De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 12 februari pagina 5

12 februari 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1442 DE A M S T E R D A M M E WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N D. MAGGI'5 AROMA Olïl t)6 KrU.lU.6H i* een eenlg beproefd middel om gerechten, groenten, vleezen, soepen, sausen, ragouts, oogenblikkelijk een krachtigen aangenamen geur en smaak te geven. Een kleine hoeveelheid is voldoende. Verkrijgbaar bij alle soliede kruideniers,en comestibleshandelaren. MAGGI's onderscheidingen: 5 groote Prijzen, 30 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere Prijzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs. Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HORS, Amsterdam. DAMEjS. «l HELEN KBLLEE, Mijne Levensgeschiedenis. Naar het Engelsch, door LOUISE STUART. Met een inleidend woord van J. DEN OUDE. Utrecht, J. G. Broese, 1904. Toen ik eens een paar men sehen de hoofdzaken der levensgeschiedenis va a Helen Keiler meedeelde, vroegen zij terstond: waar zou dat alles gebeurd z\jn en wanneer? In Amerika, zei ik, werd Helen Keiler geboren 27 Ja nuari 1880. O! in Amerika I was hun antwoord, waarmee zij bedoel den : dan is 't verhaal natuurlijk gelogen, of minstens schrome lijk overdreven. Nu het klinkt ongelooflijk, dat een kind, nog geen twintig maanden oud door een ziekte doof en blind geworden, op ongeveer twintigjarigen leef tijd in staat was haar levens geschiedenis te schrijven. En welk een levensgeschie denis l Toen ik wakker werd uit m\jn rustigen slaap, waarmee my'n ziekte eindigde, vertelt Helena Keiler, dacht ik eerst, dat het nacht was, en ik moet mij verwonderd hebben, dat 't zoolang duurde, voordat het morgen werd. Langzamerhand raakte ik echter aan de stilte en de duisternis die m:g om ringden, gewoon, en vergat ik, dat 't ooit dag voor my geweest was. Ik vergat alles wat er was geweest, behalve de teedere liefde van mijn moeder. Spoedig was zelfs mijn kin derstem tot zwijgen gebracht, doordat ik opgehouden had eenig geluid te hooren. Toch was niet alles verloren l Het kostbaarste en wonderbaarste bezat ik nog. Mijn geest bleef nog helder en werkzaam, hoewel het licht voor altijd was gevloden. Inderdaad, dit' zoo misdeelde kind was hoog begaafd. Zij leerde spreken twee nieuwe talen behalve haar moedertaal, lezen en ver staan ook twee oude talen. Op 't gebied .van wis- en natuurkunde, oude en nieuwe litteratuur is zjj geen vreemdelinge. Z\j geniet van de kunst des beeldhouwers, zelfs min of meer van de muziek door 't waarnemen van de trilling, en, wat 't meest beteekent, zij is gelukkig. Haar humeur werd niet bedorven, haar levenslust niet uitgedoofd, en de moeielijkheden, die zy te overwinnen had, vermeer derden haar energie *). De heer J. van den Oude, die een inleiding geschreven heeft voor de verdienstelijke ver taling dezer levensgeschiedenis, zegt volkomen terecht: dit boek is een getuigenis van de krachten, die er wonen in het eigen binnenste van den mensch, een getuigenis van hetgeen daarbinnen een sterke wil, een groote liefde en een onversaagde ijver vermogen, ook nog wanneer de inwerkingen van buiten grooten deels afgesloten zijn, of slechts zeer gebrekkig en moeizaam kunnen doordringen. Ook nog om een andere reden is het boek merkwaardig en leerzaam. Op een der platen, die het versieren, is Helen Keiler afgebeeld met Miss Suliivan haar onderwijzeres, die 'door toewijding, tact en groote bekwaamheid van deze belangwekkende leerling gemaakt *) Eene bijdrage tot de kennis van hare stemming en levensopvatting is het boekje onlangs door LOUISE STUART vertaald en uit gegeven door de iirma J. Gr. Broese: HELEN KELLER. Mijn Sleutel op het leren. Iets over Optimisme. Portretten van Miss SULLIVAN en HELEN KELLEK. heeft, een talentvol en gelukkig meisje, /ij heeft in het kind, dat alles meende vergeten te zijn, wakker geroepen de sluimerende her innering aan den korten tijd, dat zij nog hoorde en zag; de doove leeren verstaan de stem der natuur, de blinde een licht doen opgaan over het leven, der eenzame den toegaag geopend tot het maatschappelijk verkeer, haar ingeleid in den tempel der kunst en der wetenschap. Allen die weten willen, wat er voor misdeelden als Helen Keiler kan gedaan worden, moeten haar levensgeschiedenis lezen, waarvan dan ook een kort verslag is opgenomen in het interessante boek van H. J. Lenderink: Het Blindenwezen in en buiten Nederland (W. Gosler & Co. te Amsterdam 1904). Het voorbeeld van Miss Suliivan leert, hoe men met dooven en blinden moet omgaan om ze te ontwikkelen, en zal allen, die hart hebben, bewegen om iets af te zonderen ten bate van de Vereeniging tot verbetering van het lot der blinden in Nederland en zijne Koloniën, die nog te weinig wordt gesteund. Bovendien, de levensgeschiedenis van H. Keiler bevat een groote vertroosting voor de menschen, die niet doof en blind zijn. Wij hooren zooveel, dat ons twijfelen doet aan de menschheid, aan zielenadel en barm hartigheid, wij zien allerlei ellendigs, totdat het eindelijk donker wordt voor onze oogen. Wat is 't een heerlijkheid, een vrouw als Miss Suliivan aan 't werk te zien, en getuige te zijn van haar zegepraal, de zegepraal van liefde en bekwaamheid l Helen Keiler tracht het den lezer duidelijk te maken, hoe 't haar mogelijk was een denk beeld te krijgen van licht. Gedurende de eerste 19 maanden van mijn leven, zegt ze, UIT DE NATUU XCV. Voorlente. Voor ons Oost-Amsterdammers begint het buiten hij Oud-Rozenburg, eigenlijk al op Linnaeus, maar dat is geen vrije wandeling. Het lage hout van de Ooster-begraafplaats en het hooge van Oud-Ro lenburg vormen saam een heerlijk vogelhoekje, nog zoo dicht bij de stad, dat je, ingespannen luisterend naar het roodborstje's getjikker om het diertje tussehen de twijgen in 't oog te krij gen er de torens van Amsterdam door heen hoort slaan. Verleden week, Zaterdag 28 Januari, plukte ik met mijn kinderen al wild-bloeiende sneewklokjes, maar dat zegt nog niet veel, sneeuwklokjes zijn nu eenmaal hachjes; toch vind ik het altijd prettig wanneer ze zoo vroeg bloeien als van 't jaar; dan hebben we den tijd alles kalmpjes bij te houden. Wanneer na een langen winter, alle vroegelingen tegelyk den grond uitwringen en in derhaast aan 't bloeien gaan, is de voorlente ons al licht te vlug af. Wij stedelingen, hebben zoo weinig vrije dagen. Maar deze Zondag 5 Febr. is al heel mooi gekomen; 't was echt lente, ongeloofelijk vroeg, maar volkomen waar. Even buiten Muiden liepen de amara's (glanzend zwarte kevertjes) ons al voor de flets; en dat is voor natuurvrienden een goed teeken. En uit alle wilgen langs den stoomtram riepen de pimpels en koolmeezen het elkaar luid ruchtig toe, dat de eerste lente begonnen is; en de spreeuwen, die zongen zoo innig en vol gevoel; zoo heel anders als een week geleden nog, veel blyder en dieper, dat je er zelf vroolijk door werd en mee moest zingen. Als we Naarden doorgekronkeld en de laatste nauwe poort zonder stoomtram of motorontmoeting gepasseerd zijn, ligt het Gooi voor ons; het eenig mooie Gooi. waar je eiken zomer weer nieuwe plekjes ontdekt, heerlijk om te liggen zien en luis teren, dat telkens weer veel uitgestrekter bly'kt te zijn dan je eerst meende, vol bosehgezichten en hei-verschieten orn van te drooinen; en hier en daar een strand met dennen, zoo als men nergen-i liefelijker kan vinden in ons vaderland. Bij den kruisweg aan de tramhalte i-i het altyd even weifelen : links langs Flevoraina naar Valkeveeri of rechtuit over Oud-Bussum en Crayloo naar Blaricum of 't zuid oosten in, Dezen keer kozen wij de eerste route en we haideu er geen spijt van. Xet kwam de zon door, de stildrijvende blauwgrijze wolken weerkaatsten in de breede slooten, waar h'et gele riet ons zwakjes tegenwuift met zijn oude grauwe pluimen. De lange laan heeft een binnenzij van linden. En als daar in de voorlente, zoo als nu. de zon op schijnt, vormen de zacht roode twijgjes en de nog rooder glanzende knoppen in de verte een breede baan van purperbrons tegen de blauwgroeue sparren ; machtig mooi van toon en tint. Bij het mooie Xoorsche huis aan den viersprong, waarop Flevorauia en Drafna uit de hoogte neerzien, nemen we de fiets aan de hand. Op den zandweg hooreii de vogels onzen stap toch niet en ze laten ons even dicht naderen als op de fiets. Nu blijkt alweer, dat zij de lente in de gekuifde koppen hebben. Wat een drukte en beweging in de pimpelbenden; ze jagen de bonte kraaien met hun drukte op de vlucht. Ook die roepen heel anders dan 's winters in de stad; uit hun stem klinkt de lente, een galm van verlangen en van blijdschap, dat de reis naar huis, naar de lust en de weelde van nesten-bouwen en kinderen groot bren gen. De winterkoninkjes schetteren en jagen elkaar na in dolle pret, n vliegt er al met een dotje mos in den bek; dien kan de almanak heelemaal niet meer schelen, net zoo min als een paar waterhoentjes in den vij ver achter het riet, die daar zoo echt voorjaarsachtig met elkaar stoeien, zonder zorg voor den nawinter, die nog komen moet. Even steken we over naar de mierenleeuwenkolonie; die zullen wel wijzer wezen en onrustig diep onder den veüigen boschrand de laatste sneeuwbui afwachten orn buiten te komen. Maar ook daar is de winter vergeten. Een paar kleine kuiltjes bewijzen, dat er al ge werkt is. De grauwe arbeiders vinden wij had ik een kijkje gehad van groote groene velden, van den stralenden hemel, hoornen en bloemen; en wat daarvan was blijven hangen kon de daarop volgende duisternis niet meer uitwisschen. Als wij eens hebben gezien is de dag en wat hij schonk ons eigendom." Zoo is het: als wij uuaar eens hebben gezien, welk een licht liefde en trouw in de wereld kunnen ontsteken, dan wordt het nimmer nacht voor ons. , Z. v. II. Schulden. Met volkomen instemming las ik Vera's artikel, waarin zij Hink licht laat schijnen op een, vooral in groote steden bestaande, on heilbrengende gewoonte: het maken van huis houdelijke schuld, 'tzij dat dit door de vrouw louter uit lichtzinnigheid, dan wel uit perfide berekeningskunst geschiedt, 't zij dat man en vrouw samen er maar op los leven. Ik ben niet| genoeg optimiste, om er een oogenblik geloof aan te hechten, dat de blootlegging van dit kwaad direct eenig nut zal hebben. Maar.,. ik meen, dat er toch iets kan en móét gedaan worden, om deze grove brutale oneerlijkheid ten minste door geslach ten nd 't onze, te doen zien... voor wat zij is: infamer, schuldiger veelal, dan de diefstal van 't broodje door den proletarièr. Dat iets" moet geschieden door middel van de school. Dit keer geldt 't nu eens niét 't proletariërskind, wiens moreel gewicht moet worden verhoogd, hfér nu is kwestie van 't kind van welhebbende ouders, maar van dié, welke zelven niet in staat zijn, hun kroost ook maar bij benadering een zuiver begrip te geven van zakelijke eerlijkheid. Dan móet de onderwijzer of onderwijzeres er aan. In 't ontvankelijke kindergemoed kan o! zoo veel goeds worden gelegd, goeds voor hél 't leven door den waarachtigen paedagoog. Aangenomen dus laat ik nu dan maar eens mijn optimistische lorgnet opzetten ? aangenomen dus, dat de onder wijzer paedagoog is par droit de conquète, diu zal hij ook weten den juisten hamer te vinden, en den juisten tijd ter smeding weten te kiezen. Hij zal voelen, dat hier twee fac toren sterk moeten worden ontwikkeld, twee factoren, die toch feitelijk van dezelfde soort zijn : eerlijkheid en eergevoel. Zooals nien" zich nu dood-schaarnt, is bij 't verschijaen in gezelschap men's" toilet wat minder elegant dan dat der anderen, zoo moet de men" van 't geslacht nd ons, de oogen niet durven ophetl'en bij de weten schap, dat dit toilet, gedragen wordt, zonder dat aan de doodgewone eerlijkheidseisch is voldaan. Het zijn dus de Iciilers der betere-klas| scholen, die den moed moeten hebben ik ontken 't geenszins: moed behoort er toe om de kinderen van oneerlijke, d. w. z. schul den-makende, en rente-van-anderen-opslikkende ouders te wijzen, wijl 't nog tijd is, op den diefstal, die aldus handelend, wordt begaan. Diefstal en óók onredelijkheid. De kleine man toch, heeft zelfs voor 't noodige geen crediet. . . den grooten wordt dit in schier eindelooze mate toegestaan... is dat redelijk ? Niét, dat ik 't wenschelijk zou achten, den eerstgenoemde dit twijfelachtig voordeel te doen deelachtig worden, maar ook hier moet 't meten met n maat wor den toegepast en die maat heet: contante betaling. Vrij vertaald luidt dit dan: ni'éi koopen, wat je je op dat oogenblik niet moogt verschaffen. En d;it zal z'n eer hem ook dan verbieden. Het crediet is een der tallooze kwalen onzer kapitalistische maatschappij. Voor als nog, zal 't dan ook niet uit de wereld gaan, maar 't euvel kan, ten minste in de door Vera aangegeven richting gebreideld worden. Zou dit onderwerp niet eens tot punt van overweging kunnen gemaakt worden in on derwij zers-debating-clubs ? VEOUWKE. Aan ouders, onderwijzeressen, onder wijzers en andere kindervrienden. In onzen omgang niet kinderen hebben we zoo dikwijls ons hart opgehaald aan kostelijken kinder-humor: aardige gezegden, vragen, antwoorden, uitvallen. Verschillende van die kinderlijke uitingen hebben we opgeteekend, en meer dan eens vroeg men ons in familie- of vriendenkring, toch nog eens aardigheden" van kinderen te vertellen. Nu zijn we op de gedachte gekomen, die kinderanecdotes" in 't licht te geven, om nog wijder kring er van te laten genieten. Daarbij vroe gen we ons ai: zouden niet vele ouders en andere kindervrienden zich aardige gezegden van kinderen herinneren, en zouden die niet genegen zijn, ons die toe te zenden ? Dan toch. zou er veel verfrisschende kinderhumor bewaard blij yen, die nu, jammer genoeg, langzamerhand in 't vergeetboek raakt. Ook zou de verzameling natuurlijk aan volledig heid en aantrekkelijkheid winnen en eene aardige herinnering worden aan ons kind" of aan broertje, zusje, neefje, nichtje, aan vriendje of vriendinnetje. Hopende op welwillende medewerking, Nieuwe Kijk-in-'t Jat- HKNB. DIETZ en straat 2, Groningen. KATII. LEOFOI.D, Onderwijzeressen. Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid. Het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid deelt mede, dat de uitkomsten van een, door het bureau ingesteld onderzoek, «mtrent den vrouwenarbeid bij den gemeentelijken tele foondienst zijn saamgevat in een overzicht, dat als No. 8 der goedkoope bureau-uitga ven bij den uitgever W. Versluys te Amsterdam verschenen is, onder den titel Vrouwen arbeid in den Gemeentelijken Telefoondienst in Nederland" en overal in den boekhandel verkrijgbaar. liMliHiiimiiiiiMiimiiiiuiiiiniiiiiiiiiliiiniiiitiiiiniiiitiiiiiiiNiitillHllliili II 'at is een babif' ? Huwelijk van mejonkvrouwe de Hichelieu. Louise Her togin van Aryyll, doctor in de rechten. Modes. Aan eenige Engelsche vrouwen werd de vraag gesteld: Wat is een baby"? Hier volgen eenige harer antwoorden: De schrik van den vrijgezel; moeder's schat. Een despoot in 't meest republikeinsch gezin. Een wekker; een middag-kraaier, een nach telijke rumoermaker. Een bezit, dat niemand benijdt. Laatste uitga/e van het menschelijk ras, waarvan alle ouders in den waan verk'eereu, het schoonste exemplaar te hebben geleverd. Een vreemdelingetje, voorzien van een pas poort, dat hem toegang verleent tot ieders genegenheid. Een voorwerp, waarvan men verwacht, dat wij het zullen kussen, waarvan wij den .aan blik moeten genieten. Het vreemdelingetje met het paspoort, lijkt mij de meest sympathieke bepaling. * * & Den Oden Februari is met giooten luister het huwelijk voltrokken tussehen mejonk vrouwe de Richelieu, met graaf Gabriel de la Rochefoucauld. Mejonkvrouwe de Richelieu, een meisje van klassieke schoonheid, ernstig karakter, en fijn beschaafden en ontwikkelden geest, is een dochter van hertogin de Richelieu, in tweede huwelijk hertrouwd met den prins van Monaco. De bruid is algemeen bemind in haar aristocratische kringen. De bruigom, de intelligente, vlijtige, negen-en-twintigjarige auteur, Gabriel de la Rochefoucauld niet min der. Hij is een nakomeling vanden schrijver der Maximes", Gabriel de la Rochefoucauld werkt vast zes uren daags. Onlangs is van zijn hand een roman verschenen: L'amant et Ie médecin", die den auteur ken merkt als vernuftig denker en scherpzinnig psycholoog. Tactvol en moe dig, de moeilijkheden niet vermijdend, heeft de jeugdige schrijver het lastige, zoo al niet nieuwe, dan toch weinig behandelde onder werp uitgewerkt: het zielelijden van een jaloerscb echtgenoot, die zijn vrouw aanbidt en voor wien het een onduldbare foltering wordt, dat zijn vrouw door ziek-zijn, tijdelijk onder de macht komt van een anderen rnan, van den medicus. Zijn opgezweepte fantasie toovert den gekwelden echtgenoot altijd voor oogen, het beeld van den man, in wien hij altijd den man en niet den geneesheer ziet. Jaloersche, onverstandige dokters-vrouwtjes zijn herhaaldelijk afgebeeld; haar aantal is legio. Het gegeven van Gabriel de Roche foucauld, van mejonkvrouwe de Richelieu's echtgenoot, is allicht niet nieuw, er is niets nieuws onder de zon maar, in ieder geval, hoogst belangrijk. * * ^ Aan de universiteit te Glasgow is tot doctor in de rechten gepromoveerd : Louise, her togin van Argyll. De onderscheidin_, aan deze hooggeplaatste vrouw toegekend, wordt door talloos veel vrouwen inet groote vreugde begroet. De hertogin is veelzijdig ontwik keld, en een wakkere beschermster van de rechten der vrouw, wier lotsverbetering zij zooveel mogelijk wil voorbereiden, door het doen verstrekken van degelijk onderwijs aan jonge meisjes* * In tegenstelling met het progressief wer ken der natuur valt de grillige mode van het eene uiterste in het andere. De gladde bovenmouw heeft kolossale afmetingen aan genomen, en het bouffante van het corsage is voor ochtend-, middag- en avondtoilet vervangen door strak om het middel slui tende japonnen. Een aüerleelijkst nieuwtje voor avond-toilet, is, het puntig toeloopend decolletéop den rug, met revers. Zouden wij nu heusch aan dien onaesthetischen gril wennen ? Wie weet l De mode is zulk een onverbiddelijke opdringster van haar nieuwtjes. Voor het oogenblik, gezien op de modeplaat, etëers ontdekte ik het nog niet, staat .het precies, of de dame per abuis haar japon het achterstvoren heeft aangetiokken. Het spijt mij, dat dit smakeloos nieuwtje van Franschen oorsprong is. Onbegrijpelijk en toch waar. Middag-toilet. Fransch model. Bruin fluweelen robe. Wijde, lange, rok, met twee plooien onder aan den rok. Schuine, corsage drapeering. Naar links overslaande sluiting van het corsage. Vest van orcbyd ekleurig laken. De platte laken biais", die schuil gaat in de gedrapeerde plooien van het fluweel, is aan weerzijde versierd met drie kostbare knoopen, art moderne. Onderaan de overslaande sluiting eveneens twee knoopen. Mouw: woelig en breed van boven, steeds zich vernauwend naar den pols, dien hij als strakke manchet omsluit. Twee knoopen op de manchet, midden op den arm. Kleedt bizonder goed. CAI-KICK. IIMMIIIIMMIIIIIIIIIM niet meer, misschien hebben ze gemerkt, dat du mieren in het groote nest aan den over kant nQg slapen en dat alle moeite vergeefsch zou zijn. Sneeuwklokje, (l'it de 'jc'ill. landlt'idiny >:w l'ilyavt' Tl'. Versltiijf, Arnitcnla', Wat is de struikheide mooi in de voor lente; de oude bloempjes glimmen in hun fletse lila rokjes, maar de jonge scheuten zijn zoo frisch paarsbruin, alsof er van den winter in het geheel geen ijs koude nachten geweest zijn. De brem heeft zijn jonge loten bezet met kleine gele knopjes, en 't mooist zijn de elzen; ze bloeien volop, de glimmende bruine katjes openen zich aan den zonkant en alsgeereveri tegen tikt, stuift er een wolk je geel poeder uit; maar 't is nog klein, als het een week zulk zacht weer blijft, worden het heele wolken, die langzaam voortzweven en zich ver spreiden over de struiken in 't rond. We hebben van daag van allerlei struiken en boomen twijgjes gesneden met bloem en met bladknoppen; die worden morgen thuis en op school over passende vaasjes verdeeld; als ge 't nooit bij de hand hebt gehad, kunt ge niet gelooven wat een mooie harmonische kleur- en vorinefl'ecten dat geeft. Neem eens een beuketakje, waaraan nog eenige droge bladeren vaa den vorigen zomer hangen, zet daarbij een paar lange loten van een wilg, die nu al zijn witte zilveren katjes laat zien en plaats daarachter een breede en vertakte twijg van bloeiende els. De paarse knop pen van de els, de donker bronzen knopschubben en de lichtbruine glimmende blade ren van de beuk geven met het zilver en groen van den wilgentak vol katjes, een ge heel, dat gezien mag worden. Wilt ge een ander bouquet i- Xa.t. Historie, van de voorlente, snijdt dan \ een top van een bremstruik mot zijn heldergroen zeer zwak buigende takken en zet daaibij in een donkere bolle vaas een paar takjes van een linde; deze boom heeft altijd van die mooie waterloten aan zijn voet, waarvan de twijgen veel rooder en de lichtroode knoppen veel grooter zijn; hierbij past heel mooi een tak van een jonge eik, die zijn bleekgeel blad van 't vorig jaar nog steeds vasthoudt. Verlangt ge een werkelijke bloem bij al die beloften van groeien en bloeien, haal dan, of liever nog koop dan, een pulletje sneeuwklokjes, daar kunt ge nu nog twee weken plezier van hebben. Ken paar heel kleine bloempotjes moet ge eens in een roodbruinen of bronzen platte vaas of schotel zetten: vul aan met een paar mooie mossen: boompjes-mos en mutjes-rnos dat bloeit nu met roode sporendragers, net lantaarns met een pluche muts op. Voor't eene potje steekt ge een kluitje met een madeliefje uit, in het andere komen de sneeuwklokjes. Zet overdag uw eerste eerstelingen voor 't open venste aan den zonkant en let dan eens op het leven van uw sneeuwklokjes. Zie hoe het witte klokje eerst overeind staat op een gekronkeld steeltje in een doorschijnend vlies hoe het er uit dringt en neervalt in de lucht als een sneeuwvlok op een groenen omgebogen stengel. Let er eens op hoe 't zich 's morgens opent en 's middags sluit, soms ook 's avonds bij de warmte van 't gloeilicht, hoe 't even zijn luchtig bovenkleedje opent en het groen gebatikt rokje toont. Als 't zoo zoel blijft in de lucht, en ge honingbijen in de buurt hebt, kan het gebeuren dat het bloempje bezoek krijgt. Zoo ge toevallig daarbij bent, zult ge vreemde dingen zien of beter gezegd ge : moet ze raden. Elke bloem heeft zijn geheim, ook't sneeuw klokje ; om dat te ontdekken, moet ge het in alle deelen nauwkeurig bekijken, van binnen en van buiten"; maar geen puntje of gaatje van de oranje meeldraden, geen water merk in de witte bloemblaadjes, niets moogt ge te nietig achten, o in er over na te denken ; anders komt ge nooit achter het levens raadsel van 't sneeuwklokje. E. HEIMAXS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl