Historisch Archief 1877-1940
Nó.1444
DE AMSTERDAMMER 'WEEKBLAD VOOR- N E D E B L A N D.
een ding mee gemoeid zijn en is dat er,
dan zijn alle andere er eveneens. Er moet
schoonheid in zifn dat is baêt voor ieder
een ; niet alleen'voor dit onrustig geslacht
Van ons dat door allen wirwar haast den
weg niet weet maar allen komenden,
rustigeren gees:en. Men zegt dat de dichter
moet meestrijden -r- er is geen moet hij zal
s'rijden kunnen zoo zijn werk van den strijd
de schoonheid bevat maar de meeste der
?werken die met hun gezichten in de
stilleZon-van-'l-A Hij d liggen, worden der muze
flfgtstreden, niet in de menigten der men
schen. maar in de Eenzaamheid, die soms
grootste volheid is. In haar komen alle krach
ten mar voren en worstelen en slaan diepste
greep en hardste houvast, tot dat alles zich
Eet tot harmonie en na de beving van den
strijd de klaarte daagt, die de Eeuwige is.
Er was hier in dit werk geen strijd noch
daagde de klaarte die daarna komt. Er is
hierin misschien een kleurgevoelig oog
maar nog geen kunnen, bij verre niet wat
het hereiken wou en zou. Er is hier nog
alles te herbeginnen. De vorm is nog niet
bestudeerd, daardoor kwam daarna nog de
vrijheid van hand niet die de persoonlijke
?wijze van zien kan neerschrijven. Er werd
te veel gemaakt (moest er te veel ge
maakt worden om de een of andere reden ?)
en de geest bezit noch de spanning, noch de
rijpheid om alles belangrijk te kunnen maken.
En omdat er neiging was tot zorgvuldigheid
en geen tijd om zorgvuldisj te zijn, i och vol
doende geesteskracht, daartoe werd nlles wat
te egaal; niet zooals schilderijen van Schilders
gelijkheid bezitten; maar werd alles van een
toon, van een kleur, monotoon.
En dit werk ziendn, bleef dj wenseh :
minder schilderijen, maar meer schoon ; min
der afleveren, m«er doordringen.
: PLASSCHAEKT.
?IIIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIMIIIIItlllMHIIIIIlMIIIHIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
T'jol in yniri-WprtpT1!!)!)!!
lüdl 1JJ ziulU rllUtilldllüi
II (Slot.)
Hier heerst verwarring.
De beschaafde uitspraak behoeft evenmin
de welluidendste te zijn als de uit ttchnies
of hygiënies oogpunt beschouwd ? beste.
De uitspraak die men door 't hele land uit
de mond van ontwikkelde mensen hoort,
die uitspraak is de beschaafde. Men mag de
Nederlandse g foeilelik vinden, desnoods
verderfelik voor de spraakorganen" erbij,
wie in goed., ejk: g£&Mrn, en gras een duitse;;
laat hooren, spr^Skt onze taal niet beschaafd.
Wij kunnen dan ook niet meegaan met de
heer Prenau, wanneer hij aanbeveelt (bij wijze
van koncessie?) ver-chil te doen horen tussen
de ei-klank in strijden en die in beiden, tussen
de o van binnen en die van komen, de e. van
ipelen en die van delen, de tweeklank van
nauw en die van trouw. Zien de Zuid-Neder
landers in, dat hun eigen belang meebrengt
zich de beschaafde (Noord)-Nederlandse uit
spraak eigen te maker, dan is het opzettelik
afwijken van die uitspraak geen jioede politiek.
Maar de lieer Prenau meent dat liet
door hem gewenste onderscheid nog bestaat
in onze be-'chaafde taal.
Ook in het Noorden twist men wel eens
betreklijk de uitspraak van die e, en o." l'J).
Dat is niet juist. Men twist soms over de
.«peiling. Geen beschaafd sprekend Noord-Ne
derlander wil de o van hoge anders doen klin
ken dan die van droge, de e van preken anders
dan die van weken oïsteken. En als wij onder de
gronden, aangevoerd om de wenselikheid van
uitspraakverschil tussen zogenaamd zacht- en
echerpheldere e's en o's te steunen, vernield
vinden, dat daardoor in't onderwijs der taal
de spelling van de woorden (wordt) verge
makkelijkt'' 20), dan worden we eer kregel dan
toeschietelik. Stel u voor: eerst de klinker
van lieten anders leren uitspreken dan die
van u-Eten (en zeker ook die van regaren
anders dan die van rerlvren) om bij
hetschiijven de e's in hEF.ten en rfgcEren geinakkelik
van die in wf.len en rertKren te onderschei
den. . . . Met andere woorden ; de uitspraak
regelen naar een niet te verdedigen spelling !
Maar 't zou onbillik zijn. lang te vertoeven
miiiiiiiiiiiïHiniiiiiiiiiiiminiiiiiiiiiniMiiiiiiiiiiniiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
Ee ziel van Nicolaas Snijders of de vrek
van Zaandam,
Naar het Engehch, van
J E K O M E K. J E R O M E.
I.
Er woonde een?, dicht bij de Zuiderzee,
in Zaandam, een slechte man, Nicolaas Snij
ders gehteten. Hij was hardvochtig en wretd
en had op de wereld maar n ding lief en
dat was geld. Hij hield van geld om de
macht, die het hem gaf, de macht om anderen
te vernederen en te onderdrukken, de rna-:ht
om lijden te veroorzaken als hij dat wenschte.
Men zei van hem, dat hij geen ziel had,
maar hierin vergiste men zich. Alle
rnerischen bezitten, of liever worden bezeten door
een ziel en de ziel van Nicolaas Snijders
was een slechte ziel. Hij woonde in den
ouden windmolen bij de kade, zonder ander
gezelschap, dan de kleine Christina, die het
huishouden voor hem deed. Christina was
t;en wees, wier ouders haar bij den dood
alleen schulden hadden nagelaten. Tot Chris
tina's grenzenlooze dankbaarheid had Nico
laas die schulden betaald het waren slechts
een paar honderd gulden op voorwaarde
dat Christina hem zou bedienen zonder loon.
Christina was zijn eenige huisgenoot en zijn
deur opende zich alleen voor de weduwe
Toelaat. Juii'rouw oelast was rijk en haast
even gierig als Nicolaas zelf. Waarom zou
den wij niet samen trouwen?'' had Nicolaas
eens tot de weduwe oelast gezegd. Wij
met ons beiden zouden .heel Zaandam be
zitten." Juttrouw oelast had bij wijze van
antwoord genoegelijk gelachen, maar Nicolaas
ileeil do dingen nooit overhaast.
Eens op een namiddag zat Nieolaas Snij
ders alleen voor zijn schrijflessenaar in het
groote halfronde vertrek onder den molen,
d.it hem tot werkkamer dien Ie, toen er aan
do deur geklopt werd.
.?luimen !" riep Nicolaas Snijders.
De toon waarop hij dit zei was heel vrien
delijk voor Nicolaas Snijders. Hij was
overtuigd, dat 't Jan was, die aan de deur
klopte, Jan van der Voort, de jonge zee
man, die nu een eigen schip bezat en hem
hijxwat niet meer dan een bijzaak is in het
boek van de heer Prenau. Al vindt hij hier
en daar een afwijking gewenst van de
NoordNederlandse uitspraak, hij dringt er op aan,
dat zijn landgenoten in 't algemeen zich die
uitspraak eigen maken.
Hoe is dit doel te naderen?
Een van de middelen, aangewezen door
de schrijver van de Verhandeling, staat mij
maat matig ann.- 't Betreft de invoer in
Belgiëvan Hollandse kindermeisjes.
In den regel staan deze jongedochters met
slagers- eri bakkersknechts óp minder gespan
nen voet d.m met de beschaafde uitspraak.
We hoorden er eens een zeggen: Mei eir,
ik hét uwes potlawwetje in uwes dowsie
geleige."
Beter zou zijn: het aanstellen van
NoordNederland-e onderwijzers in Vlaanderen, en
het zenden van Vlaunse aspirant-onderwij
zers naar Holland.
Ook van een Vlaamse hoge-chool te Gent
kan grote kracht uitgaan ten goede!
En dan, men kon door het aannemen van
de Vereenvoudigde Schrijftaal voorkomen,
dat velen de uitspraak mens-rh voor dejuisto
houden, dat ze opzettelik een andere o doen
horen in geloor en dan in beloven, enz. enz.
Het komt mij voor, dat de heer Prenau
met het schrijven van sijn Ver h indeling een
goed werk heeft verricht.
Steun kan hij verwachten uit Noord en
Zuid, bestrijding van s Jiumige van zijn
laiidgenooten.
Tegenspraak heeft zich reeds doen horen.
De heren Jan Bols en D. C la os breken
een lans voor de uitspraak tiert, weerdig,
(ii-èrditjj, bei-mhertig. drij, b'e enz. Zij vinden
dat de Vlamingen zoowel recht van spreken
hebben als de Hollanders." Voor zover
het dialekt bet/ efi, is dat laatste onomstotelik
waar. Een Noord Nederlands dialekt, hetzij
Gronings of Gelders of Hollands is ais
zodanig niet-s?ajeer waard dan een
ZuidNe ierlands. Maar gaat het orn de beschaafde
uitspraak, dan is de zaak toch wel enuszms
anders. Want (laat ik het nogmaals her
halen) : een algemene beschaafde uitspraak
hebben de Zuid-Nederlanders niet.
Nog iets overPreiiau's brochure Zoet eitZuur.
't Is als een klucht na een ernstig drama.
De ]'e.r/iar>deli>iff is door de Vlaamsche
Academie bekroond.
De heren Amaat Joos en Jan Bols komen
tegm enkele uitspraken op. Hun stukken
worden gedrukt in de ]'ertl<i!/ni en
Me<leileelini/e.n van genoemde akademie.
De heer Prenau antwoordt. Hij is geen lid
van de akademie. Zijn antwoord wordt dan
ook maar niet zó geplaatst in de ]~er*/ttyen . ..
er wordt eerst \ersliui over uitgebracht. De
heren Prayon-van Zuylen en dr. A. de Vos
vinden dat het artikel van St. L. Prenau
wel opgenomen kan worden.
De derde verslaggever, de heer Claes, zegt
neen. Want de heer Bols is lid van de akademie
en de heer Prenau is dat niet. En nu mag
de akademie niet toelaten dat een vreemde
ons in de academie zelve kome bestrijden.
Waar zou dat naartoe ?" Bovendien : de heer
Prenau schrijft op eenen waanwijzen toon...
de aanhef (van zijn ftuk) is knak, het slot
is potsierlijk" 211.
De heer Claes krijgt zijn zin. De Versla
gen" van Piavon. <Je Vos en Claes worden
opgenomen, maar het antwoord van Prenau
geweigerd. Ilij mag zijn opstel elders laten
drukken 22).
Dat doet de heer Prenau. In een brochure
geeft hij de artikelen van .loos en Bols, en zijn
antwoord, en doet tot besluit een niet
onvermakelike aanval op de oude heer Claes",
die verscheurd wordt. Figuurlik.
Ik mag niet te lang bij dit standje blijven
staan. Op kunstgebied beleven wij soms iets
dergelijks, maar tegen een slotalinea als die
van de heer Prenau kunnen wij hier niet op:
Ik heb mijn opstel elders laten di ukken.
Dit was uw vurige \ven-eh. Hij is volbracht.
U wist waarschijnlijk dat ik uw zure bewe
ringen en uw bitterheid met waarheid en
andere bitterheid zou beantwoorden. Ook
volbracht. Loop verder naar den
blikom de haud kwam vrugen van Christina.
Hij was in een goede luim door het voor
uitzicht alle verwachtingen van Jan den
bodem in te slaa> , hein eerst zijn zaak te
hooren bepleiten, dan boos te zien worden,
de bleeke kleur zich zien verspreiden over
Jan's knap gelaat, als Nicolaas hem zou uit
legden welke de gevolgen zouden zijn als
hij hem zou willen tarten; hoe in dat geval,
Jan's oude moeder uit haar huis zou worden
gezet, hoe zijn oude vader voor schulden in
de gevangenis zou komen, hoe een ander
Jan /.elf vóór zou zijn met het koopen van
iiet schip. Dit gesprek was net iets voor
Nicolaas Snijders. Dit was de reden, dat
hij. uieenende dat Jan aan de deur klopte,
op vroolijken toon Binnen" riep.
Maar het was Jan niet. Het was iemand,
dien hij i.immer te voren gezien had En
ook na dit ne bezoek zag hij hem iiimn
ermeer. De duisternis begon reeds te vallen
maar Nicolaas Snijders was er do man niet
naar, licht aan te steken vóór het hoog
noodig was, zoodut hij later nooit met eenige
juistheid het uiterlijk van den vreemdeling
kou beschrijven. Op Nicolaas maakte hij
den indruk van een ouden, maar nog
vluggen man. Alleen zijn oogen dit was het
eenige wat Nicolaas duidelijk kon onder
scheiden waren buitengewoon schitterend
en doordringend.
Wie b-, n je?'' vroeg Nicolaas, zonder zich
de moeite te geven zijn teleurstelling te
verbergen.
Ik ben een marskramer," antwoordde de
vret indeling met een heldere, niet
onvvelluidende SU-JD.
Niets noodig,'' zei Nicolaas kortaf. ..Doe
de deur toe en pas op de stoep."
Doch in plaats van te doen wal hem ge
zegd werd nam de vreemdeling een stoel m
ging dicht bij Nicolaas zitten, hem onderwijl
lachende recht iu het gelaat ziende.
.,lïen je daar wel heel zeker van, Nicolaas
Snijders? Ben je er wel heel zeker van.
dat je niets noodig hebt?"
Niets," bromde Nicolaas, ,,het eenige waar
mee je mij plezier kunt doen is heen
te gaan."
De vreemi'eling boog zich voorover en
met zijn lange, magere hand klopte hij hem
schertsend op de knie. ../oa je graag een ziel
willen hebben. Nieolaus Snijders V" vroeg hij.
..Denk eens." vervolgde de zonderlinge
marskramer, voordat Nicolaas iets kon
untsem, met nw ouderwetschen hoeJ onaan
geroerd op uw grijzen kop" 23).
Ik mag inet deze ontboezeming van de
heer Prenau niet eindigen.
De zaak waar 't om gaat is te ernstig.
Het kan niet genoeg gezegd worden :
't Gemis van een algemene spreektaal
staat mér dan iets anders de Vlaamse Be
weging in de weg. Wie uit nationale trots
dit fdit tracht te bemantelen, bewijst geen
dienst aan de goede zaak. In Noord-Neder
land, zei de heer Gitté, gelooft men ten on
rechte, dat in Zuid-Nederland een beschaafde
spreektaal bestaan zou. Van die dwaling
begint men meer en meer te genezen. Maar
nu wordt het tijd voor de Vlamingen, te be
grijpen dat bij óns wordt gevonden, wat zij
tot hun onberekenbaar nadeel missen.
Dat het boek van de heer Prenau velen
de oogen Of enen mag.
Hoe beter de kwaal wordt gekend, hoe
groter do kans op genezing.
R. A. KOLLKWI.JX.
H)) t. a. p. 177. 2i>) t. a p. 178.
21) Zoet en Zuur, bh 23. 22) t. a. p. 27.
23) t. a. p. 37.
LPS Deux F-irces, roman van VIKOILK
EOSSEL *) hoogleeraar te Bern en lid
van deu Nationaleu Raad.
De laatste veertig jaren is er in Franse!»
Zwitserland grooter letterkundige bedrijvig
heid geweest dan ooit te voien; talrijke
wtrlien in proza, of poëzie zagen het licht.
liet waren eerst allen meer inheemsche
bloemetjes, echte vruchten van den
romaandsclien boiem, die sterk, in stijl, zoo .vel als
in inhoud, het kenmerk droegen van de streek
waar zij tol rijpheid gekomen waren. Derge
lijke letterkundige gewrochten kunnen, buiten
hun eigen nauwe grenzen, al heel weinig
opgang, maken.
Eeu minder wegende, maar toch ook wel
geldende reilen is deze, dat de iiltérature
romande de eigenlijke mum der
letttrkundige voortbrengselen iu Franseh Zwit
serland niet uitmunt door . , .
amorositeitshelden en heldinnen beschrijvingen. Te
vergeefs zou men zoeken in de littératurc
romande naar bontgekleurde zinnelijkheid.
Niet dat wij Zwitsers ons verbeelden beter
te zijn dan andere volken -n, of ons wijs maken,
<!at het algemeen moreele peil bij ons hooger
staat dan elders. Zoo de
amorositeitsliiteratuur in Zwitserland weinig ingang vindt en
vrij schaars gelezen wordt, komt het eenvou
dig hier loor, dat die hartstochtelijke, vaak
moorddadige bedrijvigheid, alleen om het
vleeschelijk bezit eeuer vrouw, den Zwitser
nogal ziekelijk en zeker hoogst onmaatschap
pelijk: voorkomt. Gedachtig aan liet varkentje,
waarvan Veriaine spreekt, lijkt het hem beter
zoo weinig mogelijk in het moeras der zinne
lijkheid te wroeten.
Laten wij elke- verdere algerneene beschou
wing nu rusten om te komen tot het werk
hierboven aangehaald Les Deux l/orces", de
laatste roman van ]'!ryile Rovsel. Dit werk
biedt ons het dramatische toetsen v<°.!i liet
dagelijks-ch leven, privaat en openbaar, aan
dit levensrichtsnoer van Lucien Mandert, den
held van het verhaal : li y a deux forces
nécessaires en ce monde, les divines eertitudes
de la foi, Ie tourment sacréde la vérité."
Het verhaal bestaat uit twee zware, aan
grijpen Ie levensbedrijven.
lo. het- zelf verwoest/ n van eigen gehik
en maatschappelijke voorrechten om aan du
stem van het geweten te gehoor/amen ;
2o. de wederopbouw van het leven, gevoed
") Van Virgile R' ssel zagen reeds het licht:
Poèmes Suisses, l SM: Poésies, IS'J'J;
Nivoline, alpeiigedichti/n, I'.HIO; twee drama's;
drie romans: Coeurs simples, 1894; Jours
difliciles, IS'.lli; Clement Rochat, roman over
Zwitsersche politieke zeden, l:)u:i. Hij heeft
belangrijke rechtswetensclmppelijke en
gesehiedkun lige werken geschreven, waarvan
de twee laatsten Histoire littéraire de la
Suisse romaüdü", MMI4. 2e uitgave, en His
toire des relations liltéraires entre la Eranee
et l'Allemagne", 1897, door de Fransehe
Academie bekroond werden.
HllllllllllllllIülllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMUtlNIIIIIIIIIIIIIIIlUllllllk
woorden. Veertig jaar lang heb je er
pleizier in gehad hardvochtig en wreed te zijn.
Begint het je nog niet te vervelen? Zou je
nu niet eens willen veranderen ? Bedenk
eens, Nicolaas Snijders, zou je niet graag
willen, dut de m-nsclien van je hielden in
plaats van je te; verwenseheii ? Zou je 't
niet grappig vinden, Xicolaas Snijdeis
alleen maar voor de variatie? Wanneer het
je niet bevalt, verander je maar weer en
word je opnieuw wat je geweest bent."
Wat Nicolaas zich later nooit begrijpen
kon, was dat hij zoo geduldig het gepraat
van den man had aangehoord, want het
kwam hem voor als liet doorslaan van een
krankzinnige. Doch er was iets in het uiter
lijk van den vreemdeling, dat indruk maakte
op hem.
Ik heb het bij mij," vervolgde «Ie
wonderllijke bezoeker, en wat den prijs betreft"
hier maakte hij een gebaar, dat geringschat
ting van alle geldelijke aangelegenheden
moest uitdrukken, ,,ik ben zoowat een
philosoof. Ik interesseer mij voor de zaak. Zie
hier." De vreemdeling bukte zich naar het
pak dat aan zijn veten lag en haalde er
een fraai bewerkt, zilveren fleschje uit, dat
hij op tafel zette.
De S'iuiak in niet onaangenaam," vervolgde
de zonderlinge bezoeker, een beetje bitter,
je gebruikt er ook niet voel van, een wijnglas
vol neem je er van, a'sof het oude okayer
was, terwijl jij eii degene, met wien je wilt
ruilen, beiden aan hetzelfde denken: laat
mijn ziel varen in hem, laat zijn ziel varen
in mij. De zaak is doodeenvoudig: het ge
heim ligt in het drankje." De vreemdeling
streek liefkoozend over 't lleschje alsof 't een
klein hondje was.
Je zult zeker zeggen : wie zal er nu van
ziel willen verwisselen met Nicolaas Snij
ders?' Het scheen wel dat de vreemdeling
van te voren zijn antwoorden reeds klaar
had voor alle vragen. Pieste vriend, je bent
rijk: je behoeft je dus daarover niet bezorgd
te maken. Kies een ziel uit en sluit den
koop Ik laat dit voor jou. alleen geef ik je
n raad: je zult gemakkelijker slagen bij
jonge menscben dan bij oude, want ais men
jong is denkt men met geld alles te kunnen
bereiken. Kies een mooie, eerlijke, frissche,
jonge ziel voor je uit. Nicolaas Snijders, maar
doe 't een beetje gauw. Je haar begint al
grijs te worden, vriend. Geef jezelf nog wat
levensvreugde vóór je sterft.'1
door een nieuwe, levensbron, voortvloeiende
ut hooge, edele liefde voor den medemensen.
Twee partijen worden, met hun
maatsrhappel'jk meest onheilzame zijde, kenmerkend
tegenover elkaar gesteld; de radicalen, met
hun vaak te los en ondoordacht geuite
gering-'chatting der ideale aspiraties, de ortho
doxen, met hun onwrikbare overtuiging, dat
zij de eenige waarheid kennen, hetgeen bij
hen natuurlijk steeds den zucht aanwakkert
om anderen hun zienswijze op te dringen,
met ter zijde stelling van de heiligste rechten
van het meiischelijk geweten, zoowel in het
privaat als in het openbaar leven.
Aldus opgevat, waarborgt de maatschappe
lijke actie van geen dier beide partijen eene
vreed/.ame, noch heilzame oplossing in de
toekomst. Om dit maatschappelijk euvel weg
te nemen is de held van Les Deux Eorces
constantelijk werkzaam in het tweede ge
deelte, waarvan het schoon en hoog maat
schappelijk streden ligt uitgedrukt in het
opschrift: Kien de plus salutaire pour nous
que la tolcrance large et noble. Je dois tre
tolerant en vers mon prochain, me. me en Ie
sachant dtms l'rrrevr (Théodore Parker.)
De conciliatie onder de individuen, ver
kregen door wederzijdsche achting, sdch uitend
in e ne volkomene verdraagzaamheid: zie
daar, het grootsche doel, dat de schrijver
beoogt.
Fijn, blank, idyllisch rein is de aanhef van
het schoone werk, waar zulk een zware
mo eele strijd gevoerd wordt. Een lieftallig
jong meisje lacht den lezer toe op de eerste
bladzijden. Zij gevoelde zich zoo gelukkig,
de jonge verloofde van Lucien, eenige dagen
te voren nog; en nu, zonder dat daarvoor
werkelijk redenen bestonden, wist haar waak
zame liefde, dat er een onweer dreigde van
den kant van haar aangebedene. Geen twijfel
omtrent zijrio liefde.' zij wist dat zij elkaar
doorgrond hadden ; maar het leven komt zoo
vaak onverwacht opbruischen en schijdt de
menschen zonder zich om hun wee te bekom
meren. Heerlijk frisch en rein is de ver
schijning van Marceline op dien schoonen,
helderen Junidag. in den tuin van het land
goed harer voorouders: une fee songeuso et
.soucieiise", eene douce noulte", zouden wij
zeggen, gelijk de zachtstreelende volksnaam
luidt, in somnrge Kransch sprekende streken.
Hoe liellijk murmelend en weeklagend
ruischen de verzen, <iie op eens uit haar be
klemd gemoed op.vellen.
Een heerlijke zon bescheen haar leven,
de schoonste, de weldadigste, de zon der
hoopvolle liefde; en nu opeens wordt alles
duister, want die z< n schuilt achter donkere,
zware wolken. En die wolken, zij voelt het
meer dan zij het zichzelf nog recht bewust
is, zullen niet voorbij drijven, want zij stijgen
uit de onuirputtelijke woikenbank, die zich
in de ziel, den geert van haar verloofde op
gestapeld heeft, onder den steeds sterker
werkenden invloed van den godsdienstijjen
twijfel. Lucien Man lert, haar verloofde, is de
zoon van een der verdwenen lichten der vrije
Theol igi-che L'aculteit; zelf is hij reeds be
roemd als hoogleeraar in de e.xegetiek van
den Bijbel. Als Lncieri zijn geloof afvallig
wordt, zal Marceline's vader, Florian de
Ju^sie, de type van den onverzettelijke!!
hugenoot, die nooit c-n in niets, noch voor
zich/elf, n icb voor andi'ien, maar eeuigszins
van zijne onverbiddelijke kerkelijke
voorscliiit'ten afwijkt, van geen huwelijk meer
tusschen hen willen weten.
Op dien schoonen Junidag wordt Marceline,
d.clitend in den tuin, door haar broeder
Feniand verrast, een aardigen, knappen
jongen, student in de godgeleerdheid en toe
komstig zendeling, liin en tenger, gelijk zijne
zuster, maar met een voorkomen en houding,
waaruit iets vurigs en verhevens spreekt.
Ilij is de stem, die de verwachte toekomst
van verdraagzame liefde teekent, en het is
voorwaar geen Ihiuw geloovige, deze jongeling,
die zoo blijmoedig, ver van allen en alles
wat hij innig Ik f heeft, zijn broos leven ga t
wagen in een voor hem moorddadig klimaat,
om Gods woord aan wilden te verkondigen.
Meer ziel dan mensch, zweeft, tenger, maar
krachtig en hoog bezie'd door zijn gehuma
niseerd geloof, zijn hoopgevend, glimlachend
IIIIIIIIIIIIUIIIIIMIIttlllütHlllllllllllllttlllllllllllllllMIIMIItlllllllllllllllllM
De zonderlinge marskramer lachte, stond
op en nam zijn pak weer op den rug. Nicolaas
Snijders bleef onbewegelijk zitten, zonder een
woord te zegaen, totdat het toeslaan van de
zware deur hem t )t bezinning bracht. Toen
nam hij het lle-schje. op dat de vreemdeling
op tafel had laten staan en sprong op om
het hem achterna te gooien in de straat.
Maar het heldere schijnsel dat het haardvuur
op het glanzende, bewerkte zilver wierp deed
i hem zijn hand terugtrekken.
j Het ding heeft ten minste waarde," zei
Nicol tas, met een strijnslach en zette den
llacou ter xijde. Daarop stak hij de lamp
aan en verdiepte zich weer in zijn kasboek.
Van tijd tot tijd echter dwaalde Nicolaas
Snijders' oog af naar het zilveren fleschje
dat half verscholen stond tusschen de stoffige
papieren. En Liter werd er weer geklopt en
ditmaal was het werkelijk Jan, die binnen
kwam.
Jan strekte zijn grove, groote hand naar
hem uit.
Wij zrn verleden boos van elkaar gegaan,
Nicolaas Snijders. Het was mijn schuld. Jij
had gelijk. Ik kom je nu vragen het mij te
vergeven. Het was zelfzuchtig van mij te
verlangen dat het meisje mijn armoede met
mij zou deeleir. Maar nu ben ik niet arm
meer."
Ga zitten," zei Nicolaas vriendelijk. Ik
heb er reeds van gehoori. Dus nu ben je
eigenaar van je schip?van je eigen schip ?"
Mijn eigen schip, als ik nog n reis ge
maakt heb," lachte Jan. Burgemeester
Allart heeft 't mij beloofd."
Een belofte is nog geen daad," antwoordde
Nicolaas. Burgemeester Allart is niet rijk;
als een ander een hooger bod deed zou hij
zijn belofte vergeten. Iemand anders zou je
vóór kunnen zijn en de eigenaar worden."
Jan begon weer te lachen. Dat zou het
werk zijn van een vijand en goddank ! ik
geloof niet dat ik die heb."
Gelukkige jongen," zei Nicolaas, er zijn
maar weinig menschen, die geen vijanden
hebben. En je ouders, Jan, komen die bij je
inwonen ?"
Dat hadden we graag gewild, Christina
en ik. Maar moeder is al oud en ze kan niet
van den molen scheiden."
Dat begrijp ik," stemde Nicolaas toe. Als
je ouden wingerd van den muur trekt, gaat
hij dood. En je vader, Jan, hoe gaat't hem?
Brengt de molen nogal wat op V'
beeld boven het levensgezwoeg der anderen,
boven de hartelooze onverzettelijkheid van
zijn vader, het zielewee van zijne zuster
en zijne moeder.
Het eerste hoofdstuk, Marceline getiteld,
heeft ons in kennis gesteld met de voor
naamste personen uit het werk; het defileeren
dier verscheidene persoonlijkheden is knap
afgewerkt, met pissende verandering van
toon en kleur, en op zeer onderhoudende
wijze uitgevoerd, dank zij de handige afwis
seling van beschrijvingen en gesprekken. De
stijl is, op enkele vlekjes na, steeds in over
eenstemming niet de naar den voorrang
schrijdende gedachte of spanning, schilder
achtig, zacht vloeiend, krachtig, bijtend ook,
altijd helder en eenvoudig.
De menschen, met wie wij kennismaakten,
vormen, gelijk de werkelijkheid en de waar
heid eisc'ien, eene bonte rij, dalende van
Vitale, den waren volgeling van Christus,
tot den Tartuffe, den millionnair Diéglin.
Typen uit beide partijen, goede, slechte en mid
delmatige, zooals wij ze dagelijks ontmoeten.
Meesterlijk geschreven, vol dramatische
kracht, op e nroudige wijze verkregen, lijkt
ons het hoofdstuk: LTne ame en détresse.
Eerst z'en wij de instorting van het geloof
bij den leeraar in den exegetiek, tegenover
zijne studenten. De vrij en onafhankelijk
wordende gedachte maakt het den leeraar
opeens onmogelijk, de aangenomen of hem
opgedrongen wetenschap langer te verkon
digen. Vol angst en beroering is de schil
dering van dat laatste college.
De maatschappelijke scheuring is begonnen;
moeder eii zoon lijden zwaar. Lucien strijdt
een zwaren kamp, maar hij is niet alleen,
zijne moeder en Marceline staan hem krachtig
bij, al beweenen beiden zijn ongeloof. Hij zal
Montreuil voor eene poos verlaten, tot het
licht in hem zal geworden zijn. Lucien is
niet ongelukkig, al wordt hij zwaar beproefd,
want twee liefdevolle vrouwenharten begrij
pen, steunen, sterken hem.
De collega's vau de Theologische Faculteit
vitten het besluit van Lucien, om een verlof
aan te vrageu, zeer goed i p. God had hem
ons geschonken, God /.al hem tot ons terug
Ir ngen ! ' zoo troosten zij zich over hetgeen
zij voor eene tijdelijke afvalligheid houden.
Coloiiel Perles, d« broeder van Marceline's
moeder, doet eveneens. Hij is een streng
geloovige, barse)! in het leven, gelijk bij het
leger, maar met een hart van goud. en ont
vankelijk voor eeue gemoeds-evolutie, het
geen blijkt als hij, na den dood van Kernand
en bij het zien van het verteerend lijden
van Marceline, tot zijn verstokten
schoonbroeder roept : Je re puis plus te suivre!
Le bonheur c'est d'èire heureux!
Bij het vernemen van den zielenangst,
waarin Lucien verkeert, heeft Marceline's
vader dadelijk eene dreigen e houding aan
genomen, koel en streng verklarend : twijfel
is doodend vergift!
Na eenige maanden in het buitenland ver
toefd te hebben, keert Lucien terug, vast
besloten volgens zijne nieuwe inzichten te
leven, ten koste van welke oil'ers ook. moreele
en stoffelijke. Lueieu zal voortaan, als voor
lichter van anderen, leven en strijden ter
wille der verdraagzaamheid op elk gebied,
kerkelijk zoowel als politiek, iu het privaat
evenals, in hel openbaar leven. La vérit
c'est la tolérance", dat zal zijn leus zijn. De
orthodoxe kerk heelt hij den rug toegekeerd,
maar bij zal iiiel als haar vijand optreden;
hij zal met duiden toonen qu'un peut rester
un honnëte homme après eire sorti des gliscs
otliciflles on des chapelies libres".
Evenals Remin, is Lucien een diergenrn
wiens levensdaden steeds eene bevestiging
zijn van een vast geloof aan eene ideale op
vatting. Bij Kenau was ook het denken steeds
het opsporen der waarheid, het goede bleef
het einddoel van al zijn doen en laten, want,
zoo de waarheid de wonderen uitsluit, doodt
hel goed-j alle baatzucht. In zijn gedrag
tegenover zijn liclitainnigen en ondoordaehten
broeder, alsook wanneer hij zijn l >-en waagt.
ter wille der Salutisten, wiens gelu: t hij toch
niet deelt, altijd en overal treedt Lucien op
als een werkda lige verdediger der onderlinge
liiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiMiiiiiiiiimiiiiiimiiiMiiiiiiiiiiiiiiiMiiiniiiiiiiiH
Jan schudde het hoofd. Neen. dat gaat
niet al te best, en hij heeft schulden. Maar
ik heb hem gelegd dat hij zich daarover geen
zorgen moet maken. Zijn schuldeischers heb
ben mij beloofd te wachten."
Alle?' vroeg Nicolaas. ,
Alle, die ik kon ontdekken," lachte Jan.
Nicolaas Snijders schoof zijn stoel achteruit
en keek naar Jan met een glimlach op zijn
rimpelig gezicht. '..Dus Christina en jij heb
ben dat zaakje zoo wat iu orde gebracht ?''
Als ge tenminste uwe toestemming geeft,"
antwoordde Jan.
Willen jelui daarop wachten?" vroeg
Nicolaas.
?fa, wij zouden die graag hebben."
Jan glimlachte, maar in den toon van dj n
stem was er iets, dat Nicolaas Snijders aan
genaam in de ooren klonk. Nicolaas Snijders
vond niets prettiger dan een hond tt slaan,
die bromde eii de tanden liet zien.
Ik zou je raden, dat maar uit je hoofd te
zetten, op mijn toestemming kun je lang
wachten."
Jan sprong op. terwijl een blos van boos
heid zich over zijn gelaat verspreidde. Blijf
je dan altijd dezelfde, Nicolaas Snijders ? Doe
dan wat je wilt, het kan mij niet schelen."
Wil je dan tegen mijn wil met haar
trouwen ? '
Tegen je wil en tegen den wil van de
heele wereld en van den duivel !" schreeuwde
Jan. Want Jan had een edelmoedig, dapper,
fijngevoelig en vreeseiijk opvliegend karakter.
Zelfs de beste karakters hebben hun gebreken.
liet spijt mij,'' zei de oude Nicolaas.
Dat doet me plezier." antwoordde Jan.
Het spijt mij voor je moeder," vervolgde
Nieolaas. Ik vrees dat het mensch op
baaiouden dag, op straat zal staan. De hypotheek
wordt vervallen verklaard op je trouwdag.
Het spijt me voor je vader, Jan. Wat zijn
schuldeischers betreft, Jan, je hebt er
n over het hoofd gezien. Het spijt mij
voor hem, Jan. Hij heeft altijd zoo'n angst
gehad voor de gevangenis. Het spijt mij
ook voor jou, mijn jonge vriend. Je zult je
leven opnieuw' moeten beginnen. Burgemee
ster Allart wind ik om mijn vingers. Ik
heb maar n woord te zeggen en het schip
behoort mij. Ik wenscb je, geluk met je meisje,
mijn jonge vriend. Je moet wel heel veel van
haar houden, want je betaalt een hoogen
prijs voor haar."
(}Yordt rt'