De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 5 maart pagina 2

5 maart 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

D E A M S T E R D AM M E R W E E K B L A D VOOR N E D E U L A N D. . No. 1445 hij het goed met de arbeiders bedoelt en ons te verrijken" met eene bescherming, die de arbeiders inderdaad slechts verzwakt! De laatste uitvlucht is: de patroon kan BU alles contracteeren wat hij wil; wy willen slechts die bevoegdheid beperken." Men ij Tfèl goed! Maar wanneer het vast staat, dat de patroon thans tot allerlei willekeur, over macht en dwang in staat is, voelt men zich dan verantwoord met die bevoegdheid, met teer ruime perken, in de wet Ie omschrijrenf Er zijn patroons, die nu erg onzedelijke con tra :ten sluiten! Zeker maar dan zullen ze het nog meer doen, op weg geholpen door de wet, die de opzeggingstermijn ver plichtend stelt, en het staangeld uitdrukkelijk als een wettelijke bevoegdheid verklaart Neen, de oppositie die wij voeren, is niet eene a tout prix. Het is eene die wij moeitii voeren na ernstige overweging, n.\ rijp beraad, in 't belang niet van elk arbeider afzonderlijk en van dit oogenblik, maar in 't belang van onze klasse en van de toekomst onzer klasse, die nog zoo enorm veel moet winnen en veroveren om in de maatschappij ?wat meer rechtvaardigheid te brengen, en daarbij in geen enkele verzwaring van de toch reeds zoo moeilijke taak der vakorgani satie toestemmen, voor welken pjijs ook! Rotterdam. II. SI-IEKMAX. Een zonde van verzuimenis. In ons nummer van 19 Februari jl. drukten wij een stukje af uit de Sttnid., waarin deze ons voorstelde als de leer te verkondigen dat bij wisseling van Kabinet, een Kabinet van andere rich ting beginnen moet met in te trekken vat een vorig Kabinet tegen den wil der oppositie tot stand bracht" of dat een nieuw Kabinet van andere richting beginnen moet, niet alleen met in te trekken wat gereed ligt, gelijk anderen leeraren, maar dat ook wat wet werd, aanstonds weer ongedaan moet worden gemaakt", en, zoo voegde zij daar aan toe, natuurlijk zal men nu wel de exceptie maken, dat deze leer niet op alle wetten moet worden toe gepast, maar dat is, even natuurlijk, niets dan een doekje voor het bloeden", om te eindigen met de verzekering, dat zulk een leer eenmaal in onze staatsrechterlijke usantien binnengeloodsd, werkt als een giftige microbe. Cïeen kleinigheid dus. Wij antwoordden daarop, dat wij uit sluitend over den effectus civilis in het H. O. wetsontwerp, dien Kuyper zelf niet meer a/.s de bette oplo.^ing tier diplomaquaestie beschouwt, gehandeld hadden, toen wij schreven, dat de minderheid eenmaal meerderheid ge vorden, deze natuurlijk zou terugnemen, gelijk ook Kuyper zelf dit voor de zijnen in het vooruitzicht had gesteld. Zoo vroegen wij dan de Standaard een betoog te leveren, dut liet irè! Kuyper geoorloofd zou zijn b.t: in !!><>(> de e/f'irtns eivillx-bepalimj vit de H. O. W. t?, lichten, maat- dut het rn-ir de Iii>erti1<>.n een misdrijf' s'iu zijn, indt-n zij zich daartoe verstoutten. Vervolgens, de zaak van principieele zijde beziende, richtten wij tot de tftandmird deze TWEEDE vraag: Waar is er in ons Staatsrecht iets dat zich er regen verzet, dat een partij, die zich als minderheid een slechte wet heeft moeten laten welgevallen, deze verbetert zoodra ?jj meerderheid geworden is'r1 \Veet/> titan-dttftril ergens een haakje, om er zulk een verbod, verwijzende naar moreel of politiek strafrecht, aan op te hangen? Do meerderheid vindt een wet ver foeilijk krachtens welk hoog bestel van redelijkheid, zedelijkheid, of welk ander gezag heeft men dan do verplichting te aanvaarden zulk een gevaarlijk instru ment te laten voortworkon Y We zijn alweder bijzonder nieuwsgierig naai' het antwoord van de ^t/nn/iHii-d." En naar aanleiding v<in haur manier om' de tegenpartij alles in do whoonen te schuiven, wat zij miiar wil, met do rcdeneering: nu /uit gij natuurlijk wel zoggen, dat gij niet schuldig staat, aan hetgeen ik u aanwrijf, maar dit is even natuurlijk niets dan een doekje voor 't bloeden ! stelden wij onze DERDE vraag, in deze woorden: "Wij, die de N'undnurd zoo gaarne iets vragen, zouden ons gelukkig rekenen, indien wij almede van haar vernomen mochten, of deze methode van arirumenteeren ook ergens ecu grondslag vindt in .Bijbel of Program!''" Maar ziet, we schrijven Maart en daar kwam nog geen syllabe tot antwoord. Hoe is dat nu mogelijk !J Het blad van den prornier neemt de vrijheid ons aan zijn lezers voor te stollen, als iemand, die de staatsrechtelijke usan tien wil bederven; een dolle dwaas, die theorieën voorstaat en aanbeveelt, deheele wereld door onbekend. \Vij verdedigen ons tegen dien laster on do Standaard neemt noch ons verweet1, noch ecuige amende honorable van haar/elf op. Is dat nu do houding van een L'ln'i-tielijk blad ? Waarlijk, wie de porsmanioren van Kuypers orgaan, niet pas in dvn la-itston tijd. maar sedert lang moest irndoslain heeft allo reden zich te verblijden paganist te zijn. Intusschen ... wij zullen den anti-rc.volutionairen redacteur niet al te hard vallen. Het entrefilet, in ons Xo. van l!.) Fobr. overgenomen, was zóó ondoordacht irosteld, dat zelfs Kuyper in persoon niet in staat zou zijn het eon schijn van rede lijkheid te verlecncn. Gaarne zijn wij dus geneigd aan te nemen, dat de patroon uit den Haag den al te onvoor/.ichtiffen auteur den wenk heeft gegeven: te zwij gen is het best wat gij doen kunt; en niet onmogelijk heeft den man op zijn klacht, dat hij zich zelf bezwaard ge voelde door deze zonde van verzuimenis", van den premier ten antwoord gekregen, dat die zonde in dit geval niet wegen kan daar het den heidenen reeds bekend was: ultra po*se win1) obl'uja tur; anders gezegd: Wat je niet kunt doen, mag je nalaten. Nu er herhaaldelijk het werk van fY'n schilder wordt samengebracht tot zoo volledig mogelijk overzicht van zijn productie, mocht ook waarlijk wel eens een Gabriel-tentoonstel ling worden verwacht. Reeds drie weken lang is die in Arti te vinden en het bestuur der maatschappij bad zeker meer voldoening daar van mogen hebben. Verwonderlijk, tot heden lieten deschilderij-iiunnaars zich in hun belang stelling vrijwel onbetuigd, bet bezoek is zeer scbaarsch. De heer Plasschaert heeft in zijn tijdsctirifije beweerd, dat Gahriël's werk over 't algemeen onderschat wordt. Hij blijkt dus wel gelijk te hebben, dacht ik nu. Het eigen lijke in deze kunst, wier hoofdtrek de een voud is, schijnt juist daarom weinig aantrek kingskracht te kunnen uitoefenen. Toch is dit werk, /.onder eenige omslachtigheid, zoo makkelijk te begrijpen en laat liet zich zoo kalrn genieten. Maar natuurlijk, men moet niet beginnen het te beschou\ven in kwade trouw, opgewekt door het overvloedige a peu pres" in het werk van bond :rd anderen uit dezen tijd. Men moet dan wel kregel ge stemd zijn om tusschen al dat kaf hier het koren niet te kunnen on lerseheideii, want gunt men zich ook geen tij l den innorlijken geest tot zich te laten doordringen, in het uiter lijke zij.n toch op onmiskenbare wijze deug den te constatef'ri-'n. Met pijnlijke verbazing vond ik in de Haurli'mscln Courant een be schouwing van Coenen over Gabriëi, niet deze algemeene conclusie, dat hij als kun stenaar niet ver boven bet peil der middel matigheid kan worden verheven. Vele an deren, waaronder hij ook DU Bock noemt, zouden eminenter verschijningen zij n geweest in de moderne school. De miskenning van een artiest door cei\ onbevoegde critiek komt meer voor, men laat het passeeren en haalt de schouders op; maar waar het onderschattend oordeel van een kant komt, die over kunst in't algemeen eun gezaghebbende stem heeft, meen ik, buiten alle overwegingen van consideratie voor den auteur, toch openlijk daartegen even in verzet te moeten komen. De kunst van Gabricl is burgerlijk te noemen zoo m?n wil, die kwalificatie is vast te houden onder het afwik kelen van de beteekem's die do zin van dat woord hier inhoudt : Ze is niet sensationeel maar eerzaam, niet verfijnd of bevallig maar ontroerend door openhartigheid. Al</,'ineen of m'it'lelmatig is zij zeker niet. Integendeel, G-abriël is een enkele geweest, ook in den groep der voornaamsten, die we uu venereeren. Wel niet van het machtigste, maar wel van het zuiverste, of lierer het warmste, uit de nalatenschap der tegenwoordige llollandsche kunst, hebben we in zijn werk te erkennen. Ik zei, dat geen onder de tegenwoordigon ons zoo na aan van Goyen brengt als Gabriël, va.i (roven nemende als de hoogst specifieke vertegenwoordiger van het Hollandsohe landschapschildereu uit de zeventien Ie eeuw ('k had Aert van der Neer er nog bij kunnen noemen), Gabriëi was «Ie meest behoudgezinde in de voortstrevende ontwikkeling, tiiet naar de letter maar naar den geest. Xijn aard en zijn hoedanigheden zijn die van een burgerman, dai is, een natuur met gematigde zucht naar eruditie en vrij van ambitieuze neigingen, maar tevreden voortlevend in het ongestoord verkeer mot wat hem liet' gewor den was, het Ilollandsohe landschap, 't Js nooit t it een staat van hevige geuHiedsopwelling. dat het halten, als in een kader plotseling voor de oogeii ontslolun, hem brengt; 't gaf' hem de warme vorgenoogdheid in liet durend aanschouwen en immer nieuw ontdtkken vau mooie ple.kjes In de streken, die h:-m verirouwolijk werden als het traditionci Ie hoe<]'..? aan den haard. Vrij van oivien'ie in ;..?[-< ual niei in zijn aanlog lag, is deze zie! niet haar oenvoudige aspiratie's groot geweest in durende verjonging vau het leven, liet landschap had voor hem zijn bekoring om het rustieke element. Dramatisch is zijn landschap nooit, ook nooit hevig gezien in fra ipante kleiirtegenstellingon, die de vormen iler dingen ver zwelgen, 't Is altijd de aangenaamheid van stemming die erin geopenbaard wordt van een genoegelijk en rustig daar rondwarend ooj. Xijn schilderen is ais een zorgzaam uitschrijven van de ondervindingen zijner sensatie, van de bevin liiigen zijner opgetogen, opmerkzaamheid. Kti overeenkomstig de welgeaieendheid van zijn trouwhartige nntuurveteering w.is de opvatting van zijn werk zaamheid als schilder. Hij verdiept zich in zijn werk dat het ont roerend nuchter wordt als eon rondborstige verklaring. Hij betracht op nauwgezetste wijze en zeer eerlijk een trouwe ove'/otihrg van zijn indrukken in de schilderij. Spreek voor die schilderijen van verzorg'ie uit voering, maar die vond niet haar oorzaak voo.al in de be moeiingen van een naar tediniek-volkomeulieM stïe/endo schilder. Hij wil zoo precies mogelijk verielhn al wat hij zag, kenbaar makend wat hem aandeed en hij doet het in keurig ilelinieereml maai' tegelijk teeder aan duidend. Xijn teekening is strak, 't i-eigen lijk a! teekenend dat hij zijn land-ohappen opbouwt; want in dien ovi rvioed van eigen aardigheden, buiten w aargeti omen. is al l es h.-m te belangrijk om liet doorliet ver/.wijmen van de lijn in de kie;ir te laten ontglippen. Xijn toekeiiingen zijn de waarborg van een lang durige siii'lie, \an e;-n liefdevolle, levende studie. Xe zij u buitengewoon oprecht, zonder eouig spuor vau beja;* naai' een behaagziek artistiek nitzichi als bijv. in <1" teokenmgeu van dj l! )ck zoo veel vooikomt. Hij heeft daar ook wel het heil van ondervonden. Do houw van Gabriel's luu Ischappen is van soliede constructie. Xiet hoe logisch het geheel in zijn samenstel is, hoe de velden ver schuiven, hoe de gronden in hun verschillende plans van hooger en lager liggende gedeelten natuurlijk aaneensluiten tot n vasten bodem (hier vooral herkent men den teekenaar zoo gauw), hoe het verloop van een dijk gaat, recht uitschietend of bochtend met zijn boven en zijvlakken, hoe de ligging is van het water met zwellende vlakten m het polderland of elders bezijden een weg of dijk, duidelijk als een lager gelegen plan; zoo ook zijn luchten, waar do witte wolken soms kantig staan tegen het strafl'e blauw. Dit alles is duidelijk uitgezegd met vaste indicatie van lijnen, maai de milde bewegingen vau den schilder, van den met oen wijd open oog fijn-kleurenzioner, ontnamen er alle hardheid aan van te straffe gefpannenheid. Wil men her leuken het zuiverste van wat do impressionistische richting voortbracht als bloeiende kleurnotitie's, ook uit (iabriël's studie's is dat te lichten ; neem b. v. do num mers o, 8, 40, on zie ook hoe terwijl zijn geest zich verscherpen kan in observatie bij No. 47, tot hoe 'n volkomenheid van stofuitdrukking hj het bracht in de fuik, die daar te droogen hangt. Schilderijen als II vient de loin" en Wrinter te Overschie", doen me bedenken, of er in onzen tijd wel een schilder was, die het in zijn macht had een werk zoo voldra gen van zijn ezel te doen komen, met zoo gelijkmatig aangehouden intentie doorwerkt. Schilderijen gehouden in een egale uitsprei ding van nuchter gematigd licht, waarin voet voor voet do reöelheid van alle dingen te volgen is, waar zoo de gevolgtrekking var. het eouo deel tot het andere in de samenstelling te doorgronden is, en toch het geheel alle afzonderlijkheden samenvat, een geheel dat zonder schuilhoeken van diepe schaduwen, tocli van een levende waarschijuheid is onder den gelijktoonigen lichtval uit een strak gespannen lucht. Deze kunst, fijn in haar hoofdaari en soms herinnerend a in die van Poggenbeek, is meer dan deze vrij van uiterlijke versieringen. I'oggenbeek was gedistingeerder in zijn be wogingen, verfijnder ook wel in zijn opvatting. (iabriol mist elegantie, zijn eenige steun is zijn onbevangenhei l en dan is hij grooter door de macht van het massaler on hechter samenstellen, door de subtiliteiten in do kleur tot een meer gestolten geheel te kunnen opvoeren, wat haar genieting van meer duurzamou aan! maakt. Misschien was het zeer ton dienste geweest voor hot voller begrijpen van dozo eenvoudige kunst, als do tentoon stelling oen kleiner maar uitgclezener aantal werken had geboden, donk ik nu todi achteraf. Het komt mij voor dat iemand, dio dit werk niet waardeeren kan, zich gewoon hoeft ge maakt het, ^natuurschoou" alleen te kunnen opsporen, in schilderyen. Loop dan ee.ns de polders in, Amsterdammers, links bezijden van den Amstelveenschen weg langs een smal paadje, daar staan ook molens, zijn veonlanden en plassen, en het is er naar alle kanten zoo ruim. Misschien gaat ge dan < i.ibriel beter begrijpen; 't is in uw eigen belang. W. STEKMIOVT, * * De heer l'lasschaert publiceert in zijn tijd schrift, eon brief vau Gabriëi, zeer merkwaurd'g. omdat zij in haar kunsteloozen vorm en bijzonder naïve ze'giugswijze (vol taal fouten ook) eon duidelijke typeering levert vau Gabriël als mensc'. on kunstenaar tegelijk; eenige brokken er uit: Kene menigde studiën waarmede men verlegen is wat te beginnen want de afdrukken dor cliche's zijn allen gevlekt en onduidelijk voor h"t geheugen geworden, en er blijft u niets over dan do hoop dat het gevoel je holpen zal, lu't gevoel welk oen flauwe hoop, gewoonlijk is zij ziekelijk van aard wat, kan men van eon ziekelijke toestand verwachten neen weten i-i boter... ziet nooit wat of hoe oon ander hot deed is uw zien of gedachte niet net zoo goed als van ieder ander, lukt het u in don beginne niet het is daaroai i geen bewijs dat gij hot mis hebt... maar j li..u l u wel voor dat gij zulks nimmer uit j boeken of op tiw atelier nog op anderen zult vinden maar wel in de open na'uur de eonige bijbel van (io.ls grootheid. \\',/'»/ ir,!/, u1, i'xt r :./."(' zoo niet go"i uw palet m 't vuur v nut een s dio:.i zoo go wilt maar het moet uit. l' komen maar gij zelve mag tot geen sein.) >1 behooreu." Mus; u .n van Ku-.istny verhei 1 te Ha: riem. I) ior den directeur van hot Museum van Kunstnijverheid Ie Haarlem wurdi u p.Dingen iu liet V,cl'k gc-ield ti:\\ in dc:l !ooj. \:i)l d t jaar tn g'n.Mpiud MUM-HM eene ie:;', M cistel ling Ie organiseer.'!!, be! rekking h. 'i'1 >oiide . ip . . U ij verzoekt allen, die daartoe in slaat zijn i en roeping ^ovoelen. aan deze tentoonstelling hunne nudeworking te verleenen door goedo wenken te geven en bijdragen te leveren, zich met hem in verbinding te stel on. Kr zal wnlcn onderzocht hetgeen np genoem.l gebied in het buitenland wen! ver richt, terwijl bet voornemen bestaai den catalogus, die van deze tentoon <te!ling zal uitgaan, zóó in Ie richten, dat hij voor beiangstullendfn als leiddraad zal kunnen .iienen. Nadere bijzonderheden omtrent organisatie, alsmede het juiste tijdperk, waarin dcu-ten toonstelling zal worden gehouden, zuilen later worden bekend gemaakt. Iets on-r BI r®, i. lleigeeu het grote publiek in deze tijden niet opgemerkt hoefi, het is dat d" dicnier Bilderdijk op het ogenblik een grote tr'.omf behaalt. Wie audois dan hij is het begin vau de purlij dio op slaat kundig gebied heeft gezege\ ierd'.' ! n zijn eigen tijd slond de dichter a's een "cuzamc, e"U zei r eenzame, weinig leerlingen had hij en IKH h t .t gvo'o ei gei nis v.in >1\> hogeschool Ie l.oidon: terwijl nieu j hem oüi" ehlmatig oen hoogleraar 'zetel had oui iiniiiii l', guiKie men hem noch niet do kleine kring van jongelieden, die i dj onder zijn geii') ir had verzameld. Was het 'oxval of lag het ?_? oiondccis ook aan Biidcidijk, dat juisj van die klein" kring latei' /o gr.itc kradit is uitgegaan'.' Du Costa, (..-oen van j '; Yinste!'"!', die eo;-s'?later do zijde dl iibe- l ruien V'.i'iici, en vetsohoidon andere mannen i uii do voorste vijt n ziin uit dioden ><? /o.-it- j .g.'Komen, eii deze xiin hel. d.c bc/i.ding j hebben gebracht in de p,o i ij. die heden r'"geert. Xo hooft dus hij, die alleen stond tegenover het gan-c huil. gez"go\ ier I. Mei geheel echter, langzamerhand is die partij g.e/.wenkt naar de demokratiese zijde, altans in naam. Bilderdijk stond de alleenheerschappij voor. Aan de andere kant, zo verklaart ons Kollewijn, worden vele van zijn denkbeelden, vroeger hersenschinirnu geacht, tans voorgestaan door de socialisten. Wij leven snel. Wanneer ik nu over de oude bard wil spreken, dan is het niet om dit politiek ver schijnsel, hoe opmerkelik het ook is, maar over de dichter zelf. Büderdijk's betekenis voor onze letterkunde is steeds een onopge lost vraagstuk. Velen hebben hot antwoord trachten te geven, en dio antwoorden waren zeer verschillend. Als iemand mij vroeg, hoe ik over hem dacht, zou ik beginnen met dadolik te erkennen, dat hij te veel heeft geschreven, en daarmee do onbepaalde bewond -raars reeds op zij zetten, doch tevens zou ik opkomen tegen hen, dio met verachting op hem neerzien, hem, die ondanks al zijn fouten een onzer meest belangwekkendste dichters is. Kn wijl een Nederlander bijna onbegrensd vertrouwen bezit in hot buiten land, zou ik zeggen, hren we hem eerst vergelijken met de beroemden uit andere volken, heigeen ons mogelik is door zijn vertalingen, beter door zijn navolgingen en enige gedichten, door anderen beïnvloed. En wanneer we aldus omtrent enig deel van zijn poëzie met zekerheid kunnen getuigen, dan mogen we hom vervolgens aan zichzelf toet sen. Is men dan tevreden? De vrije navol gingen van Bilderdijk zijn bekend, ik heb dus slechts naar hen te verwijzen. Waar men minder aandacht aan gewijd heeft, is de verwantschap, die hij enkele malen ver toont met andere dichters, o. a. Goethe en Schiller ondanks zijn mofFeuhaat". Over Goethe heeft hij zich nooit veel uitgelaten. Men kan echter niet aannemen, dat Bilder dijk, die op do hoogte was van alles, wat er in zijn tijd voorviel, niet grote belangstelling zou gehad hebben voor de beroem 1ste onier zijn medeschrijvers. Dat hij er nochtans vrijwel het zwijgen toedoet, geeft te geloven, dat Goethe indruk op hem gemaakt heeft en hij die dus liever buiten zijn aanvallen houdt. Hij laat echter in een van zijn ge dichten duidelik diens invloed blijken. Dr. Kollewdjn mede heeft in zijn belangrijk boek over Bilderdijk gewozeii op de verwantschap tussen de Beurtrol dor Koren'' en Gesang der G-eister ber den Wassern", een van Goethe's meest geroemde verzen. De ver gelijking moge hier plaats vinden : B. 't Vocht in dampen opgeheven, AVordt tot wolken saamgedieveii, Wand'.lt 's hemels ruimten dooi', Kn als regen Neei-gezegen. Baant het zicli 0<> aard een spoor, 't Daalt in kronk'lend ommezwieren Van dor bergen hoogten neer, K n herschapen tot rivieren, Koert het naar zijn oorsprong weer. 't Streeft in uitgebreide stromen, Uier langs rijkbebloomde zomen, Daar door steenrots, heide en zand, Lietlik ruisend, Heftig bruisend, Xoekt het rust aan 't barre strand. 'fans uit groene lustvalleien, Die 't eon mollig leger spreien Nevel, dampwolk, drijvend water, liegonguds of stroomgeklatcr. .Maar noch stoods hetzelfde nat, Keert het na voleindigd zwerven, (Waarom noemt do mens dit sterven?) Daar, waaruit het wording had. (J. ' Des MciisciH-ii Seele ( ileicht dom Wasser .' Vom llimmel kornuit os. Xum llimmel steigt os, ('nd n ieder nie Ier Xnr Krde musz es, Kwig weehsulnd. Kagen KI ppon Dom -Uur/, entgogen, Sehaiimt er unmuthij;. Het poedeltoneel uit de Faust lijkt me niet zonder belang voor de Dieren", wellicht, hoewel niet de aanleiding, gaf het toch een stoot t .t het dichten van dat meesterstuk. Schiller, de arme Schiller is door Bilderdijk vreselik uitgescholden, hy raaskalt" volgensj deze en elders heet het: Voor Schiller's drekhoop walgt bij 't goud (van Sofokles." hij heeft het dus tegen diens toneelstukken. Nu zullen die in de toekomst geloof ik, op enkele na niet die waarde bezitten, die men er aan toekent of heeft toegekend en is het in ieder geval zeker, dat Schiller niet in de Schaduw kan staan van Shakespeare of Sofokles, welke eerste, onder enig voorbehoud door Bilderdijk zeer gewaardeerd is. Toen men de Nederlander eens vroeg, wat hij dan van Schiller gelezen had, beweerde hij alleen die Rau'oer", zoals men weet een zwak stuk en Schiller's eersteling. Elders blijkt echter zo goed als zeker, dat B. ook de ..Teil" ge kend heeft. Over zijn eigen treurspelen is men het tegenwoordig eens en Multatuli lijkt me overbodiga moeite gedaan te hebben ; slechts enkele mooie regels en fragmenten treft men er in aan. Weinig dacht mr. Willem, dat in zijn eigen land Schiller's roem eenm ial groter zou zijn dun zijne, dit is ook niet billik. Hij heeft ge noeg mooie verzen gedicht en gelijk hijzelf verkeerd deed met zijn grimmige aanval, doen de modernen verkeerd met hun grote tegenzin in hem, dien zij toch allen als een grote persoonlijkheid erkennen, en die hun landgenoot is. Schiller kan overa.1 zijn ver dedigers vinden, B. hangt af van eon kleine kring. Hoe hij over zijn Duitse tijdgenoot geoordeeld hebbe, diens lyriek beeft vermoedelik indrukken bij hem achtergelaten, en we kunnen een plaats aanwijzen, die duidelike overeenkomst vertoont. Het is, waar Schiller over de liefde spreekt: Sonnenstaubchen paart mit Sonuenstaubchen Sich iu trauter Harmonie, Sphfiren in einander lonkt die Liebe, Weltsystemo dauern nur dureh sie. Tilge sie vom Vhrwerk der Nature, Trümmernd aus einander springt das All, In da-i Chaos donnem eure Weiten, Weint, Newtone, ihren Kiesenfall! Bilderdijk bezingt hetzelfde onder den naam Orde : 't Hemels licht ontzonk zijn luister, 't Niet herstelde in eindloos duister Xijn gevelde heerschappij, Heel de schepping waar verloren, De oude baaiertnacht herboren, Woester woest den woestenij; j Kn Gods glorie zwijgt, o lippen, Laat het woord u niet ontglippen! Ja, zijn glorie waar voorbij. Ieder' behoudt zijn eigen streek. In dit gedicht loont hij weer /,'!,'u kracht naast zijn zwakheid, tot regel 100 Is deze ,.l:thyriimbe biezonder mooi en kan zich gerust met feciiljler's voortreffelijke lyriek meten, de reg£ echter is een onnut en onschoon aanhang sel. N'och elders vinden wij dezelfde ge dachte, verder gewijzigd, nl. in de Ziekte der Geleerden": O heerlik evenwicht, dat aarde en hemel[bolleii Beteugelt en bedwingt van buiten 't spoor t [te rollen; Dat, zo ge n oogenblik kou sluiairon in uw [.wacht, De schopping dompelde in oen baaiert, nen [nacht, l'laneten 't vast gestarnt op 't vlammend lijf i deed horten. Of, machtloos. in <le zim elkaar te mortel storten], Kn't Go!.ik lofmuziek der heemlen -til deed j "t aan! _ Welaan, met of zonder Schiller's invloed, hier hebt ge een_ maa'staf. lozers, waarnaar ge de overige gedichten vau den Nederlan der nieten kunt. Xjt g" gerust? Ik noem hier de Xiekte der <ie:eeiden, dit eigenaardig gedicht, dal zo voel voortreli'eliks bevat. Het nngeink wd, dat do bewonderaars niet ook de fouten willen erkennen on daardoor de to^em-hinders in de kaart spelen. Xo vi rseheeu in i,V)4 een uitgave, die geen eukeie aaumeridng hoeft, toegelaten, dorh daarmee bep.uud Ililuerdijk'* zaak on die van on/e letterkunde niet ibeiido. Sciinippen. \(.'d schrappen is u<,<"1/akelik, Indien we do Beurlrei geheel Ie/on, zullen we erkennen dat het vers geheel Bilderdijk is. we hebben dus een toets voor zijn gedich ten, want werkelik, niet alleen hot, Gesang der Geister", ook de Beurtrol is mooi. Toe val is do gelijkenis waar-chijnlik niet, al kan hot toeval veel doen, zo vinden wij de grond gedachte van Mahomet's (ïesaug, tegenhan ger van h,'t vorige gedicht, in ..De Aanlei ding ter Nederduit-o Dichtkunst" Ken rechtschapen dichter sladite de stromen, die niet af- in aar a! l ij d toenemen, en met een vollen booa'm einddik in de rijke zee nitbruisen." Vondel i< zo venverpelik niet,gij bewoudeiaars van alle buitenlanders. Bildenlijk's bekende belijdenis : Iloliand's iaalsclmt uit te storten Is mijn glorie niets dan dit. herinnert aan de ( iesprache mit Goetho"; Kekermaim verklaart ontdekt te hebben, dat Goethe foitelik slechts n groot dool in zijn gehele leven gehad heeft, n.l. ..Duits te schrij ven"; kan Biidurdijk dit gelezen hebben'.' (Jnmogeiik ~: .. Ken andere beKentenis. waar men hem om lastiggevallen hooft on die ook niet zo fraai klinkt: Die mij van een toren stiet Xou m,- in gruizels d jen verbrijzelen, -Maai' dal gruis, naar allen schijn. X.iu gebr.'keii verzen zijn. is echter hlijkbaxr irct anders dan oon op zichzelf loep;)--0:1 van ecu vrolik veisje van Yondd, g-iietdd: l.ijfwaoht voor meester S. H. Kauiinaal : ..Aan zijn scholieren". De Friese Knklido- hangt alleen \ au ei; f. rl',-1 Ie; ^ hecot aam eu : Bewaart toch Syl-rand mot u allen, Bewaart dien rekousciia' golrouw, \ iel Kardinaal van 't plat, hij zou Aan cijieneiters stukken vallen. ':':'l liet vors dateert re.edsj van Iso-.i, weikeük prachtig is, ja. werkelik piuchlig. Kent gi- d-- mooie heseiirij \ ing van de n-uzen uil l 'a n l e's i lei '.' 'i G-Mij k Mo:itereggion met 'menig turen i Xijn ronde wal en kroont aan aile kanten, Xiou we op de stenen, die de kuil oui;choren ) Te halver lijfde schriklike (i'gani'ti, Dio Xous noch dreigt, wanneer zijn d uider[zangon, Hun van omhoog den schrik in 't hariopianton. 't Hoofd, fors on breed scheen d'appi-t l 'e ^ cnn ren, Die 't plein to Knme b;j sint-lvfer dekte: Waaraan zijn leien fvenrtd;g waren. Xodat de rand. dio hem tot voorschot strekte i Van 't onderlijf, noch /i.'n gestalte ti'0"iide, l Dat wi-; oen drietal Kriezen vruditloos rokte l Om 't haar U- raken, d.if /.ij n schedel kroonde, } Daar, van de plaats, waar wij don mantel [snoeren, De reus noch dertig palmen hoogte toonde. Wat is deze beschrijving en de bes 'hrijving van andere logge mon-icrs" echter !ogou do zeld/aam elastiese stijl van lldderdijk in oen fragment ais hot volgend" hetvisiooi : Ik zag er duizenden mot on1, erkenbre leden : rygmeeën, dwergen, vol mismaaktheid, | zonder tal, J/.s' .'.'/.';!, 1i?'iJ?r/lx/ i/n'! ?''!':,':, ./,'?YcïH (.lkL,,l, ik zag er /,')?..'.'> ii, /,- /??,?,?,?../:/,?,??, /:,,,;riK/,i/.i.-ai, Ineengewonden of gekronkeld als oeil slang; ('fristen, scherp vau Oeet, i i /< inrit//, i //a, /.tuiy. Jk zag ze, ais grindend stuf. gewelf en giond [bedekken Ais zwermend oügediert door lucht en damp1 ;. ilk trekken, />/'- .<?.'.,.,'»,/,?:,;;/.?,',) ,.?,.,./, '.s- ,.Y,v.r/.(f<(/, ' l iet is de m- d- rne w t l e) .-oh-iji, dio dit beeld v;in uiteisto vorschrikki:!.' deed ontstaan. 'l'.aciit er geheel in di.">r :e driugon. Het wond. rbaarliko, toch nit-t :'"'i!iovo N. dit'lo groii/.eu van iv.i'üte en iij-\ «.iphjuileii vour

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl