeid overgegaan door de oprichting van een standimjcommiltee voor vrede en arbitrage, een punt waarover bij de vrouwen der ver schillende natiën geen verschil van gevoelen zelfs maar denkbaar is. En steeds meerdere bleken bij voortgezette samenwerking en bespreking de punten, waarover de vrouwen over de geheele wereld geheel n van zin zijn, en waarvoor zij dus gezamenlijk kunnen arbeiden. Van groote beteekenis is het dan' ook, dat dit jaar te Berlijn de Internationale Vrouwenraad kon besluiten zijnen actieven arbeid al weder verder uit te breiden door de oprichting van twee nieuwe stand ingcommiltees: een voor de openbare zedelijkheid en een voor vrouwenkiesrecht. Ofschoon de oprichtsters van den Raad allen overtuigde voorstandsters waren van vrouwenkiesrecht, had men gemeend deze zaak in den Raad TRADEMAKK NlARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrgjfbaar bij alle Wijnhandelaars em bij de vertegenwoordigers KOOFMAXS «& ISKVIXIER, Wijnhandelaars te Amsterdam. Prijzen van af ? 2,50 per FteA Zeker en pijnloos werkt liet sedert 30 jaren erkende jXF*" Echte Radlaiier'sche Eksterooireuuiiddel. 'Vu (in pfenuigp. flac. Slechts echt met de firma: K ROS EN APOT1IEKE, Berlijn. Depot in de meeste Apoth. en Drogisten. ECHT VICTORIAWATER. Oberlahnstein. Fournisseurs de la Cour. ChocolatV_EEN CHOCOLAT LE PLUS D LTCIEÜX POUR CUOQUER. Usines u Sneel' (ILollande).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl