De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 12 februari pagina 2

12 februari 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1442 de dagen korter dan wordt natuurlijk ook de arbeidstijd ingekrompen. Mocht er later moeten worden gewerkt, dan betalen wij van 's avonds 7?10 uur 50 pCt. en van 10?5 uur, even als 's Zondags, 100 pCt. meer loon. 4. Fondsen zijn aan onze fabriek niet verbonden. Zooveel mogelijk wordt voor ouderen een Toor hen passend werk gezocht. Onze baas geniet pensioen. Op de fabriek wordt geen sterke drank gebruikt. AVas 't vroeger de gewoonte, dat turfschippers aan de lossers drank gaven, thans is dit verboden. In vergoeding daar voor geven wij den lossers een toeslag op het loon a ?0.25 per man, per losdag. De jongere arbeiders gaan 's Zaterdagsavonds wel eens naar de herberg, zonder dat zij tot de drinkers mogen worden gerekend. Onder de gehuwden komt dit slechts bij een paar voor. Uit zijn juist zij, die nieuwvan buiten gekomen zijn. Zeer zeker mag u openbaar maken wat u nuttig lijkt. Hoogachtend J. SCHALIJ, Schoonhoven, liekeerend Vennoot der firma Schalij en Bekker. Deze belangwekkende mededeelinacn be wijzen, dat de heer Schalij in meer dan n opzicht een voorbeeld heeft gegeven aan zijn mede-steenfabrikanten, maar tevens, hoeveel de wetgever nog zal hebben te regelen, met het oog op den leeftijd, den werktijd, de ziekte en de invaliditeit der arbeiders enz., om aan hen een measchwtardig bestaan te waarborgen. lied. Inziet in fle Boofflstad, Met een zeer uitgebreid en veelzijdig pro gramma heeft de heer Flesch 11. Dinsdag zijn aangekondigde drie vioolavonden beëindigd. Aan de z.g. salonmuziek was ditmaal de ruimste plaats v«rleend. Men kreeg in dat genre te hooren : een Adagio uit een Suite van Sinding; een Olie van Joan Manen, eveneens uit een Suite; een Melodie" van den Russischen componist \Vhitol; een der llongaarsche dansen van Brahms?Joachim; een Nocturne" van Chopin?Wil hel m j ; een Berceuse" van l'auré; een Canzonetta" (uit het concert romantique) van Godard; de Faust Fantasie" van Wieniawsky en de "Zigeuuerweisen" van de Sarasate. Ik mag niet verzwijgen dat zooveel stukken van eenzelfde genre, die allen op zichzelven uitermate geschikt zij:i om als toegiftjes" op groote concerten gespeeld te worden on waarvan de virtuozen dan ook duchtig ge bruik maken, op den duur toch wel aan een te veel deden denken. Zooals de heer Flesch ze echter allen speelde, met de juiste uit drukking voor ieder's nationaal idioom, kon men gemakkelijk over dit bezwaar heen stappen, want ieder stuk in het bijzonder was een juweel van voordracht. Vóór dat deze salommuiek aan de beurt kwam, speelde de heer Flesch Vieuxtemps' vijfde concert, een gedeelte van Bruch's tweede concert in d mol en Dvorak's Koinantische Stücke'' op 75. Vieuxtemps' compositie met haar populaire wijze, bleek inderdaad, zooals de heer Flesch ook in het programma had opgemerkt, ge noeg van het klassieke concert in zich te hebben, om niet als louter virtuozenklinkklank te worden beschouwd. Bruch's concertfragment was waarschijnlijk door den heer Flesch gekozen, omdat meu wel dikwijls het eerste, doch zelden het tweede concert hoort. Mij dunkt ook niet ten on rechte. Want het eerste is veel Jielangrijker. De heer Flesch spreidde zijn gansehe kunnen ten toon, om door zijn voordracht den indi uk van het stuk te verhoogen en dat gelukte hem ook zeer wel. Het opus van Dvorak, bestaande uit vier onderdeelen, was als overgang van den concerteerenden tot den salon-stijl uitstekend op zijn- plaats. Naar aanleiding van Chopin's Nocturne, door Wilhelmj voor vu o! gezet, zegt de heer Flesch dat het vooroordeel, om het genre van transcriptie als absoluut minderwaardig te bestempelen, logisch onhoudbaar is. De heer Flesch werpt daar met een paar woorden een quaeslie op. die een interessant onderwerp voor een dispuut zou kunnen uit maken. Veel valt er voor zijn meenhig te zeggen dat een Chopinsche Nocturne als het ware schreeuwt om een instrument met ge/.angvolleren toon dan een slaginstrument bez.it. Alleen . . . Chopin heeft zijne Nocturnes voor het klavier gedacht; zij zijn als het ware uit den klaviertoon opgegroeid. Melodie, de versieringen daarvan, harmonie en klaviersa'.z vereenigen zich tot n geiieel, dat de be doeling van den componist volkomen weer geeft. Bij een transcriptie worden deze faetoren gescheiden. Overigens, waarom zou Chopin zijne Nocturnes zelf niet voor viool en piano gecomponeerd hebben, als dit beter ware geweest? En wanneer men aan derge lijke overwegingen gaat toegeven, waar is dan de grens? Zet men dan niet de deur open voor allerlei willekeurighedeii en zou het dan met do piëteit voor een kunstwerk niet langzamerhand gedaan raken ? Hoe dit nu ook zij, de heer Flesch heeft die Nocturne zóó mooi gespeeld dat elk pianist een zwareii stand tegenover hem zou hebben gehad. In de Faust-Fantasie va» W'ieniawsky waren het vooral de onberispelijke llageolettonenen in de Zigeunerweisen van de Saras ite de pLzicuti en stuccati. die de bewondering wegdroegen van het publiek. De heer Joh. Wijsman had thans als bege leider, een dankbaarder taak waarvan hij zich met nauwgezetheid kweet. De zaal was dezen hiatsten avond goed bezet en de geestdrift der toehoorders groot. Het is wel treurig dat een man, met een reputatie als Flesch, eerst twee avonden mi-et optreden voor een half gevulde zaal. eer het publiek dan voor den derden avond in groeteu getale komt luisteren. De afwezigen heb ben echter veel verzuimd; want ontegen zeggelijk is de eerste avond de belangrijkste geweest en ook wel de dankbaarste, 'i "en waren de oude Italianen en liaeh aan bet woord. De stijl hunner werken i? /,oo -ehooii en het instrument is zoo dankbaar behandeld, dat men gevoelt hier met een glans-periode der viool-litteratuur te doen te hebben. Het is te hopen, dat de heer Flesch zijne historische vioolavonden in de toekomst zal voortzetten. Vroeger heeft Kif Ier reeds iets dergelijks ondernomen op de piano. Het ware te wenschen dat bij de beoefening der andere instrumenten evenzeer in deze rich ting werd gewerkt; de liefde voor Ie schoone muziek van vroegere eeuwen zou er door worden aangewakkerd en het, gevoel voor stijl er mede worden bevorderd. Bronislaw Huhermann. die als wonderkind eenige jaren geleden, in hooge mate de aan dacht tot ziel) trok en zoowel door zijn meesterlijke techniek, ah door zijn echt muzi kaal gevoel op een trap van ontwikkeling stond, ver boven zijn jaren, is in de laatste dagen wederom bij ons teruggekeerd. Of de jonge man nu gehouden heeft wat de knaap beloofde? Ik hoorde van hem de Oiaccona van Bach zeer mooi .spelen. Daarmede heeft hij mij inderdaad doen genieten. Er was ernst en soberheid in zijn voordracht, geen overdrijving en zooveel nuaneeeringen dat men vaii het begin tot het einde geboeid bleef. Voorts hoorde ik van hem met den heer Kóntgen, een sonate van Mozart. Het kwam mij voor dat Ilubermann daarmede niet recht wist wat aan te vangen. In het begin was zijn aanzet niet vast; een voortdurend opslepen van den toon maakte een eenigszins huilerig effect. Ook in de v-natiën was zijn spel ietwat onbeholpen. De heer Röntgeu redde de eer van Mozart. Ontegenzeggelijk is de heer Ilubermann een zeer begaafd violist. Toch zou ik hem toewenschen een tijd van rust, waarin hij zich met ernst op den karnennuzickstijl kan toe leggen, liefst in samenwerking met een in dat genre hoogst begaafd kunstenaar, zooals) b.v: onzen Kóntgen. Dan z m zijn spel die loutering ondergaan die liet behoeft en dan zou hij met een veel meer gekuischten smaak weder voor ons verschijnen. Het was reeds eenigen tijd geleden dat ik mej. illy Koenen had gehoord. Zaterdag 1.1. gaf zij wederom een concert in de kleine concertzaal en op nieuw werd ik getroil'eii door haar prachtvol orgaaiï. Mej. Koenen droeg voor drie italiaansche aria's van Kotoïi, Bassani en Handel, een paar liederen van Riehard >trauss*en Heinnch van Kijken, voorts den cyclus Frauen liebe und Leben" van Schumaun en Schubert's die Allmacht." Mejuü'rouw Koenen is thans een gerijpt kunstenares, die haar stem meestal volkomen in haar macht heeft en beschikt over al de voordraehtsnuances, welke aan het menschelijke uitdrukkingsvermogen ten dienste staan. In de aria van Handel bewees zij hoe zij haar machtig orgaan weet te dwingen tot coloratuurpassages, <lie aan duidelijkheid niets te wenschen overlaten. De twee liederen van Strauss Mohnblu. men" en .,\Va~serrose" waren meesterstukjes, van voordracht, ook het Lied der Walkfire" van Van Kijken, dat wel op pakkende wijze gecomponeerd is. maar waarbij men zich afvraagt waartoe die tekstherhalingen dienen. In Schumann's Frauenlicbe und Lebeii'' neigde mej. Koenen af en toe tot een /we ving te laag zingen. Het kwam mij voor dat een hoogere zetting beter in haar stem gelegen zou hebben. Het vijfde nummer uit den cyclus Helft mir, ihr Schwestern" vond ik een weinig te overijld gezongen. Oi-eriirens waren er ook in deze serie voortreffelijk ge slaagde momenten. Het grootste su"ces behaalde mej. Koenen met Schubert's die Allmacht" dat zij ditmaal ook werkelijk grootsch zong: o. a. met veel mooier nuances dan vroeger, vooral bij de woorden In lieblicher Blumen giühendem Schmelz" en ..Blieksf, du (lebend empor." De heer Tierie begeleidde zeer schoon. Was het poëtisch naspel van Schumann's cyclus niet wat al te langzaam? Gaarne zullen wij mej. Kneuen spotdig wederzien. Zou het dan echter geen aanbe veling verdienen, dat zij met een instrumentaal-solist den avond deelt? liet is voor haar minder vermoeiend en er is meer verschei denheid in het programma. Mosschaertgeeft toch ook steeds met Kou t go n zijn liederavondeu. A NT. AviCKKA.MI'. iimiiiiiiiimmM Ooien op! . FATIO und (!. LIVK. .linji-n nuf! Sr'iU'i'i^i r liiimir/ ulier nu// m HIT '/,c',t. itiit l ilustrationen von .!. J. lii:i>MoM>, A . I'i:i,i.i:i.:MX! umi ( '. UciiunA - -(ionfor Voriagsaiisfait A t si r". Gent' l', )(*-!? --Gebonden in linnen band 20 Fnuiken. Indien niet door /.ij n strekking' aan dit boek .Aiigen ant"' ; ene algemeener bete.ekonis moest worden toegekend dau de ondertitel wil doen vermoeden, eene uitvoerig'!! be spreking er\un x.ou hoofdzakelijk zin hebben in do zwitsersche pers, voor her publiek ten wioas behouve het meer in liet bijzonder werd samengesteld. De aanmaning echter het oog open te houden, is. ook ;ils tot ons gericht te be schouwen. Het doel t u kennen waarmede zij werd uitgesproken, heeft ook voor ons een aktuetl behing. J)e gedin.-httn die haie j motivcermg opwekt, sl;;:m niet slechts op ! toestanden ginds, maar evcn/.eer op toei standen hier. Siage deze bespreking erin dit aan te toonen. liet pogen voor dit boek belangstelling; te winnen is dan gerecht vaardigd niet uit een oogpunt van lees- en leergierigheid maar ook, en vooral, op praktische gronden. Levensomstandigheden, die steeds her innerden aan harde werkelijkheid, aan moeilijk;:n strijd ook om een eenvoudigst bestaan moesten er toe lui.leu dat bij liet 7,\vits,e.rsekc \olk v;\u oiulsiw de uc-iguig tot liet prtictischc tot sterke ontwikkeling' j k\vam. liet kou niet uitblijven of deze trek | van liet volkskarakter vond ook iu de kunst zijne weerspiegeliiii;. Mr is wel bebKigd dut do zw:tsersche natie in haar geheel ircnomen voor kunst ongevoelig was en is, dal zij kunst beoefende j i-o<:h waardeerde, dut inden loop dur eeuwen j zij d;i;-,rtoe ie liuchuir-pr.ikti.vcb was gewor den. Is dit juist.' et is d -j vraag wat on Ier dat hogrip kuii-i is te \erstaan. ik v,ii mij hier niet aan iicj;i:;i ;es i),iii!',an vagen. !Jene ,|iris!i. e/i r,. '?<<?, yc ho'.jJiiig \,;u het idee k;ii;st" l i'uu '.., L iis, ',\aei;l, ii.i;ü' \\\ i jiC'.'f;, nog op h,. re vaststelling. Ik bedoel, eene dusdanige om schrijving, dat zij zooveel mogelijk onaf hankelijk is van tijdelijke eu persoonlijke stroomingen in de opvatting of uitlegging. Wie nog?een thans verlaten standpunt innemend kunst in onafscheidelijk ver band ziet niet monumentaliteit, met weelde on pracht, mot ornament en sieraad, haar als een uitvloeisel beschouwt van fantastisch idealisme, van droouierige poëzie, voor hem zeker heeft Zwitserland weinig kunst voort gebracht, /oo iemand zou dan vermoedelijk ook over Nederland in het algemeen den staf moeten breken, welks kunst naar haar karakter in menig opzicht verwant is met die van Zwitserland. Daarentegen bloeide er, zeker niet liiinder dau in eenig ander land, inzonderheid op liet gebied van bouwkunst en kunstnijverheid ectio degelijke eu karak tervolle huis- en volkskunst van een uit gesproken iiationalen aard. liet is, in Zwitserland gelijk elders, niet <le voortbrengsels van deze eenvoudige, misschien onbewuste kunstbeoefening ge gaan als met de overeenkomstige uitingen der p'.>ë/ie. Men hoeft eerst in onzen tijd wederom oor gekregen voor volkslied ge lijk voor volkszang. De ware bewondering was lange jaren achtereen bij voorkeur be ste .nd gebleven voor hoogere vormen, hel dendicht on mythologisch vers van klas sieken bouw. Te d ion aan zieni s och tor thans de opvatting volkomen gewijzigd. \Vat de bouwkunst be treft, wordt tegenwoordig in de eerste plaats waarde gehecht aan eene natuurlijke, doel treffende oplossing van de gestelde opgaven en aan een juist gebruik van bouwstoffen waarbij liet opnieuw heet: 's Laiuls wijs, 's land's eer." Kerst daarna komen, zoo ooit, de zoogenaamde stijl of siorvonnon,'1 die in een voorgaande periode rang en waaide van een kunstwerk in hot algemeen, eeu urchitektonisch kunstwerk inliet bijzonder, plachten te bepalen, in aanmerking. Kene lezenswaardige studie over dit vraagstuk, waarop nader in te gaan deze regelen de plaats niet zijn, leverde i)r. Ing. Ilerinann Mntlie.sius in zijn essay Stilarchitektur und liiiukvnst. Waudiungen der Architektiir und der gevverbliehen Kiinste im neun/ehnlon Jahrhundert und ihr heutiger Standpunkt'' in 2e oplage, uitgegeven in IIKK! te M hlheim an der Kuur door K. Schinimelpfeag. Duidelijk kan de beteekenis der zwitsersche kunst blijken o. a. in de nationale kvmstnijverheidsmusea, -waarvan do belang rijkste zich te Zurich en te Kern bevinden. .Naar den aard hunner verzamelingen staan /ij diametraal tegenover bijv. het liairische National Miucuni te Munehen, een berlijnsch, t'ransch of oostenrijksch kunstnijverheidsmuseuui. Hunne voornaamste schatten im mers bestaan nier als bij de.se in de pronk stukken van weelde- ol hofkunst, maar in de gebruiksvoorwerpen der gegoede burgerwoning. Ook de bouwkunst van het land heeft overwegend ecu huiselijk-burgerlijk karak ter, vrij van eenige kunst-aa,iimatiging. Wortelend in sinds eeuwen ongewijzigde behoeften en eischen, was zij konservatief van aard. Ju treffen Je overeenstemming met de gegevens der natuur un vau het leven, sluit zij zich, in haar geheel beschouwd zoowel als in hare onderscheiden uitingen tot een geheel aan bij het landschap,. Dio \Vahrlieit ist, di;.-s allts an seinen! Ori uehören und dor l'nigebug nicht wi lerstreiten sou". J)e/!e uitspraak van Gottfried Keiler, ziet /.ieh bevestigd door het treffend eü'ekt van ook de meest eenvoudige en simpele bouwwerken. Dergelijke bouwwerken werden in het spraakgebruik gemeenlijk niet tot de kunst" gerekend. Zij plachten buiten beschouwing te blijven wnnnoer de architectuur als eene der beeldende kunsten ter sprake kwam. Dan werd hij voorkeur, 7.00 al niet uitshiij toiid, gelet op stijlvolle" gebouwen, moer i aandacht geschonken aan uitwendige, on wezenlijke \ ersieriiii/svorinün dan aan de kern. Gewoonten xijn taai: zij burgeren zich hum'zaam in, maar zijn ook moeilijk te verdrijven. Dit bleek ook hier en dood, in liet derde deel zijner ,.K ulturarbeiien'', behandelend .. Dörfer und Koloniën", l'au l ?v-liiiltzo-Naiinibnrii1 schrijven: Wiil man deun gar nicht j ordlich zur l'linsiclit kommen dass es neben S.?Imiuck tonnen der Stile, die etwa den illütcii vei'L'h'ichbar i-ind, noch etwas Stabilci'es gibt, das gleiclisjnn den l'ntorbau zu aliem Veraste! darstellt. die starken \VtirI zeln und den St;nn;n, lier das !<ew egte Spiel dei' Spitzen nicht mitiim-ht!' Man betrachte die !'int\\ icke'img des nicnsclilioheii ilanses i;n Noraea. Neben dein 'Jenaissancehaiis dein Btirockhaus, dein Itococohiius und dein Kmpii'ehaus gibt es immer noch ein nridores Hans. Gleichsam das Urhans. i'in Hans, das sieh nicht rasch von .Iiihr zii .lulu' 'idort. sondern das sjch kamn in .hihrhmuloi n.'ii wandelt. Dieses ihius i;,ius> el was sehr Merkwiirdiges sein. nicht wahrr Ks miiss eine Tarnknppe aiifhaboü, deun obgleich es noch iïberall hei mis zu l ,an.le in t;i;isenden und obortiUisemlon von Kxemplaren lebt. sieht es do ?!) keiii!1!1. \\ enigstens kohier von unsorn i leiiildeien. l. nd weil er os nicht siolit, stolpert er h ie und da ulier eins. und dann liiss! er es iirgei'licii a'Dreissen. ("ndaufdie niRrkvi'iii'.lige idee auf dieses l riiaus hm j ziiweisen \\enn es gilt, den Kntwickeiungsgatig iniM'i'er l Saiifornien historisch darzustelie.n ist noch koitier gokoinmen. \\ enigstens keiner von der Ziinft. l.s i.--t das schlichte deutsche Hans. Ms nat auci: nocli oinen kleinen ruder. Das ist das Haueriihaiis. Aber iiucli diesem i4 es j iiisher nicht hesscr gegnngen. i-ls ist iiber! liiiiipt nul1 dann gesch'Mi worden, wenn es ! sein heseheidenes Dnsein mit irgend eineni Ornament, einer l lolzs-chnit/erei oder was dorg'li'Mehon inidir ist. yis bei'C'-litm't ersveisc'i koiinte. Dann ist ilnu iiie und da die Mhre angetan won'en, i/nitiert /u werden.'1 \-,\\ wat hier van iluitsehland gosclireven v.-erd, geldt ook voor eli'.'.-s. Z 10 bestond voor \e!c'i d" zwitsersclic !Mii'L!ijriii!ie b,ju\vkuni-t vrijwel uitsluitend in liet met snijei> zui;L; .veil: vergierde ..('h.-'ili.'t" van het gewaad, l'rachtwerken worden gewijd aan kunst", van een genre dat te voren niet of nauwelijks aangekeken werd. Ik noem o.a. Yo'kstümliche Kunst, Ansichten von alten heimatlichon Baufonnen, Land und Bauernhiiusern, Höfen, Giirten, \Vohnriiumen, Ilausrat etc Fotografisch aufgenommen von Martin Gerlach Verlag von Martin Gerlach & Co. Wien und Leipzig. 40 mark" en vvaag een verwijt door den be schouwer van dit werk de vraag te stollen of hier niet de grens van het belangrijke benedenwaarts overschreden is. Ook de Kulturarbeiten" van P. Sehultze-Nanmburg moeten liet zoo- even aangehaalde citaat bewijst het reeds met kritisch oordeel gelezen worden, als trouwens elke boutade. Deze en dergelijke werken, uitingen van eeno reaktie. gaan in hun geestdrift even wel meestal /ér ver. Jüorst iu de laatste helft der li'de eeuw drong ook in Zwitserland de banaliteit door. Niet enkele personen in het bijzonder treffe daarvoor een verwijt. De geest des lij's is in elk geval de hoofdschuldige. Omstreeks 1850 11 ISÜ'J o'itwakend uit de zal,go rust van den donHUeligen ,,Biodernieiertijd'' be stond alom de neiging te vervallen tot eene reaktie, die bij den toonenienden materieelen welstand, door materialistische en utilitarische levensbeschouwingen, steeds verder ging, steeds brutaler optrad. Bouwwerken volgens karakterloos-kosmopolitisch schema ontworpen, beklommen de bergen, vulden de dalen, weerspiegelden zich in meer en rivier. Gevoel on zin voor schoonheid en vooral voor schoonheid van weleer verstompten. In dien tijd kon Yincenz als marskramer zijne verzameling van glas schilderkunst bijeen brengen, wier pracht stukken, naderhand voor duizenden ternggekocht ten behoeve van liet züriehsch kunstnijverhcidsüinsenm, hij tegen een vitrage of doorzichtig ghisruitje had ingeruild. De ontsiei'ing van stad en land greep steeds verder om zich. Xiet alleen dat veel van het oude zouder beslissende oor/aak ver dween, het nieuwe dat er voor in de plaats kwam, bleek veelal mimler.vaardig, vooral juist wanneer en omdat getracht was het superieur te doen zijn, zonder dat eenij; voordcel daartegenover stond. Hit ver-vormingsproces behoeft hier wol niet nader geschetst. Wij kennen het immers uit eigen aanschouwing voelen het aan onze eigen huid. .Nederland maakte het evenzeer door, het leeft er nog midden in zelfs. Zij die zulks betreuren, verkeeren er evenwel nog inoerendeels in het stadium van klagen en zuchten. Wel is hunne actie begonnen. Maar hot vor/.et wordt voor elk geval voor zich georganiseerd. Dat is niet praktisch. Het is buitendien eenzijdig, vooral arehaeologiseh van aard. Ken gevel hier, eeu huis daar wordt bedreigd, verdedig l, gered. Dit echter betreft afzonder1 ijk i-t-mnde gevallen. Eene blijvende en daardoor steeds slagvaardige centrale organisatie als in Duitschhuid sinds verloden jaar do bond voor l leiniatsehutz" gesticht op initiatief van Kudorff?beoogt te wezen, ontbreekt. < ,~<llit f'llijl. l Ln.I.MAX. # '' :;= N; A se n j; i F T. De brand die op Marken de llavenbuurt teisterde zou eene gelegenheid bieden om nuttig werkzaam <y zijn. (iel lelijke steun wordt gevraagd. Zou het geen overweging verdienen om in ruil voor dien steun te verlangen dat de herbouw geschiede in don ouden trant on voorts, op lat die bewaard blijve, ook een servituut op de woningen te leggen ten name van den burgemeester ' Deze vraag, door mij in het lluii'li'giiliid gesteld, zon ik hier willen herhalen. Oogen open! anders wordt wellicht de entree van Marken bedorven door oen dozijn allerbanaalste krotten, gelijk het afgebrande Hotel de Jong er al een was. L. den aan de schoonheid. Of meenen zij dat het eeuwige zich te schikken heeft naar hunne kleine meeningen of is het de gewone blindheid van vóór een ommekeer-van-zaken? Meeiien zij dat een kunstenaar aan de keu ring van een raadslid heeft te onderwerpen wat hem schoon dunkt in eeu schoon oogenblik en dat deze dingen bestemd om gezien te worden, gemaakt als zij zijn met een zuiveren wil, uit zuiveren hartstocht, bespied moet worden daarvoor eerst door de kleine oogen vaii wie weet wien ? Durven zij dit meenen ? Er is in deze slechts een weg open, en begaanbaar. Zij die merken dat het begrip der schoonheid hun ontsloten werd. hun moet de meest mogelijke vrijheid gtlaten worden. liet was i 11 deze dus ook niet eeu principieel iets : schoon of niet er werd bij zaken, die buiten de politiek om, hun groote en blijvende waarde hebben, politiek gebracht. Ten onrechte door de ad:'es-zenders natuurlijk. Alleen mocht in overweging genomen worden door de bestuurders der vereeniging-uiet-hetsc loone-doel, dat er nog veel schoons is, niet geringer, waartegen tegenpartijders of raadslid deze dingen zelfs niet durven opwer pen en dat tentoonstellingen van die zaken dus iu alle opzicht eenvoudiger zullen zijn. PLASSCIIAEKT. (Jflnroalistisc-ie) Prentte! in Snasso. Men kon van nieening zijn dat een ten toonstelling b.v. van etsen van Rembrandt zuiverder gewee>t ware en meer overeen komstig liet doel dezer vereeiHging.die volgens wat do iieer Tak in de raadsvergadering zeide i en kan weten) geen propagandistisch karakter heeft, dan de propaganda van het eeniyst eeuwige : de schoonheid. Men mag zelfs aannemen dat dit zoo zon zijn. Want hel is te vreezen dat niet de .schoonheid (leiprenten de meeste bezoekers zal getroilen hebben van hen voor wie deze tentoons'elling georganiseerd is maar wel Int kni-at^i:r ; dat om de sehoone scherpheid van menig ondei'sehrii!, menig sehoone bjn ot hoïrüng of voorstelling, zal zijn voorbijgegaan. Dit ware dan een meening die te billijken was, en die niet zonder grond is naar wat ik zelf bespeurde. Men mocht zelfs zeggen dat in deze richting de gebonden tentoonsieiling onzuivere, denkbeelden kon doen ontslaan doordal voor sommige politick-overtuigden, de meening kon rij/en dat d e/.e prenten duur geestverwanten geteekcnd waren - v.at de waarheid niei is; Sommigen en niet de minst belangrijke zijn geteekend door n In "< , TI'mlm maar niet van dezelfde overtuiging zijnden a!s menig bezoeker ten onrechte vermoe,ide.Kn dit dankt mij liet eenige bezwaar. .Maar dil was het bezwaar niet van hen, die het adres in dienden bij den Raad, eu daar billijkerwijs met een kluitje in het liet gestuurd wierden. De heer llcnveldop beweerde ouder meer. dat de eerbaarheid op ergerlijke wijze ge hoond werden beschimpt (/ie Raa isverslag;. liet is een raadsel hoe zulke onwaarheden nog telkens on de politieke, tafel kunnen gezet worden en den begeerigen gelijkgezin den als goede spijze vooigezet. Zoo er ieis te zeggen was, zoo l:on men /eggen, dat zeker nergens minder in het, openbare leven satirieke prenten. Maar liet is in deze het oude geval : een naakt lichaam is, z>m Int 'inoi- i en (i'i/.-n/i'O'/iJ :'IT goteekend wordt. 011middelijk onzedelijk een lichaam i^ onze delijk --? altijd wordt vergeten, dat een lichaam schoonheid is zoo het door een kunstenaar ge .den wordt in de verheuging om (ie lijnen en vormen, l let is dan ook slechts een.slok om een hond te slaan, deze on ie telkens in een hoek hervonden bewering. .Maar zelfs deze bewerinuvn van gebrek aan eerbied jeg-"n.- b, t ?f ??-.>.. , 'i.-'-i 'o'i -i!l!', id c-!c yiin n'e' v, Moendo Raöelais en Era». e van ccing belang Ie r.icoxen. v.-; vol iiileivsse doel ,ijn; ii' t. ?ih;!\e v, c nbe_o' i; 'peil. oie zc,ii.^ ??.. i'.iici-lc.ieii v.-, n een siad aN e.; ..u-u u-slaan eu bU'keu te ie-!,.loen -.ieiiai- i cLaai vree iIn de laatste twintig of dertig jaren heeft zich een merkwaardig verschijnsel voorge daan : de wetenschappelijke studie der Kenaissance. Men heeft begrepen dat deze groote wordingsperiode van den modernen geest niet, langer kan blijven eeu onderwerp van studie voor enkele htterarisjhe kuriositeiteiiverzamelaars of een soort kapstok waaraan schitterende deklamaties vóór of tegen deu geest van het humanisme worden opgehan gen. Men ziet iu, dat de Kenaissance evenzeer een methodische studie verdient als de oud heid of de middeleeuwen. Duitschlaiid gaf den eersten stoot, door de studiën van Voigt eu Jacob Burckhardt ; Italië, voor hetwelk de renaissance een groote nationale herinnering was, volgde het Duitsche voorbeeld. In Enge land werd eeu nieuw tijdperk van studie geopend door J. A. Symonds. In Frankrijk eindelijk wijden geleerden, die de Renaissance leerden liefhebben als leerlingen derinlS7i opgerichte Kcole de Konie, zich voornamelijk aan bronnenstudie en monograhén. Twee dezer geleerden, de lieereu De Nolhac en Dorez hebben een lJit>lwtlt<'i/ue littéraire de la JiaidlasuncK opgericht, waarvan het hier aan gekondigd geschrift van den heer Thuasne een der eerste deelen is. De heer Thuasne, reeds bekend door talrijke studiën over het overgangstijdperk der l.>e en 16e eeuw en over het humanisme in Frankrijk, bestudeert de bronnen van Itabelais, ditmaal drie schrij vers die men reeds vaak met Kabelais in verband had gebracht : Folengo, Francesco (,'olonna, eii in de eerste plaats Frasiuu?. Uitgaande van het denkbeeld dat de won derlijke kompositie van Kabelais eerst dan na verdienste gewaardeerd zal kunnen wor den als men de verschillende bronnen die liabelais, de onvermoeide lezer, gekend en verwerkt heeft, voldoende kent, heeft hij de geschriften van F>asmus, evenals die van Folengo en Colonna naast die van Kabelaia gelegd en kwam zoc tot de meest, verrassende en overtuigende r< sultaten. 2; Als andere groote schrijvers is Kabelais oorspronkelijk naar den geest, naar dc.n vorm, meer dan naar den inhoud ; wat hij ontleent aan het elegante Latijn van Frasmus, aan de bizarre macaronische" poëzie vaii Folengo, aan de wonderlijke brabbeltaal van Francesco Colonna's H iipncruiomucliiu, wordt door hem verlevendigd, vervormd, omgesmolten iu zijn onnavolgbaar F'ranjch. Frasnms zoowel aU Kabelais hebben in de laatste jaren hun deel gehad van de beweging ten gunste der Kenaissance van welke ik sprak. Kr bestaat tegenwoordig een wifléiks J-.in.ihs /?«^?/«.Vf/oiw, een eigen tijdschrift is aan de studie aan den groot en humorist gewijd. \\'at F>asinus betreft, behalve op eenige monograhén kan men wijzen op herdrukken die in de laatste jaren verschenen ; bet beste vsat hij schreef is niet langer verloren in folianten of slechts toegankelijk in onooglijke schooluilgaven. Studies als die van den heer Thuasne zijn dus voort te zetten en kunnen op een publiek rekenen. Folengo en Colonna zijn minder bekend, maar wat de schrijver er uit mededeelt is vooral niet minder inte ressant, eu menigeen zal met genoegen ken nis nemen van de hier gegeven uittreksels uit den Jln/1/o, Folengo's grootesk-komiseh heldendicht, al i.s het geheel iu zijn ..niacanoniseh" latijn, slechts door specialisten te waardeeren. Ken aardig voorbeeld van de wij ze waarop reeds in de zestiende eeuw gelijktijdige i-ehrijvors op elkaar inwerkten, geeft de heer 'i'liiiiifne op bh. LM:! van zijn boek. Hij maakt, het waarschijnlijk dat bizonderheden van Krasinus' samenspraak <l>- l^i-liijtbn-a!: ivoor het eerst gedrukt in de < 'ollnijnia, uitgaaf van l 'c':! ; zijn ontleend aan de beschrijving van een zees.torm in don Ii ddn (uitgave van 1017 en lol' i':. M ;ar Folengo nam op zijn beurt kennis van den arbeid van Krasmus : een der meest komische details van Folongo, in zijn latere uitgave, de kolossale waskaais, zoo groot en zoo zwaar als de must van bet schip, die de beangste Gingar aan de heiligen belooft, als zij hem uit het, gevaar redden, is aan Frasmus ontleuid, bij wien de beangste schipbreukeling den II. Ghristoül van do l'.irij-che kathedraal een waskaars belooft zoo groot als hijzelf en de verhaler voegt er bij: ..die H. Christoii'el is meer een berg dan een beeld". In de eerste uitgave van Folengo was alk-en sprake van twee kaarsen van witte was" die door Cingar beloofd werden: ('an-li-lln* .'///'('r/r duim d n-fi liiancn. Krasnius maakt van die trek liet kombch gebruik dat men ziet en Folengo, op zijn beu) t, nam Uiter de groteske overdrijving vau Frasmiis over, haar wijzigende voor de smaak van. .Italianen, die het groote Christoil'el-beeld der 1'anjsebe \otre- Dame niet kenden. Uabolais hoeil, b 'j zijn verhaal van de schipbreuk van l'auiiige, zoowel Krusmus ais Folengo g.' xplo-;teei-'t. De Mitlie van den heer Thuasno werpt l '.):>-]. Jn-lL'. l', be.-r Dehiruelle behandelde hetzelfde l w e! p gelijktijdig in e> n artikel der l!' i ne i'i'.,-: /'/,'. r;/;,-,, i/,1 !n ]',-<(:, i\> (Ajiril Juni :' . .'?? /.' //c './?'.-,? ./.,'/.) /?>'.«»,?<?! t 't mli'. De geleeri.leii ', ..7.'J?i:c kandei' aan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl