De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 26 februari pagina 2

26 februari 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M i T K R D A M M K R W E E K B L A D VOOR N E D E II L A N D. No. 1444 bij 21 pCt. de partijen vóór de uitspraak van het scheidsgereeht alsnog tot een vergelijk gebracht werden; totaal dus 87 pCt. van alle geschillen, die door de colleges in verzoenenden zin werden beëindigd. OOSTENRIJK. De vijftien Oostenrijksche Gewerbegerichte behandelden in 1901 24,382 ge schillen; hiervan werden er 9G50 of 39.5 pCt. door verzoening beëindigd. Een eigenlijke rechterlijke beslissing kwam slechts tot stand in 5013 gevallen of + 20 pCt. Het percen tage der werkelijke verzoeningen bedroeg voor Weenen zelfs 43.4 pOt., voor Prag 47.4 pCt., voor Brünn 46 2 pCt. Vergelijken wij nu met deze cijfers de volgende betreffende Oostenrijk over het zelfde jaar (1901). Yoor den kantonrechter werden behandeld 172,174 geschillen, voor de gewone recht banken 99,323 geschillen; het aantal ge vallen, waarin een verzoening tot stand kwam, bedroeg respectievelijk 28,141 of 16.3 pOt. en 18,639 of 18.8 pOt. Onwedersprekelijk blijkt uit deze cijfers, hoe oneindig beter dan de gewone rechter de speciale arbeidsrechtbanken er toe ge igend zijn, de strijdende partijen tot elkaar te brengen; de groote zegen van eene der gelijke oplossing van geschillen behoeft voor zeker geen nader betoog. Tegenover dezen verzoenenden invloed wijzen tegenstanders van speciale colleges vaak op de toename van het aantal geschillen, die de oprichting dezer colleges vergezelt. Het argument heeft op het eerste gezicht een schijn van juist heid ; immers men ziet werkelijk na oprich ting van arbeidsrechtbanken een veelgrooter aantal arbeidsgeschillen in behandeling komen dan voor den gewonen rechter werden aangebracht. Maar is deze toename van behandelde geschillen wel een feit, dat wij betreuren moeten 'i Wij gelooven het niet. Immers wat is het geval:' Er bestaat thans een instelling, waar de arbeider zonder veel moeite en kosten recht kan vinden, en bovenal eene instelling, waarin hij ver trouwen heeft. Zoolang er nog geen speciaal college bestond, liet hij de zaak dikwijls rusten, vreezende toch geen recht te verkrygpn. En daarin, zegt Stieda terecht, ligt ook het groote gevaar van de afwezigheid van speciale colleges. Immers," zegt zoo naar waarheid Lautenschlager, niets ver bittert een ntensch zoozeer, als wanneer hij gelooft, dat het recht aan zijne zijde is en dat hij het toch niet verkrijgen kan." En die telkens zich herhalende verbittering over kleine geschillen, waarin men geen recht kan krijgen, wordt vaak de bron van die noodlottige conflicten tusschen werk gever en arbeiders, welker rampzalige ge volgen zich uitstrekken over tal van per sonen, die bij die conflicten in het minst niet betrokken zijn. Er is dus noodig een rechter, die het vertrouwen heeft van den arbeider; en nu bewere men niet, dat hij van do arbeidsrechtbanken misschien partij digheid ten .zijnen gunste verwacht. l)e sti|.ii onpartijdigheid dezer colleges wordt door werkgevers en arbeiders in alle landen gelijkelijk erkend. Stipt volgen zij do voor schriften der wet, zegt Stieda, ook al valt daardoor de beslissing ongunstig en hard voor den arbeider uit. [u mijn praktijk, verklaarde de president van het Gewerbegericht te Karlsruhe, is mij nooit een be slissing voorgekomen, anders dan een stemmig genomen. Geen sprake dus van een tegenover elkander staan van werk gevers- en arbeidersteden, beiden verdedi gende de belangen hunner eigen standgenooten, maar een gemeenschappelijk samen werken om te doen wat recht is. Geen nieuw monument van partijdigheid, zegt Jastrow, brachten de Gewerbegerichte in onze rechterlijke instellingen, maar integen deel een middel om binnen een bepaald rechterlijk college de partijdigheid te over winnen. Een overzicht te geven van de lofspraken, uit de meest uiteenloopende politieke krin gen over de rechtspraak der arbeidsrecht banken aangeheven, zou bladzijden vullen. Maar wanneer de star-conservatieve KreuxZei.ho«j (1903, No. 48) zegt dat thans de uitspraken der Gewerbegerichte even juist, even goed gemotiveerd en juridisch ver dedigbaar zijn als die van de gewone rechterlijke colleges", dan kunnen 'wij er zeker van zijn, dat daarmede niet te veel gezegd is. Neen, te veel zeker niet, want wat snelheid van rechtspleging, on vooral wat verzoenenden invloed betreft, kan geen burgerlijke rechter bereiken wat wij zagen, dat deze colleges hebben bereikt. Maar al ware dit alles niet voldoende om onze sympathie aan de arbeidsrechtspraak te schenken, dan nog zou er een reden zijn, krachtiger misschien dan alle andere voor deze instelling pleitende: de opvoedende kracht die voor werkgevers en arbeiders beiden van deze rechtspraak nitraat, een kracht door de Commissie van Itapporteurs over de wet betreffende do Gewerbegerichte in Oostenrijk aldus aangeduid: Die Ge werbegerichte baben die wichtige sociale Funktion, dasz Unternehraer und Arbeiter zur Achtung der gegenseitigen Rechte, welche die Grundlage jedes Vertragsverhaltnisses ist, erzogen werden". Werk gevers en arbeiders leeren de wettelijke bepalingen betreffende het arbeidscontract en den zin van die bepalingen kennen; de werkgever wordt doordrongen van deze waarheid, dat. hem in de persoon des ar beiders een gelijkgerechtigde tegenoverstaat, met wien hij eene overeenkomst gesloten heeft, en wiens rechten hij niet kan aan tasten door eenzijdig ingrijpen; den arbeider ontstaat de bewustheid dat met den werk gever hem een rechtsband verbindt, welke voor hem rechten medebrengt en verplich tingen; rechten voor welker stipte hand having een onpartijdig en deskundig rechter waakt; verplichtingen, welke hij niet kan verzaken zonder schade voor zichzehen. * * * Het materiaal, in geschriften en statis tieken over de werking der speciale arbeids rechtbanken neergelegd, vormt eene om vangrijke verzameling, eene verzameling die van de zegeningen de/er instelling een onbetwistbaar getuigenis aflegt; slechts zeer oppervlakkig konden wij op enkele der groote voordeelen de aandacht vestigen; voldoende echter, naar wij meenen, om te doen inzien, dat de Minister, die do invoe ring van de/.e rechtspraak beslist weigert, zeer krachtige argumenten ter zijner be schikking moet hebben. Wij zijn verlangend, bij de openbare beraadslagingen deze ar gumenten te vernemen; door eenvoudig te beweren dat arbeidsgeschillen naar hunne natuur tehuis behooren bij den burgerlijken rechter, maakt de Minister het zich wel wat al te gemakkelijk. Maar waartoe zou een ernstige bestrijding der speciale arbeids rechtbanken dienen 'i Van een amendement tot invoering daarvan behoeft de Minister niets te vreezen. Immers, wij zeiden het reeds, alleen van sociaal-democratische zijde is met nadruk de invoering dier rechtspraak verlangd. Geen der andere partijen toonde voor de zaak eenige belangstelling. Aan wie de schuld, zoo langzamerhand allen die sociaal voelen en vooruitgang willen, dien vooruitgang nergens elders vindende, zich werpen in de gretig geopende armen der sociaal-democratie 'i Mr. E. VAX KETWICII VERSCHUUR. Het Recht van vereeniging voor de ambtenaren bij de Posterijen. Art. 9 der Grondwet zegt: Het recht der ingezetenen tot vereeniiing en vergadering woidt erkend. De wet regelt en beperkt de uitoefening van dat recht in het belang der openbare orde." In hoeverre dat recht tegenwoordig ook geldig is, voor de ambtenaren der posterijen, blijkt uit een dezer dagen voorgekomen ge val, dat wij bier in korte trekken willen mededeeien. daar wij meenen, dat bet publiek op de hoogte van dergelijke toostai den moet zijn. Een paar weken geleden werden de hoofdbestellers bij den directeur ontboden, en hen. ondervraagd of zij ook lid waren van de Vereeniging ,,de Post" en toen zij hierop bevestigend antwoordden, werd bun in over weging gegeven, daarvoor te bedanken, met het oog op bet prestige als boofdbesteller. De persoonlijke gevoelens van den directeur omtrent het vereenigingsleven waren te goed uit <lieus verleden bekend, o ui te begrijpen, dat deze zachte wenk niet van hem persoon lijk konde uitgaan, maar van hooger band moest komen. Waar bovendien ook op andere kantoren dergelijke wenken aan de hoofdbestellers werden gegeven, bleef' geen twijfel hieromtrent over. Het was dus zaak hier omtrent ernstig na te denken. Alvorens een beslissing te nemen, vromen de belang hebbenden te mogen vernemen, van wien die zachte wenk afkomstig was, men bleef echter het antwoord schuldig. Niettegenstaande de niet geringe voordeelen, voor hen en hun gezin aan bet lidmaat-chap verbonden, was toch het gevolg, dat de hoofd bestellers en corps voor het lidmaatschap be dankten. Ziehier in korte wooiden de geheele toe dracht der zaak. Wij staan bier voor een hoogst ernstig feit, en bet is noodig, daarop de aandacht te vestigen, speciaal nu wij staan aan den vooravond der verkiezingen en de kiezers de vraag hebben te beslis.-en of de tegenwoordige Regeering al dan niet gehandhaafd dient te worden, en daarom willen wij deze zaak nog tens nader onder de oogen zien. De hoofdbestellers dachten er niet over, voor hun lidmaatschap te bedanken, na dien zachten wenk hebben zij en corps bedankt, zij deden dit uit e"igen beweging en er kan dus van bepaalde schending van grondwette lijke rechten geen sprake zijn, maar wat bier geschied is, komt ons voor, nog erger te zijn en doet denken aan schromelijk misbruik van macht. Wanneer een ambtenaar, het zij hij hoog of laag staat op dea maatschappelijken ladder.. voor het vereenigingsleven niets voelt, ja zelfs dat nadeelig acht voor de belangen van het dienstvak waarin bij werkzaam is, en zulks mondeling of schrift' lijk ruiterlijk erkent, zal niemand hem dat eu el duiden, maar wanneer deze autoriteit X aan anderen opdraagt zachte wenken als hierboven om schreven te geven, dm is de tijd niet ver, dat bij de ambtenaren in dat dienstvak de eerbied en bet ontzag voor hunne meerderen te loor gaat, en de minderen gaan walgen van de wijze, waarop die meerderen hun doel trachten te bereiken. Ging de zachte wenk uit van den Minister? Wij weten bet niet, maar wanneer dergelijke zachte wenken vrij wel langs ollicieelen weg ter kennis worden gebracht aan belangheb benden en een directeur wordt opgedragen aan zijn ondergeschikten een raad te geven, welke bij hun nimmer uit eigen beweging zoude gegeven hebben, dan ligt de veron derstelling voor de band, dat de Minister niet onkundig is gebleven. Was de Minister biermede echter niet be kend, dan bestaat er misschien nog eenig uitzicht, dat zijne Excellentie in dezen tus schen beide treedt, om de grondwettelijke rechten te herstellen en te bandhaven. Wij wenschen dit van ganscher harte, en hopen, dat de Minister aanleiding vindt openlijk aan zijne ambtenaren te kennen te geven, dat voortaan geen hunner in zijn ambte lijke loopbaan zal worden geschaad door het lidmaatschap van een of andere amb tenaars vereering. Zoolang onze tegenwoordige grondwet van kracht is, is bet de plicht van de hoogere ambtenaren de rechten bij die grondwet verleend, hoog te houden, kunnen zij zich daarnaar niet voegen, dan zouden wij dien hoofdambtenaren de lniïteny^voiie diei/xt'rrdrr run den dircctevr-griitrual run L'8 Februari l'Jli;! in overweging willen geven om ontslag uit den dienst te verzoeken, ter voorkoming dat hun dit later zoude moeten worden g e g e v e n. Er heerscht tegenwoordig in het corps dei postambteuaren een aüerdroevigste geest, waarvan het bovenstaande een duidelijk beeld geeft; de hoofdbestellers krijgen eendachten wenk, weten niet eens van wien die uitgaat, en dadelijk bedanken zij voor het lidmaat schap, waarin zij zelve niet het minste kwaad zien; zij handelden zoo alleen, omdat zij den toorn vreezen der machthebbers, die door verplaatsing of aehteruitstelling in rang tot slaafsche gehoorzaamheid zouden kunnen dwingen. Niet ieder beschikt over middelen om den toorn te trotseeren, en ronduit te verklaren, dan liever het vak der posterijen te verlaten, zooals belaas reeds meermalen voorkwam. Dat het Staatsbelang dringend verbetering in dien toestand cischt. zal wel geen nader betoog behoeven; moge het daar'oe spoedig komen! C Mr. v. Diggelen; mr. Roosenburg. Naar aanleiding van een gerucht, dat de proc.-generaal van den Hoogen Raad alle stukken, rakende de kwestie-Van Diggelen, zou hebben opgevraagd, schreef het Tirmtxch ZowltujMad van (i Pebr.: liet Recht heeft gelukkig get-n politieke zijde. Daarom kan van beide zijden de vraag overwogen worden, waaraan toetescbrijven is dat er zulk een onuitputtelijk debat ontstaan is over de gedragingen van mr. van Diggelen en er zulk een algeheele stilte heerscht over de publieke inmenging van mr. Roosenburg in eeu zaak waar hij geheel buiten stond, de ops'uiting van den imbecilen W. Nijhotl' iii een krankzinnigengesticht. Men zal zeirgeri, die twee gevallen staan niet geheel gelijk. Dit is volkomen juist. Maar waar mr. van Diggelen, alleen maar als Statenlid, geacht wordt onbetrouwbaar te hebben gehandeld, heeft nir. Roosenburg als Otücitr ran Jttititii: ongevraagd verklaringen ai'gelegd ten nadeele van de geloofwaardigheid van anderen, die weersproken zijn door zijn eigen rapport aan dm Commissaris der Koningin. Men vergete niet dat tot vergoelijking van mr. vati Diggelen aangevoerd worden kan dat bij zich gekienkt gevoeld heeft omdat fiij niet voorgt dragen werd voor bet lidmaatschap'der Ie Kamer. Maar wie kan het roersel ont dekken dat mr. Roosenburg bewoog om in een openbaar orgaan te komen verklaren (Tw. £. 17.l.Uö) dat te zijnen parkette niets bekend was van een verklaring dat de krank zinnige YVillern N ij bof liet ge-ticlit als hersteld zoude mogen verlaten en hij zijn ingezonden stuk alleen plaatste ter wille der waarheid, en in een kabinetschrijven aan den Commis saris der Koningin te constateeren heeft dat hij (2:-!/24.P2.o;!) op onverwijld ontslag van den patiënt bij het bestuur van bet krank zinnigengesticht bad aangedrongen daar deze geen gestichtsverpleging noodig had. D*' Ainnti'rdaniiiiL'r, Wffkhlud mor Xeilffltiiul, noemde de ;e twoespraak tusschen de beide door mr. Roosenlmrg gegeven verklaringen een belangrijke kwestie''. Fn toch bleef aan zijne redactie verborgen wat mr. R. er toch toe dreef orn van uit Zutfen /.ich djor ingezonden stukken te ko men mengen in een kwestie die zijn arrondi-seiuent niet betrof. Trouwens dat is nooit geopenbaard geworden, hoewel hier geruimen tijd het gerucht geloopen heeft dat hij bet ieitniotief" neergelegd beeft in een brief aan den Inspecteur der Volksgezondheid te Zwolle. Vergissen wij ons niet dan is daaromtrent nooit navraag geweest van de zijde van den Procureur Generaal of van den Minister van Ju^iti<\ En toi h zoti óók in de'.e het rechts gevoel bevn.diging vinden indien de vraag of werkelijk ter wille der waaihtid" de Zutfenscie Olücifr van Justitie zijn zienswij/e had geopenbaard, ware onderzocht geworden. Immers de heer mr. J C. Roosenburg onder toekende zijne i' gezonden stukken als Ollieier van Justitie, trad ten deze din oliieieel op en stelde zich daardoor onder veel scherper licht dan de vice-president der Arr. Rechtbank te Zwolle, die. geheel buiten deze functie om, xijn nog niet l.-ïirf.i-ti fouten beging." Inderdaad is het al zeer /onderling, dat, waar itinn voor do rechterlijke wereld zóó/eer prijs stelt op oen onbcvlekten naam, men juist in twijfelachtige geval len aan liet publiek het licht onthoudt, 7,00 noodig om over de rechterlijke amb tenaren met kennis van zaken te kunnen oordeelen. En zou dit niet een der oor zaken zijn van het wantrouwen, dut maar al te vaak ten opzichte van de kurakterzniverheid van sommige dier hoeren heerscht ? Een opgewonden kwant. V\ ij moeten nog mot enkele woorden melding maken van een poging der Dritt.wlti' \\ tn'lii n~, ihiHtj om zich te ver dedigen tegen onze beschouwing, naar aanleiding van hare beschuldiging, als zou het \\'ccl;lthi<l /.ich aan Inerhörte Flegelei hebben schuldig gemaakt, toen het een toekening gaf' van den Ouden Frits, Jonathan en \Yilbelm. Op onze opmerking, dat zij hot woord kirtnii blijkbaar niet verstond, en hot in 't Xederknd.sch snaak, schalk betcekent, geeft het ons nu te lezen: ,,Am \\'i't'l,-lilinl weiss man nicht, was man auf Deutsoh unter kwant" versteht, sonst würdo man mölioherweise den Ausdruck nicht gobraucht haben. 'Dor angeführto Satz latitet in dei1 Uebersetzung: So'n alterirter lUirsche (auch Kau/, l'atron) ist meincr nicht wiirdig." " Dat wil dus zoggen, als wij in hot Xt'i//'rl<n»/*fli schrijven over Wilhelm, moeten wij ons van woorden onthouden, die een hiiitwlu-r zou kunnen misver staan. Wie ziet do billijkheid van dien eisoh niet in ? '. Vervolgens, ter onzer leering, ver nemen wij: .,Für die Vorrohnng der Jledaction sprieht auch die Versicheruiiff, dass es ilir bei Veröft'onrlichuniïen ihrer Witze" nicht daraut' ankomme, ob ei n l'otentac an diesem Tage gorade seinen (ieburtstag f'eiere." Wc dienen dus, om VerroJiung te ont gaan, ons een almanak met vorstelijke verjaardagen aan te schallen on den jarigen voivt te sparen. liitussclien blijft juist af\ve/iir, wat de l>. Z. allereerst noodig zou bobben, om aan te toonen. dat zij mot recht ons van allerlei slechts bij do J)iiitschers be schuldigd heeft. Dat allereerste zou immers wezen, het betoog, dat ^ ilholrn, bij hot opdringen van l-'rits' standbeeld aan do V!!iikoes, en de uitdoeling van de orde I'ourIe mérite, gelijk bij zooveel andere handelingen, zich iii.i-t eeu iijnii'irci/'li'ii kwant heeft betoond, die zoowol door de Duitscbe als door do overige beschaafde pers, moer dan eonig ander vorst, voor het lapje wordt gehouden. Maar hierover geen woord. In plaats daarvan een vermelding van gevallen, waarin de Noderlandselie Justitie, den lledacteur op minder aangename wijze, ten opzichte van de lengte en breedte der Nederlandsche vrijheid naar de wet, had ingelicht. Een gebied dat wij bij deze gelegenheid niet zullen betreden, daar wij alleen gesproken Tiebben over de vrijheid in do samenleving, zoo hoog te waardee ren, onbekend in den jw/^ï-staat, waar van het 'Denimciantenthum een gevolg van is. Gelukkig dat ook de l>. H . eon af schuw van het verklikken hoeft; des redacteurs feilen uitval togen ons on schuldig bedrijf behoeft in die richting geen bedoeling te worden toegeschreven. MHtMIIIIItllHIIIIIIMMIIItlmillllllUIIIIIIIIIIIII Tiïffl MOM in de flooQstail, Onovertroffen en onovertrefbaar! Dat is de indruk, dien de Boheniers met hun laatsten, aan Beethoven gewijden avond hier ge maakt hebben. Spelen zij steeds prachtig bet was of zij ditmaal zelf in hooge mate onder den machtigen invloel kwamen van Keethoven's genie. Van het begin tot liet einde hebben zij stemming weten te wekken. Daar was nu letterlijk niets wat den toehoorder ook maar een o ogenblik kon ontrukken aan de atmospheer van bet boog voorname. Want, mocht men zich misschien al eens eeu oogeubhk het tempo van e-'ii of an Ier AllegroFinale ietwat minder snel gedacht hebben, men werd toch dadelijk meegesleept door de technisch zoo boog staande uitvoering en dan werd juist de bewondering voor die vlekkelooze uitvoering, ondanks bet snelle tempo, wederom des te grooter. Kn de rust werd toch nooit opgeollerd. Ja toch... eeu oogenblik en wel in liet vijf Ie gedeelte, het i'resto, van het eis-molquartet. Daar was een oogenl'lik, dat het geheel ietwat gejaagd klonk ; maar dat is dan letterlijk ook alles wat men op de voor dracht zon kunnen aannnrken. Bij zulke uitvoeringen en zulke exeeutanten is het schrijven van critiek een be nijdenswaardig v\erk; hoewel het moeilijk is Steeds nieuwe ontboezemingen t.s gebruiken om uiting te geven aan den. geestdrift voor het gehoorde. Behalve het genoemde cis-mol quartet, weiden nog uitgevoerd opus IS, No. '2, in G en o;>us ?">'.), No. l in F. Keethoven was dus vertejienwoor figd in drie hoofdperioden als quartet-componist. Het eerste quarlet opus IS, een juweel van zonnige vreugde, open en klaar gelijk kristal, leert ons den jeugdigen, zorgeloozen Keethoven kennen, maar als een man die zóó in ({en vorm is doorgedrongen, dat hij er mede speelt en dat de eischtn daarvan heni niet als knellende banden drukken, doch veeleer hem voorkomen als een welkome aanleiding om zijn gezonden, kracbtigeu zin *voor humor een uitweg te verschaffen. Eu de uitvoering van dit werk door de Boliemers was juist geschikt om al deze eigenschappen in het ware licht te plaatsen. Met nooit falende zekerheid, met onnavolg bare gratie en met een buitengewone h'jngevoeligheid voor phraseering en accentuatie, zonder ook maar n oogenblik de klankschoonheid in gevaar te brengen zóó werd niet alleen d i t-opus gespeeld, maar ook aan de andere werken vielen die gunstige eigenschappen ten deel. Veel dieper, grootscher dan bet (.-f-dur is het I'-dur quartet. Vindt men humor in alle deelen van het werk uit Beethoven's jeugd, in bet latere gewrocht vindt men daarvoor slechts plaats in bet Scherzo, terwijl de overige deelen getuigen van verheven ernst en e lel pathos. Voornamelijk is het Adagio een verrukke lijk, heerlijk stuk muziek, van echt Bcethovei;Scheii geest vervuld. Nog grootscher en dieper is bet c;g-mol quaitet, vroeger beschouwd als een werk, waarin de genius van Beethoven zie U vergist bad en da; voor het gewone meuscbdom dan ook niette begrijpen was. Later, niet bet minst door bet heilzame werken der verschillende quartet-gezelschappen. is dit gelukkig anders geworden. Niet algemeen bekend is het dat Beethoven zijn zin voor humor, ondanks den h oogen ernst van zijn Ijlste werk, toch beeft geuit in bet bijschrift, waarvan de eerste uitgave ver gezeld ging. Hij schreef daarbij : Vierles i^Hiartett. von dtn Neuesten, ftir L' Violinen, Kratsche und Violoncell. Znsammengestohlen aus Verscliiedenem ; Diesem und Jeneni." Bij de eei>te uitgave van het q lartet, welke kort na 's meesters dood verscheen bij Scbott te Mainz, zijn deze woorden als f/ic eiinile afgedrukt. Kn bet quartet zelf! Wie onzer komt niet reeds dadelijk bij de langzame f u ga in de eerbiedwaardigste stem ming? Een stemming, die ook in het tweede deel aanhoudt bij de elegische Dur d melodie eerst van de viool, later van de alt en die ook bij de volgende deelen. ook die in be wegelijke tijdmaat, eigenlijk niet verbroken wordt. Htt succes van de Boliemers was groot. En dat terecht. Zij hebben ons een beerlijk genot verschaft! Nog heb ik te schrijven over een uitvoering die georganiseerd was door de Vereeniging ..het Nederlandsche Lied" om propaganda te maken voor haar streven, n.l. het nederlandsche lied bij het volk ingang te doen vinden en smaakbedervende liederen en vooroordeelen omtrent het lied te bestrijden. Voorwaar een schoon doel, maar niet zeer gemakkelijk te bereiken, omdat van hooger band absoluut geen steun schijnt verwacht te kunnen worden voer een dergelijk pogen. Hebben wij bet nog niet onlangs moeten booren van onzen minister-president, nadat de beer A. van lïerekcl in de Ker,-te K imer zijn, in muzikale kringen druk besproken redevoering beeft gebonden, dat de regeering in deze ernstige zaak, inderdaad een waar volksbelang, niet van zins is iets te doen? Toch is (te verdienste van den lieer Van Berckei, ondanks de negatieve resultaten die het gevolg waren van zijn rede, er niet minder groot om. Voor zoov( r mij bekend is, heeft in een der beide Kamers nog nooit iemand het belang van de muziek als factor bfl de opvoedkunde besproken. En... de minister was nu gedwongen te spreken. Wat in particuliere audiënties, tegenover de Maat schappij tot bevordering der Toonkunst of da óonkunstenaarsvereeniging in iet ministcrieele kabinet-aangevoerd werd, dringt niet door tot de buitenwereld. Maar een uitspraak van den minister in de Kamer, komt onder de oogen van allen die belang hebben bij deze zaak. Ik ben het geheel eens met collega v. Milligen van het Hainletablad, dat men van de gemeentebesturen moet trachten rnedewerkiig te verkrijgen. Onlangs nog, bij de bespreking eener compositie van Jan. Blockx, had ik gele genheid in dit weekblad te wijzen op hetgeen het Antwerpsche gemeentebestuur doet, ten bate van do muzikale opvoeding van het volk. Z ..uden de1 veranderde tijden en de overal ontwakende liefde' -voor de muzikale kunst ons . .gemtjeiUe-bestuur niet kunnen nopen tot het nemen van flinke maatregelen, ten gevolge waarvan de muzikale kunst meer, en op degelijkn wijze ouder het bereik van het volk gebracht wordt? Maar ik had het over-de Vereeniging het Nederlandsche Lied". Deze vereeniging heeft zich voor het be reiken van haar doel de medewerking ver zekerd van Coers' Liederkoor", dat te Utrecht is gevestigd en onder leiding staat van deu lieer Corn. A Galesloot. Op het programma dat hier werd uitge voerd en dat men misschien te groot zou kunnen noemen, kwamen verschillende num mers voor, die zeer verdienstelijk a caj pella werden gezongen. De solo-voordrachten werden door leden van liet koor gehouden en vallen buiten bereik eener beoordeeling, omdat naar ik meen, de executanten geen beroepszangers zi;n doch liefhebbers. Waardeering verdient bet, dat zij, ieder naar hunne krachten, mede werkten tot bereiking van het dool. Het publiek was goed opgekomen en ga herhaaldelijk door een warm applaus te ken nen, dat de voordrachten in den smaak vielen. Deze uitvoering geeft uiij tevens aanleiding om een enkel woord te wijden aan twee l' R U S V R A G E N van de Vcwitiyiny voor Xouid-Xi'derlands Mu-iekgi'$t:lve<hn'is. De eerste dier prijsvragen past geheel bij de behandeling van laatstgenoemd onderwerp. 7>ij luidt: Heeft de melodie van het oud-Nederlaudsche Lied tot omstreeks 1(525 een eigen karakter, vergeleken met het lied van andere nationaliteiten? /oo ja, waarin ligt dan het verschil, zoowel ten opzichte van de muzi kale structuur als ten opzichte van psych ologische eigenaardigheden ?" lii de toelichting tot die prijsvraag wordt gewezen op het feit, dat een groot aantal melodieën niet versaanwijzing in vreemde taal in de llie en het begin der 17e eeuw in onze liedboeken aangehaald of' gevonden wolden eu dat daartegenover liet Ne lerlandsclie woordvers als gebruikte ,stcm-,*erwijzing in de minderheid is. Het kan zeer belangwekkend zijn Ie ver nemen wat de resultaten dezer pnj'sa-aag zullen opleveren. De andere vraag luidt: Welke is de ontwikkeling en samenstel ling der klokken, in de Nederlanden en Vlaanderen voor cin:a 1800 gegoten? Welke zijn de wetenschappelijk natuurkundige grondslagen, die aan de klokken van zekere Nedtrlandsehe gieters den artistiekeii voor rang gegeven hebben? Een en ander zoo mogelijk toegelicht met een tabellarisch over zicht der verschillende werkmethoden en op schaal geteekende doorsneden der voor naamste klokken en bijbehoorende klepels (hamers), deze laatste met vermelding der gewicbtsveihouding en de plaats en de wijze van aanslag". Belangstellenden kunnen een exemplaar dezer prijsvragen bekomen bij den heer J. W. Enschedé, Heerengracht 08 alhier. Het is te hopen in het belang onzer mu ziekwetenschap, dat talrijke antwoorden op deze prijsvragen inkomen en vooral dat deze antwoorden onze kennis over de gegeven onderwerpen een eind verder brengen. AST. AvEKKA.Ml'. ninMiMHittiMiiinmmiiitiiiiiiitMiiimmiiHitimimtiiHiiiii RotterM. Wassenaar (Oltlciizeel). Het werk van den schilder W. A. Wasse naar beeft door bepaalde feiten een «roote belangrijkheid verkregen, zoo niet door zich zelve, dan toch wat er om heen gebeurd is. Het is nooit goed dat van de zuivere wnardeering wordt afgeweken en dut om iets. dat eerst schoon moet zijn en dan daarna weer schoon zijn zal, wil het. een ijpden van bestaan helinndni, allerlei andere dingen ge beuren die hiermee niet te maken hebben, en waartegen het een recht is te opponeeren. Men kan niet zeggen dat schoonheid komt uit een bepaalden stand (maatschappelijk gesproken); wie zou vroeger ooit dit hebben durven volhouden maar nu in de scherpt; hitte van den strijd, is dit alles anders; er wordt gewerkt en gevochten met waarden die niets hiermee te maken hebben. Vlen wil de schoonheid betrekken in het gevecht en zij is een eenzame, men wil baar maken van een gemeenschap, en baar sterkste uitingen zijn toppunten, eenzaauiheden. En allerlei theorie wordt gebouwd tegen, de burgerlijke" kunst en de dichter Jie soms van den edelsten en vrijen klank is, was i (lezelle en allerlei beweringen maken j vrije geesten tot knechten en de schilders die nu veertig zijn, worden gezeefd, kaf van koren gescheiden en het blijkt dat zij die tuin tlezijm'tjm wonen (zooals Fantin?La Tour was in Parijs) met stilte zuiverheid bun werk verder bouwen; van al het dreunen slaat slechts de verre echo door tot dat buis waarin zij wonen en bun oor vangt van den uitwendigen strijd slechts de wijde melodisch l geworden geruchten. Hun werk wordt niet in den strijd betrokken; Wassenaar's werk werd hel. Niet tot zijn voordeel dan mis schien ti, del ij k; vrij zeker tot zijn nadeel. Er is een waarde aangegeven die het zelf voor den maker niet had en die wat boven alles in hem zuiver moest blijven, vertroe beld zal hebben, zeer tot eigen schaè. En hier is 't geen schaè-bapt. liet zal Wassenaar toeschijnen?hoe sim peler man, hoe onervarener tegenover de strijdende woorden, boe dieper bun brekende i in-vloed .tjat er met zijn werken dingen gomoeid zijn van belang, die er niet mee gemoeid zijn; nog lang niet. Er moet maar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl