De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 5 februari pagina 1

5 februari 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H°. 1441 DE AMSTERDAMMER .t A°. 1905. WEEK NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. recLeiotie -v a. n. J". JDZE3 IKZ O O. Uitsevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracbt 4$7, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1681 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ...... / 1.50, fr. p post f 1.63 Voor Indiëper jaar ........... mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ..... 0.12'/a Dit blad ia verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dea ea tegenover het G rand Café, te Parijs. Zondag 5 Februari. Advertentiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer / 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland «orden uitsluitend aangenomen door de finna RUDOLF MübSE te Keulen en duor alle filialen dezer niia. l)e prijs per regel ia 35 Pltmuig. INHOUD: VAN VERRR EN VAN NABIJ: De Gezondheidscoinmissiën en de bedstrijding der tuberculose, door dr. G. W. Bruinaina. Nederlandsche spotprcnten. Militair Recbt. liet bouwvallig kasteel, door Mars. Over Kotterdainsehe politiek, door P.?Het leven iii de hofs'ad, door Senior. SOCIALE AAN GELEGENHEDEN: Woningnood en tuber culose, door J. L. FEUILEEÏON: La France Rozen, door N. Abbing?van Houwen.nge. I. KUNST EN LETTEREN : Muziek in de Hoofdstad, door Ant Averkamp. Dionysos, door Louis Coupenis, beoordeeld door dr.H. J. Boeken Een wandeling door ..", door C. R. de Klerk. Gustaf af Geyerstam Gelukkige menseben door Gert. B. Nortakker, beoordeeld door W. Pik. VOOR DAMES: Vrouwen-organisaties in Amerika, door Johanna W. A. Naber. Schoolkeukens, door J. K. van der Veer. Kleine Bandeloozen, door Eritz Leonbard, beoordeeld door Vrouwke. Allerlei, door Caprice. De Satire in de Nederlan Iscbe Kunst der middeleeuwen, door dr. P. H. van Moerkerken, beoordeeld door H. E. Greve. Illustra ties bij het werk van dr. P. H. van Moerkerken, met afb. T?Het dijk- en water schapsrecht in Nederland vóór 1795, door A. A. Beekman, beoordeeld door Reyne. TUT DE MATUUR, door E. Heimans. 1NANCIEELE EN OECONOMlSCHE KRO NIEK, door D. Stigter. Amsterdam vóór honderd jaar, II, door A. W. Weissman. Reisherinncringen van Nico'.aas van Middel hoven. INGEZONDEN. DAMRÜBRIEK. SCHAAKSPEL. ADYERTEVflEN. viiiiifiiiiiiJiiiiiiiiijiiiiini De Gezondheidcommissiën en de bestrijding der tuberculose. Een paar weken geleden heeft de redactie nogmaals in dit weekblad de aandacht ge vestigd op do eenzijdige wijze, waarop de vereeniging ter bestrijding der tuberculose heeft gemeend propaganda te moeten maken voor hare financiën, inzonderheid ter onder steuning van het Kmma-fonds, een stichting bestemd om het sanatorium Oranje-NassauOord in zijn voortbestaan te helpen, door namelijk uit dit fonds de verpltgingskosten van minder gegoede teringlijders te betalen. Het artikel wees er op, dat de geheele opzet om gelden voor dit doel te verzamelen foutief' was, zooals de uitslag heeft bewezen, omdat bij alle sympathie, die het denkbeeld van bestrijding der tering als volksziekte bij geheel de bevolking van Nederland bezit, slechts enkele kringen bereid werden be vonden mede te werken op de manier, zooals thans gevraagd werd. Niet alleen bij de pogingen dezer ver eeniging tot inzameling van gelden heeft zich zulk een gebrek aan tact doen gelden, het volgende voorbeeld kan doen zien hoe het bij andere pogingen om iets in de goede richting tot stand te brengen een niet minder groot struikelblok geweest is. In de kringen van geneeskundigen en ik heb daarbij nu niet in de eerste plaats op het oog de hoogleeraren, de collega's uit de groote steden of de toongevers in medische kringen, maai1 ik bedoel de groote massa van practici op het land, in de be scheiden kringen der kleine burgerij, der werklieden en mindervermogonden hun prak tijk uitoefenende is menigmaal de vraag overwogen of er dan werkelijk niets anders en meer nuttigs te i;oen zou zijn, ter bestrijding der voortwoekerende tering dan het oprichten van kostbare sanatoria:1 Kene vraag, die te meer klemt en wier beant woording vooral ook bij leeken met span ning wordt te gemoet gezien, nu de middelen, waardoor deze volksziekte kan worden be teugeld, bekend zijn en bij velen goede wil bestaat om de handen ineen te slaan. Ik laat hierbij voor een oogenblik ter zijde, hetgeen in enkele groote steden van ons land, Amsterdam, Haarlem, Rotter dam, 's Grayenhage en Arnhem met lofwaardigen ijver reeds is tot stand gebracht of aldaar en misschien nog elders wordt voorbereid door vereenigingen, opzettelijk opgericht ter bestrijding der tuberculose, maar houd vooral het oog gevestigd op het platteland en de kleinere steden, te zamen de grootste helft der bevolking omvattende. Ook daar maakt ieder jaar de tering hare slachtoffers en al mogen de inwoners der steden in hun naïviteit meenen, dat de twee groote factoren ter genezing, lucht en licht er in voldoende mate aanwezig zijn, er ont breekt voor de toepassing nog oneindig veel en tal van schadelijke omstandigheden, ge legen in onfrissche woningen, in ondoelmatige voeding, in overmatigen arbeid en in totaal gemis aan alles, wat door de hygiëne gecischt wordt, doen haren invloed in die mate gelden, dat de sterfte aan deze volks ziekte in verhouding even groot is als iu de dichter bevolkte steden. \Yaar, zooals wij hierboven zeiden, in tal van grootere plaat sen ernstige pogingen worden aangewend om kennis aangaande' de ziekte en haar voorkomen te verspreiden, om de lijders en hun omgeving van dienst te zijn met nut- j tige raadgevingen of hun verblijf in in- j richtingen ter verpleging te vergemak- ! kelijken, stuiten juist in de kleinere plaatsen i deze welwillende pogingen van goedgezinder! j op eigenaardige bezwaren, ten gevolge van het verspreid wonen van hen die door hun maatschappelijke positie, hun kennis, hun ijver of fortuin de aangewezen personen zijn om het initiatief te nemen van zulk hulp betoon aan lijdende medeburgers. Dit gevoel van machteloosheid, waar de goede wil aan wezig is, drukt velen aldaar en niet het minst de jongere artsen, die meer en meer hebben leeren inzien, dat voor hunue onge lukkige teringlijders iets anders noodig is dan de geneesmiddelen uit hunne apotheek. Zij hebben reeds lang leeren inzien, dat de enkele bestaande sanatoria in de vorste verte niet aan de behoefte voldoen en dat op geheel andere wijze moet worden ge tracht ten nutte hunner lijders werkzaam te zijn. Naast hen is eene andere categorie van personen sedert een paar jaren officieel geroepen om te waken voor de volks gezondheid, meest niet-geneeskundigen, namelijk de talrijke loden der gezondheidscommissiën. Meest al deze colleges zonden hunne ver tegenwoordigers de twee laatste jaren naar het Congres van Openbare Gezondheidsregeling en hoorden aldaar den vorigen zomer uit den mond van verscheidene Nederlandsche hoogleeraren spreken over tuber culose, haren aard, haar wezen, haar uit breiding en mogelijke bestrijding. In den boezem van sommige dier commis siën was daardoor dezelfde vraag gerezen en overwogen of door samenwerking van auto riteiten en particulieren in een provinciaal verband niet hier en daar misschien iets meer doeltreffends kon worden verkregen:' Na eenige voorafgaande besprekingen met enkele geneeskundigen en met leden van verschillende gezondheidscommissie!! besloot de commissie te Ginneken voor N.-Brabant het initiatief te nemen en zond eene oproe ping tot hare zustercolleges in de provincie met verzoek in eene vergadering van afge vaardigden te overleggen, of het wenschelijk en misschien mogelijk zou zijn het voort woekeren der tuberculose als volksziekte tegen te gaan in Noord-Brabant sterven daaraan ieder jaar ongeveer duizend per sonen hetzij door regeling eener betere verpleging in huis (uitbreiding der wijk verpleging), hetzij door opname van lijders, die voor hunne omgeving het meeste gevaar voor besmetting opleveren, in bepaalde ziekeninrichtingen, hetzij door het inrichten van doelmatige, landelijke verblijven, waar beginnende teringlijders eenigen tijd kunnen vertoeven, onder passende bezigheden enz. Al deze en meer onderwerpen zouden door afgevaardigden der commissiën worden onder het oog gezien, doch in de eerste plaats zou een onderzoek moeten worden ondernomen naar het voorkomen van tuber culose onder de verschillende maatschappe lijke lagen in de provincie ; pok tot mede werking hiervoor hadden zich reeds ver schillende geneeskundigen bereid verklaard, en in alle gezondheidscommissie»! hadden een of meer artsen zitting, wie het als regel weinig moeite zou kosten hunne collega's tot medewerking aan te sporen; het k wam er maar op aan dat onderzoek over do ge heele provincie te bewerkstelligen volgens eene gelijkmatige methode en daarvoor zou een leiddraad moeten worden vastgesteld, terwijl alle administratieve drukte zooveel mogelijk moest worden vermeden, reeds meer dan een secretaris eeuer gezondheids commissie had zich trouwens beschikbaar gesteld het bureauwerk voor zulk eene | enquête op zich te nemen. Op die wijze was alles voorbereid om binnen het gemakkelijk te overzien gebied eener enkele provincie het terrein der tuber culose te verkennen. De bovengenoemde commissie zond toen eene circulaire aan hare zusters in do provincie en weldra kwa men, met eene enkele uitzondering, de ant woorden in, dat de commissiën gaarne een afgevaardigde ter bespreking dezer voor de volksgezondheid zoo gewichtige aangelegen heid zouden zouden; een tweede oproe ping, waarbij de dag der bijeenkomst werd vastgestell, was in voorbereiding, toen plotseling een ambtelijk schrijven van j den hoofdinspecteur der Volksgezondheid j in Noord-Brabant, uit de lucht kwam ! vallen, waarin de commissie te Ginneken gelast werd hare bemoeiingen in dezen te staken en hare eerste circulaire terug te trekken, bij gebreke waarvan hij zelf een ambtelijk schrijven zou richten aan de commissiën binnen zijn ressort in NoordBrabant, om deze zich van verdere mede werking te doen onthouden. l let is zeker een comblc van contradictie, - waaraan ook een humoristisch tintje niet ontbreekt, dat een hoofdambtenaar der Volksgezondheid op zulk eone krasse wijze zich verzet tegen pogingen van volkomen bevoegde personen om een onderzoek te doen naar den toestand en maatregelen te beramen tot bevordering der volksgezond heid, maar het meest toch is het te betreuren, dat in een nieuwen tak van staatsdienst bij nieuwe ambtenaren hot verlammend bureaucratisme reeds zoo diep is doorgedrongen, ; dat zij, vermoedelijk ter goeder trouw, zich i tot zulk een optreden geroepen achten, j De bedoelde hoofdinspecteur. Dr. Woltering i te 's Hertogenboseh, is geen medicus, maar } een pharmaeeut en men zou kunnen wanen, dat hij misschien daarom minder voelt voor zulk eene in hoofd/aak uitsluitend medische enquête, het is echter bekend, dat ecu ander j hoofdinspecteur, wél medicus, het gevoelen van zijn collega deelt. In h:'t aeheel zijn er slechts vier dergelijke ambtenaren en het heeft dus allen schijn, dat het Staats toezicht op de Volksgezondheid het met deze opvatting eens is, dat namelijk de gezondheideommissiën haar bemoeiingen in zake Volksgezondheid niet verder en tot niets anders mogen uittrekken dan door de ambtenaren haar wordt voorgeschreven of hun goeddunkt. De beteekenis dier commissiën zou daar door nog onbeduidender worden dan zij reeds is in veler oogen; doch geen enkel artikel der wet geeft recht deze opvatting te hul digen; wel beperkt zij de bemoeiingen der commissiën binnen den kring, waarvoor zij zijn aangesteld, doch het is niet alleen denk baar, maar springt bij de meest oppervlak kige beschouwing in het oog, dat juist de gezonilheidsbelanuen binnen dien kring vaak het best zullen behartigd worden, waanneer wenschelijke of noodzakelijke maatregelen worden genomen in overeenstemming met andere naburige commissiën. 7nlk eene overeenstemming is echter nimiier te ver krijgen, indien bespreking of samenwerking met andere commissiën kan worden ver boden door een ambtenaar, die meent zich er mee te moeten bemoeien buiten eenige noodzaak en blijkbaar alleen om zijn autoriteit te doen gelden, zonder zelf ook maar het geringste daarvoor in de plaats te doen of voor to stellen. -?Iets anders is het geval met de gemeentebesturen; eene gezondheidscommissie in Friesland was. zooal* bijna alle commissiën in ons land, lid geworden van het bovengenoemde congres voor hygiëne en had een afgevaardigde er heen gezonden. Hen der gemeentebesturen binnen haar kring, verzette zich tegen de onkosten (contributie,reis- en verblijfkosten) hieraan verbonden on Ged. Staten deiprovincie stelden het bestuur in het gelijk; zoo zou het ook mogelijk zijn, dat eenig gemeentebestuur bedenking maakte tegen de luttele reiskosten van enkele bijeen komsten van afgevaardigden dor gezondheidscommissiëu; dit echter is nauwelijks denkbaar en kan, in het hier besproken geval althans, buiten beschouwing blijven, terwijl in allen geval de Hoofdinspecteur met deze financieele zijde niets te maken heeft. Het behoeft geen betoog, of bij het onder zoek naar het voorkomen van tuberculose in eene geheele provincie en bij voorstellen en plannen, die daarvan allicht het gevolg zouden worden, zou medewerking zoowel van particulieren als van gemeentelijke en provin ciale besturen noodzakelijk zijn zooal-i aan de bovengenoemde Vereenigingen in de groote steden ook reeds gemeentelijke en rijks-steun niet zal ontbreken, doch zulk een hulp zal nimmer verkregen worden zonder advies viin het ofticieelo Staatstoe zicht op de Volksgezondheid; het spreekt dus van zelf, dat de Commissiën in Koordlirabant, ook bij de meeste sympathie onder do bevolking, nooit iets zullen kunnen tot stand brengen, indien de vertegenwoor digers van dit ofh'cieele toezicht zich er tegen verzetten. Onder uitdrukkelijke ver klaring, dat zij in geen opzicht iets had ondernemen, wat in strij l was met hare bevoegdheid, besloot daarom de Commissie Ginneken, ten einde elk conflict te ver mijden" hare circulaire aan do znstercolleges in te trekken en van verdere pogingen tot onderzoek van het voorkomen en de bestrijding der tuberculose in de provincie af ie zien - en deze in menig opzicht leer zame geschiedenis was daarmede geëindigd. liet Staatstoezicht op de Volksgezondheid heeft zijn populariteit, die het zoo hoog noodig nog moet winnen, door dit tactloos ingrijpen echter niet verhoogd. Volkomen zijn daarop toepasselijk de woorden uit het hoofdartikel van dit weekblad, dut aanlei ding gaf tot deze mededeeling, het heeft .zich al te klein betoond, te midden ..van een door alle deskundigen, als mededoor vele niet-deskundigon gekende ellende de gelegenheid niet aangrijpende om het ten doode toe verterend lijden van zoovelen te bestrijden; want het spreekt van zelf, vooreerst is de zoo noodige ..krachtige beweging niet weer te voorschijn ..te roepen. Waarlijk wij zouden niet graag de verantwoordelijkheid willen dragen van dit groot verzuim." DR. G. W. Buri.NSMA. Nederlandsche spotprenten. Toen het "NYcokblad oen teekoning van den heer Braakcnsiek gaf', voor stellende den ouden Frits, die, wijzende op kei/er Wilhelm, tot Jonathan zeirt: Zoo'n opgewonden kwant, die mij aan de Yankees geeft, gelijk mijn orde pour Ie mérite een Kus en een Japanner, is mijns niet waardin" - -- hebben wij, volgens de Ih-ittxclir }\'<irlt<'iizr/tf(mj eine imorhiïrte Flegelei" gepleegd. Het meest unerhörte van onze Flegelei schijnt voor den redacteur van de J>. II'., geienen te zijn in het woord ktraiif, aangezien de redacteur zich /elf te kiesch j verklaart, om door een vertaling daarvan andere Duitsche ooren te kwetsen. Welk een afschuwelijke beteekenis do { Duitsehcrs nu wel aan dat monsterachtig l woord zullen hechten; hoe /ij het nullen j vertalen, wij durven liet niet te gissen, i Yoor hen /,al moeilijk iets minder dan i liet vieste, vuilste, laagste scheldwoord, { waarover de Duitsehe taal beschikt dienst kunnen doen; en zoo heel arm, is deze in dit opzicht niet. t )m den redacteur van de />. H ., die natuurlijk niet graag kwaad spreekt van zijn naaste, uit den droom te helpen, deelen wij hem mee, dat het woord ktranteen van de onschuldigste is, die de oude Frits hid kunnen gebruiken; het heeft in Nederland de betoekenis van xncutk, whdlk, anders niet. En als nu de beroemde Frits werkelijk eens zijn naneefje had mozen ontmoeten, dat zijn voorvaders standbeeld aan de Yankees heeft opge drongen, zelfs niet bedenkende hoe het mogelijk moest zijn, dat zij het daar van zijn voetstuk zouden willen gooien; een naneefje, dat Frits' hoogste orde, die een duitsehe keizer, om zoo te zeggen, heilig moest wezen, heeft weggeschonken, zVmder er ook maar eonigszins zeker van te zijn, dat hij de hoogste militaire ver dienste er mee beloonde met een haast als van een hardlooper, die vreest dat hij niet haantje de voorste zal zijn; welnu, als de groote Frits werkelijk \Yilhelm eensmet zijn stokje had mogen aan wijzen, zou de koning-rechter van Berlijn niet nog heel iets anders hem hebben toegebeten, dan de qualificatie : o/ir/ftcoiii/t'n kircnif'. En wie zal zeggen, oi' hij met zijn stokje er zich toe bepaald zou heb ben, hem eenvoudig <«ni te, icijz/'n'^ Hoc de Duitsehers zelf denken over vele van Wilhelms handelingen, die hem zoo dikwijls geheel Europa door in op spraak brengen, men kan het uit de spot-tijdsehriften, die door honderd-dui zenden genoten worden, afleiden; en voor zijn allerlaatste daad verwijzen wij naar de teekeningeu op pag. 11. En hoe de/se teekeningetjes wel zouden zijn, wanneer Duitschland evenmin als Neder land tot dusver een politie-staat ware een land met vrijheid van spreken, waar men niet in de gevangenis wordt gezet, omdat men voor zijn meening ook om trent ..Majesteiten durft uitkomen, we laren het aan do Duitsehers zelf over, zich een voorstelling daarvan te vormen. Zooveel is zeker, dat de Duitsehe spotbladen, zoodra zij zich wagen aan lintvuluiidfii-lic vorsten, wij noemen slechts Leopold, Edward, Nicolaas?voorbeelden geven, die van een niet minder groote vijmoed'gheid getuigen dan onze unerhörte Flegelei". Intusschcn heeft het wel een weinig den schijn, dat we, naar de meening van het D. II'. vertegenwoordigende de Duitsehers in Nederland:' in iet wat bijzondere verhouding tot keizer Wilhelm staan; immers onze unerhörte Flegelei" wordt nog in kwaadaardigheid verhoogd, door dat wij de bedoelde teekening gegeven hebben, op Keizer "NYilhelm's verjaardag, toen anderen over zijn deugden uitweidden. Nu hebben wij, bij de zinnebeeldige voorstelling van het afkeurenswaardige of belachelijke der gedragingen van buitenlandsche poten taten, nog nooit aan hun verjaardag gedacht... en zou dit nu in 't bijzonder bij "Wilhelm moeten geschieden, als ware hij voor den Jlollandsehon criticus iets meer dan Eduard, Frans Joseph, Lonbet, Leopold of Nieolaas-' Wij behandelen 't is een hooge eer voor ons dit te mogen doen! alle vorsten, zonder onder scheid; en dat "Wilhelm niet alleen ons blad, maar allen, ook den Duitsehen tijdschriften, zich meer dan zijn vorste lijke collegaas zoo menigmaal ter bestu deering aanbiedt, het is immers een voudig een gevolg van het feit, dat hij zoo dikwijls vat op zich geeft. De l>. II'. noemt echter nog een andere reden, die ons had moeten weer houden onze meening over keizer Wil helms daden in beeld te brengen. "Wij /ouden namelijk het gevoel van de Duit sehers in ons land kwetsen, die nog nooit aanleiding hebben gegeven tot zulk een ongemanierdheid. .Met andere woorden wil deze heer zeggen, dat er in Holland eerst reden en recht zou bestaan keizer "Wilhelm onomwonden te beoordeelen, als de Duitsehers ten onzent zich niet netjes gedroegen. Hoe ver het onderscheidings vermogen van de^on journalist als Duitscher het gebracht heeft we zullen er niet verder over spreken. "NVe zouden dit onzinnig geredeneer van iemand, die zelfs het Nederlandsen. niet voldoende verstaat, om zijn Duit sehers naar behoorcn in te lichten, zeker onbeantwoord hebben gelaten, evenals zijn ouwaren en omvaardigen uitval tegen onzen teekenaar, ware het niet moge lijk, dat de DmtxrlH' ll'oc/iciizi'ihtiii/ hij een aantal Duitsehers ten onzent doorging voor een betrouwbaar orgaan. N oor dezulken sticht zulk een bespreking van Hollaiidsche spotprenten allicht kwaad. Jmmers zij worden, onder de lei ding van hun vaderlandschen schrijver, op gevoed, of versterkt in de meening. dat /.ij, wijl zij zich tijdelijk hier bevinden, of reeds zich een voldoend bestaan verworven hebben, volkomen terecht mogen aan dringen op een gemuilbande Nederlandsche pers, met het oog op zekere Duitsehe toestanden. En dit zou jammer voor hen zijn, want zoo worden zij in een verkeerde richting gevoerd. W7ij Nederlanders in het algemeen hebben niets tegen onze Duitsehe bij woners; hoc meer er komen hoe liever, zeggen wij; want de uitgewekenen zijn in den regel, naar verstand en geestkracht, do besten hunner natie. Maar niets is den Neder lander meer waard dan zijn zelfstandig heid en vrijheid. Die daarnaar ook maar bescheidenlijk dreigend met den vin ger wijst, kan rekenen op verweer en verzet. En daarom is het voor hem, die het voorrecht heeft meer in 't bijzonder tot de Duitsehers te spreken, zaak, dezen, in plaats van hen zich tegen onze vrij heid te doen keeren, voor te gaan in eerbied voor het beste wat Nederland in zoo groote mate boven Duitsch land bezit. Hoe moeilijk het ook voor sommige geboren Duitsehers moge zijn, leer hun onze vrijheid, waarvan ook zij hier het voorrecht genieten, lief te hebben. Dit is voor de eigen landgenooten van den schrijver in de />. J T., oneindig nutter, dan hen te stijven in een soort van nationale bekrompenheid, of erger nog hen naar den mond te praten in ijdel gesnap. Militair Recht. Het jaar 1904 is droef geëindigd voor het leger. Diep, zeer diep trilt een kreet vun droefheid en verontwaardiging. Wat is gebeurd P SÏiÉf De eerste week van 1!)05 vermeldden de couranten het bericht, dat voor een te Assen bestaande luitenaiits-vereeniging de gepensioneerde overste, Jhr. (Jraafland, de bekende redacteur van Dt Militaire Gids, een lezing gehouden had. Dit had zoodanig het misnoegen dor autoriteiten opgewekt, dat de president der Vereobiging, de luitenant Keitsma, was overgeplaatst naar Doesburg. Wat moest een ieder, die van het bestaan der vereeniging geen kennis droeg, nu denken? Dat er te Assen een vereeniging bestond van luitenants, een soort complot dus, dat ten doel had de militaire instellingen in ons land te critiseeren en aan te vallen. Een paar dagen later verscheen van de hand des hoeren Graan"and in ver schillende couranten een ingezonden stukje, waarin van het geval een geheel andere lezing wrerd gegeven. "Wel be stond in Assen een debatverceniging van luitenants, doch hier hadden steeds hoogere officieren toegang. Werkelijk had de heer GraaHand een lezing ge houden, doch tot bijwoning hiervan waren ook alweer hoogere officieren uitgenoodigd, waarvan echter slechts zeer weinigen hadden gebruik gemaakt. De lezing van Jhr. GraaHand droeg dus in 'gecnen deele het karakter van een samenscholing. "Wat is nu de kwestie ? Het streven van De Militaire (ïl<ls wordt door het legerbestuur met leede oogen aangezien en de persoon van Jhr. Graafland is dit bestuur door zijn wijze van optreden al zeer onsympathiek. Een bekend feit is het, dat aanhangers van zijn richting nimmer op steun van hoogerhand kunnen rekenen. "Waar geen meerdere het hooren kan, wordt ronduit gezegd, dat zij zelfs op allo mogelijke wijzen tegengewerkt worden. En als men verschillende feiten en personen kent, dan blijft het geen on bekende zaak, dat er dingen gebeuren, die volgens de letter van de wet misschien volkomen juist zijn, doch uit een zedelijk oogpunt sterk af te keuren. Js nu het optreden der militaire autori teiten tegenover den luitenant R. te rechtvaardigen y Neen, beslist niet. Om dat te kunnen beoordeelen, moeten wij de verhouding der aanhangers van de MiUtitire Gid.i richting tegenover het legcrbestuur nagaan. H-:t legerbostuur wenscht, dat in oen bepaalde richting wordt gegaan. Daartoe legt het zijn denkbeelden neer in regle menten en voorschriften, en om deze te verduidelijken on aan te vullen, richt het aanschrijvingen, circulaires e. d. aan de autoriteiten, die dan weer hun ondergeschikten opdragen in den geest daarvan te handelen. Ieder militair en speciaal ieder officier is gehouden zich daarnaar te gedragen. Zou hij zulks niet doen. dan zou dat zijn: het niet gehoor zamen aan gegeven bevelen. En om dat te keer te gaan, beschikt het gezag over afdoende correctiemiddelen. Doch al draagt men een ondergeschikte op, zich te houden aan zekere gestelde regels, dan sluit dat niet uit, dat die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl