De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 26 februari pagina 3

26 februari 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Nó.1444 DE AMSTERDAMMER 'WEEKBLAD VOOR- N E D E B L A N D. een ding mee gemoeid zijn en is dat er, dan zijn alle andere er eveneens. Er moet schoonheid in zifn dat is baêt voor ieder een ; niet alleen'voor dit onrustig geslacht Van ons dat door allen wirwar haast den weg niet weet maar allen komenden, rustigeren gees:en. Men zegt dat de dichter moet meestrijden -r- er is geen moet hij zal s'rijden kunnen zoo zijn werk van den strijd de schoonheid bevat maar de meeste der ?werken die met hun gezichten in de stilleZon-van-'l-A Hij d liggen, worden der muze flfgtstreden, niet in de menigten der men schen. maar in de Eenzaamheid, die soms grootste volheid is. In haar komen alle krach ten mar voren en worstelen en slaan diepste greep en hardste houvast, tot dat alles zich Eet tot harmonie en na de beving van den strijd de klaarte daagt, die de Eeuwige is. Er was hier in dit werk geen strijd noch daagde de klaarte die daarna komt. Er is hierin misschien een kleurgevoelig oog maar nog geen kunnen, bij verre niet wat het hereiken wou en zou. Er is hier nog alles te herbeginnen. De vorm is nog niet bestudeerd, daardoor kwam daarna nog de vrijheid van hand niet die de persoonlijke ?wijze van zien kan neerschrijven. Er werd te veel gemaakt (moest er te veel ge maakt worden om de een of andere reden ?) en de geest bezit noch de spanning, noch de rijpheid om alles belangrijk te kunnen maken. En omdat er neiging was tot zorgvuldigheid en geen tijd om zorgvuldisj te zijn, i och vol doende geesteskracht, daartoe werd nlles wat te egaal; niet zooals schilderijen van Schilders gelijkheid bezitten; maar werd alles van een toon, van een kleur, monotoon. En dit werk ziendn, bleef dj wenseh : minder schilderijen, maar meer schoon ; min der afleveren, m«er doordringen. : PLASSCHAEKT. ?IIIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIMIIIIItlllMHIIIIIlMIIIHIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII T'jol in yniri-WprtpT1!!)!)!! lüdl 1JJ ziulU rllUtilldllüi II (Slot.) Hier heerst verwarring. De beschaafde uitspraak behoeft evenmin de welluidendste te zijn als de uit ttchnies of hygiënies oogpunt beschouwd ? beste. De uitspraak die men door 't hele land uit de mond van ontwikkelde mensen hoort, die uitspraak is de beschaafde. Men mag de Nederlandse g foeilelik vinden, desnoods verderfelik voor de spraakorganen" erbij, wie in goed., ejk: g£&Mrn, en gras een duitse;; laat hooren, spr^Skt onze taal niet beschaafd. Wij kunnen dan ook niet meegaan met de heer Prenau, wanneer hij aanbeveelt (bij wijze van koncessie?) ver-chil te doen horen tussen de ei-klank in strijden en die in beiden, tussen de o van binnen en die van komen, de e. van ipelen en die van delen, de tweeklank van nauw en die van trouw. Zien de Zuid-Neder landers in, dat hun eigen belang meebrengt zich de beschaafde (Noord)-Nederlandse uit spraak eigen te maker, dan is het opzettelik afwijken van die uitspraak geen jioede politiek. Maar de lieer Prenau meent dat liet door hem gewenste onderscheid nog bestaat in onze be-'chaafde taal. Ook in het Noorden twist men wel eens betreklijk de uitspraak van die e, en o." l'J). Dat is niet juist. Men twist soms over de .«peiling. Geen beschaafd sprekend Noord-Ne derlander wil de o van hoge anders doen klin ken dan die van droge, de e van preken anders dan die van weken oïsteken. En als wij onder de gronden, aangevoerd om de wenselikheid van uitspraakverschil tussen zogenaamd zacht- en echerpheldere e's en o's te steunen, vernield vinden, dat daardoor in't onderwijs der taal de spelling van de woorden (wordt) verge makkelijkt'' 20), dan worden we eer kregel dan toeschietelik. Stel u voor: eerst de klinker van lieten anders leren uitspreken dan die van u-Eten (en zeker ook die van regaren anders dan die van rerlvren) om bij hetschiijven de e's in hEF.ten en rfgcEren geinakkelik van die in wf.len en rertKren te onderschei den. . . . Met andere woorden ; de uitspraak regelen naar een niet te verdedigen spelling ! Maar 't zou onbillik zijn. lang te vertoeven miiiiiiiiiiiïHiniiiiiiiiiiiminiiiiiiiiiniMiiiiiiiiiiniiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Ee ziel van Nicolaas Snijders of de vrek van Zaandam, Naar het Engehch, van J E K O M E K. J E R O M E. I. Er woonde een?, dicht bij de Zuiderzee, in Zaandam, een slechte man, Nicolaas Snij ders gehteten. Hij was hardvochtig en wretd en had op de wereld maar n ding lief en dat was geld. Hij hield van geld om de macht, die het hem gaf, de macht om anderen te vernederen en te onderdrukken, de rna-:ht om lijden te veroorzaken als hij dat wenschte. Men zei van hem, dat hij geen ziel had, maar hierin vergiste men zich. Alle rnerischen bezitten, of liever worden bezeten door een ziel en de ziel van Nicolaas Snijders was een slechte ziel. Hij woonde in den ouden windmolen bij de kade, zonder ander gezelschap, dan de kleine Christina, die het huishouden voor hem deed. Christina was t;en wees, wier ouders haar bij den dood alleen schulden hadden nagelaten. Tot Chris tina's grenzenlooze dankbaarheid had Nico laas die schulden betaald het waren slechts een paar honderd gulden op voorwaarde dat Christina hem zou bedienen zonder loon. Christina was zijn eenige huisgenoot en zijn deur opende zich alleen voor de weduwe Toelaat. Juii'rouw oelast was rijk en haast even gierig als Nicolaas zelf. Waarom zou den wij niet samen trouwen?'' had Nicolaas eens tot de weduwe oelast gezegd. Wij met ons beiden zouden .heel Zaandam be zitten." Juttrouw oelast had bij wijze van antwoord genoegelijk gelachen, maar Nicolaas ileeil do dingen nooit overhaast. Eens op een namiddag zat Nieolaas Snij ders alleen voor zijn schrijflessenaar in het groote halfronde vertrek onder den molen, d.it hem tot werkkamer dien Ie, toen er aan do deur geklopt werd. .?luimen !" riep Nicolaas Snijders. De toon waarop hij dit zei was heel vrien delijk voor Nicolaas Snijders. Hij was overtuigd, dat 't Jan was, die aan de deur klopte, Jan van der Voort, de jonge zee man, die nu een eigen schip bezat en hem hijxwat niet meer dan een bijzaak is in het boek van de heer Prenau. Al vindt hij hier en daar een afwijking gewenst van de NoordNederlandse uitspraak, hij dringt er op aan, dat zijn landgenoten in 't algemeen zich die uitspraak eigen maken. Hoe is dit doel te naderen? Een van de middelen, aangewezen door de schrijver van de Verhandeling, staat mij maat matig ann.- 't Betreft de invoer in Belgiëvan Hollandse kindermeisjes. In den regel staan deze jongedochters met slagers- eri bakkersknechts óp minder gespan nen voet d.m met de beschaafde uitspraak. We hoorden er eens een zeggen: Mei eir, ik hét uwes potlawwetje in uwes dowsie geleige." Beter zou zijn: het aanstellen van NoordNederland-e onderwijzers in Vlaanderen, en het zenden van Vlaunse aspirant-onderwij zers naar Holland. Ook van een Vlaamse hoge-chool te Gent kan grote kracht uitgaan ten goede! En dan, men kon door het aannemen van de Vereenvoudigde Schrijftaal voorkomen, dat velen de uitspraak mens-rh voor dejuisto houden, dat ze opzettelik een andere o doen horen in geloor en dan in beloven, enz. enz. Het komt mij voor, dat de heer Prenau met het schrijven van sijn Ver h indeling een goed werk heeft verricht. Steun kan hij verwachten uit Noord en Zuid, bestrijding van s Jiumige van zijn laiidgenooten. Tegenspraak heeft zich reeds doen horen. De heren Jan Bols en D. C la os breken een lans voor de uitspraak tiert, weerdig, (ii-èrditjj, bei-mhertig. drij, b'e enz. Zij vinden dat de Vlamingen zoowel recht van spreken hebben als de Hollanders." Voor zover het dialekt bet/ efi, is dat laatste onomstotelik waar. Een Noord Nederlands dialekt, hetzij Gronings of Gelders of Hollands is ais zodanig niet-s?ajeer waard dan een ZuidNe ierlands. Maar gaat het orn de beschaafde uitspraak, dan is de zaak toch wel enuszms anders. Want (laat ik het nogmaals her halen) : een algemene beschaafde uitspraak hebben de Zuid-Nederlanders niet. Nog iets overPreiiau's brochure Zoet eitZuur. 't Is als een klucht na een ernstig drama. De ]'e.r/iar>deli>iff is door de Vlaamsche Academie bekroond. De heren Amaat Joos en Jan Bols komen tegm enkele uitspraken op. Hun stukken worden gedrukt in de ]'ertl<i!/ni en Me<leileelini/e.n van genoemde akademie. De heer Prenau antwoordt. Hij is geen lid van de akademie. Zijn antwoord wordt dan ook maar niet zó geplaatst in de ]~er*/ttyen . .. er wordt eerst \ersliui over uitgebracht. De heren Prayon-van Zuylen en dr. A. de Vos vinden dat het artikel van St. L. Prenau wel opgenomen kan worden. De derde verslaggever, de heer Claes, zegt neen. Want de heer Bols is lid van de akademie en de heer Prenau is dat niet. En nu mag de akademie niet toelaten dat een vreemde ons in de academie zelve kome bestrijden. Waar zou dat naartoe ?" Bovendien : de heer Prenau schrijft op eenen waanwijzen toon... de aanhef (van zijn ftuk) is knak, het slot is potsierlijk" 211. De heer Claes krijgt zijn zin. De Versla gen" van Piavon. <Je Vos en Claes worden opgenomen, maar het antwoord van Prenau geweigerd. Ilij mag zijn opstel elders laten drukken 22). Dat doet de heer Prenau. In een brochure geeft hij de artikelen van .loos en Bols, en zijn antwoord, en doet tot besluit een niet onvermakelike aanval op de oude heer Claes", die verscheurd wordt. Figuurlik. Ik mag niet te lang bij dit standje blijven staan. Op kunstgebied beleven wij soms iets dergelijks, maar tegen een slotalinea als die van de heer Prenau kunnen wij hier niet op: Ik heb mijn opstel elders laten di ukken. Dit was uw vurige \ven-eh. Hij is volbracht. U wist waarschijnlijk dat ik uw zure bewe ringen en uw bitterheid met waarheid en andere bitterheid zou beantwoorden. Ook volbracht. Loop verder naar den blikom de haud kwam vrugen van Christina. Hij was in een goede luim door het voor uitzicht alle verwachtingen van Jan den bodem in te slaa> , hein eerst zijn zaak te hooren bepleiten, dan boos te zien worden, de bleeke kleur zich zien verspreiden over Jan's knap gelaat, als Nicolaas hem zou uit legden welke de gevolgen zouden zijn als hij hem zou willen tarten; hoe in dat geval, Jan's oude moeder uit haar huis zou worden gezet, hoe zijn oude vader voor schulden in de gevangenis zou komen, hoe een ander Jan /.elf vóór zou zijn met het koopen van iiet schip. Dit gesprek was net iets voor Nicolaas Snijders. Dit was de reden, dat hij. uieenende dat Jan aan de deur klopte, op vroolijken toon Binnen" riep. Maar het was Jan niet. Het was iemand, dien hij i.immer te voren gezien had En ook na dit ne bezoek zag hij hem iiimn ermeer. De duisternis begon reeds te vallen maar Nicolaas Snijders was er do man niet naar, licht aan te steken vóór het hoog noodig was, zoodut hij later nooit met eenige juistheid het uiterlijk van den vreemdeling kou beschrijven. Op Nicolaas maakte hij den indruk van een ouden, maar nog vluggen man. Alleen zijn oogen dit was het eenige wat Nicolaas duidelijk kon onder scheiden waren buitengewoon schitterend en doordringend. Wie b-, n je?'' vroeg Nicolaas, zonder zich de moeite te geven zijn teleurstelling te verbergen. Ik ben een marskramer," antwoordde de vret indeling met een heldere, niet onvvelluidende SU-JD. Niets noodig,'' zei Nicolaas kortaf. ..Doe de deur toe en pas op de stoep." Doch in plaats van te doen wal hem ge zegd werd nam de vreemdeling een stoel m ging dicht bij Nicolaas zitten, hem onderwijl lachende recht iu het gelaat ziende. .,lïen je daar wel heel zeker van, Nicolaas Snijders? Ben je er wel heel zeker van. dat je niets noodig hebt?" Niets," bromde Nicolaas, ,,het eenige waar mee je mij plezier kunt doen is heen te gaan." De vreemi'eling boog zich voorover en met zijn lange, magere hand klopte hij hem schertsend op de knie. ../oa je graag een ziel willen hebben. Nieolaus Snijders V" vroeg hij. ..Denk eens." vervolgde de zonderlinge marskramer, voordat Nicolaas iets kon untsem, met nw ouderwetschen hoeJ onaan geroerd op uw grijzen kop" 23). Ik mag inet deze ontboezeming van de heer Prenau niet eindigen. De zaak waar 't om gaat is te ernstig. Het kan niet genoeg gezegd worden : 't Gemis van een algemene spreektaal staat mér dan iets anders de Vlaamse Be weging in de weg. Wie uit nationale trots dit fdit tracht te bemantelen, bewijst geen dienst aan de goede zaak. In Noord-Neder land, zei de heer Gitté, gelooft men ten on rechte, dat in Zuid-Nederland een beschaafde spreektaal bestaan zou. Van die dwaling begint men meer en meer te genezen. Maar nu wordt het tijd voor de Vlamingen, te be grijpen dat bij óns wordt gevonden, wat zij tot hun onberekenbaar nadeel missen. Dat het boek van de heer Prenau velen de oogen Of enen mag. Hoe beter de kwaal wordt gekend, hoe groter do kans op genezing. R. A. KOLLKWI.JX. H)) t. a. p. 177. 2i>) t. a p. 178. 21) Zoet en Zuur, bh 23. 22) t. a. p. 27. 23) t. a. p. 37. LPS Deux F-irces, roman van VIKOILK EOSSEL *) hoogleeraar te Bern en lid van deu Nationaleu Raad. De laatste veertig jaren is er in Franse!» Zwitserland grooter letterkundige bedrijvig heid geweest dan ooit te voien; talrijke wtrlien in proza, of poëzie zagen het licht. liet waren eerst allen meer inheemsche bloemetjes, echte vruchten van den romaandsclien boiem, die sterk, in stijl, zoo .vel als in inhoud, het kenmerk droegen van de streek waar zij tol rijpheid gekomen waren. Derge lijke letterkundige gewrochten kunnen, buiten hun eigen nauwe grenzen, al heel weinig opgang, maken. Eeu minder wegende, maar toch ook wel geldende reilen is deze, dat de iiltérature romande de eigenlijke mum der letttrkundige voortbrengselen iu Franseh Zwit serland niet uitmunt door . , . amorositeitshelden en heldinnen beschrijvingen. Te vergeefs zou men zoeken in de littératurc romande naar bontgekleurde zinnelijkheid. Niet dat wij Zwitsers ons verbeelden beter te zijn dan andere volken -n, of ons wijs maken, <!at het algemeen moreele peil bij ons hooger staat dan elders. Zoo de amorositeitsliiteratuur in Zwitserland weinig ingang vindt en vrij schaars gelezen wordt, komt het eenvou dig hier loor, dat die hartstochtelijke, vaak moorddadige bedrijvigheid, alleen om het vleeschelijk bezit eeuer vrouw, den Zwitser nogal ziekelijk en zeker hoogst onmaatschap pelijk: voorkomt. Gedachtig aan liet varkentje, waarvan Veriaine spreekt, lijkt het hem beter zoo weinig mogelijk in het moeras der zinne lijkheid te wroeten. Laten wij elke- verdere algerneene beschou wing nu rusten om te komen tot het werk hierboven aangehaald Les Deux l/orces", de laatste roman van ]'!ryile Rovsel. Dit werk biedt ons het dramatische toetsen v<°.!i liet dagelijks-ch leven, privaat en openbaar, aan dit levensrichtsnoer van Lucien Mandert, den held van het verhaal : li y a deux forces nécessaires en ce monde, les divines eertitudes de la foi, Ie tourment sacréde la vérité." Het verhaal bestaat uit twee zware, aan grijpen Ie levensbedrijven. lo. het- zelf verwoest/ n van eigen gehik en maatschappelijke voorrechten om aan du stem van het geweten te gehoor/amen ; 2o. de wederopbouw van het leven, gevoed ") Van Virgile R' ssel zagen reeds het licht: Poèmes Suisses, l SM: Poésies, IS'J'J; Nivoline, alpeiigedichti/n, I'.HIO; twee drama's; drie romans: Coeurs simples, 1894; Jours difliciles, IS'.lli; Clement Rochat, roman over Zwitsersche politieke zeden, l:)u:i. Hij heeft belangrijke rechtswetensclmppelijke en gesehiedkun lige werken geschreven, waarvan de twee laatsten Histoire littéraire de la Suisse romaüdü", MMI4. 2e uitgave, en His toire des relations liltéraires entre la Eranee et l'Allemagne", 1897, door de Fransehe Academie bekroond werden. HllllllllllllllIülllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIMUtlNIIIIIIIIIIIIIIIlUllllllk woorden. Veertig jaar lang heb je er pleizier in gehad hardvochtig en wreed te zijn. Begint het je nog niet te vervelen? Zou je nu niet eens willen veranderen ? Bedenk eens, Nicolaas Snijders, zou je niet graag willen, dut de m-nsclien van je hielden in plaats van je te; verwenseheii ? Zou je 't niet grappig vinden, Xicolaas Snijdeis alleen maar voor de variatie? Wanneer het je niet bevalt, verander je maar weer en word je opnieuw wat je geweest bent." Wat Nicolaas zich later nooit begrijpen kon, was dat hij zoo geduldig het gepraat van den man had aangehoord, want het kwam hem voor als liet doorslaan van een krankzinnige. Doch er was iets in het uiter lijk van den vreemdeling, dat indruk maakte op hem. Ik heb het bij mij," vervolgde «Ie wonderllijke bezoeker, en wat den prijs betreft" hier maakte hij een gebaar, dat geringschat ting van alle geldelijke aangelegenheden moest uitdrukken, ,,ik ben zoowat een philosoof. Ik interesseer mij voor de zaak. Zie hier." De vreemdeling bukte zich naar het pak dat aan zijn veten lag en haalde er een fraai bewerkt, zilveren fleschje uit, dat hij op tafel zette. De S'iuiak in niet onaangenaam," vervolgde de zonderlinge bezoeker, een beetje bitter, je gebruikt er ook niet voel van, een wijnglas vol neem je er van, a'sof het oude okayer was, terwijl jij eii degene, met wien je wilt ruilen, beiden aan hetzelfde denken: laat mijn ziel varen in hem, laat zijn ziel varen in mij. De zaak is doodeenvoudig: het ge heim ligt in het drankje." De vreemdeling streek liefkoozend over 't lleschje alsof 't een klein hondje was. Je zult zeker zeggen : wie zal er nu van ziel willen verwisselen met Nicolaas Snij ders?' Het scheen wel dat de vreemdeling van te voren zijn antwoorden reeds klaar had voor alle vragen. Pieste vriend, je bent rijk: je behoeft je dus daarover niet bezorgd te maken. Kies een ziel uit en sluit den koop Ik laat dit voor jou. alleen geef ik je n raad: je zult gemakkelijker slagen bij jonge menscben dan bij oude, want ais men jong is denkt men met geld alles te kunnen bereiken. Kies een mooie, eerlijke, frissche, jonge ziel voor je uit. Nicolaas Snijders, maar doe 't een beetje gauw. Je haar begint al grijs te worden, vriend. Geef jezelf nog wat levensvreugde vóór je sterft.'1 door een nieuwe, levensbron, voortvloeiende ut hooge, edele liefde voor den medemensen. Twee partijen worden, met hun maatsrhappel'jk meest onheilzame zijde, kenmerkend tegenover elkaar gesteld; de radicalen, met hun vaak te los en ondoordacht geuite gering-'chatting der ideale aspiraties, de ortho doxen, met hun onwrikbare overtuiging, dat zij de eenige waarheid kennen, hetgeen bij hen natuurlijk steeds den zucht aanwakkert om anderen hun zienswijze op te dringen, met ter zijde stelling van de heiligste rechten van het meiischelijk geweten, zoowel in het privaat als in het openbaar leven. Aldus opgevat, waarborgt de maatschappe lijke actie van geen dier beide partijen eene vreed/.ame, noch heilzame oplossing in de toekomst. Om dit maatschappelijk euvel weg te nemen is de held van Les Deux Eorces constantelijk werkzaam in het tweede ge deelte, waarvan het schoon en hoog maat schappelijk streden ligt uitgedrukt in het opschrift: Kien de plus salutaire pour nous que la tolcrance large et noble. Je dois tre tolerant en vers mon prochain, me. me en Ie sachant dtms l'rrrevr (Théodore Parker.) De conciliatie onder de individuen, ver kregen door wederzijdsche achting, sdch uitend in e ne volkomene verdraagzaamheid: zie daar, het grootsche doel, dat de schrijver beoogt. Fijn, blank, idyllisch rein is de aanhef van het schoone werk, waar zulk een zware mo eele strijd gevoerd wordt. Een lieftallig jong meisje lacht den lezer toe op de eerste bladzijden. Zij gevoelde zich zoo gelukkig, de jonge verloofde van Lucien, eenige dagen te voren nog; en nu, zonder dat daarvoor werkelijk redenen bestonden, wist haar waak zame liefde, dat er een onweer dreigde van den kant van haar aangebedene. Geen twijfel omtrent zijrio liefde.' zij wist dat zij elkaar doorgrond hadden ; maar het leven komt zoo vaak onverwacht opbruischen en schijdt de menschen zonder zich om hun wee te bekom meren. Heerlijk frisch en rein is de ver schijning van Marceline op dien schoonen, helderen Junidag. in den tuin van het land goed harer voorouders: une fee songeuso et .soucieiise", eene douce noulte", zouden wij zeggen, gelijk de zachtstreelende volksnaam luidt, in somnrge Kransch sprekende streken. Hoe liellijk murmelend en weeklagend ruischen de verzen, <iie op eens uit haar be klemd gemoed op.vellen. Een heerlijke zon bescheen haar leven, de schoonste, de weldadigste, de zon der hoopvolle liefde; en nu opeens wordt alles duister, want die z< n schuilt achter donkere, zware wolken. En die wolken, zij voelt het meer dan zij het zichzelf nog recht bewust is, zullen niet voorbij drijven, want zij stijgen uit de onuirputtelijke woikenbank, die zich in de ziel, den geert van haar verloofde op gestapeld heeft, onder den steeds sterker werkenden invloed van den godsdienstijjen twijfel. Lucien Man lert, haar verloofde, is de zoon van een der verdwenen lichten der vrije Theol igi-che L'aculteit; zelf is hij reeds be roemd als hoogleeraar in de e.xegetiek van den Bijbel. Als Lncieri zijn geloof afvallig wordt, zal Marceline's vader, Florian de Ju^sie, de type van den onverzettelijke!! hugenoot, die nooit c-n in niets, noch voor zich/elf, n icb voor andi'ien, maar eeuigszins van zijne onverbiddelijke kerkelijke voorscliiit'ten afwijkt, van geen huwelijk meer tusschen hen willen weten. Op dien schoonen Junidag wordt Marceline, d.clitend in den tuin, door haar broeder Feniand verrast, een aardigen, knappen jongen, student in de godgeleerdheid en toe komstig zendeling, liin en tenger, gelijk zijne zuster, maar met een voorkomen en houding, waaruit iets vurigs en verhevens spreekt. Ilij is de stem, die de verwachte toekomst van verdraagzame liefde teekent, en het is voorwaar geen Ihiuw geloovige, deze jongeling, die zoo blijmoedig, ver van allen en alles wat hij innig Ik f heeft, zijn broos leven ga t wagen in een voor hem moorddadig klimaat, om Gods woord aan wilden te verkondigen. Meer ziel dan mensch, zweeft, tenger, maar krachtig en hoog bezie'd door zijn gehuma niseerd geloof, zijn hoopgevend, glimlachend IIIIIIIIIIIIUIIIIIMIIttlllütHlllllllllllllttlllllllllllllllMIIMIItlllllllllllllllllM De zonderlinge marskramer lachte, stond op en nam zijn pak weer op den rug. Nicolaas Snijders bleef onbewegelijk zitten, zonder een woord te zegaen, totdat het toeslaan van de zware deur hem t )t bezinning bracht. Toen nam hij het lle-schje. op dat de vreemdeling op tafel had laten staan en sprong op om het hem achterna te gooien in de straat. Maar het heldere schijnsel dat het haardvuur op het glanzende, bewerkte zilver wierp deed i hem zijn hand terugtrekken. j Het ding heeft ten minste waarde," zei Nicol tas, met een strijnslach en zette den llacou ter xijde. Daarop stak hij de lamp aan en verdiepte zich weer in zijn kasboek. Van tijd tot tijd echter dwaalde Nicolaas Snijders' oog af naar het zilveren fleschje dat half verscholen stond tusschen de stoffige papieren. En Liter werd er weer geklopt en ditmaal was het werkelijk Jan, die binnen kwam. Jan strekte zijn grove, groote hand naar hem uit. Wij zrn verleden boos van elkaar gegaan, Nicolaas Snijders. Het was mijn schuld. Jij had gelijk. Ik kom je nu vragen het mij te vergeven. Het was zelfzuchtig van mij te verlangen dat het meisje mijn armoede met mij zou deeleir. Maar nu ben ik niet arm meer." Ga zitten," zei Nicolaas vriendelijk. Ik heb er reeds van gehoori. Dus nu ben je eigenaar van je schip?van je eigen schip ?" Mijn eigen schip, als ik nog n reis ge maakt heb," lachte Jan. Burgemeester Allart heeft 't mij beloofd." Een belofte is nog geen daad," antwoordde Nicolaas. Burgemeester Allart is niet rijk; als een ander een hooger bod deed zou hij zijn belofte vergeten. Iemand anders zou je vóór kunnen zijn en de eigenaar worden." Jan begon weer te lachen. Dat zou het werk zijn van een vijand en goddank ! ik geloof niet dat ik die heb." Gelukkige jongen," zei Nicolaas, er zijn maar weinig menschen, die geen vijanden hebben. En je ouders, Jan, komen die bij je inwonen ?" Dat hadden we graag gewild, Christina en ik. Maar moeder is al oud en ze kan niet van den molen scheiden." Dat begrijp ik," stemde Nicolaas toe. Als je ouden wingerd van den muur trekt, gaat hij dood. En je vader, Jan, hoe gaat't hem? Brengt de molen nogal wat op V' beeld boven het levensgezwoeg der anderen, boven de hartelooze onverzettelijkheid van zijn vader, het zielewee van zijne zuster en zijne moeder. Het eerste hoofdstuk, Marceline getiteld, heeft ons in kennis gesteld met de voor naamste personen uit het werk; het defileeren dier verscheidene persoonlijkheden is knap afgewerkt, met pissende verandering van toon en kleur, en op zeer onderhoudende wijze uitgevoerd, dank zij de handige afwis seling van beschrijvingen en gesprekken. De stijl is, op enkele vlekjes na, steeds in over eenstemming niet de naar den voorrang schrijdende gedachte of spanning, schilder achtig, zacht vloeiend, krachtig, bijtend ook, altijd helder en eenvoudig. De menschen, met wie wij kennismaakten, vormen, gelijk de werkelijkheid en de waar heid eisc'ien, eene bonte rij, dalende van Vitale, den waren volgeling van Christus, tot den Tartuffe, den millionnair Diéglin. Typen uit beide partijen, goede, slechte en mid delmatige, zooals wij ze dagelijks ontmoeten. Meesterlijk geschreven, vol dramatische kracht, op e nroudige wijze verkregen, lijkt ons het hoofdstuk: LTne ame en détresse. Eerst z'en wij de instorting van het geloof bij den leeraar in den exegetiek, tegenover zijne studenten. De vrij en onafhankelijk wordende gedachte maakt het den leeraar opeens onmogelijk, de aangenomen of hem opgedrongen wetenschap langer te verkon digen. Vol angst en beroering is de schil dering van dat laatste college. De maatschappelijke scheuring is begonnen; moeder eii zoon lijden zwaar. Lucien strijdt een zwaren kamp, maar hij is niet alleen, zijne moeder en Marceline staan hem krachtig bij, al beweenen beiden zijn ongeloof. Hij zal Montreuil voor eene poos verlaten, tot het licht in hem zal geworden zijn. Lucien is niet ongelukkig, al wordt hij zwaar beproefd, want twee liefdevolle vrouwenharten begrij pen, steunen, sterken hem. De collega's vau de Theologische Faculteit vitten het besluit van Lucien, om een verlof aan te vrageu, zeer goed i p. God had hem ons geschonken, God /.al hem tot ons terug Ir ngen ! ' zoo troosten zij zich over hetgeen zij voor eene tijdelijke afvalligheid houden. Coloiiel Perles, d« broeder van Marceline's moeder, doet eveneens. Hij is een streng geloovige, barse)! in het leven, gelijk bij het leger, maar met een hart van goud. en ont vankelijk voor eeue gemoeds-evolutie, het geen blijkt als hij, na den dood van Kernand en bij het zien van het verteerend lijden van Marceline, tot zijn verstokten schoonbroeder roept : Je re puis plus te suivre! Le bonheur c'est d'èire heureux! Bij het vernemen van den zielenangst, waarin Lucien verkeert, heeft Marceline's vader dadelijk eene dreigen e houding aan genomen, koel en streng verklarend : twijfel is doodend vergift! Na eenige maanden in het buitenland ver toefd te hebben, keert Lucien terug, vast besloten volgens zijne nieuwe inzichten te leven, ten koste van welke oil'ers ook. moreele en stoffelijke. Lueieu zal voortaan, als voor lichter van anderen, leven en strijden ter wille der verdraagzaamheid op elk gebied, kerkelijk zoowel als politiek, iu het privaat evenals, in hel openbaar leven. La vérit c'est la tolérance", dat zal zijn leus zijn. De orthodoxe kerk heelt hij den rug toegekeerd, maar bij zal iiiel als haar vijand optreden; hij zal met duiden toonen qu'un peut rester un honnëte homme après eire sorti des gliscs otliciflles on des chapelies libres". Evenals Remin, is Lucien een diergenrn wiens levensdaden steeds eene bevestiging zijn van een vast geloof aan eene ideale op vatting. Bij Kenau was ook het denken steeds het opsporen der waarheid, het goede bleef het einddoel van al zijn doen en laten, want, zoo de waarheid de wonderen uitsluit, doodt hel goed-j alle baatzucht. In zijn gedrag tegenover zijn liclitainnigen en ondoordaehten broeder, alsook wanneer hij zijn l >-en waagt. ter wille der Salutisten, wiens gelu: t hij toch niet deelt, altijd en overal treedt Lucien op als een werkda lige verdediger der onderlinge liiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiMiiiiiiiiimiiiiiimiiiMiiiiiiiiiiiiiiiMiiiniiiiiiiiH Jan schudde het hoofd. Neen. dat gaat niet al te best, en hij heeft schulden. Maar ik heb hem gelegd dat hij zich daarover geen zorgen moet maken. Zijn schuldeischers heb ben mij beloofd te wachten." Alle?' vroeg Nicolaas. , Alle, die ik kon ontdekken," lachte Jan. Nicolaas Snijders schoof zijn stoel achteruit en keek naar Jan met een glimlach op zijn rimpelig gezicht. '..Dus Christina en jij heb ben dat zaakje zoo wat iu orde gebracht ?'' Als ge tenminste uwe toestemming geeft," antwoordde Jan. Willen jelui daarop wachten?" vroeg Nicolaas. ?fa, wij zouden die graag hebben." Jan glimlachte, maar in den toon van dj n stem was er iets, dat Nicolaas Snijders aan genaam in de ooren klonk. Nicolaas Snijders vond niets prettiger dan een hond tt slaan, die bromde eii de tanden liet zien. Ik zou je raden, dat maar uit je hoofd te zetten, op mijn toestemming kun je lang wachten." Jan sprong op. terwijl een blos van boos heid zich over zijn gelaat verspreidde. Blijf je dan altijd dezelfde, Nicolaas Snijders ? Doe dan wat je wilt, het kan mij niet schelen." Wil je dan tegen mijn wil met haar trouwen ? ' Tegen je wil en tegen den wil van de heele wereld en van den duivel !" schreeuwde Jan. Want Jan had een edelmoedig, dapper, fijngevoelig en vreeseiijk opvliegend karakter. Zelfs de beste karakters hebben hun gebreken. liet spijt mij,'' zei de oude Nicolaas. Dat doet me plezier." antwoordde Jan. Het spijt mij voor je moeder," vervolgde Nieolaas. Ik vrees dat het mensch op baaiouden dag, op straat zal staan. De hypotheek wordt vervallen verklaard op je trouwdag. Het spijt me voor je vader, Jan. Wat zijn schuldeischers betreft, Jan, je hebt er n over het hoofd gezien. Het spijt mij voor hem, Jan. Hij heeft altijd zoo'n angst gehad voor de gevangenis. Het spijt mij ook voor jou, mijn jonge vriend. Je zult je leven opnieuw' moeten beginnen. Burgemee ster Allart wind ik om mijn vingers. Ik heb maar n woord te zeggen en het schip behoort mij. Ik wenscb je, geluk met je meisje, mijn jonge vriend. Je moet wel heel veel van haar houden, want je betaalt een hoogen prijs voor haar." (}Yordt rt'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl