De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 22 januari pagina 5

22 januari 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1439 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. van een smakelijk gerecht hangt van het hoogere genot bij het eten af. Hoe smakelijker het gerecht, hoe lichter het ook verteert en des te beter komen de voedingstoffen, die het bevat, tot haar recht. De«e waarheid verklaart het succes van MAGGI'8 SPIJZEN en SOEPEN-AROMA. Het is voor de zorgzame Huisvrouw een alom gerenommeerd, goedkoop middel om vleesch, sauzen, soepen en zwakken bouillon, zoo ook groenten, eierspijzen, melk enz. een krachtigen, aangenamen smaak en geur te geven. Eerst bij het opdienen bij te voegen! Te verkrijgen b\j kruideniers en comestibleshandelaars. Omdat het zeer geconcentreerd is, neme men nooit te veel. MAQGI's onderscheidingen: 5 groote Prjjzen. 30 Gonden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere-Prjjzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs. Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Oeneraal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL H O RN, Amsterdam. miiiimmiimi iiiiini i inmiiiiimiiii minuut iinmiini i umi iniini n iiiiiinimlinliiiliini iiiniimiimi iiimmimi in i iiiinmiimiiiii iiinnliin i iiiinniiiiiiiininiliiiiiniiii iiiiiiiiinin DE WAARDE nog niet ter hand te mogen nemen, daar nog niet in alle aangesloten landen bij de vrouw het verlangen naar politieke ontvoogding was ontwaakt en de Baad, getrouw aan zijn beginsel, nergens wil dwingen om in te gaan. Thans echter bleek het verlangen naar zeker heid en behoud van wat reeds werd ver kregen en die alleen door het bezit van het kiesrecht kunnen worden gewaarborgd, zoo algemeen te zijn geworden, dat met de vereischte nstemmigheid kon worden besloten tot sterke aanénsluiting en onderling hulp betoon ter verkrijging van gelijke staatkun dige rechten voor man en vrouw in alle landen, waar een representatieve regeeringsvorm bestaat. Eveneens algemeen ge worden was het verlangen naar gezamen lijke, krachtige bestrijding van den blanke slavinnenhandel, het daarmede samenhan gende stelsel van slaatsreglementeering, en het verderfelijke beginsel eener dubbele moraal voor man en vrouw. Voor beide zaken werd een permanent comitévan actie opgericht, waartoe ieder der aangesloten landen een lid zal hebben af te vaardigen, liefst een zijner op dit gebied meest beproefde krachten, maar waarvan de presidenten staande deze vergadering van den Interna tionalen Raad werden benoemd. Voor het comitévoor vrouwenkiesrecht werd daartoe aangewezen de Amerikaansche predikant, Miss Anna Shaw, voor dat ter bevordering der openbare zedelijkheid Madame Avril de Sainte-Croix te Parijs, wier langjarige, zegen rijke arbeid op dit gebied eene vruchtbare werkzaamheid van het comitéwaarborgt. Terwijl aldus nieuwe comités van actie werden opgericht, zagen de oudere hunne werkzaamheid uitbreiden. Het pers-eomité, dat sedert het vorig jaar reeds beschikte over een klein driemaandelijksch orgaan, tot nog toe enkel bedoeld als communicatiemiddel voor de werkende leden van het comit onderling, ontving de opdracht dit bulletin eene ruimere strekking te geven door het te doen verschijnen in iets grooter formaat en in de drie officieel door den Kaad aangenomen talen: Engelsch, Fransch en Duitsch, met eene inhoud meer berekend op het groote publiek, dat daardoor aangaande doel en streven van den Raad geregeld zal worden ingelicht. Mocht het aantal abonnees in vol doende mate stijgen, dat kan dit nu nog zeer bescheiden blaadje groeien tot een officieel orgaan van den Internationalen Vrouwenraad. Voor Nederland kan men zich abonneeren bij de ondergeteekende, 5 van Eeghenstraat Amsterdam, tegen vooruitbe taling van ?0.75 per jaar. Het comitévoor de wetten bracht een uiterst belangrijk ver slag uit, duidelijk aantoonende, hoe hier sneller, ginds langzamer, maar toch overal aan den eisch der vrouw om beter rechtsbedeeling in de wetgeving wordt voldaan. Het comitévoor den vrede organiseerde op eene der openbare avondsamenkomsten eene indrukwekkende betooging, waarin lady Aberdeen in aangrijpende bewoordingen uiting gaf aan het door haar, als Engelsche vrouw, dubbel smartelijk gevoelde leed over al de ellende, die de oorlog in den Transvaal met zich bracht; waarin barones Bertha von Suttner met gloed en vuur de vrouwen op riep tot een ernstig protest tegen de gruwelen van den krijg en Miss Susan B. Anthony in enkele, korte, kernachtige zinnen wees op de politieke ontvoogding der vrouw als op den zekersten weg om te komen tot een stelsel van arbitrage bij internationale gegeschillen. Dit alles vond gelijkelijk weerklank in de ziel van vrouwen zoo verschillend van nationa liteit, van ras en ontwikkeling, maar zich zoo n voelend in het besef, dat de groote, eeuwige wetten van 'recht en zedelijkheid voor alle volken, over de geheele wereld dezelfde zijn; dat, zooalsMrs. Sewall het zoo treffend uitsprak, het ware internationalisme de uiting is van een levend geloof in de nheid der menschheid. Onveranderd bleef dan ook de beginselverklaring, die van den beginne aan het hoofd der Statuten van den Internationalen Vrouwenraad is geplaatst: Wij vrouwen van alle natiën, vast overtuigd, dat het heil der menschheid zal worden bevorderd door meer eenheid van gedachte, streven en sympathie, en dat eene goed georganiseerde vrouwenbeweging het welzijn van huisgezin en staat het meest zal behar tigen, sluiten bij dezen een verbond om samen te werken ten einde in maatschappij, zeden en wetten de toepassing te verkrijgen van den Gulden Regel, doe anderen, wat gij wilt, dat zij u doen " JOIIANNA W. A. NABER, Afgev^voor Nederland ijh. Pers-Comit r/d. Int. Vrouwenraad. Een kostelijk boekje. Borduur-patronen voor klein en groot, door G. W. D. Scheltema & Holkema's Boekhandel. Wat is het, dat me zoo blij maakt; een dwaas deuntje neuriet voortdurend door mijn hoofd en overal van achter kasten en stoelen gluren kaboutertjes en halen grapjes achter mijn rug uit. Ach nee, 't wil niet, dat flinke, degelijke boek voor me, ik kan er niet in komen. Ja, 't is alles heel best en heel waar, zeker, zoo moest het zijn, maar wie lacht daar zoo hard en daar buitelt er een over zijn kop. Nee, vooruit maar, 't dikke boek dicht en me volop overgegeven aan 't blijde vermaak: Borduur-patronen voor klein en groot. Een pa,troonboekje voor stramienwerk. En plotseling zien we ze weer voor ons onze boekjes. Wat een muffe voorbeelden waren dat; dikke roosjes zonder geur of kleur en luie, suffe doeshonden met de traditioneele roode tong en kralen voor oogen. Maar wie had gedacht, dat ook dit anders kon? En daar komt nu een kunstenaar en brengt plotseling leven en rumoerigheid in al die duffe saaiheid en geeft, hoe is 't mogelijk. in simpele voorbeelden voor stramienwerk, alleen in de kleuren zwart en rood gehouden, een rijke bron voor de dwaaste fantasiën. Ik heb een groot en een klein formaat bij de hand, maar ik wil nu alleen 't kleine bezien, dan doe ik zeker mee met de meeste meisjes, want er zullen wel meer moeders zijn, die 30, dan die 90 cent kunnen uitgeven. En luistert nu eens, wat dit kleine boekje geeft. Al dadelijk de titelplaat met het opschrift: Borduur-patronen voor klein en groot, door G. W. D. (Dysselhof). Twee heraldieke leeuwen met vurige oogen staan elk in een van de hoeken onderaan.'t Zijn twee echte machtspersonen, die begrijpen wat het van je waardigheid eischt van zoo hooge familie te zijn. En bespottelijk staat voor een van die vurige dieren een clown en trekt een langen neus tegen hem. Verba zend geestig is dat glurend, spottend wijzen van den clown. Zoo heb ik wel eens een straatjongen zien kijken, die een langen neus tegen een deftigheid trok. Maar de leeuw is natuurlijk verontwaardigd en zijn rood oog schiet vlammen. Gekwetste Majesteit! Om de tweede plaat goed te bezien, moeten we haar wat van ons afzetten, 't Zijn allen op zichzelf staande figuren zonder heftige emoties. Een roode pelikaan met z'n bek vreeslij k wijd open en daar tegenover een zedig uitziende papegaai. Pas maar op, 't is een zelfgenoegzame juffer, en gauw op haar teenen getrapt. Zie dat besliste, ingetrokken figuurtje: ze heeft zoo pas met een vriendin een praatje over de buren gehad en dar, was niet malsch, hoor. Nu voelen ze zich beiden opperbest. Een andere pelikaan staat soezerig als een oude professor, dat is een goeiert. Twee steltloopers doen pedant als gymna siasten 's middags in de Kalverstraat. Maar toch, behalve zulke eigenaardige karakter trekjes, die toch ook nogal onschuldig zijn, is dit een vreedzaam blad, niettegenstaande het sluwe Reintje er even doorsluipt. Maar gruwelijk is wat nu volgt. Pas op, hou je ooren dicht, wat een gekrijsch en gesis! Gloeiende oogen staren je aan, 't wordt plotseling nacht en in dien stikdonkeren nacht gluipen panters en kat ten rond met oogen als kolen en sleepende staarten. En die geweldige olifant met zijn dreigende snuit en nijdig gezicht, die daar aan komt dreunen met zijn lompe pooten, die kent geen genade, morsdood verplettert hij, wat in zijn weg komt. Maar gelukkig bij al dat felle zwart en dat van bloed drui pend rood, onder aan iederen kant van het blad een hennetje. Een vreedzaam hennetje, dat ijverig zijn graantje pikt en zich in dien gewichtigen arbeid niet laat storen door de booze wereld om hem heen. Een hennetje in 't zonnetje, héwe bekomen weer. Een volgende bladzijde de visschen, die begeerig op buit het water doorschieten met hun groote, vreemde oogen. De-twee bovenste kijven elkaar aan als wijven op de markt, daaronder zwemt een welgedane dikkert. Dan het blad met de zwarte zeepaardjes. Wat een iijne, fiere beestjes zijn dat. Maar scherpe vechtersbazen. Jongelui, die dadelijk in hun eer getast zijn en dan terstond maar duelleeren. Zie die twee bovenaan tegenover elkaar. De koppen gebukt, de staarten in woede gekromd, wie zal den eer sten stoot geven? Er hangt een stille, grom mende nijd tusschen hen als een onweerswolk, die ieder oogenblik kan losbarsten. En nu komen we aan het roode blad. Ach, wat doen al die beesten dorn. Zulke geweldige leeuwen, met groote, rollende oogen en zware manen en staarten, die zwiepen door de lucht. En toch zoo dom! En dan de pauwen; dat zijn keurige juffertjes. Ze passen wel op, dat hun lange staartsleep niet door den modder gaat. Pronkerig zitten ze boven op een tak en laten breed hun sleep hangen, die fonkelt als met diamanten bestrooid. Kn daar heb je ook de kikker met zijn uitpuilende oogen. Natuurlijk zit hij weer te kwaken met een breede bek. Ja. hoor, we weten 't wel, 't kik kerlied is 't mooiste gezang, dat bestaat. Maar stil, nu ernstig zijn, nu komen we bij de menschon. En zulke echte, tlinke, degelijke mensehen. Een zwerm vogels fladdert met luidruchtig rumoer boven hun hoofd en twee kef hondjes trippelen mee. Wat een prachtig paard, 't steigert en trappelt, zijn oog staat wild, 't wil voort, voort, maar akelig drie domme ezeltjes en een onnoozel boertje. Zoo sukkelen ze samen voort. En daarmee is 't uit, dat oolijke boekje met zijn kostelijken humor en al die dwaze verhaaltjes en luimigheid. Nu hebben we streng houdt zijn meester hem. Die zit kaars recht, 't type van een Engelsch grondbezitter, degelijk, conservatief, met zijn korten, geruiten broek en hooge kraag. Hé, als 't paard er hem eens afgooide en Voort kon draven, alleen. Er zit zoo'n heerlijke gang in.|{6^.. 't gezien? Maar we zouden dadelijk weer opnieuw willen beginnen en al de fijne klei nigheden nagaan; hoe geestig dit roode blokje hier en even dit zwarte daar. Ma.ar als we daarmee begonnen, dan bleven we den heelen nacht op en hoorden zeker de katten miaau wen Achter dit tweetal stapt een boer; klots, klots al ver op den weg klinkt zijn zware stap. Dat is er eentje, die naar de jaarmarkt gaat, hij heeft zijn beste plunje aan. Die laat zich niet in 't ootje nemen, die weet wat hij wil en wijkt er geen haartje van af. En die ander op zijn paard van achter gezien, dat lijkt wel een hoog kasteel, heeleen de vleermuizen strijken langs ons hoofd. 't Moet wel een heerlijk werk izijn, zoo'n patroon na te maken. En wat een verrassing, 't aanbrengen van even een roode of zwarte steek, die plotseling uitdrukking in de figuur geeft. Verbeeld je, dat je met zoo'n panter bezig bent. Hé, 't is al zoo griezelig, die sluipende pooten, dat loerende gluipen, maar nu de oogen.... Durf jij het? En dan zoo'n vroolijk kloin poesje. Ik zou kinderen er aan willen zien werken, om de telkens wisselende uitdrukking op hun ge zichten te zien; spanning, verbazing, uitbun dige pret. Want een kind kan zoo kostelijk de humor voelen en daarom is dit zoo'ii heerlijk geschenk, dit blijde boekje, dat han denvol dwaasheid werpt iri het kinderspelen. En daarvoor bedanken we den heer Dysselhof wel duizendmaal. TR. KRUYT-HOGEKZEIL. maal blind-toegesloten. AVat een smetloos ruitertje, zou er nooit eens een spatje op zijn rug komen? En daar heb je de schaatseiirijder. Ja, dat is de echte, die rijdt maar voort aan een stuk door, die kijkt rechts noch links, met zijn handen op de rug snijdt hij grimmig het ijs. Dan de laatste, een boerenknecht die zijn ezeltje drijft; twee andere ezels «aan voorop. Een zonnige weg met wat boomen en vogels, < loi'tlie-üexellschtijt. J*'a.rimïlirme La Kocht'. Hertoijin Ltiini' (,'hrixtiane JW/j/w. J\on!.!i/:l ijfce kii'eekt'rij. Uroi'ii in de hnixkainer. Dorolhy Ihew, nrer vroeg oputttan. Jn de derde verzameling platen die het Goethe-Gesellschaft haren lezers toezendt, komen drie afbeeldingen voor, waarop wij gaarne de aandacht vestigen. Vooreerst het portret van Maximiliane La Roche, later echt genoote van den Frankforter koopman Peter Anton Brentano. In het Kïde boek van Dichtuntr und Wahrheit" geeft Goetlie bij zijn bezoek aan Ehrenbreitstc'in, in den herfst van 1772, de volgende beschrijving ^an de 17-jarige MaxiiniliaTie, een beschrijving die nauwkeu rig overeenkomt met het hier bedoelde portret: Eer klein dan groot van gestalte, teer gebouwd, van een openhartig-beminnelijke beschaving, bijna koolzwarte oogen, en een gelaatskleur niet reiner en bloeiender denkbaar. ' Men weet totdusver niet den naam van den schilder van het portret, waar mee sinds een paar jaren het Goethe-museum verrijkt is. Dat de schilder nauwkeurig bekend moet zijn geweest met de gewoonte van de familie Laroche, bewijst, dat hij het allerbekoorlijkst juii'ertje heeft afgebeeld, zittend voor haar spinet, een weing naar links van het instrument afgewend. Een rekje waarop een partituur ligt van een menuet staat voor haar. Het is bekend dat Goethe te Frankfort met mevrouw Brentano meermalen musi ceerde, zij, op het klavier, hij op de cello. Een boek dat Maximiliane in de hand houdt, draagt op den rug den naam Jacobi. De Sommerreisc" van Johann Georg Jacobi moet daarmee worden aangeduid Jacobi heeft zeer ernstig over een huwelijk met het toenmaals vijftienjarig jongemeisje gedacht. Men weet nog niet, wat Maximiliane bewoog in plaats van Georg Jacobi, drie jaar later Brentano hare hand te reiken en ihm unter die Harings- und Kase-tonnen des alten Kaufhauses in der Sandgasze zu folgen." De verzameling bevat verder zes teekeningen door Goethe zelf vervaardigd. De Alt meister" liet honderde teekeningen na, in ver schillende portefeuilles onder diverse hoof den gerangschikt. Uit den omslag Zur menschlichen Gestalt" is de hier gereprodu ceerde vrouwenkop genomen. Na zorgvuldige vergelijking zijn de Weimarsche kunstkenners tot te overtuiging geraakt, dat deze vrouw de door Goethe zeer vereerde hertogin Luise von Sachsen is, echtgenoote van hertog Karl August, wiens roemrijke kunstoverlevering in zijne nazaten voortleeft. Nog een andere vrouwenbeeltenis verdient de aandacht. Zij stelt Christiana Vulpius Goethe's latere echtgenoote in 1792 voor; waarschijnlijk vervaardigd, vóór zijne Italiaansche reis, en naar dr. C. Rüland te Weimar, de verzamelaar van het album zegt, stemt het portret het incest overeen met deze verzen uit de vierde Römische Elegie : .... die liaare Fielen ihr dunkel und reich ber die Stirne (herab, Kurze Locken ringelten sich ums zierliche (Halschen. Ungeliochtenes Haar kraus'te votu Scheitel (sich auf. * * * Vrouwen die niet houden van kinderen, dieren en planten maken den indruk van incompleet. De behoefte om te verzorgen, te koesteren is geen verdienste, wél een aangeboren, beminnelijke hoedanigheid, die wij in de echte vrouw niet kunnen missen; die wij het recht hebben van haar te eischen. Verzorgen is een hoofdbestanddeel in het vrouwen-leven. Toch hebben sommige vrou wen een doodende onverschilligheid voor planten. Waaraan dit toe te schrijven? Mij dunkt aan haar onbekendheid met bloemen en gewassen. Onbekend maakt onbemind. Zij die planten kent heeft ze lief. Dat kdn niet anders. Midden in den winter verschijnt als een heerlijke lente-bode vol nieuwe en blijde beloften en verrassingen de catalogus van B. Ruys. te» Dedemsvaart. De winteravonden zijn gezellig en lang. Eén uurtje per avond kan men zichzelf een lesje geven in botamie, door bovengenoemden catalogus te bestudeeren. Een fraai, geïllustreerd boekwerkje, dat meer dan ooit in vrouwenhanden behoort te rusten, nu onze koninklijke Vrouwe, onze lieve koningin, op den Sisten Aug. 1904, aan den heer Ruys haar ingenomenheid met zijn kweekerij Moerhein" te kennen gaf, zoodat die planten- en bloemenhof voortaan Ko ninklijke kweekerij" mag heeten. Waar Wilhelmina zoo goed voorgaat behooren wij dank baar te volgen en niet langer tegenover Flora's kinderen als tegenover onbekenden te staan. Van planten gesproken. Met kleine mid delen kan men alleraardigste en bekoorlijke effecten bereiken. Een lange, ranke tak klimop in een vaas geplaatst, blijft 's winters binnenshuis getuigen van hoopvol leven en groeikracht. Groen omrankt zijn de lijsten van den spiegel, wanneer men aan beide zijden van het ijdelheideglas, een hooge vaas zet, gevuld met klimop. Natuurlijk moeten ook die takken goed en geregeld verzorgd wor den. Proefondervindelijk kan ik verzekeren, dat de klimop fleurig en dankbaar tiert, wan neer men een-i in de week, het water in de vazen verversclit, water waaraan door toe voeging van een weinig warm water, de koude is ontnomen. Wanneer men dm inhoud der vazen ververscht, moet men tevens de takken in hun geheel begieten, eveneens met op tem peratuur gebracht water. Zij, die zich deze geringe moeite getroost, wordt beloond door den aanblik van de frissche versiering -la note gaie in den winter. * ** Volgens Dostojewsky, moet een man nooit met een vrouw discussieeren, want, beweert de Rus. een vrouw wil nu eenmaal het laatste woord hebben, en daarom verinijde men met haar elke discussie! Niemand minder dan the grand old man, Gladstone, deed eenmaal de wrange ervaring op, dat zelfs een vrouwtje in den dop. een zevenjarig meisje, dingen kan opperen, die een scherpzinnig eii nimmer om een antwoord verlegen staatsman, met stom heid slaan, Midden in den winter valt het huismoeders, kinderen en dienstboden wel eens zwaar, vroeg op te staan. Gladstone's kli'indochtertje, Dorothy Drew, was op een goeien dag, toen zij bij grootpapa logeerde, niet te bewegen, haar bedje uit te komen. Doortje was toen zeven jaar. Iedereen kwam er aan te pas. Vergcefsche moeite. Grootvader verscheen voor het bedje van de kleine rebel. Je moet opstaan Doortje. Nee, grootpapa, ik doe het niet, het is nog vél te vroeg. Maar, Doortje-lief, we zijn allemaal op. Kan me niet schelen. In den Bijbel staat dat men niet vroeg moet opstaan. Kindje, je vergist je. Dat staat niet in de Heilige Schrift. Jawel, groot papa. Asjeblieft! Hier is mijn bijheltje. Hier is psalm 127, en lees nu maar zelf, wat in het tweede vers van di psalm staat. Dorothy kroop weer onder haar dekens, en grootvader las : Het is te vergeefs dat gij lieden vroeg opstaat." Aan zijn kleindochtertje bleef Gladstone het antwoord schuldig. CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl