Historisch Archief 1877-1940
DE A M i T K R D A M M K R W E E K B L A D VOOR N E D E II L A N D.
No. 1444
bij 21 pCt. de partijen vóór de uitspraak
van het scheidsgereeht alsnog tot een
vergelijk gebracht werden; totaal dus 87 pCt.
van alle geschillen, die door de colleges
in verzoenenden zin werden beëindigd.
OOSTENRIJK.
De vijftien Oostenrijksche
Gewerbegerichte behandelden in 1901 24,382 ge
schillen; hiervan werden er 9G50 of 39.5 pCt.
door verzoening beëindigd. Een eigenlijke
rechterlijke beslissing kwam slechts tot stand
in 5013 gevallen of + 20 pCt. Het percen
tage der werkelijke verzoeningen bedroeg
voor Weenen zelfs 43.4 pOt., voor Prag
47.4 pCt., voor Brünn 46 2 pCt.
Vergelijken wij nu met deze cijfers de
volgende betreffende Oostenrijk over het
zelfde jaar (1901).
Yoor den kantonrechter werden behandeld
172,174 geschillen, voor de gewone recht
banken 99,323 geschillen; het aantal ge
vallen, waarin een verzoening tot stand
kwam, bedroeg respectievelijk 28,141 of
16.3 pOt. en 18,639 of 18.8 pOt.
Onwedersprekelijk blijkt uit deze cijfers,
hoe oneindig beter dan de gewone rechter
de speciale arbeidsrechtbanken er toe ge
igend zijn, de strijdende partijen tot elkaar
te brengen; de groote zegen van eene der
gelijke oplossing van geschillen behoeft voor
zeker geen nader betoog. Tegenover dezen
verzoenenden invloed wijzen tegenstanders
van speciale colleges vaak op de toename
van het aantal geschillen, die de oprichting
dezer colleges vergezelt. Het argument heeft
op het eerste gezicht een schijn van juist
heid ; immers men ziet werkelijk na oprich
ting van arbeidsrechtbanken een veelgrooter
aantal arbeidsgeschillen in behandeling
komen dan voor den gewonen rechter werden
aangebracht. Maar is deze toename van
behandelde geschillen wel een feit, dat wij
betreuren moeten 'i Wij gelooven het niet.
Immers wat is het geval:' Er bestaat thans
een instelling, waar de arbeider zonder veel
moeite en kosten recht kan vinden, en
bovenal eene instelling, waarin hij ver
trouwen heeft. Zoolang er nog geen speciaal
college bestond, liet hij de zaak dikwijls
rusten, vreezende toch geen recht te
verkrygpn. En daarin, zegt Stieda terecht, ligt
ook het groote gevaar van de afwezigheid
van speciale colleges. Immers," zegt zoo
naar waarheid Lautenschlager, niets ver
bittert een ntensch zoozeer, als wanneer hij
gelooft, dat het recht aan zijne zijde is en
dat hij het toch niet verkrijgen kan." En
die telkens zich herhalende verbittering
over kleine geschillen, waarin men geen
recht kan krijgen, wordt vaak de bron van
die noodlottige conflicten tusschen werk
gever en arbeiders, welker rampzalige ge
volgen zich uitstrekken over tal van per
sonen, die bij die conflicten in het minst
niet betrokken zijn. Er is dus noodig een
rechter, die het vertrouwen heeft van den
arbeider; en nu bewere men niet, dat hij
van do arbeidsrechtbanken misschien partij
digheid ten .zijnen gunste verwacht. l)e
sti|.ii onpartijdigheid dezer colleges wordt
door werkgevers en arbeiders in alle landen
gelijkelijk erkend. Stipt volgen zij do voor
schriften der wet, zegt Stieda, ook al valt
daardoor de beslissing ongunstig en hard
voor den arbeider uit. [u mijn praktijk,
verklaarde de president van het
Gewerbegericht te Karlsruhe, is mij nooit een be
slissing voorgekomen, anders dan een
stemmig genomen. Geen sprake dus van
een tegenover elkander staan van werk
gevers- en arbeidersteden, beiden verdedi
gende de belangen hunner eigen
standgenooten, maar een gemeenschappelijk samen
werken om te doen wat recht is. Geen
nieuw monument van partijdigheid, zegt
Jastrow, brachten de Gewerbegerichte in
onze rechterlijke instellingen, maar integen
deel een middel om binnen een bepaald
rechterlijk college de partijdigheid te over
winnen.
Een overzicht te geven van de lofspraken,
uit de meest uiteenloopende politieke krin
gen over de rechtspraak der arbeidsrecht
banken aangeheven, zou bladzijden vullen.
Maar wanneer de star-conservatieve
KreuxZei.ho«j (1903, No. 48) zegt dat thans de
uitspraken der Gewerbegerichte even juist,
even goed gemotiveerd en juridisch ver
dedigbaar zijn als die van de gewone
rechterlijke colleges", dan kunnen 'wij er
zeker van zijn, dat daarmede niet te veel
gezegd is. Neen, te veel zeker niet, want
wat snelheid van rechtspleging, on vooral
wat verzoenenden invloed betreft, kan geen
burgerlijke rechter bereiken wat wij zagen,
dat deze colleges hebben bereikt. Maar al
ware dit alles niet voldoende om onze
sympathie aan de arbeidsrechtspraak te
schenken, dan nog zou er een reden zijn,
krachtiger misschien dan alle andere voor
deze instelling pleitende: de opvoedende
kracht die voor werkgevers en arbeiders
beiden van deze rechtspraak nitraat, een
kracht door de Commissie van Itapporteurs
over de wet betreffende do Gewerbegerichte
in Oostenrijk aldus aangeduid: Die Ge
werbegerichte baben die wichtige sociale
Funktion, dasz Unternehraer und Arbeiter
zur Achtung der gegenseitigen Rechte,
welche die Grundlage jedes
Vertragsverhaltnisses ist, erzogen werden". Werk
gevers en arbeiders leeren de wettelijke
bepalingen betreffende het arbeidscontract
en den zin van die bepalingen kennen; de
werkgever wordt doordrongen van deze
waarheid, dat. hem in de persoon des ar
beiders een gelijkgerechtigde tegenoverstaat,
met wien hij eene overeenkomst gesloten
heeft, en wiens rechten hij niet kan aan
tasten door eenzijdig ingrijpen; den arbeider
ontstaat de bewustheid dat met den werk
gever hem een rechtsband verbindt, welke
voor hem rechten medebrengt en verplich
tingen; rechten voor welker stipte hand
having een onpartijdig en deskundig rechter
waakt; verplichtingen, welke hij niet kan
verzaken zonder schade voor zichzehen.
* *
*
Het materiaal, in geschriften en statis
tieken over de werking der speciale arbeids
rechtbanken neergelegd, vormt eene om
vangrijke verzameling, eene verzameling
die van de zegeningen de/er instelling een
onbetwistbaar getuigenis aflegt; slechts zeer
oppervlakkig konden wij op enkele der
groote voordeelen de aandacht vestigen;
voldoende echter, naar wij meenen, om te
doen inzien, dat de Minister, die do invoe
ring van de/.e rechtspraak beslist weigert,
zeer krachtige argumenten ter zijner be
schikking moet hebben. Wij zijn verlangend,
bij de openbare beraadslagingen deze ar
gumenten te vernemen; door eenvoudig te
beweren dat arbeidsgeschillen naar hunne
natuur tehuis behooren bij den burgerlijken
rechter, maakt de Minister het zich wel
wat al te gemakkelijk. Maar waartoe zou
een ernstige bestrijding der speciale arbeids
rechtbanken dienen 'i Van een amendement
tot invoering daarvan behoeft de Minister
niets te vreezen. Immers, wij zeiden het
reeds, alleen van sociaal-democratische zijde
is met nadruk de invoering dier rechtspraak
verlangd. Geen der andere partijen toonde
voor de zaak eenige belangstelling. Aan
wie de schuld, zoo langzamerhand allen
die sociaal voelen en vooruitgang willen,
dien vooruitgang nergens elders vindende,
zich werpen in de gretig geopende armen
der sociaal-democratie 'i
Mr. E. VAX KETWICII VERSCHUUR.
Het Recht van vereeniging voor de
ambtenaren bij de Posterijen.
Art. 9 der Grondwet zegt:
Het recht der ingezetenen tot vereeniiing
en vergadering woidt erkend. De wet regelt
en beperkt de uitoefening van dat recht in
het belang der openbare orde."
In hoeverre dat recht tegenwoordig ook
geldig is, voor de ambtenaren der posterijen,
blijkt uit een dezer dagen voorgekomen ge
val, dat wij bier in korte trekken willen
mededeeien. daar wij meenen, dat bet publiek
op de hoogte van dergelijke toostai den
moet zijn.
Een paar weken geleden werden de
hoofdbestellers bij den directeur ontboden, en hen.
ondervraagd of zij ook lid waren van de
Vereeniging ,,de Post" en toen zij hierop
bevestigend antwoordden, werd bun in over
weging gegeven, daarvoor te bedanken, met
het oog op bet prestige als boofdbesteller.
De persoonlijke gevoelens van den directeur
omtrent het vereenigingsleven waren te goed
uit <lieus verleden bekend, o ui te begrijpen,
dat deze zachte wenk niet van hem persoon
lijk konde uitgaan, maar van hooger band
moest komen. Waar bovendien ook op andere
kantoren dergelijke wenken aan de
hoofdbestellers werden gegeven, bleef' geen twijfel
hieromtrent over. Het was dus zaak hier
omtrent ernstig na te denken. Alvorens een
beslissing te nemen, vromen de belang
hebbenden te mogen vernemen, van wien
die zachte wenk afkomstig was, men bleef
echter het antwoord schuldig.
Niettegenstaande de niet geringe voordeelen,
voor hen en hun gezin aan bet lidmaat-chap
verbonden, was toch het gevolg, dat de hoofd
bestellers en corps voor het lidmaatschap be
dankten.
Ziehier in korte wooiden de geheele toe
dracht der zaak. Wij staan bier voor een
hoogst ernstig feit, en bet is noodig, daarop
de aandacht te vestigen, speciaal nu wij
staan aan den vooravond der verkiezingen
en de kiezers de vraag hebben te beslis.-en
of de tegenwoordige Regeering al dan niet
gehandhaafd dient te worden, en daarom
willen wij deze zaak nog tens nader onder
de oogen zien.
De hoofdbestellers dachten er niet over,
voor hun lidmaatschap te bedanken, na dien
zachten wenk hebben zij en corps bedankt,
zij deden dit uit e"igen beweging en er kan
dus van bepaalde schending van grondwette
lijke rechten geen sprake zijn, maar wat bier
geschied is, komt ons voor, nog erger te zijn
en doet denken aan schromelijk misbruik
van macht.
Wanneer een ambtenaar, het zij hij hoog
of laag staat op dea maatschappelijken ladder..
voor het vereenigingsleven niets voelt, ja
zelfs dat nadeelig acht voor de belangen van
het dienstvak waarin bij werkzaam is, en
zulks mondeling of schrift' lijk ruiterlijk
erkent, zal niemand hem dat eu el duiden,
maar wanneer deze autoriteit X aan anderen
opdraagt zachte wenken als hierboven om
schreven te geven, dm is de tijd niet ver,
dat bij de ambtenaren in dat dienstvak de
eerbied en bet ontzag voor hunne meerderen
te loor gaat, en de minderen gaan walgen
van de wijze, waarop die meerderen hun doel
trachten te bereiken.
Ging de zachte wenk uit van den Minister?
Wij weten bet niet, maar wanneer dergelijke
zachte wenken vrij wel langs ollicieelen weg
ter kennis worden gebracht aan belangheb
benden en een directeur wordt opgedragen
aan zijn ondergeschikten een raad te geven,
welke bij hun nimmer uit eigen beweging
zoude gegeven hebben, dan ligt de veron
derstelling voor de band, dat de Minister
niet onkundig is gebleven.
Was de Minister biermede echter niet be
kend, dan bestaat er misschien nog eenig
uitzicht, dat zijne Excellentie in dezen tus
schen beide treedt, om de grondwettelijke
rechten te herstellen en te bandhaven. Wij
wenschen dit van ganscher harte, en hopen,
dat de Minister aanleiding vindt openlijk
aan zijne ambtenaren te kennen te geven,
dat voortaan geen hunner in zijn ambte
lijke loopbaan zal worden geschaad door
het lidmaatschap van een of andere amb
tenaars vereering.
Zoolang onze tegenwoordige grondwet van
kracht is, is bet de plicht van de hoogere
ambtenaren de rechten bij die grondwet
verleend, hoog te houden, kunnen zij zich
daarnaar niet voegen, dan zouden wij dien
hoofdambtenaren de lniïteny^voiie diei/xt'rrdrr
run den dircctevr-griitrual run L'8 Februari l'Jli;!
in overweging willen geven om ontslag
uit den dienst te verzoeken, ter
voorkoming dat hun dit later
zoude moeten worden g e g e v e n.
Er heerscht tegenwoordig in het corps dei
postambteuaren een aüerdroevigste geest,
waarvan het bovenstaande een duidelijk beeld
geeft; de hoofdbestellers krijgen eendachten
wenk, weten niet eens van wien die uitgaat,
en dadelijk bedanken zij voor het lidmaat
schap, waarin zij zelve niet het minste kwaad
zien; zij handelden zoo alleen, omdat zij den
toorn vreezen der machthebbers, die door
verplaatsing of aehteruitstelling in rang tot
slaafsche gehoorzaamheid zouden kunnen
dwingen. Niet ieder beschikt over middelen
om den toorn te trotseeren, en ronduit te
verklaren, dan liever het vak der posterijen
te verlaten, zooals belaas reeds meermalen
voorkwam.
Dat het Staatsbelang dringend verbetering
in dien toestand cischt. zal wel geen nader
betoog behoeven; moge het daar'oe spoedig
komen! C
Mr. v. Diggelen; mr. Roosenburg.
Naar aanleiding van een gerucht, dat
de proc.-generaal van den Hoogen Raad
alle stukken, rakende de kwestie-Van
Diggelen, zou hebben opgevraagd, schreef
het Tirmtxch ZowltujMad van (i Pebr.:
liet Recht heeft gelukkig get-n politieke
zijde. Daarom kan van beide zijden de vraag
overwogen worden, waaraan toetescbrijven is
dat er zulk een onuitputtelijk debat ontstaan
is over de gedragingen van mr. van Diggelen
en er zulk een algeheele stilte heerscht over
de publieke inmenging van mr. Roosenburg
in eeu zaak waar hij geheel buiten stond, de
ops'uiting van den imbecilen W. Nijhotl' iii
een krankzinnigengesticht.
Men zal zeirgeri, die twee gevallen staan
niet geheel gelijk. Dit is volkomen juist.
Maar waar mr. van Diggelen, alleen maar
als Statenlid, geacht wordt onbetrouwbaar te
hebben gehandeld, heeft nir. Roosenburg als
Otücitr ran Jttititii: ongevraagd verklaringen
ai'gelegd ten nadeele van de geloofwaardigheid
van anderen, die weersproken zijn door zijn
eigen rapport aan dm Commissaris der
Koningin.
Men vergete niet dat tot vergoelijking van
mr. vati Diggelen aangevoerd worden kan dat
bij zich gekienkt gevoeld heeft omdat fiij niet
voorgt dragen werd voor bet lidmaatschap'der
Ie Kamer. Maar wie kan het roersel ont
dekken dat mr. Roosenburg bewoog om in
een openbaar orgaan te komen verklaren
(Tw. £. 17.l.Uö) dat te zijnen parkette niets
bekend was van een verklaring dat de krank
zinnige YVillern N ij bof liet ge-ticlit als hersteld
zoude mogen verlaten en hij zijn ingezonden
stuk alleen plaatste ter wille der waarheid,
en in een kabinetschrijven aan den Commis
saris der Koningin te constateeren heeft dat
hij (2:-!/24.P2.o;!) op onverwijld ontslag van
den patiënt bij het bestuur van bet krank
zinnigengesticht bad aangedrongen daar deze
geen gestichtsverpleging noodig had. D*'
Ainnti'rdaniiiiL'r, Wffkhlud mor Xeilffltiiul, noemde
de ;e twoespraak tusschen de beide door
mr. Roosenlmrg gegeven verklaringen een
belangrijke kwestie''.
Fn toch bleef aan zijne redactie verborgen
wat mr. R. er toch toe dreef orn van uit
Zutfen /.ich djor ingezonden stukken te ko
men mengen in een kwestie die zijn
arrondi-seiuent niet betrof. Trouwens dat is nooit
geopenbaard geworden, hoewel hier geruimen
tijd het gerucht geloopen heeft dat hij bet
ieitniotief" neergelegd beeft in een brief aan
den Inspecteur der Volksgezondheid te Zwolle.
Vergissen wij ons niet dan is daaromtrent
nooit navraag geweest van de zijde van den
Procureur Generaal of van den Minister van
Ju^iti<\ En toi h zoti óók in de'.e het rechts
gevoel bevn.diging vinden indien de vraag
of werkelijk ter wille der waaihtid" de
Zutfenscie Olücifr van Justitie zijn zienswij/e
had geopenbaard, ware onderzocht geworden.
Immers de heer mr. J C. Roosenburg onder
toekende zijne i' gezonden stukken als Ollieier
van Justitie, trad ten deze din oliieieel op en
stelde zich daardoor onder veel scherper licht
dan de vice-president der Arr. Rechtbank te
Zwolle, die. geheel buiten deze functie om,
xijn nog niet l.-ïirf.i-ti fouten beging."
Inderdaad is het al zeer /onderling,
dat, waar itinn voor do rechterlijke wereld
zóó/eer prijs stelt op oen onbcvlekten
naam, men juist in twijfelachtige geval
len aan liet publiek het licht onthoudt,
7,00 noodig om over de rechterlijke amb
tenaren met kennis van zaken te kunnen
oordeelen. En zou dit niet een der oor
zaken zijn van het wantrouwen, dut maar
al te vaak ten opzichte van de
kurakterzniverheid van sommige dier hoeren
heerscht ?
Een opgewonden kwant.
V\ ij moeten nog mot enkele woorden
melding maken van een poging der
Dritt.wlti' \\ tn'lii n~, ihiHtj om zich te ver
dedigen tegen onze beschouwing, naar
aanleiding van hare beschuldiging, als zou
het \\'ccl;lthi<l /.ich aan Inerhörte Flegelei
hebben schuldig gemaakt, toen het een
toekening gaf' van den Ouden Frits,
Jonathan en \Yilbelm.
Op onze opmerking, dat zij hot woord
kirtnii blijkbaar niet verstond, en hot in
't Xederknd.sch snaak, schalk betcekent,
geeft het ons nu te lezen:
,,Am \\'i't'l,-lilinl weiss man nicht, was
man auf Deutsoh unter kwant" versteht,
sonst würdo man mölioherweise den
Ausdruck nicht gobraucht haben. 'Dor
angeführto Satz latitet in dei1
Uebersetzung: So'n alterirter lUirsche (auch
Kau/, l'atron) ist meincr nicht wiirdig." "
Dat wil dus zoggen, als wij in hot
Xt'i//'rl<n»/*fli schrijven over Wilhelm,
moeten wij ons van woorden onthouden,
die een hiiitwlu-r zou kunnen misver
staan. Wie ziet do billijkheid van dien
eisoh niet in ? '.
Vervolgens, ter onzer leering, ver
nemen wij:
.,Für die Vorrohnng der Jledaction
sprieht auch die Versicheruiiff, dass es
ilir bei Veröft'onrlichuniïen ihrer Witze"
nicht daraut' ankomme, ob ei n l'otentac
an diesem Tage gorade seinen
(ieburtstag f'eiere."
Wc dienen dus, om VerroJiung te ont
gaan, ons een almanak met vorstelijke
verjaardagen aan te schallen on den
jarigen voivt te sparen.
liitussclien blijft juist af\ve/iir, wat de
l>. Z. allereerst noodig zou bobben, om
aan te toonen. dat zij mot recht ons van
allerlei slechts bij do J)iiitschers be
schuldigd heeft.
Dat allereerste zou immers wezen, het
betoog, dat ^ ilholrn, bij hot opdringen
van l-'rits' standbeeld aan do V!!iikoes, en
de uitdoeling van de orde I'ourIe mérite,
gelijk bij zooveel andere handelingen,
zich iii.i-t eeu iijnii'irci/'li'ii kwant heeft
betoond, die zoowol door de Duitscbe
als door do overige beschaafde pers, moer
dan eonig ander vorst, voor het lapje
wordt gehouden.
Maar hierover geen woord. In plaats
daarvan een vermelding van gevallen,
waarin de Noderlandselie Justitie, den
lledacteur op minder aangename wijze,
ten opzichte van de lengte en breedte der
Nederlandsche vrijheid naar de wet, had
ingelicht. Een gebied dat wij bij deze
gelegenheid niet zullen betreden, daar wij
alleen gesproken Tiebben over de vrijheid
in do samenleving, zoo hoog te waardee
ren, onbekend in den jw/^ï-staat, waar
van het 'Denimciantenthum een gevolg
van is.
Gelukkig dat ook de l>. H . eon af
schuw van het verklikken hoeft; des
redacteurs feilen uitval togen ons on
schuldig bedrijf behoeft in die richting
geen bedoeling te worden toegeschreven.
MHtMIIIIItllHIIIIIIMMIIItlmillllllUIIIIIIIIIIIII
Tiïffl
MOM in de flooQstail,
Onovertroffen en onovertrefbaar! Dat is
de indruk, dien de Boheniers met hun
laatsten, aan Beethoven gewijden avond hier ge
maakt hebben.
Spelen zij steeds prachtig bet was of
zij ditmaal zelf in hooge mate onder den
machtigen invloel kwamen van Keethoven's
genie. Van het begin tot liet einde hebben
zij stemming weten te wekken. Daar was
nu letterlijk niets wat den toehoorder ook
maar een o ogenblik kon ontrukken aan de
atmospheer van bet boog voorname. Want,
mocht men zich misschien al eens eeu
oogeubhk het tempo van e-'ii of an Ier
AllegroFinale ietwat minder snel gedacht hebben,
men werd toch dadelijk meegesleept door
de technisch zoo boog staande uitvoering en
dan werd juist de bewondering voor die
vlekkelooze uitvoering, ondanks bet snelle
tempo, wederom des te grooter.
Kn de rust werd toch nooit opgeollerd.
Ja toch... eeu oogenblik en wel in liet
vijf Ie gedeelte, het i'resto, van het
eis-molquartet. Daar was een oogenl'lik, dat het
geheel ietwat gejaagd klonk ; maar dat is
dan letterlijk ook alles wat men op de voor
dracht zon kunnen aannnrken.
Bij zulke uitvoeringen en zulke
exeeutanten is het schrijven van critiek een be
nijdenswaardig v\erk; hoewel het moeilijk is
Steeds nieuwe ontboezemingen t.s gebruiken
om uiting te geven aan den. geestdrift voor
het gehoorde.
Behalve het genoemde cis-mol quartet,
weiden nog uitgevoerd opus IS, No. '2, in
G en o;>us ?">'.), No. l in F. Keethoven was
dus vertejienwoor figd in drie hoofdperioden
als quartet-componist.
Het eerste quarlet opus IS, een juweel
van zonnige vreugde, open en klaar gelijk
kristal, leert ons den jeugdigen, zorgeloozen
Keethoven kennen, maar als een man die
zóó in ({en vorm is doorgedrongen, dat hij er
mede speelt en dat de eischtn daarvan heni
niet als knellende banden drukken, doch
veeleer hem voorkomen als een welkome
aanleiding om zijn gezonden, kracbtigeu zin
*voor humor een uitweg te verschaffen.
Eu de uitvoering van dit werk door de
Boliemers was juist geschikt om al deze
eigenschappen in het ware licht te plaatsen.
Met nooit falende zekerheid, met onnavolg
bare gratie en met een buitengewone
h'jngevoeligheid voor phraseering en accentuatie,
zonder ook maar n oogenblik de
klankschoonheid in gevaar te brengen zóó
werd niet alleen d i t-opus gespeeld, maar
ook aan de andere werken vielen die gunstige
eigenschappen ten deel. Veel dieper,
grootscher dan bet (.-f-dur is het I'-dur quartet.
Vindt men humor in alle deelen van het
werk uit Beethoven's jeugd, in bet latere
gewrocht vindt men daarvoor slechts plaats
in bet Scherzo, terwijl de overige deelen
getuigen van verheven ernst en e lel pathos.
Voornamelijk is het Adagio een verrukke
lijk, heerlijk stuk muziek, van echt
Bcethovei;Scheii geest vervuld.
Nog grootscher en dieper is bet c;g-mol
quaitet, vroeger beschouwd als een werk,
waarin de genius van Beethoven zie U vergist
bad en da; voor het gewone meuscbdom dan
ook niette begrijpen was.
Later, niet bet minst door bet heilzame
werken der verschillende
quartet-gezelschappen. is dit gelukkig anders geworden.
Niet algemeen bekend is het dat Beethoven
zijn zin voor humor, ondanks den h oogen ernst
van zijn Ijlste werk, toch beeft geuit in bet
bijschrift, waarvan de eerste uitgave ver
gezeld ging. Hij schreef daarbij : Vierles
i^Hiartett. von dtn Neuesten, ftir L' Violinen,
Kratsche und Violoncell. Znsammengestohlen
aus Verscliiedenem ; Diesem und Jeneni."
Bij de eei>te uitgave van het q lartet, welke
kort na 's meesters dood verscheen bij Scbott
te Mainz, zijn deze woorden als f/ic eiinile
afgedrukt.
Kn bet quartet zelf!
Wie onzer komt niet reeds dadelijk bij de
langzame f u ga in de eerbiedwaardigste stem
ming? Een stemming, die ook in het tweede
deel aanhoudt bij de elegische Dur d melodie
eerst van de viool, later van de alt en die
ook bij de volgende deelen. ook die in be
wegelijke tijdmaat, eigenlijk niet verbroken
wordt.
Htt succes van de Boliemers was groot.
En dat terecht. Zij hebben ons een beerlijk
genot verschaft!
Nog heb ik te schrijven over een uitvoering
die georganiseerd was door de Vereeniging
..het Nederlandsche Lied" om propaganda te
maken voor haar streven, n.l. het
nederlandsche lied bij het volk ingang te doen
vinden en smaakbedervende liederen en
vooroordeelen omtrent het lied te bestrijden.
Voorwaar een schoon doel, maar niet zeer
gemakkelijk te bereiken, omdat van hooger
band absoluut geen steun schijnt verwacht
te kunnen worden voer een dergelijk pogen.
Hebben wij bet nog niet onlangs moeten
booren van onzen minister-president, nadat
de beer A. van lïerekcl in de Ker,-te K imer
zijn, in muzikale kringen druk besproken
redevoering beeft gebonden, dat de regeering
in deze ernstige zaak, inderdaad een waar
volksbelang, niet van zins is iets te doen?
Toch is (te verdienste van den lieer Van
Berckei, ondanks de negatieve resultaten die
het gevolg waren van zijn rede, er niet
minder groot om. Voor zoov( r mij bekend
is, heeft in een der beide Kamers nog nooit
iemand het belang van de muziek als factor
bfl de opvoedkunde besproken. En... de
minister was nu gedwongen te spreken. Wat
in particuliere audiënties, tegenover de Maat
schappij tot bevordering der Toonkunst of da
óonkunstenaarsvereeniging in iet
ministcrieele kabinet-aangevoerd werd, dringt niet
door tot de buitenwereld. Maar een uitspraak
van den minister in de Kamer, komt onder
de oogen van allen die belang hebben bij
deze zaak. Ik ben het geheel eens met collega
v. Milligen van het Hainletablad, dat men van
de gemeentebesturen moet trachten
rnedewerkiig te verkrijgen.
Onlangs nog, bij de bespreking eener
compositie van Jan. Blockx, had ik gele
genheid in dit weekblad te wijzen op
hetgeen het Antwerpsche gemeentebestuur
doet, ten bate van do muzikale opvoeding
van het volk. Z ..uden de1 veranderde tijden
en de overal ontwakende liefde' -voor de
muzikale kunst ons . .gemtjeiUe-bestuur niet
kunnen nopen tot het nemen van flinke
maatregelen, ten gevolge waarvan de muzikale
kunst meer, en op degelijkn wijze ouder het
bereik van het volk gebracht wordt?
Maar ik had het over-de Vereeniging het
Nederlandsche Lied".
Deze vereeniging heeft zich voor het be
reiken van haar doel de medewerking ver
zekerd van Coers' Liederkoor", dat te Utrecht
is gevestigd en onder leiding staat van deu
lieer Corn. A Galesloot.
Op het programma dat hier werd uitge
voerd en dat men misschien te groot zou
kunnen noemen, kwamen verschillende num
mers voor, die zeer verdienstelijk a caj pella
werden gezongen.
De solo-voordrachten werden door leden
van liet koor gehouden en vallen buiten
bereik eener beoordeeling, omdat naar ik
meen, de executanten geen beroepszangers
zi;n doch liefhebbers. Waardeering verdient
bet, dat zij, ieder naar hunne krachten, mede
werkten tot bereiking van het dool.
Het publiek was goed opgekomen en ga
herhaaldelijk door een warm applaus te ken
nen, dat de voordrachten in den smaak vielen.
Deze uitvoering geeft uiij tevens aanleiding
om een enkel woord te wijden aan twee
l' R U S V R A G E N
van de Vcwitiyiny voor Xouid-Xi'derlands
Mu-iekgi'$t:lve<hn'is.
De eerste dier prijsvragen past geheel bij
de behandeling van laatstgenoemd onderwerp.
7>ij luidt:
Heeft de melodie van het
oud-Nederlaudsche Lied tot omstreeks 1(525 een eigen
karakter, vergeleken met het lied van andere
nationaliteiten? /oo ja, waarin ligt dan het
verschil, zoowel ten opzichte van de muzi
kale structuur als ten opzichte van psych
ologische eigenaardigheden ?"
lii de toelichting tot die prijsvraag wordt
gewezen op het feit, dat een groot aantal
melodieën niet versaanwijzing in vreemde
taal in de llie en het begin der 17e eeuw
in onze liedboeken aangehaald of' gevonden
wolden eu dat daartegenover liet Ne
lerlandsclie woordvers als gebruikte
,stcm-,*erwijzing in de minderheid is.
Het kan zeer belangwekkend zijn Ie ver
nemen wat de resultaten dezer pnj'sa-aag
zullen opleveren.
De andere vraag luidt:
Welke is de ontwikkeling en samenstel
ling der klokken, in de Nederlanden en
Vlaanderen voor cin:a 1800 gegoten? Welke
zijn de wetenschappelijk natuurkundige
grondslagen, die aan de klokken van zekere
Nedtrlandsehe gieters den artistiekeii voor
rang gegeven hebben? Een en ander zoo
mogelijk toegelicht met een tabellarisch over
zicht der verschillende werkmethoden en op
schaal geteekende doorsneden der voor
naamste klokken en bijbehoorende klepels
(hamers), deze laatste met vermelding der
gewicbtsveihouding en de plaats en de wijze
van aanslag".
Belangstellenden kunnen een exemplaar
dezer prijsvragen bekomen bij den heer J. W.
Enschedé, Heerengracht 08 alhier.
Het is te hopen in het belang onzer mu
ziekwetenschap, dat talrijke antwoorden op
deze prijsvragen inkomen en vooral dat deze
antwoorden onze kennis over de gegeven
onderwerpen een eind verder brengen.
AST. AvEKKA.Ml'.
ninMiMHittiMiiinmmiiitiiiiiiitMiiimmiiHitimimtiiHiiiii
RotterM. Wassenaar (Oltlciizeel).
Het werk van den schilder W. A. Wasse
naar beeft door bepaalde feiten een «roote
belangrijkheid verkregen, zoo niet door zich
zelve, dan toch wat er om heen gebeurd
is. Het is nooit goed dat van de zuivere
wnardeering wordt afgeweken en dut om iets.
dat eerst schoon moet zijn en dan daarna
weer schoon zijn zal, wil het. een ijpden van
bestaan helinndni, allerlei andere dingen ge
beuren die hiermee niet te maken hebben,
en waartegen het een recht is te opponeeren.
Men kan niet zeggen dat schoonheid komt
uit een bepaalden stand (maatschappelijk
gesproken); wie zou vroeger ooit dit hebben
durven volhouden maar nu in de scherpt;
hitte van den strijd, is dit alles anders; er
wordt gewerkt en gevochten met waarden
die niets hiermee te maken hebben.
Vlen wil de schoonheid betrekken in het
gevecht en zij is een eenzame, men wil baar
maken van een gemeenschap, en baar sterkste
uitingen zijn toppunten, eenzaauiheden. En
allerlei theorie wordt gebouwd tegen, de
burgerlijke" kunst en de dichter Jie soms
van den edelsten en vrijen klank is, was
i (lezelle en allerlei beweringen maken
j vrije geesten tot knechten en de schilders
die nu veertig zijn, worden gezeefd, kaf van
koren gescheiden en het blijkt dat zij die
tuin tlezijm'tjm wonen (zooals Fantin?La Tour
was in Parijs) met stilte zuiverheid bun werk
verder bouwen; van al het dreunen slaat
slechts de verre echo door tot dat buis waarin
zij wonen en bun oor vangt van den
uitwendigen strijd slechts de wijde melodisch
l geworden geruchten. Hun werk wordt niet
in den strijd betrokken; Wassenaar's werk
werd hel. Niet tot zijn voordeel dan mis
schien ti, del ij k; vrij zeker tot zijn nadeel.
Er is een waarde aangegeven die het zelf
voor den maker niet had en die wat boven
alles in hem zuiver moest blijven, vertroe
beld zal hebben, zeer tot eigen schaè.
En hier is 't geen schaè-bapt.
liet zal Wassenaar toeschijnen?hoe sim
peler man, hoe onervarener tegenover de
strijdende woorden, boe dieper bun brekende
i in-vloed .tjat er met zijn werken dingen
gomoeid zijn van belang, die er niet mee
gemoeid zijn; nog lang niet. Er moet maar