Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1439
schrift Dr. Kalff in de voorrede: Ik ben
overtuigd dat ,,1'art pour l'art" en ,,1'art pour
les artistes" onrechtmatige leuzen zijn ; dat,
integendeel, de kunst, en niet slechts de een
voudige, maar ook de hoogere, zoo ruim
mogelijk verbreid moet worden onder het
volk, dat is: het Nederlandsche volk, waartoe
wij allen behooren, hoo| en laag, rijk en arm."
Nu kan men ten volle overtuigd zijn van
de wenselikheid om de kunst, ook de hogere,
tot zovelen mogelik te brengen, zonder daarom
l'art pour l'art, en zelfs t'art pour les artistes,,
een onrechtmatige leus te noemen. Immers
ook waar de kunstenaar zich tot het publiek
richt, zijn publiek dus, in flguurlike zin, vóór
zich ziet terwijl hij produceert, daar is wat
hy geeft kunst, omdat zijn aanleg hem er toe
dringt, omdat hij niet anders kan; niet omdat
hjj het publiek daarmee een genoegen wil
doen. Is het bij een kunstenaar niet altijd :
l'art pour Var: f behalve bij hem die zijn
kunst (?) beschouwt als een middel om geld
te verdienen.
En is l'art pour les artistes wel zo onge
rechtvaardigd, als men bedenkt dat kunst
verstaan en genieten eigenlik betekent repro
duceren,, nd-scheppen, zodat alleen wie aan
de kunstenaar verwant is zyn werk geheel
waarderen kan? Al te letterlik opgevat
't behoeft hier wel niet nog eens aangetoond
dat maar hoogst zelden et n kunstenaar zelf
dat doet zou de zegswijze alle schilderijen
op het atelier, alle letterkundige werken in
portefeuille doen blijven. De letterkundige
kunst voor de grote menigte toegankelik ge
maakt door goedkope uitgaven van goed
gekozen verzen, desnoods door wijziging meer
verstaanbaar gemaakt, zal immers toch alleen
maar aanslaan bij die er vatbaar voor zijn ?
In de voorrede bespreekt dr. Kalff' nog een
denkbeeld dat hem bij het samenstellen van
zyn bloemlezing geleid heeft; het zelfgevoel
bij -den enkeling, het nalionaliteitsgevoel bij
het volk" zijn toegenomen; dichters van na
1880, onder wie Verwey vooral, hebben het
hunne gedaan om onze dichters der 17e eeuw
tot meerdere eere te brengen"; htt is uu de
tijd om belangstelling te verwachten en te
vragen voor on,.e oudere dichters en door
kleine keurverzamelingen iedereen in de ge
legenheid te stellen, kennis te maken inet
hun werken.
Dat er van een warme liefde en eerbiedige
vereering voor onze oudere dichters," als
waarvan Potgieter, Bakhuizen van den Brink
en hun tijdgenoten getuigden, zo weinig te
bespeuren valt in de werken van het geslacht
dat op hen volgt en dat om-itreeks 1870 be
gint mede te spreken," schrijft dr. K. onder
meer toe aan verzwakking van 't
nationali.teitsgevoel, en deze weer gedeeltelik aan het
bestuderen van vreemde talen en litteraturen
tengevolge van het hervormd onderwijs. Die
aandrang van nieuw bloed steeg menig Neder
lander naar het hoofd, deed hem zijn geeste
lijk evenwicht verliezen, maakte het voor
den kunstenaar van het woord moeilijker
zich zelf te worden en te blijven." Twee
mannen worden genoemd Multatalien Busken
Huet, die hun grote invloed allerminst heb
ben gebruikt om de waardering van onze
oudere dichters te doen toenemen. De ken
tering die nu gekomen is en die aan Multatali
en Busken Huet als letterkundige critici een
andere plaats gewezen heeft of nog zal doen
wijzen, moet de in hun tijd verzwakte waar
dering van onze oude woordkunst ten goede
komen.
De bundel Dichters van den Ouden Tijd"
moet zoals men 't noemt in 't licht van de
voorrede beoordeeld worden. Vandaar dat
deze aankondiging vooral een bespreking van
die voorrede is. Terecht heeft dr. Kaïn" be
grepen dat herleving van't nationaal bewust
zijn de vatbaarheid voor oudere nationale
kunst verhoogt. Omgekeerd kan en moet het
nationaliteitsgevoel gesterkt worden door een
terugzien op de grote nederland-:e kunstenaars
in vorige eeuwen. Dat beduidt geen reaktie.
De meer algemeen geworden kennis van
vreemde talen en litteraturen kan dan alleen
werkelik en blijvend een voordeel zijn voor
de nederlandse kunst en kunstsmaak, als het
nederlandse karakter behouden blijft; wie
om de vreemde litteratuur de eigene ver
werpt, de grote kwaliteiten van nederlandse
kunstenaars niet meer onderscheiden kan, is
van de rechte weg af. Als bij de regeneratie
van een volk buitenlandse invloeden moeten
meewerken, dan moet het vreemde aange
past aan het eigene, of wat regeneratie heet
blijft iets kunstmatigs, dat op ontaarding
uitloopt.
J. L. C. A. MEIJER.
Aan oen te Bare!
Ik kan u niet volledig te woord staan op
al wat gij u hebt veroorloofd over mij in de
De Telegraaf te schrijven.
Een mal mensch zal meer vragen stellen
dan tien verstandigen kunnen beantwoorden,
en een verdwaasde recensent zet allicht
zooveel stumperigheden in n kolom, dat
men een heele krant noodig zou hebben om
die te weerleggen.
Als, gij Borel, b. v. zegt dat het gegeven
zoo mooi is en wat ervan werd gemaakt zoo
banaal, bewijst u aan 't a-b c van kunst nog
te moeten beginnen. Voor eenigszins vrucht
baar debat dient men zich op gelijke lijn te
bevinden, en daaraan zijn we nog niet toe.
U schijnt iets te hebben vernomen van
m'n zoo langzamerhand legendair wordende
artistieke slordigheden, en met uw onvaste
handen wilde u nu ook eens 'n tuiltje pluk
ken. Maar sommige bloemen groeien hoog,
en u weet, als men klimt, komen zekere
lichaamsdeelen te zien, waarbij de kans bestaat
van vallen en zich bespottelijk maken.
Al wat gij aangeeft als fout (de Czech er
buiten, dat is een echte slordigheid) is zeven
achtste, om in uw fraaie terminologie te
blijven, juist goed. 't Komt aan op de mate
van onderscheidingsvermogen, en die is
bij u niet sterk aanwezig. Immers, het boe
ketje door u geëtaleerd, zijn proeven van
stijlopzettelijkheid, n opzettelijk ia het tegen
overgestelde van slordig, als u 't soms niet
weet.
Hausch, mijn hotelvrouw (in 't boek In
I O5ge Regieren") had gelijk toen ze zei, dat
haar prijs billijk was en dat je 't nergens
billijker kon krijgen, want goedkoop staat
tegenover duurkoop en billijk is de midden
maat.
Kuuroorden vind u een barre fout en
proklameert daarvoor kurorten. Ik ben niet zeer
sterk in mijn Duitsch, maar meen toch, dat
het kttrorte moet zijn zonder n. Was ik helaas
niet zoo'n bereisd" man, zooals u verfeit,
dan nam ik een woordenboek ter hand om
dat te raadplegen, evengoed als ik raadpleeg
de barometer, 't weer of mijn horloge, b. v.
om niet teveel tijd aan deze afstraffing te
verspillen. Men zegt wel, dat men zijn
advokaat raadpleegt, maar dat is niet waar.
Een advokaat geeft raad en pleegt die niet.
Ziet ge wel, dat ik heel goed wist wat ik
deed, toen ik Anna Raulowna haar horloge
liet raadplegen, al leek u Borel dat vreemd.
Dat ik duldend neerlig onder uw striemen,
zooals de straten onder den regen (niet de
plassen citatenverknoeiende heer Borel)
zult ge zelf allerminst gelooven. Toch schoof
de nacht onrustig voort, voor u of voor
mij
dus de dag of nacht kan onrustig
zijn en toch maar langzaam voorbij gaan.
Ge schijnt ook eventjes te kunnen liegen,
want de spitsen die niet zoo gauw te tellen
waren komen niet voor in een natuurbeschrij
ving, maar in een ontboezeming over de
natuur en daar is die zin juist op zijn plaats.
Merkt ge nu ook, dat gij en zoovele van de
foutjesvangers, niets ervan weten. Dat een
schuchtere bruid gelijk vorstin kan zijn is u
ontgaan of waarschijnlijk onbekend.
Traditioneele woorden bestaan wel in 't gewone
leven, maar niet in de literatuur, de
konventioneelheid blijkt eerst uit de schikking der
woorden. Moet ik voortgaan u lesjes te geven ?
Ge schrijft daar wat een lamma vent, die
van Keelen, die toch zoo knap is, kan die
kerel, nu niet maken (germanisme
foutjesspeurende Borel) dat hij binnen een paar
jaren genoeg verdient, om een vrouw te on
derhouden '.
Ik geef gaarne toe persoonlijk wat meer
schroom te hebben dan Borel in zake het
onderhouden van 'n vrouw, maar persoonlijke
overwegingen kunnen we hier erbuiten laten.
De enormiteit van uw beweren, gesctiikt voor
de galerij, de flater van persoonlijk begrip
met de uitgebeelde figuur te verwarren, het
lage'plan van beoordeeling waartoe gij zakt,
dit alles blijft gering, bij 't feit, dat u 't ver
loop precies andersom verteldt dan het in
mijn boek is te vinden.
Wil zoo goed zij n op te slaan bladzij . ..
nee, ik zeg u die bladzijden niet. Ge moogt
ze zelf zoeken. Of leest ge soms het boek van
achteren naar voren, zooals bij u helaas zoo
veel scheef zit.
Hoort ge niet de schaterende lach van uwe
lezers om uw geëksposeerde flinkheid, de
prachtzin, die een tienvoudige onzin is.
Ge vindt dat ik In Hooge Regionen"
niets hoogs bereikte, 't Kan best... als u
't boek niet hebt gelezen. Ik geef toe literaire
kunst is moeielijk. Maar wie bereikte dan
wel ? U allerminst Borel, met uw Droom
op Tosari", het prutsig liefdegevalletje zonder
meer, ei g hoog maar bodemloos leeg, te mid
den van een Baëdekerbeschrijving. Men kan
nu vergelijken.
Mijne meening over uw werk publiceerde
ik al jaren hér. U hebt nu ook eens uw opinie
willen zeggen en in zekeren zin is dat uw
recht, maar tusschen willen en kunnen ligt
het verschil. U moet dan beginnen met de
grondslagen van literatuur te kennen. Uw
goedkeuring is mij een hoon en u w smaad mij
een eer. Ik voel mij zeer ver van u af en in
geen enkel opzicht gelijk.
l' praat daar ook zoo geweldig over
liefde. Een nieuwe schaterlach slaat op, als
u dat woord maar noemt, 't Wordt dadelijk
ironie in uw mond.
Liefde is nogjets anders dan zich lamlendig
laten gaan op zijn driften. Gij verwart liefde
met seksueelen drang, al is die drang vaak
de bron waaruit de hoogere aandoening welt.
Wat praat gij van hartstocht, gij de
uitbe<ilder van slappe figuren en impotenten?
Hartstocht is voor mij de strijd tusschen de
rede die wil leiden en 't gevoel dat bedwelmt.
Toon mij in uw geschriften dien strijd, die
tot liefde of tot hartstocht leidt. Bij u valt
de liefde als een rotte appel van den boom.
Gij komt nu op me aanstormen met uw
hooge... hooge Xoorsche literatuur, en vraagt
of ik 't niet ben geweest, die op 't inferieure
daarvan heb gewezen.
Ja wel, ik ben 't geweest, die op 't kongres
te Deventer een en ander heb gezegd.
Kvenwel, niet zooals u 't blieft voor te stel
len, 't Is wel erbarmelijk, dat gij Borel, zoo
ganschelijk niet op de hoogte zij t of u zoo
slecht weet uit te drukken.
Ik heb, wat ik daar zei, hier niet verder
uiteen te zetten, deed dit reeds vroeger.
Maar, niet waar Borel, een Noorsch boek
voert u hooger in hooge regionen dan zeven
achtste van 't werk van onze moderne auteurs.
't Is een merkwaardig blijk van zelfkennis
en van eigen onrnaehtsuiting erbij, tenzij
en dit laat zich ook veronderstellen, gij
u zelf rekent tot die Hooggestegener.
In dat geval hebben de gezamenlijke Ne
derlandsche auteurs niet anders te verrichten
dan voor u te buigen als dat achtste deel,
dat achtste wonder.
Ze treden ootmoedig terzij, om u Borel,
gracielijk allén te laten staan.
Wij denken er niet aan op te zweven naar
de sferen van andere literaturen, wij wenschen
ons zelf te zijn, en te streden naar wat onze
schilders bereikten. Ook als een Nederlander
naar hoogere regionen gaat blijft, hij Neder
lander, en gelukkig ook. liet getal der
dekadenten is al veel te groot.
Gij Borel hebt het daar zoo druk over taal
en stijl n adelaarsvlucht. Toe, lees eens over
uw eigen keurig stukje proza, dat ge u hebt
gepermitteerd over mij te schrijven. Mogelijk
brengt het zien van dat gebrabbel, week als
pap, taai en slierig als slecht gekookte
vermicelii, u nader tot het begrip van stijl.
Lees, herlees toch uw prachtig proza, lees
het Borel.. . en zwijg.
Zoo min een straatjongen de manieren en
gestes van 'n gentleman begrijpt, zoo min
begrijpt gij iets, of weet gij iets van 't ware
wezen van taal en stijl.
Al u\v brutaliteit, al uw stomheden wil ik
u vergeven, maar uw schandelijk proza niet.
Eendoornig bloempje wil ik mij vergunnen
uit uw episteltje te rukken, nu niet zoozeer
om uw stylimpotenlie. maar om antwoord
uit te lokken op een halve zin. die mij een
insinuatie lijkt.
Gij schrijft:
..Trouwens deze roman heeft in D? (Tul*
gestaan dim.... De karakters vind ik ditui'um
erg slap en zwakjes.
Slap en zwakjes is deze zin zeker, maar
duidelijk niet. Helder dat eens op, want uit
dun en daarom en titteltjes er tusschen kan
ik niet wijs worden, en verdacht maken
is nog geen verdienste.
G. VAX Hri.ZEN'.
Als antwoord op deze regelen vind ik in
de korrespondentie van De Telegraaf: kritiek
op kritiek wordt niet geplaatst.
't Lijkt volkomen in orde. Ken dagblad is
een Godheid en een recensent spreekt Orakel
taal. Maar, als men om dat antwoord te
geven, vijf dagen noodig heeft, blijkt het
niet zóó in orde te wezen. Bij een beginsel
is men dadelijk gereed, dunkt mij. Er is
dus tijd geweest tot overwegen. Kan men
geen kritiek op kritiek toestaan, dat volgens
eerlijkheidsbegrippen toch hoort, zoo had
mijn beschuldiging, dat hun recensent 't boek
niet heeft gelezen en de gevraagde ophelde
ring over de insinuatie aanleiding moeten
geven deze keer eens af te wijken van 't
fraai beginsel. De journalistieke eer had dit
geboden.
De handeling van De Telegraaf gaat nu lijken
als of men uit een gesloten huis met vuil
wordt geworpen, en als men aanbelt om te
weten of moedwil of toeval de daad bestuurde
tot antwoord krijgt: Voorbijgangers staan we
niet te wo jrd.
Er blijft niets anders over dan van der
gelijke huizen als De Telegraaf en dergelijke
bewoners als Borel, zich zoover mogelijk
verwijderd te houden. G. v. H.
Ern schooljongen ontdelker.
Humphry Potter, het luie jongmaatje, uit
gemakzucht verbeteraar van de stoommachine,
iedereen kent hem. Van Pascal's jongens
daden in de meetkunde verhaalt men won
deren, en de wiskunstenaar Stieltjes, is mij
gezegd, ontdekte op de schoolbank een fout
in de logarithmentafel.
Maar geheel nieuw moet een schooljongen
heeten, die de eerste waarnemer is van een
natuurkundig feit, zóó eenvoudig in
beschryving en zóó belangrijk, dat het eeuwenlang
bekend had kunnen zijn. dat het een plaats
behoort te hebben in de meest elementaire
schoolboeken, in dezelfde schoolboeken ver
klaard kan worden, aanleiding geeft tot het
invoeren van een natuurwet in de wetenschap,
en dat toch tot dusver aan de aandacht der
natuurkundigen schijnt ontgaan te wezen.
Aan Nederlandsch Indie, en meer in 't
bijzonder aan Batavia, komt de eer toe zulk
een schooljongen te hebben voortgebracht.
Het is nu twee jaren geleden, dat op een
les in de natuurkunde in de derde klasse van
het gymnasium Willem III te Ba'avia een
der jongens, Van Erpecum genaamd, mij zeide,
wel eens te hebben waargenomen, dat et n
glas, tot den rand gevuld met water en drijvend
ijs, bij het smelten van het ijs niet overloopt.
Waar nu drijvend ijs voor een deel boven
den waterspiegel uitsteekt, redeneerde de
jongen, moet het bij de smelting inkrimpen.
De gevolgtrekking is volkomen juist, doch
niet daarom was de mededeeling treffend,
doch om het waargenomen feit en ik erken,
dat ik ze niet terstond vertrouwde en eerst
na eenig overleg de juistheid er van inzag.
Tevens leerde dit overleg, dat de waterspiegel
niet alleen niet rijxt bij de smelting van het
ijs, doch ook nk't daalt, zoodat de regel ver
kregen werd:
bij het smelten van drijvend ijs blijft de stand
van den waterspieyel onveranderd. '?')
Wijl nu een natuurwet een standvastige
betrekking tusschen veranderlijke grootheden
aangeeft, kan men ook hier van een natuur
wet spreken, en wel van de wet van den
blijvenden spieye.lstartd.
Aan zooveel mogelijk mannen van natuur
kundige opleiding, tn in Indiën in Holland,
vroeg ik of deze wet hun bekend was;
voor allen was zij nieuw, voor de meest
errarenen zelfs zeer verrassend en zulke voor
name geleerden als de professoren Van der
Waal en Zeeman achtten het niet beneden
hun waardigheid, een mededeeling over de
wet aan de Koninklijke Akademie aan te
bieden : men mag dus wel zeggen, dat die
schooljongen wat van belang gedaan heeft.
De verklaring van de wet eischt niet meer
kennis van natuurkunde dan het eigendom
van eerste beginners pleegt te zij n; men behoeft
zich namelijk alleen maar op de wet van
Archimedes te beroepen.
lis is soortelijk lichter dan water ; een liter
water neemt bij bevriezen in volume toe;
een kilo ijs heeft dus een grooter volume
dan een kilo water. Als een kilo ijs drijft,
steekt ongeveer een tiende boven den water
spiegel uit, en negen tiende kilo is onder
den spiegel. Het ijs rust in een kuil, kan
men zeggen. Hoe groot is deze kuil ? Op
die vraag geeft de wet van Archimedes ant
woord. Als een lichaam drijft is zijn gewicht
gelijk aan dat van het verplaatste water.
Het water door het ijs verplaatst, is de hoe
veelheid water, die de kuil kan vullen, waarin
het blok ijs rust. Weegt dit blok een kilo,
dan is die hoeveelheid water ook een kilo.
In de kuil is dus juist plaats voor een kilo
water. Maar als het kilo gesmolten is, weegt
het smeltwater ouk een kilo, en kan dus juist
geluel in de kuil geborgen worden; aan den
stand van het naastgelegen water verandert
de smelting dus niet.
Zóó is het eenvoudige bewijs voor de juist
heid der wet, en verdere overweging voert
o. a. tut de volgende belangrijke gevolg
trekkingen.
1. Men kan de regel van den blij venden
spiegelstand uitspreken voor alle stollen, die
in hun eigen smeltir.assa drijven.
L'. De spiegelstand is niet alleen n'ti'ir en
na, doch ouk ijedurende de smelting dezelfde.
3. Als het blok ijs luchtbluzen bevat, on
dergaat de wet van den blij venden
spiegelstand gén wijziging.
4. Als -oettvnterijs in :ont water drijft, zal
de spiegel bij smelting van het ijs rijzen.
Ook zijn er over de regel van den
blijvenden spiegelstand eenvoudige proeven te
vertoonen.
1. De eerste proef herhaalt de eerste waar
neming van het verschijnsel : men brengt in
een glas ijs en water, en schenkt het glas
tot den rand vol: het water zal bij de
smeltiiiLi niet overloopeu.
l'. Men brengt in een glas ijs en zooveel
water, dat liet ijs drijft; men vult niet tot
den rand, doch maakt aan den buitenkant
van het glas een merk op de hoogte van
den spiegelstand: de spiegelstand zal steels
bij dit merk blijven.
l!. Men brengt in een glas een brok
zoet.waterijs, schenkt vervolgens water bij, waarin
een redelijke hoeveelheid zout is opgelost,
tot het ijs drijft, en maakt weder een merk:
de spiegelstaiid zal boven dit merk uitrijzen.
Wil men van de wet een vraagstuk maken, l
men /.ij zeer voor/.ichtig, dat men door het
stellen van de vraag het antwoord niet in i
den mond geeft. De volgende vorm verdient
wellicht aanbeveling:
i/eieren een bak van bepaalden vorm, waarin
: i Wet, bewijs en gevoiuen gelden alleen
vu/komen streng, zoo het p</<'"';VA( 'lef Im-ht ver
waarloosd wordt.
water en drijvend ijs is, terwijl het water op
een bepaalde hoogte staat en het ijs een
bepaald gewicht heeft, te vinden welke ver
andering bij de smelting van het ijs de spie
gelstand ondergaat.
Het blijkt dus wel, dat de waarneming
door den Bataviaschen scholier verricht tot
de zeer vruchtbare beh >ort, en het is er
zeker geen nideel van, dat zij met al wat
er bij behoort terstond kan worden opge
nomen in de elementaire handboeken over
natuurkunde en behandeld bij het elemen
taire onderwijs.
Januari ] 905. Cn. M. VAN DEVENTER.
NIEUWE UITGAVEN.
Oordeelt mede! De officieele bescheiden in de
jongste kerkelijke moeilijkheden, van dr.Louis
A. BAEIILER. Groningen, G. A. Evers.
De Tariefwet, door mr. H. W.
Hovyen^4rbeidswet 1904, door mr. C. W. WOHMSER.
Overgedrukt uit Boaz", Orgaan van de Vereeniging
van Nederlandsche Patroons Boaz. Amster
dam, HOveker &, Wormser.
Wat moeten ouders en voogden weten van de
tuchtscholen?, door J. HAAFKESS. Amsterdam,
Höveker & Wormser.
Nog bij moeder, door JAS LIGTHART en H.
ScuEEi'STRA, 3e stukje. Geïllustreerd door C.
JETZES. Groningen, J. B. Wolters.
Uit de verspreide geschriften van A Hard
Pierson.Tweede reeks, Den Haag, Martinus Nijhoff.
Depraat/ej van A. W. Weissman over de Beurs
te Amsterdam, aan de feiten getoetst door J. R.
DE KEUIJFI", met eene afbeelding. Amsterdam,
S. L v. Looy.
Goedkoope Tuinbouwbibliothpek", onder
leiding van C. H. CLA ASSEN en J. G. HAZELOOP.
No. 1. \Ytrlzaantheden in den tuin, door J. K.
BUDDE en J. A. KORS. No. 2. De ftruikvorm of
fruitteelt voor iederei n, door W. KOOIMAN Dzn.
Eerste deeltje: Aanleg, en No. 3. Idem. Tweede
deeltje . Onderhoud. No. 4. Het bloemschikken
en -binden, door J. G. BALLEGO. No. 'i. ftnijgroen.
door W. LODDER. Zwolle W. B. J. Tj. Willink.
Inhoud van Tijdschriften.
La Hcvue, No. 2 : Anatole Leroy Beaulieu,
Pour les Russes. Le chemin de la paix.
Camille Mauclair, La réaction nationaliste en
art. Arnold White, L'invasion de
l'Angleterre. Camille Flammarion, La voile de la
vérité(5 gravures), Alfred Droin, Les heures
Lontaines (Poésies). Manuel Ugarte, L'arme
espagnole. Sjheurer Kestner, Souvenirs de
jeunesse. GeorgesPellissier, Lafindesécoles
littéraires Jean Canova, Avoirureflamande
de Marie Elisabeth van de Putte Goetghebeur.
Magaud d'Aubusson, La vie sociale chez les
oiseaux. M. Ie Blond, Un poéte de la
sentimentahténouvelle. Kdouard Schuré, Un
printemps d'ideés. Faits et Documents.Sciences
et inventions, par dr. L. Caze. Lettres et
arts, par J. de Coussanges. Vers l'entente
univer-ielle, par L. Bollack. Carieatures de
la quinzaine (15 gravures).
Eigen Haard, No. 3 : Ken Toevlucht, door
M. RedeléDe Negri. III. Het Kijks-Proef
station voor Zaadcontróle te Wageningen, door
J. van Slooten, metafb. II. Zuid-Limburg.
Van Heerlen tot Kerkrade, door J.
Burgersdijk, met af b. (Slot). In het Armhuis, door
B. (Slot).?De komeet van Encke. Piano's
met djatihoulen buitenkanten, door Reinier
de Richebon, met af b. Verscheidenheid.
Feuilleton.
DAME^.
Bericht van hel Pers-comi'éyan den Inter
nationalen Vrouwenraad.
Het dezen zomer naar aanleiding van de
derde vijfjaarlijksehe samenkomst van den
Internationalen Vrouwenraad te Berlijn ge
houden Vrouwencongres heeft zoozeer de
aandacht tot zich getrokken van wie met
belangstelling het daar behandelde van verre
of van nabij volgde, dat bijna onopgemerkt
is voorbijgegaan de week van ernstig arbeiden
in besloten kring, die er aan vooraf ging.
Thans nu het verslag dier voorbereidende
samenkomsten van den Internationalen Vrou
wenraad in druk is verschenen, ditmaal nog
bewerkt door de goede zorgen van de afge
treden presidente, Mrs. Sewall, is het wel de
moeite waard aan de hand daarvan nog eens
na te gaan het werk, dat toen in stilte is
verricht d»or een betrekkelijk klein aantal
vrouwen als inleiding op die grootsche open
bare samenkomsten, waarin de aandacht van
het groote publiek zich heeft geconcentreerd.
Het was een ernstig, sober werk, tamelijk
ntoonig, onbeteekenend voor buitenstaan
ders en weinig weerklank vindende in de
pers; maar liet was een onmisbaar werk
van opbouw en organisatie, hoofdzakelijk
bestaande in statutenwijziging oen den Raad
steeds meer en beter in staat te stellen tot
verwezenlijking van het doel, dat hij nastreeft.
Want on '.e Raad is een levend organisme en
bewijst dat wel allermeest door zijnen groei.
Op de vorige vijfjaarlijksehe samenkomst, in
LSJt'J te Londen gehouden, telde de Raad
slechts negen leden. In het sedert verloopen
vijftal jaren steeg dit aantal tot negentien
door de toetreding van Zwitserland, Italië,
Frankrijk, Argentinië, Victoria, Zuid- Australië,
Oostenrijk, Noorwegen en Hongarije. Maar
die sterke groei maakt ook, dat het oude
kleed, waarin de statuten den Rnad bij zijne
oprichting hebben gehuld, hem niet meer
past, dat het moest worden uitgelegd en
verwijd. Dit was een moeilijk werk, waarbij
veel nationale naijver moest worden ontzien,
en waarbij de nationale karaktertrekken der
inleiditers der verschillende vragen op ver
rassende wijzen aan het licht kwamen. Zoo
heeft de snelle uitbreiding van den Raad
aanleiding gegeven tot de vraag, die bij zijne
oprichting zelfs niet is gesteld, of de Nationale
Vrouwenraden, die te samen den Internatio
nalen vormen, zullen staan op den grond
slag van nationaliteit of wel van politieke
afscheiding. Door zeer bekwame spreeksters
werd deze zaak van verschillende zijden toe
gelicht. De vrouwen der Vereenigde Staten
van Amerika, voor wie haar Nationale Raad
ook eene uititvj moet zijn van bet daar diep
gevoelde verlangen naar eenheid van wet
geving en be>tuur. en die daarom niet willen
hooren van afzonderlijke Vrouwenraden voor
ieder hnrer Staten onderling, teekenden een
ernstig protest aan tegen het feit, dat de vijf
landen van den Australiseben Statenboud,
Tasmanié. Nieuw Zuid Wales, Zuid- en
WestAustraliëen Victoria, niet gesamenlijk. maar
ieder voor zich, in den Internationalen Vrou
wenraad zijn vertegenwoordigd en dus bij de
stemmingen het evenwicht verstoren. De
afgevaardigden der Australische Vrouwen
raden betoonden zich uiterst toeschietelijk
en vioegen slechts tijd en uitstel om tot
nheid te komen. Maar zoo deze moeilijk
heid al eene vreedzame oplossing vinden
zal, dreigen toch bij de aanmelding van
nieuwe leden ernstige verwit kelingen. De
Duitsche vrouwen, die in denzelfden zin als
de Amerikaanschen der Vereenigde Staten
in haren Vrouwenraad willen belichaamd
zien het grootsche denkbeeld van n nig
Duilschland, worden verontrust door wat er
verluidt van pogingen, die in den Elzas en
in Polen worden aangewend om afzonderlijke
Vrouwenraden op te richten. Oostenrijk, dat
met leede oogen de afscheiding van eenen
Hongaarschen Raad heeft waargenomen, zal
zeker niet lijdelijk blijven als de voorgenomen
oprichting van eenen Bjheemschen Raad
tot stand mocht komen. Of Canada ge
rechtigd is tot eene afzonderlijke vertegen
woordiging werd van verschillende zijden
betwijfeld. Voor Finland is de quaestie
reeds van hoogerhand opgelost. Den Finschen
vrouwen is van regeeringswege gelast haren
Nationalen Raad te ontbinden en het was
zeker niet een der minst aangrijpende
oogenblikken in deze beteekenisvolle dagen, toen
bij de begroeting van lady Aberdeen als
nieuw gekozen algemeene voorzitster de ge
wezen Finsche presidente, barones Alexandra
van Gripenberg, in herinnering aan de doode
zuster" een bundel der nationale zonne
bloemen, met een rouwfloers saamgebonden,
overhandigde.
De vraag of vertegenwoordiging in den
Internat ionalen Vrouwenraad zat worden toe
gelaten naar nationaliteit of naar politieke
afscheiding is er eene van diep ingrypende
beteekenis. Het voertuig van nationalen na
ijver en rassenhaat mag de Raad nimmer
worden; maar met een enkel beslissend
woord is de vraag toch ook niet uit te maken,
daar het evenzeer waar is, dat juist ?an eene
samenwerking van vrouwen, die zich n van
ras en landaard voelen, groote kracht kan
uitgaan. De zaak is daarom na ernstig over
leg gesteld in handen van een permanent
comité, dit na geschiedkundig en
staatsrechterlijk onderzoek zal hebben te
adviseereu bij de aanvrage om toetreding van
nieuwe leden. Zoo werd een nieuw comit
toegevoegd aan de reeds bestaande drie
Xlanding-committees, die het werk van den
Raad, als deze niet is vergaderd, voortzetten
en daartoe het werk, dat hij op zich neemt,
onderling verdeelen. Dat het aantal dier
comités geregeld toeneemt tengevolge van
het altijd grooter arbeidsveld, dat zich voor
den Raad ontsluit, is mede een sprekend
bewijs van leven en groei. Uiteraard is de
werkzaamheid van den Raad beperkt; hij
zoekt zijn kracht voornamelijk in onderlinge
bespreking', in persoonlijke ontmoeting, iu
het leggen van een band tusschen personen
en volken. Zijne beteekenis ligt meer in het
geen hij is dan in hetgeen hij doet. Vandaar
dat alle besluiten moeten worden genomen
met volstrekte nstemmigheid, dat geen
propaganda wordt ondernomen, waartegen
ook maar n der aangesloten volken be
zwaar zoude kunnen gevoelen. Aanvankelijk
waren er dan ook slechts twee
standingcoinntittres: dat van de pers, dat had te zorgen
voor het inwinnen van berichten en het
verspreiden daarvan onder de leden, wier
communicatiemiddel het moest zijn, en dan
het comitévoor de yet ten, dat gegevens
hadte verzamelen aangaande de wetgeving de
vrouw en het kind betredende in alle landen.
Van dezen nog geheel passieven en neutralen
arbeid is de Raad voor het eerst tot actieven
arbeid overgegaan door de oprichting van
een standimjcommiltee voor vrede en arbitrage,
een punt waarover bij de vrouwen der ver
schillende natiën geen verschil van gevoelen
zelfs maar denkbaar is. En steeds meerdere
bleken bij voortgezette samenwerking en
bespreking de punten, waarover de vrouwen
over de geheele wereld geheel n van zin
zijn, en waarvoor zij dus gezamenlijk kunnen
arbeiden. Van groote beteekenis is het dan'
ook, dat dit jaar te Berlijn de Internationale
Vrouwenraad kon besluiten zijnen actieven
arbeid al weder verder uit te breiden door
de oprichting van twee nieuwe stand
ingcommiltees: een voor de openbare zedelijkheid
en een voor vrouwenkiesrecht. Ofschoon de
oprichtsters van den Raad allen overtuigde
voorstandsters waren van vrouwenkiesrecht,
had men gemeend deze zaak in den Raad
TRADEMAKK
NlARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is
verkrgjfbaar bij alle Wijnhandelaars em
bij de vertegenwoordigers
KOOFMAXS «& ISKVIXIER,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
Prijzen van af ? 2,50 per FteA
Zeker en pijnloos werkt liet sedert 30 jaren
erkende jXF*" Echte Radlaiier'sche
Eksterooireuuiiddel. 'Vu (in pfenuigp. flac. Slechts
echt met de firma: K ROS EN APOT1IEKE,
Berlijn. Depot in de meeste Apoth. en Drogisten.
ECHT VICTORIAWATER.
Oberlahnstein.
Fournisseurs de la Cour.
ChocolatV_EEN
CHOCOLAT LE PLUS D
LTCIEÜX POUR CUOQUER.
Usines u Sneel' (ILollande).