De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 5 maart pagina 8

5 maart 1905 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1445 Gg windt u inderdaad onnoodig op, zei Durvesteyn. Ik wil dan wel zeggen, dat ik niets meer tegen u heb; maar ongelukkig schijnt er mjj toch ook niets vóór u te zijn. Waartoe dient ten slotte zulk onpartijdig gepraat ? Gijlieden zoudt, zoo redeneerende, ertoe komen den duivel wit te wasschen. En wat geeft dit voor de praktgk? Wilt gij er ons toe brengen, uw witgewasschen duivel te dineeren te vragen ? Moeten wij ten eeuwigen dage blijven zitten met die oude verworden instellingen, die gij voor uw pleizier tracht te begrijpen en te verklaren ? Dat is eene andere questie, die niet meines Amtes is. Onze taak is het te zorgen, dat de mannen der praktijk een onbevooroordeelden kijk hebben op de zaken, voordat zij een besluit nemen over haar lot. Nu goed, maar wat meent ge er van ? Och, daarvan sprak ik niet en ik doe het ook eigenlijk liever niet. Als ik zulke questies bespreek, voel ik altijd, dat zwei Seelen, ach! wohnen in meiner Brust." Ge hebt 's zomers, wandelend in een dennenbosch, wel .eens een dier woudreuzen zien vellen ? Het is noodig denkelijk, omdat de boom anders vermolmt; en het is nuttig ook, dat er scheepsmasten zijn. Maar ... men kijkt er toch liever niet naar. Het kan zijn, maar het moet toch. Verman u eens, hè? Waar moet het heen met de Orde? Als ge het volstrekt wilt! Maar hebt gij reeds een besluit ? Opheffen natuurlijk ! riep de ander. Natuurlijk, alweer de revolutionnaire bezein! Maar die is nu eenmaal onaannemelijk in eene geordende maatschappij. Het zou er fraai uitzien, indien elke stichting, wier doel u niet behaagt, maar moest opgeruimd worden. Voelt gij Jan geheel niets al s eerbied voor het historisch gewordene? Niet veel! erkende hij. Ziet gij dan niet, hoe vlak en hoe dr >og en hoe ongezellig het zou worden om ona heen, als wij alles, wat ons is overgebleven van vroegere tijden, opruimden, omdat het niet direct praktisch en nuttig is ? Ge valt mij bitter tegen, verklaarde hij. Als gij het dan niet weet, zal ik het u zeggen : gij zijt inderdaad een doodgewone sufl'e ge leerde! Ik voor mij denk juist anders. Weg met den ouden nutteloozen rommel! Hoe meer er opgeruimd wordt, hoe beter, hoe luchtiger en hoe vrijer! Zie om u heen (en hij wees mij naar de heide langs den weg, dien wij volgden), hoe de dorre velden, die eeuwenlang nutteloos lagen, beplant worden en overstrooid met vriendelijke villa's l Is dat niet opwekkend, heerlijk ? Ik heb er niet tegen, zei ik. Mits men maat houde! Want gij zult mij veroorloven, om soms tusschen uwe kleurige villatjes de grootsche eenzaamheid uwer nuttelooze" heide te betreuren. Van kwaad tot erger! schimpte hij. Gij blijkt niet alleen een sufl'er, maar nog een droomer op den koop toe! Maar laat ons bij de zaak blijven, als het u belieft. Wat moeten wy doen met nuttelooze instellingen, die ons hinderen? Ze kunnen toch zoo niet blijven ? Welnu, verbeter ze ! Ik ben uw man. Her vorm ze langs denzelfden historischen weg, dien hunne ontwikkeling gevolgd heeft. In dit geval behoort de staat, die alleen tegen de stichting misdreven heeft, de zaak ook alleen weder terecht te brengen, b.v. door, met eerbiediging van de wettig ver kregen rechten der tegenwoordige leden, in de statuten een doel aan te brengen, ver want aan het oorspronkelijke doel der stichting. Praatjes! Er zijn tal van bezwaren, en daarop zal de zaak schipbreuk lijden! Ik ben integendeel van oordeel, dat de bezwaren er zijn om overwonnen te worden. Weet gij geen verwant doel voor de stichting aan te wijzen ? Ziekenverpleging! riep Durvesteyn. Gewaagd l meende ik. Als men beweren wil, dat de Duitsche ridders ooit zieken ver pleegd hebben, dan moet men teruggaan tot voorhistorische tijden. Hunne eigenlijke bezigheid was het bestrijden der ongeloovigen. Weet gij geen daarmede verwant doel op te noemen ? Dat zal wel gaan, meende hij : ongeloovigen zijn er tegenwoordig genoeg in de wereld ! Hij zweeg een oogenblik. Maar plotseling zag ik in zijne oogen een goeden inval lich ten. Ik weet wat! juichte hij; de heer De Stuers behoort de Duitsche ridders te ver plichten om tegen de Gajoes te vechten ! Er was blijkbaar geen land meer met hem te bezeilen. Maar de omstandigheden be spaarden mij de moeite, om te velde te trek ken tegen zijn onbehoorlijken uitval. Wij waren nog een honderd schreden verwijderd ran het station Doldersche weg. En op het oogenblik, dat myn vriend de Gajoes noemde, vertoonde zich puffend en zuchtend de loco motief om den hoek van het boschjebij het station. Zonder een woord te verliezen, zetten wij beiden het in den draf, en toen wij hijgend en lachend neervielen op de kussens van onze coupé, waren wij zoowel de Duitsche ridders als de Gajoes volkomen vergeten. S. MULLER Fz. Een schooljongen ontdetter. Onder dit opschrift brengt de heer v. D. in no. 1439 van dit weekblad eene zeer juiste waarneming van een gymnasiast te Batavia, n.l. dat een glas, tot den rand gevuld met water en (drijvend^) ijs, bij het smelten van liet ijs, niet overloopt. Ook de gevolgtrekking betren'ende het krimpen van het ijs bij smelting laat niets aan juistheid te wenschen over, hoewel het feit in vele leerboeken der natuurkunde vermeld wordt. Daarentegen is het beweren van den heer v. D., dat de waterspiegel ook niet daalt en de daardoor verkregen wet .-?van den blijven den spiegelstand", m.i. eene dwaling, omdat hierbij geene rekening gehouden wordt met veranderingen in temperatuur. IJs gebruikt om te smelten eene vaste hoeveelheid warmte, die aan zijne omgeving onttrokken wordt. Wanneer men bij het nemen eener proef een vat neemt uit eene slecht warmte geleidende stof en de opname van warmte uit de lucht zooveel mogelijk voorkomt, zal dus de smeltingswarmte aan het omringende water onttrokken worden. Gevolg van de daling van de temperatuur zal in de meeste gevallen *) eene daling van den waterspiegel met zich brengen. Ter verduidelijking eenige cijfers: neem een vat met i) Kg. water van 13,30" O. en plaats daarin l Kg. droog ijs van 0°C., dan zal na volkomen smelting, wanneer warmte toevoer uit de wanden van het vat en uit de lucht niet plaats vindt, eene temperatuur ontstaan van: 9 XJ3.35 X_(l X_-79,2) _ ""' 10 " - ' C. Bij 13,35°C. is het volume van water, dat bij 4,1°C. een volume = l heeft, 1,000675. Bij indompeling van het ijs neemt dit ook de plaats in van l Kg. van het omringende water. Men heeft dus bij het begin der proef een volume van 10 X 1,000675 dM3. =: 10,000675 dM., hetwelk na smelting, bij het bereiken der temperatuur van 4,1°C., is af genomen tot 10 X l r= 10 dM3. In het proefvat moet deze vermindering van het volume met 6% cM3. ongetwijfeld eene daling van den spiegel tengevolge hebben. Moge deze daling ook niet met het bloote oog waarneembaar zijn, het is te veel om van eene nieuwe natuurwet te spreken. Ten slotte veroorloof ik mij den heer v. D. aan te bevelen, hierover prof. Lorenz Be ginselen der Natuurkunde I g 154 sub d en e na te slaan ten bewijze dat reeds voorname geleerden zich met de smelting van ijs hebben bezig gehouden. F e b r. 1905 A. J. G. TIMMEKS. *) Daar water van 4,1°C. zich zoowel bij afkoeling als bij verwarming uitzet, is de proef bij uitzondering ook in te richten, dat de spiegelstand behouden blijft. * * ?* Het bezwaar van den geachten inzender vervalt, zoo men aanneemt wat de meeste lezers wel gedaan zullen hebben dat het water bij den aanvang der proef reeds de temperatuur van nul graden heeft, en de smeltwarmte dus niet aan het water, doch aan het vat en de omgeving onttrokken wordt. Kortom, de smelting, die bij de wet van den blijvenden spiegelstand bedoeld wordt, is wat men noemt een isotlicrmisch proces. Bij een voordrachtsproef zal men het met de aanvangstemperatuur zoo nauw niet be hoeven te nemen, wijl de mogelijke afwijking van het theoretische geval toch te gering zal zijn om den toeschouwer tot wantrouwen te brengen. Evenwel is het een kleine moeite om ook dan met water van nul graden te beginnen. CH. M. VAN DKVENTEK. lilililiilllllllllHlllliiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiMiiliiiimiiMiimiiiiiiiiimiiiiitiiiiii Muziek in de Hoofdstad. Mejuffrouw Julia Gulp, vroeger onze stadgenoote, maar sedert geruimen tijd te Berlijn woonachtig, gaf Dinsdag 1.1. een liederenavond, waarop zy zich liet hooren in liederen van Schubert, Brahms, Wolf en Kor. Kuiler. De stem van mejuffrouw Gulp was vroeger reeds schoon en is thans misschien nog schooner geworden. Zij klinkt in alle liggingen mooi egaal en spreekt in alle schakeeringen en op alle klinkers voortreffelijk aan. Mejuffrouw Culp vocaliseert uitstekend ; gelukkig niet zoo helder en vlak als door sommigen schijnt gewenscht te worden, gelijk mij onlangs nog bleek, en in welk geval er onmogelijk adel van klank kan aanwezig zijn. Ook heeft de toon van mejuffrouw Culp niet alleen een goede neus-resonnanee; maar ook een mooie hoofd-resonnance. Hoe zou het ook anders mogelijk zijn, dat haar pianissimo zooveel draagkracht bezit ? Voorts beschikt mejuffrouw Culp over een schoon legato en een duidelijke uitspraak, die zij in dienst weet te stellen van haar intelligente voordracht. Dat zijn allen gewis voortreffelijke eigen schappen, die niet nalieten mej. Culp een groot succes te verschaffen. Indien het publiek bij de eerste liederen nog een weinig ge reserveerd was, geloof ik dat hiervan de oorzaak bij de zangeres te zoeken is. Be drieg ik mij niet, dan had men het optreden van mej. Gulp hier gaarne minder gekunsteld gehad. Als mej. Culp na het zingen van de woorden Und um uns ward Elysium" de oogleden sluit en daar staat als in een droom, zelfs nadat de laatste accoorden van het klavier weerklonken hebben, dan kan men zich er desnoods nog mede vereenigen; maar als zij dit ook doet na het kernachtige der Schmied" van Uhland-Brahms, dan bemerkt men dat het aangeleerd is en men wordt ontstemd. Ik zou mejuffrouw Culp willen toeroepen: blijf toch steeds uzelve; neem geen vreemde manieren aan, maar wees een eerlijke Hoilandsche en daarmede zult ge het in den vreemde op den duur toch nog verder brengen. Voorts schijnt mej. Culp er een gewoonte van te maken enkele noten willekeurig te verlengen. Als dit meer zou voorkomen, zou ik het een ramp achten in onze muziekbeoefening. Wij beginnen dergelijke misbruiken al tamelijk flink te weren uit de operamuziek, waar zij oorspronkelijk het eerst begonnen te tieren; wanneer onze concertzangers of zangeressen op hooge tonen hunne stemmen laten galmen, dan zou het kwaad slechts verplaatst worden van het eene kunstgenre naar het andere. De heer Coenraad V. Bos, die te Berlijn zich een voortreffelijken naam heeft verworven als pianist en begeleider, deed zich, als part ner van mej. Culp, ook hier kennen als een uitstekend kunstenaar. In zijn begeleidingen steeds soepel en volgzaam, weet hij ook in hooge mate de stemming van het gedicht en de muziek in zijn klavierspel uit te drukken. Als solist vergastte ons de heer Bos op Mozart's C dur sonate, welke keuze al weer sterk pleit voor zijn muzikaal karakter. Hij behaalde met de voordracht daarvan een zeer groot en welverdiend succes. Tot mijn leedwezen was ik verhinderd het optreden van den violist Henri Marteau in het Concertgebouw en de uitvoering der K. K. zangvereeniging Arti et Keligioui", onder leiding van den heer Hub. Cuypers met Haydn's Schöpfung" bij te wonen. ANT. De Parsifal-pesüe. Dezer dagen gewerd mij een exemplaar van No. 10 der A'eitc Mmik-Zeitung te Stuttgart ver schijnende, welk exemplaar door den uitgever aan de redactie van de AniKterdammnr gezon den is. In dat nummer vind ik een Aut'ruf" van Paul Marsop, niet blauw aangehaald, ver moedelijk omdat de uitgever wenscht dat hiervan melding gemaakt zal worden in dit Weekblad. Ik wil aan den wenseh van den uitgever voldoen, eeliter niet zonder eenige volzinnen te commenteeren. Ziehier de vertaling van het stuk van Paul Marsop: Nadat Parsifal, Richard Wagner's, bij uiter sten wil aan zijn volk vermaakte en tot het allerhoogste toppunt van artistieke idealiteit opgevoerde schepping 1), door amerikaansche theater-directeuren als voorwerp van speculatiezucht misbruikt is, zal dit werk op europeeschen bodem in een theater stilwidrig" zonder wijding en waardigheid tot opvoering gebracht worden 2), tegen de klaar uitgesproken meening in des meesters 3) en het aesthetische gevoel van alle Duitschers en den rechtvaardigheidszin van alle weldenkenden kwetsende 4). Een Amster damsen genootschap, dat zich merkwaardiger wijze Wagnervereeniging" noemt, wil ame rikaansche manieren aan deze zijde van den Oceaan inburgeren 5). Om het even of men als voornaamste drijfveer der onderneming ijdelheid, verblinde dirigenteneerzucht, of lust naar sensatie moet zien <5): het verdient de scherpste veroordeeling van al degenen, voor wie piëteit, eerlijkheid van meening en fatsoen geen lecge woorden zijn 7). Tot nu toe hebben zich de Amsterdamsche kunst vrienden doof getoond voor de ernstige woorden van mannen die welmeenend waar schuwden. De roof aan het geestelijk eigen dom van een vreemden staat is in Holland nog veroorloofd. Het is der Amsterdamsche Wagnervereeniging voldoende dat zij met den strafrechter 8) op het oogenblik niet in con flict kan komen. Er blijft dus slechts over dat niet alleen alle duitsche musici, doch ook allen die Richard W a g n er en zijn Bayreuther werk hoog en waardig houden, zich in een eenstem mig protest tegen de voor de deur staande ontwijding 2) van Parsifal bij elkaar scharen. Het moet dan toch den heer Viotta en zijn helpere eens onomwonden duidelijk ge maakt worden, hoe men in liet vaderland des meesters over hen en hunne onderneming denkt 7). PACI. MAKSOP. De redactie van de Nette Musik-Zeitung voegt hieraan toe dat wat heden aan Parsifal ge schiedt, morgen ieder ander auteur te wachten staat <J). 1) Juist mijnheer Marsop, Kichard Wagner heeft er steeds naar gestreefd zijn volk ge lukkig te maken met zijn werken. Zijn volk en niet een bonte menigte van lieden uit alle landen der oude en nieuwe wereld, die uit mode en uit zucht om mede te doen aan den chic" van het groote lui's leven naar Bay reuth gaan en waarvan een groot gedeelte de pauseeringen in de restaurants het verkwikkelijkst" vinden van de voorstellingen. En... als Wagner zijn Parsifal aan z ij n volk (dit natuurlijk op te vatten in den ruimsten zin des woords, n.l. allen die hem begrijpen) vermaakt heeft, heeft dan het volk geen recht Parsifal op te eischen? Moet dan Parsifal slechts blijven aan de enkele bevoor rechten die het werk te Bayreuth slechts kunnen zien en hooren? 2) Volkomen juist, nadat Parsifal in Amerika uitgevoerd is. Maar wat hebben die Amerikaansche uitvoeringen uit te staan met die te Amsterdam? Beoogt de heer Marsop een vergelijking te malsen? Dan is zulks pure verdachtmaking. Dat Parsifal in een theater (Opernhaus scjirijijfcAe ;-ii9er Marsop) wordt uitgevoerd, kan tcwngeen aanstoot geven. Zou de heer Marsöp, toet eön voorstelling in de open lucht of ijl~e<en concertzaal of kerk meer vrede gehad hetóben ? Maar nu het ergstel Uit wat concludeert de -schrijver dat de door hem bedoelde Parsifal-opvoering, waarvan nog geen inensch weet hoe die zijn zal, stilwidrig, lllimimHIMIIlmlIlmllmlIIIIIIIIUItllllllHIHIIlmmitltmIllllllmlIIlm GEBEELDHOUWDE MEUBELS. RmaJ.OEGRAAFF-BLARICUM KUNSTNUVER: HEID- WONINGINRICHTINGEN REGULIER S: GRACHT 40 <m AMSTERDAM r~< t DIRKSÜINflBEL OP KOPER EM ZINK GEB°W.,PELIX MERITIS" EL. 2SO7 weihe- und würdelos," moet worden? Heeft de heer Marsop zich er wel eens van overtuigd hoe er hier in de Wagner-Vereeniging muziek gemaakt wordt ? Zeker neen; maar is het dan niet lasterlijk, zonder eenig motief, een uitvoering, die nog niet heeft plaats gehad, zóó te qualiflceeren? 3) De meening des meesters l Was dit inder daad de meening van Wagner? Maar hoe kan dat ? Wagner heeft onze vereeniging die zijn naam draagt, in het geheel niet gekend, daar zij is opgericht een half jaar na den dood des meesters. Weet Marsop wel zoo zeker dat Wagner zich tegen een opvoering zou verzet hebben, indien hij nog leefde'' Wagner heeft Parsifal alleen voor Bayreuth willen behouden oin het werk te vrijwaren voor verminking en nog meer om het niet an die von ihm als tief unsittlich erkannte heater-Praxis, dein Publikum zum Amuse ment" over te leveren. Weet de heer Marsop wel dat het publiek der Wagner-Vereeniging niet alleen met het door Wagner bedoelde niet mag vergeleken worden, maar dat het peil daarvan beslist hooger staat dan dat te Bayreuth ? 4) De heer Marsop behoeft maar eens de nummers 7 en 8 van Lessmann's Algeineine Musikzeitung in te zien, om zich er van te overtuigen dat er onder hen die het niet met hem eens zijn, nog wel mannen gevonden worden van reputatie en van groote verdienste voor de Wagner-zaak. Maar die zullen plot seling voor deze speciale gelegenheid wel geen aesthetisch gevoel meer bezitten?! 5) Bedoelt de heer Marsop met Amerikaansche manieren niet het opstrijken van dollars, als winst behaald op de talrijke uit voeringen door den Amerikaanscben opera speculant Conried gegeven? Maar weet de schrijver dan niet dat de VVagnervereeniiring. uitsluitend voor hare leden, niet meer dan twee uitvoeringen geeft en dat daarbij geen sprake kan zijn van winst, doch dat daarentegen het noodzakelijke deficit van verscheidene duizenden guldens, gedragen wordt door een paar mannen van onbaatzuchtigen kunstzin? 6) Verblinde dirigenten-eerzucht of ijdel heid kan men tegenwoordig te Bayreuth vinden waar onbevoegden de leiding van Wagner's werken in handen nemen, terwijl men beproefde dirigenten voorbijgaat. De woorden stilwidrig weihe- und würdelos" zijn, zooals reeds meermalen gebleken is, toe te passen op uitvoeringen onder die gebrek kige leiding. 7) Heeft een man die klakkelooze ver dachtmakingen en lasterlijke uitingen doet, als waarop in 2) gewezen i?, wel het recht te spreken van eerlijkheid van meening en fatsoen ? 8) Veroorloven de Duitsche wetten den heer Marsop dergelijke aantijgingen te doen zonder den kans te loopen met den straf rechter in conflict te komen? i t) Meent de redactie der Xeue Jfuzikzeitimg waarlijk dat er tegenwoordig n componist leeft, voor wien de Wagnervereeniging zich dezelfde finantieele otters zou getroosten als voor Wagner? Het ware te wenschen dat we een dergelijk genie in ons midden hadden op dit oogenblik! Neen, verontrust u niet, waarde redactie. Uw landgenooten zullen voorloopig niet de eer hebben dat aan hun werken hetzelfde lot als van Parsifal zal te beurt vallen. Wenschen zouden zij het mogelijk wel! N A. S C H K l P T. In het bovenstaande meen ik het minne en bovendien uiterst zwakke stukje van Marsop voldoende gecommenteerd en tevens mijn standpunt in de Parsifal-quaestie uit eengezet te hebben Het eenige wat men tegen de opvoeringen hier in waarheid zou kunnen aanvoeren is de inrichting van den schouwburg, met zijne J. J. BIESING, Kunsthandel» '8-GRAVENHA.GE, Molenstraat 65,65* en 67. Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. Laat Uwe woning inrichten d«»r Nieuwe ontwerpen. Smaakvolle ensembles. Zeer billijke noteering. Foto's en Prijscouranten en Begrootingen gratis. Plaatsing door eigen personeel onder volledige garantie. Vele attesten. Panorama-Gebouw. Amsterdam, Plantage. Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil derijen, Perzische Tapijten. traste I* r {f sten. Toegang v>r\j. tBINNENHUIS KOKlN12OAt1STEKDAr1 MEUBELEN EN-HUISRAAD NAAR-ONTWERPEN-VAN BEKENDE-AMBACHT5-EN 51ER-KLJN5TENAARS MATIGE-PKUZEN-MEUBELEN VAN-EIGEN-WERKPLAATS COMPLETE WONING-IN .RICMTINGEN, AfflSTERDAm AARDEWERK EM TEGELS Neêrlands Oude Kunst. 12 Etsen van WILM STEELINK, Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN, Bibliothecaris te Utrecht. Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst in rood kader met vele vignetten en handteekeningen, kost dit prachtwerk (groot folio form.) gebonden slechts MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS G. & J. COOL AMSTERDAM. ROTTERDAM. UTRECHT. BLOEMGRACHT// OELFT5CHESTR«AT6I BILTSTRABT30 | tyeubileer inrichting Sigen L' ==§Salons-, Eet-, Zit- en. Slaa.plc.am.ei's- :^= ? ? Aanbevelingen van eerste Familiën. ? ? ? Prijscourant ojt aanvrage* Plaatsing Franco Spuistraat 171, hoek JPaleisstraat. Telephoon 614O.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl