Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1442
de dagen korter dan wordt natuurlijk ook
de arbeidstijd ingekrompen.
Mocht er later moeten worden gewerkt,
dan betalen wij van 's avonds 7?10 uur 50
pCt. en van 10?5 uur, even als 's Zondags,
100 pCt. meer loon.
4. Fondsen zijn aan onze fabriek niet
verbonden.
Zooveel mogelijk wordt voor ouderen een
Toor hen passend werk gezocht.
Onze baas geniet pensioen.
Op de fabriek wordt geen sterke drank
gebruikt. AVas 't vroeger de gewoonte, dat
turfschippers aan de lossers drank gaven,
thans is dit verboden. In vergoeding daar
voor geven wij den lossers een toeslag op
het loon a ?0.25 per man, per losdag.
De jongere arbeiders gaan 's
Zaterdagsavonds wel eens naar de herberg, zonder dat
zij tot de drinkers mogen worden gerekend.
Onder de gehuwden komt dit slechts bij
een paar voor. Uit zijn juist zij, die
nieuwvan buiten gekomen zijn. Zeer zeker mag
u openbaar maken wat u nuttig lijkt.
Hoogachtend
J. SCHALIJ, Schoonhoven,
liekeerend Vennoot
der firma Schalij en Bekker.
Deze belangwekkende mededeelinacn be
wijzen, dat de heer Schalij in meer dan n
opzicht een voorbeeld heeft gegeven aan zijn
mede-steenfabrikanten, maar tevens, hoeveel
de wetgever nog zal hebben te regelen, met
het oog op den leeftijd, den werktijd, de
ziekte en de invaliditeit der arbeiders enz.,
om aan hen een measchwtardig bestaan te
waarborgen. lied.
Inziet in fle Boofflstad,
Met een zeer uitgebreid en veelzijdig pro
gramma heeft de heer Flesch 11. Dinsdag zijn
aangekondigde drie vioolavonden beëindigd.
Aan de z.g. salonmuziek was ditmaal de
ruimste plaats v«rleend. Men kreeg in dat
genre te hooren : een Adagio uit een Suite
van Sinding; een Olie van Joan Manen,
eveneens uit een Suite; een Melodie" van
den Russischen componist \Vhitol; een der
llongaarsche dansen van Brahms?Joachim;
een Nocturne" van Chopin?Wil hel m j ; een
Berceuse" van l'auré; een Canzonetta"
(uit het concert romantique) van Godard;
de Faust Fantasie" van Wieniawsky en de
"Zigeuuerweisen" van de Sarasate.
Ik mag niet verzwijgen dat zooveel stukken
van eenzelfde genre, die allen op zichzelven
uitermate geschikt zij:i om als toegiftjes" op
groote concerten gespeeld te worden on
waarvan de virtuozen dan ook duchtig ge
bruik maken, op den duur toch wel aan een
te veel deden denken. Zooals de heer Flesch
ze echter allen speelde, met de juiste uit
drukking voor ieder's nationaal idioom, kon
men gemakkelijk over dit bezwaar heen
stappen, want ieder stuk in het bijzonder
was een juweel van voordracht.
Vóór dat deze salommuiek aan de beurt
kwam, speelde de heer Flesch Vieuxtemps'
vijfde concert, een gedeelte van Bruch's
tweede concert in d mol en Dvorak's
Koinantische Stücke'' op 75.
Vieuxtemps' compositie met haar populaire
wijze, bleek inderdaad, zooals de heer Flesch
ook in het programma had opgemerkt, ge
noeg van het klassieke concert in zich te
hebben, om niet als louter virtuozenklinkklank
te worden beschouwd.
Bruch's concertfragment was waarschijnlijk
door den heer Flesch gekozen, omdat meu wel
dikwijls het eerste, doch zelden het tweede
concert hoort. Mij dunkt ook niet ten on
rechte. Want het eerste is veel Jielangrijker.
De heer Flesch spreidde zijn gansehe kunnen
ten toon, om door zijn voordracht den indi uk
van het stuk te verhoogen en dat gelukte
hem ook zeer wel.
Het opus van Dvorak, bestaande uit vier
onderdeelen, was als overgang van den
concerteerenden tot den salon-stijl uitstekend
op zijn- plaats.
Naar aanleiding van Chopin's Nocturne,
door Wilhelmj voor vu o! gezet, zegt de heer
Flesch dat het vooroordeel, om het genre van
transcriptie als absoluut minderwaardig te
bestempelen, logisch onhoudbaar is.
De heer Flesch werpt daar met een paar
woorden een quaeslie op. die een interessant
onderwerp voor een dispuut zou kunnen uit
maken. Veel valt er voor zijn meenhig te
zeggen dat een Chopinsche Nocturne als het
ware schreeuwt om een instrument met
ge/.angvolleren toon dan een slaginstrument
bez.it. Alleen . . . Chopin heeft zijne Nocturnes
voor het klavier gedacht; zij zijn als het ware
uit den klaviertoon opgegroeid. Melodie, de
versieringen daarvan, harmonie en klaviersa'.z
vereenigen zich tot n geiieel, dat de be
doeling van den componist volkomen weer
geeft. Bij een transcriptie worden deze
faetoren gescheiden. Overigens, waarom zou
Chopin zijne Nocturnes zelf niet voor viool
en piano gecomponeerd hebben, als dit beter
ware geweest? En wanneer men aan derge
lijke overwegingen gaat toegeven, waar is dan
de grens? Zet men dan niet de deur open
voor allerlei willekeurighedeii en zou het
dan met do piëteit voor een kunstwerk niet
langzamerhand gedaan raken ?
Hoe dit nu ook zij, de heer Flesch heeft
die Nocturne zóó mooi gespeeld dat elk
pianist een zwareii stand tegenover hem zou
hebben gehad.
In de Faust-Fantasie va» W'ieniawsky
waren het vooral de onberispelijke
llageolettonenen in de Zigeunerweisen van de Saras ite
de pLzicuti en stuccati. die de bewondering
wegdroegen van het publiek.
De heer Joh. Wijsman had thans als bege
leider, een dankbaarder taak waarvan hij
zich met nauwgezetheid kweet.
De zaal was dezen hiatsten avond goed
bezet en de geestdrift der toehoorders groot.
Het is wel treurig dat een man, met een
reputatie als Flesch, eerst twee avonden mi-et
optreden voor een half gevulde zaal. eer het
publiek dan voor den derden avond in
groeteu getale komt luisteren. De afwezigen heb
ben echter veel verzuimd; want ontegen
zeggelijk is de eerste avond de belangrijkste
geweest en ook wel de dankbaarste, 'i "en
waren de oude Italianen en liaeh aan bet
woord. De stijl hunner werken i? /,oo -ehooii
en het instrument is zoo dankbaar behandeld,
dat men gevoelt hier met een glans-periode
der viool-litteratuur te doen te hebben.
Het is te hopen, dat de heer Flesch zijne
historische vioolavonden in de toekomst zal
voortzetten. Vroeger heeft Kif Ier reeds iets
dergelijks ondernomen op de piano. Het
ware te wenschen dat bij de beoefening der
andere instrumenten evenzeer in deze rich
ting werd gewerkt; de liefde voor Ie schoone
muziek van vroegere eeuwen zou er door
worden aangewakkerd en het, gevoel voor
stijl er mede worden bevorderd.
Bronislaw Huhermann. die als wonderkind
eenige jaren geleden, in hooge mate de aan
dacht tot ziel) trok en zoowel door zijn
meesterlijke techniek, ah door zijn echt muzi
kaal gevoel op een trap van ontwikkeling
stond, ver boven zijn jaren, is in de laatste
dagen wederom bij ons teruggekeerd.
Of de jonge man nu gehouden heeft wat de
knaap beloofde? Ik hoorde van hem de
Oiaccona van Bach zeer mooi .spelen. Daarmede
heeft hij mij inderdaad doen genieten. Er was
ernst en soberheid in zijn voordracht, geen
overdrijving en zooveel nuaneeeringen dat
men vaii het begin tot het einde geboeid
bleef.
Voorts hoorde ik van hem met den heer
Kóntgen, een sonate van Mozart. Het kwam
mij voor dat Ilubermann daarmede niet recht
wist wat aan te vangen. In het begin was
zijn aanzet niet vast; een voortdurend
opslepen van den toon maakte een eenigszins
huilerig effect. Ook in de v-natiën was zijn
spel ietwat onbeholpen. De heer Röntgeu
redde de eer van Mozart.
Ontegenzeggelijk is de heer Ilubermann een
zeer begaafd violist. Toch zou ik hem
toewenschen een tijd van rust, waarin hij zich
met ernst op den karnennuzickstijl kan toe
leggen, liefst in samenwerking met een in
dat genre hoogst begaafd kunstenaar, zooals)
b.v: onzen Kóntgen. Dan z m zijn spel die
loutering ondergaan die liet behoeft en dan
zou hij met een veel meer gekuischten smaak
weder voor ons verschijnen.
Het was reeds eenigen tijd geleden dat ik
mej. illy Koenen had gehoord. Zaterdag 1.1.
gaf zij wederom een concert in de kleine
concertzaal en op nieuw werd ik getroil'eii
door haar prachtvol orgaaiï.
Mej. Koenen droeg voor drie italiaansche
aria's van Kotoïi, Bassani en Handel, een
paar liederen van Riehard >trauss*en Heinnch
van Kijken, voorts den cyclus Frauen
liebe und Leben" van Schumaun en Schubert's
die Allmacht."
Mejuü'rouw Koenen is thans een gerijpt
kunstenares, die haar stem meestal volkomen
in haar macht heeft en beschikt over al de
voordraehtsnuances, welke aan het
menschelijke uitdrukkingsvermogen ten dienste staan.
In de aria van Handel bewees zij hoe zij
haar machtig orgaan weet te dwingen tot
coloratuurpassages, <lie aan duidelijkheid niets
te wenschen overlaten.
De twee liederen van Strauss Mohnblu.
men" en .,\Va~serrose" waren meesterstukjes,
van voordracht, ook het Lied der Walkfire"
van Van Kijken, dat wel op pakkende wijze
gecomponeerd is. maar waarbij men zich
afvraagt waartoe die tekstherhalingen dienen.
In Schumann's Frauenlicbe und Lebeii''
neigde mej. Koenen af en toe tot een /we
ving te laag zingen. Het kwam mij voor
dat een hoogere zetting beter in haar stem
gelegen zou hebben. Het vijfde nummer uit
den cyclus Helft mir, ihr Schwestern" vond
ik een weinig te overijld gezongen. Oi-eriirens
waren er ook in deze serie voortreffelijk ge
slaagde momenten.
Het grootste su"ces behaalde mej. Koenen
met Schubert's die Allmacht" dat zij ditmaal
ook werkelijk grootsch zong: o. a. met veel
mooier nuances dan vroeger, vooral bij de
woorden In lieblicher Blumen giühendem
Schmelz" en ..Blieksf, du (lebend empor."
De heer Tierie begeleidde zeer schoon.
Was het poëtisch naspel van Schumann's
cyclus niet wat al te langzaam?
Gaarne zullen wij mej. Kneuen spotdig
wederzien. Zou het dan echter geen aanbe
veling verdienen, dat zij met een
instrumentaal-solist den avond deelt? liet is voor haar
minder vermoeiend en er is meer verschei
denheid in het programma. Mosschaertgeeft
toch ook steeds met Kou t go n zijn
liederavondeu.
A NT. AviCKKA.MI'.
iimiiiiiiiimmM
Ooien op!
. FATIO und (!. LIVK. .linji-n nuf!
Sr'iU'i'i^i r liiimir/ ulier nu// m HIT '/,c',t.
itiit l ilustrationen von .!. J. lii:i>MoM>,
A . I'i:i,i.i:i.:MX! umi ( '. UciiunA - -(ionfor
Voriagsaiisfait A t si r". Gent' l', )(*-!?
--Gebonden in linnen band 20 Fnuiken.
Indien niet door /.ij n strekking' aan dit boek
.Aiigen ant"' ; ene algemeener bete.ekonis
moest worden toegekend dau de ondertitel
wil doen vermoeden, eene uitvoerig'!! be
spreking er\un x.ou hoofdzakelijk zin hebben
in do zwitsersche pers, voor her publiek ten
wioas behouve het meer in liet bijzonder
werd samengesteld.
De aanmaning echter het oog open te
houden, is. ook ;ils tot ons gericht te be
schouwen. Het doel t u kennen waarmede
zij werd uitgesproken, heeft ook voor ons
een aktuetl behing. J)e gedin.-httn die haie
j motivcermg opwekt, sl;;:m niet slechts op
! toestanden ginds, maar evcn/.eer op
toei standen hier. Siage deze bespreking erin
dit aan te toonen. liet pogen voor dit boek
belangstelling; te winnen is dan gerecht
vaardigd niet uit een oogpunt van lees- en
leergierigheid maar ook, en vooral, op
praktische gronden.
Levensomstandigheden, die steeds her
innerden aan harde werkelijkheid, aan
moeilijk;:n strijd ook om een eenvoudigst
bestaan moesten er toe lui.leu dat bij liet
7,\vits,e.rsekc \olk v;\u oiulsiw de uc-iguig
tot liet prtictischc tot sterke ontwikkeling'
j k\vam. liet kou niet uitblijven of deze trek
| van liet volkskarakter vond ook iu de kunst
zijne weerspiegeliiii;.
Mr is wel bebKigd dut do zw:tsersche
natie in haar geheel ircnomen voor kunst
ongevoelig was en is, dal zij kunst beoefende
j i-o<:h waardeerde, dut inden loop dur eeuwen
j zij d;i;-,rtoe ie liuchuir-pr.ikti.vcb was gewor
den. Is dit juist.'
et is d -j vraag wat on Ier dat hogrip
kuii-i is te \erstaan. ik v,ii mij hier niet
aan iicj;i:;i ;es i),iii!',an vagen. !Jene ,|iris!i.
e/i r,. '?<<?, yc ho'.jJiiig \,;u het idee k;ii;st"
l i'uu '.., L iis, ',\aei;l, ii.i;ü' \\\ i jiC'.'f;, nog op h,. re
vaststelling. Ik bedoel, eene dusdanige om
schrijving, dat zij zooveel mogelijk onaf
hankelijk is van tijdelijke eu persoonlijke
stroomingen in de opvatting of uitlegging.
Wie nog?een thans verlaten standpunt
innemend kunst in onafscheidelijk ver
band ziet niet monumentaliteit, met weelde
on pracht, mot ornament en sieraad, haar als
een uitvloeisel beschouwt van fantastisch
idealisme, van droouierige poëzie, voor hem
zeker heeft Zwitserland weinig kunst voort
gebracht, /oo iemand zou dan vermoedelijk
ook over Nederland in het algemeen den
staf moeten breken, welks kunst naar haar
karakter in menig opzicht verwant is met
die van Zwitserland. Daarentegen bloeide er,
zeker niet liiinder dau in eenig ander land,
inzonderheid op liet gebied van bouwkunst
en kunstnijverheid ectio degelijke eu karak
tervolle huis- en volkskunst van een uit
gesproken iiationalen aard.
liet is, in Zwitserland gelijk elders, niet
<le voortbrengsels van deze eenvoudige,
misschien onbewuste kunstbeoefening ge
gaan als met de overeenkomstige uitingen
der p'.>ë/ie. Men hoeft eerst in onzen tijd
wederom oor gekregen voor volkslied ge
lijk voor volkszang. De ware bewondering
was lange jaren achtereen bij voorkeur be
ste .nd gebleven voor hoogere vormen, hel
dendicht on mythologisch vers van klas
sieken bouw.
Te d ion aan zieni s och tor thans de opvatting
volkomen gewijzigd. \Vat de bouwkunst be
treft, wordt tegenwoordig in de eerste plaats
waarde gehecht aan eene natuurlijke, doel
treffende oplossing van de gestelde opgaven
en aan een juist gebruik van bouwstoffen
waarbij liet opnieuw heet: 's Laiuls wijs,
's land's eer." Kerst daarna komen, zoo ooit,
de zoogenaamde stijl of siorvonnon,'1 die
in een voorgaande periode rang en waaide
van een kunstwerk in hot algemeen, eeu
urchitektonisch kunstwerk inliet bijzonder,
plachten te bepalen, in aanmerking. Kene
lezenswaardige studie over dit vraagstuk,
waarop nader in te gaan deze regelen de
plaats niet zijn, leverde i)r. Ing. Ilerinann
Mntlie.sius in zijn essay Stilarchitektur und
liiiukvnst. Waudiungen der Architektiir und
der gevverbliehen Kiinste im neun/ehnlon
Jahrhundert und ihr heutiger Standpunkt''
in 2e oplage, uitgegeven in IIKK! te M
hlheim an der Kuur door K. Schinimelpfeag.
Duidelijk kan de beteekenis der
zwitsersche kunst blijken o. a. in de nationale
kvmstnijverheidsmusea, -waarvan do belang
rijkste zich te Zurich en te Kern bevinden.
.Naar den aard hunner verzamelingen staan
/ij diametraal tegenover bijv. het liairische
National Miucuni te Munehen, een berlijnsch,
t'ransch of oostenrijksch
kunstnijverheidsmuseuui. Hunne voornaamste schatten im
mers bestaan nier als bij de.se in de pronk
stukken van weelde- ol hofkunst, maar in
de gebruiksvoorwerpen der gegoede
burgerwoning.
Ook de bouwkunst van het land heeft
overwegend ecu huiselijk-burgerlijk karak
ter, vrij van eenige kunst-aa,iimatiging.
Wortelend in sinds eeuwen ongewijzigde
behoeften en eischen, was zij konservatief
van aard. Ju treffen Je overeenstemming met
de gegevens der natuur un vau het leven,
sluit zij zich, in haar geheel beschouwd
zoowel als in hare onderscheiden uitingen
tot een geheel aan bij het landschap,. Dio
\Vahrlieit ist, di;.-s allts an seinen! Ori
uehören und dor l'nigebug nicht wi lerstreiten
sou". J)e/!e uitspraak van Gottfried Keiler,
ziet /.ieh bevestigd door het treffend eü'ekt
van ook de meest eenvoudige en simpele
bouwwerken.
Dergelijke bouwwerken werden in het
spraakgebruik gemeenlijk niet tot de kunst"
gerekend. Zij plachten buiten beschouwing
te blijven wnnnoer de architectuur als eene
der beeldende kunsten ter sprake kwam.
Dan werd hij voorkeur, 7.00 al niet
uitshiij toiid, gelet op stijlvolle" gebouwen, moer
i aandacht geschonken aan uitwendige, on
wezenlijke \ ersieriiii/svorinün dan aan de
kern. Gewoonten xijn taai: zij burgeren
zich hum'zaam in, maar zijn ook moeilijk
te verdrijven.
Dit bleek ook hier en dood, in liet derde
deel zijner ,.K ulturarbeiien'', behandelend
.. Dörfer und Koloniën", l'au l
?v-liiiltzo-Naiinibnrii1 schrijven: Wiil man deun gar nicht
j ordlich zur l'linsiclit kommen dass es neben
S.?Imiuck tonnen der Stile, die etwa den
illütcii vei'L'h'ichbar i-ind, noch etwas
Stabilci'es gibt, das gleiclisjnn den l'ntorbau zu
aliem Veraste! darstellt. die starken
\VtirI zeln und den St;nn;n, lier das !<ew egte Spiel
dei' Spitzen nicht mitiim-ht!'
Man betrachte die !'int\\ icke'img des
nicnsclilioheii ilanses i;n Noraea. Neben dein
'Jenaissancehaiis dein Btirockhaus, dein
Itococohiius und dein Kmpii'ehaus gibt es
immer noch ein nridores Hans. Gleichsam
das Urhans. i'in Hans, das sieh nicht rasch
von .Iiihr zii .lulu' 'idort. sondern das sjch
kamn in .hihrhmuloi n.'ii wandelt.
Dieses ihius i;,ius> el was sehr
Merkwiirdiges sein. nicht wahrr Ks miiss eine
Tarnknppe aiifhaboü, deun obgleich es noch
iïberall hei mis zu l ,an.le in t;i;isenden und
obortiUisemlon von Kxemplaren lebt. sieht
es do ?!) keiii!1!1. \\ enigstens kohier von
unsorn i leiiildeien. l. nd weil er os nicht siolit,
stolpert er h ie und da ulier eins. und dann
liiss! er es iirgei'licii a'Dreissen. ("ndaufdie
niRrkvi'iii'.lige idee auf dieses l riiaus hm
j ziiweisen \\enn es gilt, den
Kntwickeiungsgatig iniM'i'er l Saiifornien historisch
darzustelie.n ist noch koitier gokoinmen. \\
enigstens keiner von der Ziinft.
l.s i.--t das schlichte deutsche Hans. Ms
nat auci: nocli oinen kleinen ruder. Das
ist das Haueriihaiis. Aber iiucli diesem i4 es
j iiisher nicht hesscr gegnngen. i-ls ist
iiber! liiiiipt nul1 dann gesch'Mi worden, wenn es
! sein heseheidenes Dnsein mit irgend eineni
Ornament, einer l lolzs-chnit/erei oder was
dorg'li'Mehon inidir ist. yis bei'C'-litm't ersveisc'i
koiinte. Dann ist ilnu iiie und da die Mhre
angetan won'en, i/nitiert /u werden.'1
\-,\\ wat hier van iluitsehland gosclireven
v.-erd, geldt ook voor eli'.'.-s. Z 10 bestond
voor \e!c'i d" zwitsersclic !Mii'L!ijriii!ie
b,ju\vkuni-t vrijwel uitsluitend in liet met
snijei> zui;L; .veil: vergierde ..('h.-'ili.'t" van het
gewaad, l'rachtwerken worden gewijd aan
kunst", van een genre dat te voren niet
of nauwelijks aangekeken werd. Ik noem
o.a. Yo'kstümliche Kunst, Ansichten von
alten heimatlichon Baufonnen, Land und
Bauernhiiusern, Höfen, Giirten,
\Vohnriiumen, Ilausrat etc Fotografisch
aufgenommen von Martin Gerlach Verlag von
Martin Gerlach & Co. Wien und Leipzig. 40
mark" en vvaag een verwijt door den be
schouwer van dit werk de vraag te stollen
of hier niet de grens van het belangrijke
benedenwaarts overschreden is. Ook de
Kulturarbeiten" van P. Sehultze-Nanmburg
moeten liet zoo- even aangehaalde citaat
bewijst het reeds met kritisch oordeel
gelezen worden, als trouwens elke boutade.
Deze en dergelijke werken, uitingen van
eeno reaktie. gaan in hun geestdrift even
wel meestal /ér ver.
Jüorst iu de laatste helft der li'de eeuw
drong ook in Zwitserland de banaliteit door.
Niet enkele personen in het bijzonder treffe
daarvoor een verwijt. De geest des lij's is
in elk geval de hoofdschuldige. Omstreeks
1850 11 ISÜ'J o'itwakend uit de zal,go rust
van den donHUeligen ,,Biodernieiertijd'' be
stond alom de neiging te vervallen tot
eene reaktie, die bij den toonenienden
materieelen welstand, door materialistische en
utilitarische levensbeschouwingen, steeds
verder ging, steeds brutaler optrad.
Bouwwerken volgens
karakterloos-kosmopolitisch schema ontworpen, beklommen
de bergen, vulden de dalen, weerspiegelden
zich in meer en rivier. Gevoel on zin voor
schoonheid en vooral voor schoonheid van
weleer verstompten. In dien tijd kon Yincenz
als marskramer zijne verzameling van glas
schilderkunst bijeen brengen, wier pracht
stukken, naderhand voor duizenden
ternggekocht ten behoeve van liet züriehsch
kunstnijverhcidsüinsenm, hij tegen een vitrage
of doorzichtig ghisruitje had ingeruild. De
ontsiei'ing van stad en land greep steeds
verder om zich. Xiet alleen dat veel van
het oude zouder beslissende oor/aak ver
dween, het nieuwe dat er voor in de plaats
kwam, bleek veelal mimler.vaardig, vooral
juist wanneer en omdat getracht was het
superieur te doen zijn, zonder dat eenij;
voordcel daartegenover stond.
Hit ver-vormingsproces behoeft hier wol
niet nader geschetst. Wij kennen het
immers uit eigen aanschouwing voelen het
aan onze eigen huid. .Nederland maakte
het evenzeer door, het leeft er nog midden
in zelfs. Zij die zulks betreuren, verkeeren
er evenwel nog inoerendeels in het stadium
van klagen en zuchten. Wel is hunne actie
begonnen. Maar hot vor/.et wordt voor elk
geval voor zich georganiseerd. Dat is niet
praktisch. Het is buitendien eenzijdig, vooral
arehaeologiseh van aard. Ken gevel hier,
eeu huis daar wordt bedreigd, verdedig l,
gered. Dit echter betreft afzonder1 ijk i-t-mnde
gevallen. Eene blijvende en daardoor steeds
slagvaardige centrale organisatie als in
Duitschhuid sinds verloden jaar do bond
voor l leiniatsehutz" gesticht op initiatief
van Kudorff?beoogt te wezen, ontbreekt.
< ,~<llit f'llijl. l Ln.I.MAX.
# '' :;=
N; A se n j; i F T.
De brand die op Marken de llavenbuurt
teisterde zou eene gelegenheid bieden om
nuttig werkzaam <y zijn. (iel lelijke steun
wordt gevraagd. Zou het geen overweging
verdienen om in ruil voor dien steun te
verlangen dat de herbouw geschiede in don
ouden trant on voorts, op lat die bewaard
blijve, ook een servituut op de woningen
te leggen ten name van den burgemeester '
Deze vraag, door mij in het lluii'li'giiliid
gesteld, zon ik hier willen herhalen.
Oogen open! anders wordt wellicht de
entree van Marken bedorven door oen dozijn
allerbanaalste krotten, gelijk het afgebrande
Hotel de Jong er al een was. L.
den aan de schoonheid. Of meenen zij dat het
eeuwige zich te schikken heeft naar hunne
kleine meeningen of is het de gewone
blindheid van vóór een ommekeer-van-zaken?
Meeiien zij dat een kunstenaar aan de keu
ring van een raadslid heeft te onderwerpen wat
hem schoon dunkt in eeu schoon oogenblik
en dat deze dingen bestemd om gezien te
worden, gemaakt als zij zijn met een zuiveren
wil, uit zuiveren hartstocht, bespied moet
worden daarvoor eerst door de kleine oogen
vaii wie weet wien ? Durven zij dit meenen ?
Er is in deze slechts een weg open, en
begaanbaar. Zij die merken dat het begrip
der schoonheid hun ontsloten werd. hun moet
de meest mogelijke vrijheid gtlaten worden.
liet was i 11 deze dus ook niet eeu principieel
iets : schoon of niet er werd bij zaken,
die buiten de politiek om, hun groote en
blijvende waarde hebben, politiek gebracht.
Ten onrechte door de ad:'es-zenders natuurlijk.
Alleen mocht in overweging genomen worden
door de bestuurders der
vereeniging-uiet-hetsc loone-doel, dat er nog veel schoons is,
niet geringer, waartegen tegenpartijders of
raadslid deze dingen zelfs niet durven opwer
pen en dat tentoonstellingen van die zaken
dus iu alle opzicht eenvoudiger zullen zijn.
PLASSCIIAEKT.
(Jflnroalistisc-ie) Prentte! in Snasso.
Men kon van nieening zijn dat een ten
toonstelling b.v. van etsen van Rembrandt
zuiverder gewee>t ware en meer overeen
komstig liet doel dezer vereeiHging.die volgens
wat do iieer Tak in de raadsvergadering
zeide i en kan weten) geen propagandistisch
karakter heeft, dan de propaganda van het
eeniyst eeuwige : de schoonheid. Men mag
zelfs aannemen dat dit zoo zon zijn. Want
hel is te vreezen dat niet de .schoonheid
(leiprenten de meeste bezoekers zal getroilen
hebben van hen voor wie deze tentoons'elling
georganiseerd is maar wel Int kni-at^i:r ;
dat om de sehoone scherpheid van menig
ondei'sehrii!, menig sehoone bjn ot hoïrüng
of voorstelling, zal zijn voorbijgegaan. Dit
ware dan een meening die te billijken was,
en die niet zonder grond is naar wat ik zelf
bespeurde. Men mocht zelfs zeggen dat in
deze richting de gebonden tentoonsieiling
onzuivere, denkbeelden kon doen ontslaan
doordal voor sommige politick-overtuigden,
de meening kon rij/en dat d e/.e prenten duur
geestverwanten geteekcnd waren - v.at de
waarheid niei is; Sommigen en niet de minst
belangrijke zijn geteekend door n In "< , TI'mlm
maar niet van dezelfde overtuiging zijnden
a!s menig bezoeker ten onrechte vermoe,ide.Kn
dit dankt mij liet eenige bezwaar. .Maar dil was
het bezwaar niet van hen, die het adres in
dienden bij den Raad, eu daar billijkerwijs
met een kluitje in het liet gestuurd wierden.
De heer llcnveldop beweerde ouder meer.
dat de eerbaarheid op ergerlijke wijze ge
hoond werden beschimpt (/ie Raa isverslag;.
liet is een raadsel hoe zulke onwaarheden
nog telkens on de politieke, tafel kunnen
gezet worden en den begeerigen gelijkgezin
den als goede spijze vooigezet. Zoo er ieis
te zeggen was, zoo l:on men /eggen, dat
zeker nergens minder in het, openbare leven
satirieke prenten. Maar liet is in deze het
oude geval : een naakt lichaam is, z>m Int
'inoi- i en (i'i/.-n/i'O'/iJ :'IT goteekend wordt.
011middelijk onzedelijk een lichaam i^ onze
delijk --? altijd wordt vergeten, dat een lichaam
schoonheid is zoo het door een kunstenaar
ge .den wordt in de verheuging om (ie lijnen
en vormen, l let is dan ook slechts een.slok
om een hond te slaan, deze on ie telkens in
een hoek hervonden bewering. .Maar zelfs deze
bewerinuvn van gebrek aan eerbied jeg-"n.- b, t
?f ??-.>.. , 'i.-'-i 'o'i -i!l!', id c-!c yiin n'e' v, Moendo
Raöelais en Era».
e van ccing belang Ie r.icoxen.
v.-; vol iiileivsse doel ,ijn; ii' t.
?ih;!\e v, c nbe_o' i; 'peil. oie zc,ii.^
??.. i'.iici-lc.ieii v.-, n een siad aN
e.; ..u-u u-slaan eu bU'keu te
ie-!,.loen -.ieiiai- i cLaai vree
iIn de laatste twintig of dertig jaren heeft
zich een merkwaardig verschijnsel voorge
daan : de wetenschappelijke studie der
Kenaissance. Men heeft begrepen dat deze groote
wordingsperiode van den modernen geest
niet, langer kan blijven eeu onderwerp van
studie voor enkele htterarisjhe
kuriositeiteiiverzamelaars of een soort kapstok waaraan
schitterende deklamaties vóór of tegen deu
geest van het humanisme worden opgehan
gen. Men ziet iu, dat de Kenaissance evenzeer
een methodische studie verdient als de oud
heid of de middeleeuwen. Duitschlaiid gaf
den eersten stoot, door de studiën van Voigt
eu Jacob Burckhardt ; Italië, voor hetwelk de
renaissance een groote nationale herinnering
was, volgde het Duitsche voorbeeld. In Enge
land werd eeu nieuw tijdperk van studie
geopend door J. A. Symonds. In Frankrijk
eindelijk wijden geleerden, die de Renaissance
leerden liefhebben als leerlingen derinlS7i
opgerichte Kcole de Konie, zich voornamelijk
aan bronnenstudie en monograhén. Twee
dezer geleerden, de lieereu De Nolhac en
Dorez hebben een lJit>lwtlt<'i/ue littéraire de la
JiaidlasuncK opgericht, waarvan het hier aan
gekondigd geschrift van den heer Thuasne
een der eerste deelen is. De heer Thuasne,
reeds bekend door talrijke studiën over het
overgangstijdperk der l.>e en 16e eeuw en
over het humanisme in Frankrijk, bestudeert
de bronnen van Itabelais, ditmaal drie schrij
vers die men reeds vaak met Kabelais in
verband had gebracht : Folengo, Francesco
(,'olonna, eii in de eerste plaats Frasiuu?.
Uitgaande van het denkbeeld dat de won
derlijke kompositie van Kabelais eerst dan
na verdienste gewaardeerd zal kunnen wor
den als men de verschillende bronnen die
liabelais, de onvermoeide lezer, gekend en
verwerkt heeft, voldoende kent, heeft hij de
geschriften van F>asmus, evenals die van
Folengo en Colonna naast die van Kabelaia
gelegd en kwam zoc tot de meest, verrassende
en overtuigende r< sultaten. 2; Als andere
groote schrijvers is Kabelais oorspronkelijk
naar den geest, naar dc.n vorm, meer dan
naar den inhoud ; wat hij ontleent aan het
elegante Latijn van Frasmus, aan de bizarre
macaronische" poëzie vaii Folengo, aan de
wonderlijke brabbeltaal van Francesco
Colonna's H iipncruiomucliiu, wordt door hem
verlevendigd, vervormd, omgesmolten iu zijn
onnavolgbaar F'ranjch.
Frasnms zoowel aU Kabelais hebben in de
laatste jaren hun deel gehad van de beweging
ten gunste der Kenaissance van welke ik sprak.
Kr bestaat tegenwoordig een wifléiks J-.in.ihs
/?«^?/«.Vf/oiw, een eigen tijdschrift is aan de
studie aan den groot en humorist gewijd.
\\'at F>asinus betreft, behalve op eenige
monograhén kan men wijzen op herdrukken
die in de laatste jaren verschenen ; bet beste
vsat hij schreef is niet langer verloren in
folianten of slechts toegankelijk in onooglijke
schooluilgaven. Studies als die van den heer
Thuasne zijn dus voort te zetten en kunnen
op een publiek rekenen. Folengo en Colonna
zijn minder bekend, maar wat de schrijver
er uit mededeelt is vooral niet minder inte
ressant, eu menigeen zal met genoegen ken
nis nemen van de hier gegeven uittreksels
uit den Jln/1/o, Folengo's grootesk-komiseh
heldendicht, al i.s het geheel iu zijn
..niacanoniseh" latijn, slechts door specialisten te
waardeeren.
Ken aardig voorbeeld van de wij ze waarop
reeds in de zestiende eeuw gelijktijdige
i-ehrijvors op elkaar inwerkten, geeft de heer
'i'liiiiifne op bh. LM:! van zijn boek. Hij
maakt, het waarschijnlijk dat bizonderheden
van Krasinus' samenspraak <l>- l^i-liijtbn-a!: ivoor
het eerst gedrukt in de < 'ollnijnia, uitgaaf van
l 'c':! ; zijn ontleend aan de beschrijving van
een zees.torm in don Ii ddn (uitgave van 1017
en lol' i':. M ;ar Folengo nam op zijn beurt
kennis van den arbeid van Krasmus : een der
meest komische details van Folongo, in zijn
latere uitgave, de kolossale waskaais, zoo
groot en zoo zwaar als de must van bet
schip, die de beangste Gingar aan de heiligen
belooft, als zij hem uit het, gevaar redden, is
aan Frasmus ontleuid, bij wien de beangste
schipbreukeling den II. Ghristoül van do
l'.irij-che kathedraal een waskaars belooft
zoo groot als hijzelf en de verhaler voegt er
bij: ..die H. Christoii'el is meer een berg dan
een beeld". In de eerste uitgave van Folengo
was alk-en sprake van twee kaarsen van
witte was" die door Cingar beloofd werden:
('an-li-lln* .'///'('r/r duim d n-fi liiancn. Krasnius
maakt van die trek liet kombch gebruik
dat men ziet en Folengo, op zijn beu) t, nam
Uiter de groteske overdrijving vau Frasmiis
over, haar wijzigende voor de smaak van.
.Italianen, die het groote Christoil'el-beeld der
1'anjsebe \otre- Dame niet kenden. Uabolais
hoeil, b 'j zijn verhaal van de schipbreuk van
l'auiiige, zoowel Krusmus ais Folengo g.'
xplo-;teei-'t.
De Mitlie van den heer Thuasno werpt
l '.):>-]. Jn-lL'.
l', be.-r Dehiruelle behandelde hetzelfde
l w e! p gelijktijdig in e> n artikel der l!' i ne
i'i'.,-: /'/,'. r;/;,-,, i/,1 !n ]',-<(:, i\> (Ajiril Juni
:' . .'?? /.' //c './?'.-,? ./.,'/.) /?>'.«»,?<?! t 't mli'. De
geleeri.leii ', ..7.'J?i:c kandei' aan.