Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1445
Gg windt u inderdaad onnoodig op, zei
Durvesteyn. Ik wil dan wel zeggen, dat ik niets
meer tegen u heb; maar ongelukkig schijnt
er mjj toch ook niets vóór u te zijn. Waartoe
dient ten slotte zulk onpartijdig gepraat ?
Gijlieden zoudt, zoo redeneerende, ertoe komen
den duivel wit te wasschen. En wat geeft dit
voor de praktgk? Wilt gij er ons toe brengen,
uw witgewasschen duivel te dineeren te
vragen ? Moeten wij ten eeuwigen dage blijven
zitten met die oude verworden instellingen,
die gij voor uw pleizier tracht te begrijpen
en te verklaren ?
Dat is eene andere questie, die niet meines
Amtes is. Onze taak is het te zorgen, dat
de mannen der praktijk een
onbevooroordeelden kijk hebben op de zaken, voordat
zij een besluit nemen over haar lot.
Nu goed, maar wat meent ge er van ?
Och, daarvan sprak ik niet en ik doe het
ook eigenlijk liever niet. Als ik zulke questies
bespreek, voel ik altijd, dat zwei Seelen,
ach! wohnen in meiner Brust." Ge hebt
's zomers, wandelend in een dennenbosch,
wel .eens een dier woudreuzen zien vellen ?
Het is noodig denkelijk, omdat de boom anders
vermolmt; en het is nuttig ook, dat er
scheepsmasten zijn. Maar ... men kijkt er toch
liever niet naar.
Het kan zijn, maar het moet toch. Verman
u eens, hè? Waar moet het heen met de
Orde?
Als ge het volstrekt wilt! Maar hebt gij
reeds een besluit ?
Opheffen natuurlijk ! riep de ander.
Natuurlijk, alweer de revolutionnaire
bezein! Maar die is nu eenmaal onaannemelijk
in eene geordende maatschappij. Het zou
er fraai uitzien, indien elke stichting, wier
doel u niet behaagt, maar moest opgeruimd
worden. Voelt gij Jan geheel niets al s eerbied
voor het historisch gewordene?
Niet veel! erkende hij.
Ziet gij dan niet, hoe vlak en hoe dr >og
en hoe ongezellig het zou worden om ona
heen, als wij alles, wat ons is overgebleven
van vroegere tijden, opruimden, omdat het
niet direct praktisch en nuttig is ?
Ge valt mij bitter tegen, verklaarde hij.
Als gij het dan niet weet, zal ik het u zeggen :
gij zijt inderdaad een doodgewone sufl'e ge
leerde! Ik voor mij denk juist anders. Weg
met den ouden nutteloozen rommel! Hoe
meer er opgeruimd wordt, hoe beter, hoe
luchtiger en hoe vrijer! Zie om u heen
(en hij wees mij naar de heide langs den
weg, dien wij volgden), hoe de dorre velden,
die eeuwenlang nutteloos lagen, beplant
worden en overstrooid met vriendelijke villa's l
Is dat niet opwekkend, heerlijk ?
Ik heb er niet tegen, zei ik. Mits men
maat houde! Want gij zult mij veroorloven,
om soms tusschen uwe kleurige villatjes de
grootsche eenzaamheid uwer nuttelooze"
heide te betreuren.
Van kwaad tot erger! schimpte hij. Gij
blijkt niet alleen een sufl'er, maar nog een
droomer op den koop toe! Maar laat ons bij
de zaak blijven, als het u belieft. Wat moeten
wy doen met nuttelooze instellingen, die
ons hinderen? Ze kunnen toch zoo niet blijven ?
Welnu, verbeter ze ! Ik ben uw man. Her
vorm ze langs denzelfden historischen weg,
dien hunne ontwikkeling gevolgd heeft.
In dit geval behoort de staat, die alleen
tegen de stichting misdreven heeft, de zaak
ook alleen weder terecht te brengen, b.v.
door, met eerbiediging van de wettig ver
kregen rechten der tegenwoordige leden, in
de statuten een doel aan te brengen, ver
want aan het oorspronkelijke doel der stichting.
Praatjes! Er zijn tal van bezwaren, en
daarop zal de zaak schipbreuk lijden!
Ik ben integendeel van oordeel, dat de
bezwaren er zijn om overwonnen te worden.
Weet gij geen verwant doel voor de stichting
aan te wijzen ?
Ziekenverpleging! riep Durvesteyn.
Gewaagd l meende ik. Als men beweren
wil, dat de Duitsche ridders ooit zieken ver
pleegd hebben, dan moet men teruggaan
tot voorhistorische tijden. Hunne eigenlijke
bezigheid was het bestrijden der ongeloovigen.
Weet gij geen daarmede verwant doel op te
noemen ?
Dat zal wel gaan, meende hij : ongeloovigen
zijn er tegenwoordig genoeg in de wereld !
Hij zweeg een oogenblik. Maar plotseling
zag ik in zijne oogen een goeden inval lich
ten. Ik weet wat! juichte hij; de heer De
Stuers behoort de Duitsche ridders te ver
plichten om tegen de Gajoes te vechten !
Er was blijkbaar geen land meer met hem
te bezeilen. Maar de omstandigheden be
spaarden mij de moeite, om te velde te trek
ken tegen zijn onbehoorlijken uitval. Wij
waren nog een honderd schreden verwijderd
ran het station Doldersche weg. En op het
oogenblik, dat myn vriend de Gajoes noemde,
vertoonde zich puffend en zuchtend de loco
motief om den hoek van het boschjebij het
station. Zonder een woord te verliezen, zetten
wij beiden het in den draf, en toen wij hijgend
en lachend neervielen op de kussens van onze
coupé, waren wij zoowel de Duitsche ridders
als de Gajoes volkomen vergeten.
S. MULLER Fz.
Een schooljongen ontdetter.
Onder dit opschrift brengt de heer v. D.
in no. 1439 van dit weekblad eene zeer juiste
waarneming van een gymnasiast te Batavia,
n.l. dat een glas, tot den rand gevuld met water
en (drijvend^) ijs, bij het smelten van liet ijs,
niet overloopt.
Ook de gevolgtrekking betren'ende het
krimpen van het ijs bij smelting laat niets
aan juistheid te wenschen over, hoewel het
feit in vele leerboeken der natuurkunde
vermeld wordt.
Daarentegen is het beweren van den heer
v. D., dat de waterspiegel ook niet daalt en
de daardoor verkregen wet .-?van den blijven
den spiegelstand", m.i. eene dwaling, omdat
hierbij geene rekening gehouden wordt met
veranderingen in temperatuur.
IJs gebruikt om te smelten eene vaste
hoeveelheid warmte, die aan zijne omgeving
onttrokken wordt. Wanneer men bij het
nemen eener proef een vat neemt uit eene
slecht warmte geleidende stof en de opname
van warmte uit de lucht zooveel mogelijk
voorkomt, zal dus de smeltingswarmte aan
het omringende water onttrokken worden.
Gevolg van de daling van de temperatuur
zal in de meeste gevallen *) eene daling van
den waterspiegel met zich brengen.
Ter verduidelijking eenige cijfers: neem
een vat met i) Kg. water van 13,30" O. en
plaats daarin l Kg. droog ijs van 0°C., dan
zal na volkomen smelting, wanneer warmte
toevoer uit de wanden van het vat en uit
de lucht niet plaats vindt, eene temperatuur
ontstaan van:
9 XJ3.35 X_(l X_-79,2) _
""' 10 " - '
C.
Bij 13,35°C. is het volume van water, dat
bij 4,1°C. een volume = l heeft, 1,000675.
Bij indompeling van het ijs neemt dit ook
de plaats in van l Kg. van het omringende
water. Men heeft dus bij het begin der proef
een volume van 10 X 1,000675 dM3. =:
10,000675 dM., hetwelk na smelting, bij het
bereiken der temperatuur van 4,1°C., is af
genomen tot 10 X l r= 10 dM3.
In het proefvat moet deze vermindering
van het volume met 6% cM3. ongetwijfeld
eene daling van den spiegel tengevolge hebben.
Moge deze daling ook niet met het bloote
oog waarneembaar zijn, het is te veel om
van eene nieuwe natuurwet te spreken.
Ten slotte veroorloof ik mij den heer v. D.
aan te bevelen, hierover prof. Lorenz Be
ginselen der Natuurkunde I g 154 sub d en e
na te slaan ten bewijze dat reeds voorname
geleerden zich met de smelting van ijs hebben
bezig gehouden.
F e b r. 1905 A. J. G. TIMMEKS.
*) Daar water van 4,1°C. zich zoowel bij
afkoeling als bij verwarming uitzet, is de
proef bij uitzondering ook in te richten, dat
de spiegelstand behouden blijft.
* *
?*
Het bezwaar van den geachten inzender
vervalt, zoo men aanneemt wat de meeste
lezers wel gedaan zullen hebben dat het
water bij den aanvang der proef reeds de
temperatuur van nul graden heeft, en de
smeltwarmte dus niet aan het water, doch
aan het vat en de omgeving onttrokken
wordt. Kortom, de smelting, die bij de wet
van den blijvenden spiegelstand bedoeld
wordt, is wat men noemt een isotlicrmisch
proces.
Bij een voordrachtsproef zal men het met
de aanvangstemperatuur zoo nauw niet be
hoeven te nemen, wijl de mogelijke afwijking
van het theoretische geval toch te gering
zal zijn om den toeschouwer tot wantrouwen
te brengen. Evenwel is het een kleine moeite
om ook dan met water van nul graden te
beginnen. CH. M. VAN DKVENTEK.
lilililiilllllllllHlllliiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiMiiliiiimiiMiimiiiiiiiiimiiiiitiiiiii
Muziek in de Hoofdstad.
Mejuffrouw Julia Gulp, vroeger onze
stadgenoote, maar sedert geruimen tijd te Berlijn
woonachtig, gaf Dinsdag 1.1. een
liederenavond, waarop zy zich liet hooren in liederen
van Schubert, Brahms, Wolf en Kor. Kuiler.
De stem van mejuffrouw Gulp was vroeger
reeds schoon en is thans misschien nog
schooner geworden. Zij klinkt in alle liggingen mooi
egaal en spreekt in alle schakeeringen en op
alle klinkers voortreffelijk aan. Mejuffrouw
Culp vocaliseert uitstekend ; gelukkig niet zoo
helder en vlak als door sommigen schijnt
gewenscht te worden, gelijk mij onlangs nog
bleek, en in welk geval er onmogelijk adel
van klank kan aanwezig zijn.
Ook heeft de toon van mejuffrouw Culp
niet alleen een goede neus-resonnanee; maar
ook een mooie hoofd-resonnance. Hoe zou
het ook anders mogelijk zijn, dat haar
pianissimo zooveel draagkracht bezit ? Voorts
beschikt mejuffrouw Culp over een schoon
legato en een duidelijke uitspraak, die zij in
dienst weet te stellen van haar intelligente
voordracht.
Dat zijn allen gewis voortreffelijke eigen
schappen, die niet nalieten mej. Culp een
groot succes te verschaffen. Indien het publiek
bij de eerste liederen nog een weinig ge
reserveerd was, geloof ik dat hiervan de
oorzaak bij de zangeres te zoeken is. Be
drieg ik mij niet, dan had men het optreden
van mej. Gulp hier gaarne minder gekunsteld
gehad. Als mej. Culp na het zingen van de
woorden Und um uns ward Elysium" de
oogleden sluit en daar staat als in een droom,
zelfs nadat de laatste accoorden van het klavier
weerklonken hebben, dan kan men zich er
desnoods nog mede vereenigen; maar als zij
dit ook doet na het kernachtige der Schmied"
van Uhland-Brahms, dan bemerkt men dat
het aangeleerd is en men wordt ontstemd.
Ik zou mejuffrouw Culp willen toeroepen:
blijf toch steeds uzelve; neem geen vreemde
manieren aan, maar wees een eerlijke
Hoilandsche en daarmede zult ge het in den
vreemde op den duur toch nog verder brengen.
Voorts schijnt mej. Culp er een gewoonte
van te maken enkele noten willekeurig te
verlengen. Als dit meer zou voorkomen, zou
ik het een ramp achten in onze
muziekbeoefening.
Wij beginnen dergelijke misbruiken al
tamelijk flink te weren uit de operamuziek,
waar zij oorspronkelijk het eerst begonnen
te tieren; wanneer onze concertzangers of
zangeressen op hooge tonen hunne stemmen
laten galmen, dan zou het kwaad slechts
verplaatst worden van het eene kunstgenre
naar het andere.
De heer Coenraad V. Bos, die te Berlijn
zich een voortreffelijken naam heeft verworven
als pianist en begeleider, deed zich, als part
ner van mej. Culp, ook hier kennen als een
uitstekend kunstenaar. In zijn begeleidingen
steeds soepel en volgzaam, weet hij ook in
hooge mate de stemming van het gedicht
en de muziek in zijn klavierspel uit te drukken.
Als solist vergastte ons de heer Bos op
Mozart's C dur sonate, welke keuze al weer
sterk pleit voor zijn muzikaal karakter. Hij
behaalde met de voordracht daarvan een
zeer groot en welverdiend succes.
Tot mijn leedwezen was ik verhinderd het
optreden van den violist Henri Marteau in
het Concertgebouw en de uitvoering der
K. K. zangvereeniging Arti et Keligioui",
onder leiding van den heer Hub. Cuypers
met Haydn's Schöpfung" bij te wonen.
ANT.
De Parsifal-pesüe.
Dezer dagen gewerd mij een exemplaar van
No. 10 der A'eitc Mmik-Zeitung te Stuttgart ver
schijnende, welk exemplaar door den uitgever
aan de redactie van de AniKterdammnr gezon
den is. In dat nummer vind ik een Aut'ruf"
van Paul Marsop, niet blauw aangehaald, ver
moedelijk omdat de uitgever wenscht dat
hiervan melding gemaakt zal worden in dit
Weekblad.
Ik wil aan den wenseh van den uitgever
voldoen, eeliter niet zonder eenige volzinnen
te commenteeren.
Ziehier de vertaling van het stuk van Paul
Marsop:
Nadat Parsifal, Richard Wagner's, bij uiter
sten wil aan zijn volk vermaakte en tot het
allerhoogste toppunt van artistieke idealiteit
opgevoerde schepping 1), door amerikaansche
theater-directeuren als voorwerp van
speculatiezucht misbruikt is, zal dit werk op
europeeschen bodem in een theater
stilwidrig" zonder wijding en waardigheid
tot opvoering gebracht worden 2), tegen de
klaar uitgesproken meening in des meesters 3)
en het aesthetische gevoel van alle
Duitschers en den rechtvaardigheidszin van alle
weldenkenden kwetsende 4). Een Amster
damsen genootschap, dat zich merkwaardiger
wijze Wagnervereeniging" noemt, wil ame
rikaansche manieren aan deze zijde van den
Oceaan inburgeren 5). Om het even of men
als voornaamste drijfveer der onderneming
ijdelheid, verblinde dirigenteneerzucht, of
lust naar sensatie moet zien <5): het verdient
de scherpste veroordeeling van al degenen,
voor wie piëteit, eerlijkheid van meening en
fatsoen geen lecge woorden zijn 7).
Tot nu toe hebben zich de Amsterdamsche
kunst vrienden doof getoond voor de ernstige
woorden van mannen die welmeenend waar
schuwden. De roof aan het geestelijk eigen
dom van een vreemden staat is in Holland
nog veroorloofd. Het is der Amsterdamsche
Wagnervereeniging voldoende dat zij met den
strafrechter 8) op het oogenblik niet in con
flict kan komen. Er blijft dus slechts over
dat niet alleen alle duitsche musici, doch
ook allen die Richard W a g n er en
zijn Bayreuther werk hoog en
waardig houden, zich in een eenstem
mig protest tegen de voor de deur staande
ontwijding 2) van Parsifal bij elkaar scharen.
Het moet dan toch den heer Viotta en
zijn helpere eens onomwonden duidelijk ge
maakt worden, hoe men in liet vaderland
des meesters over hen en hunne onderneming
denkt 7).
PACI. MAKSOP.
De redactie van de Nette Musik-Zeitung voegt
hieraan toe dat wat heden aan Parsifal ge
schiedt, morgen ieder ander auteur te wachten
staat <J).
1) Juist mijnheer Marsop, Kichard Wagner
heeft er steeds naar gestreefd zijn volk ge
lukkig te maken met zijn werken. Zijn volk
en niet een bonte menigte van lieden uit alle
landen der oude en nieuwe wereld, die uit mode
en uit zucht om mede te doen aan den
chic" van het groote lui's leven naar Bay
reuth gaan en waarvan een groot gedeelte de
pauseeringen in de restaurants het
verkwikkelijkst" vinden van de voorstellingen.
En... als Wagner zijn Parsifal aan z ij n
volk (dit natuurlijk op te vatten in den
ruimsten zin des woords, n.l. allen die hem
begrijpen) vermaakt heeft, heeft dan het volk
geen recht Parsifal op te eischen? Moet dan
Parsifal slechts blijven aan de enkele bevoor
rechten die het werk te Bayreuth slechts
kunnen zien en hooren?
2) Volkomen juist, nadat Parsifal in
Amerika uitgevoerd is. Maar wat hebben die
Amerikaansche uitvoeringen uit te staan met
die te Amsterdam? Beoogt de heer Marsop
een vergelijking te malsen? Dan is zulks pure
verdachtmaking. Dat Parsifal in een theater
(Opernhaus scjirijijfcAe ;-ii9er Marsop) wordt
uitgevoerd, kan tcwngeen aanstoot geven.
Zou de heer Marsöp, toet eön voorstelling
in de open lucht of ijl~e<en concertzaal of kerk
meer vrede gehad hetóben ? Maar nu het ergstel
Uit wat concludeert de -schrijver dat de door
hem bedoelde Parsifal-opvoering, waarvan nog
geen inensch weet hoe die zijn zal, stilwidrig,
lllimimHIMIIlmlIlmllmlIIIIIIIIUItllllllHIHIIlmmitltmIllllllmlIIlm
GEBEELDHOUWDE MEUBELS.
RmaJ.OEGRAAFF-BLARICUM
KUNSTNUVER:
HEID-
WONINGINRICHTINGEN
REGULIER S:
GRACHT 40 <m
AMSTERDAM
r~<
t
DIRKSÜINflBEL
OP KOPER EM ZINK
GEB°W.,PELIX MERITIS"
EL. 2SO7
weihe- und würdelos," moet worden? Heeft de
heer Marsop zich er wel eens van overtuigd hoe
er hier in de Wagner-Vereeniging muziek
gemaakt wordt ? Zeker neen; maar is het dan
niet lasterlijk, zonder eenig motief,
een uitvoering, die nog niet heeft plaats
gehad, zóó te qualiflceeren?
3) De meening des meesters l Was dit inder
daad de meening van Wagner? Maar hoe
kan dat ? Wagner heeft onze vereeniging die
zijn naam draagt, in het geheel niet gekend,
daar zij is opgericht een half jaar na den
dood des meesters. Weet Marsop wel zoo
zeker dat Wagner zich tegen een opvoering
zou verzet hebben, indien hij nog leefde''
Wagner heeft Parsifal alleen voor Bayreuth
willen behouden oin het werk te vrijwaren
voor verminking en nog meer om het niet
an die von ihm als tief unsittlich erkannte
heater-Praxis, dein Publikum zum Amuse
ment" over te leveren. Weet de heer Marsop
wel dat het publiek der Wagner-Vereeniging
niet alleen met het door Wagner bedoelde
niet mag vergeleken worden, maar dat het
peil daarvan beslist hooger staat dan dat te
Bayreuth ?
4) De heer Marsop behoeft maar eens de
nummers 7 en 8 van Lessmann's Algeineine
Musikzeitung in te zien, om zich er van te
overtuigen dat er onder hen die het niet
met hem eens zijn, nog wel mannen gevonden
worden van reputatie en van groote verdienste
voor de Wagner-zaak. Maar die zullen plot
seling voor deze speciale gelegenheid wel
geen aesthetisch gevoel meer bezitten?!
5) Bedoelt de heer Marsop met
Amerikaansche manieren niet het opstrijken van
dollars, als winst behaald op de talrijke uit
voeringen door den Amerikaanscben opera
speculant Conried gegeven? Maar weet de
schrijver dan niet dat de VVagnervereeniiring.
uitsluitend voor hare leden, niet meer
dan twee uitvoeringen geeft en dat daarbij
geen sprake kan zijn van winst, doch dat
daarentegen het noodzakelijke deficit van
verscheidene duizenden guldens, gedragen
wordt door een paar mannen van
onbaatzuchtigen kunstzin?
6) Verblinde dirigenten-eerzucht of ijdel
heid kan men tegenwoordig te Bayreuth
vinden waar onbevoegden de leiding van
Wagner's werken in handen nemen, terwijl
men beproefde dirigenten voorbijgaat. De
woorden stilwidrig weihe- und würdelos"
zijn, zooals reeds meermalen gebleken is, toe
te passen op uitvoeringen onder die gebrek
kige leiding.
7) Heeft een man die klakkelooze ver
dachtmakingen en lasterlijke uitingen doet,
als waarop in 2) gewezen i?, wel het recht
te spreken van eerlijkheid van meening en
fatsoen ?
8) Veroorloven de Duitsche wetten den
heer Marsop dergelijke aantijgingen te doen
zonder den kans te loopen met den straf
rechter in conflict te komen?
i t) Meent de redactie der Xeue Jfuzikzeitimg
waarlijk dat er tegenwoordig n componist
leeft, voor wien de Wagnervereeniging zich
dezelfde finantieele otters zou getroosten als
voor Wagner? Het ware te wenschen dat
we een dergelijk genie in ons midden hadden
op dit oogenblik! Neen, verontrust u niet,
waarde redactie. Uw landgenooten zullen
voorloopig niet de eer hebben dat aan hun
werken hetzelfde lot als van Parsifal zal
te beurt vallen. Wenschen zouden zij het
mogelijk wel!
N A. S C H K l P T.
In het bovenstaande meen ik het minne
en bovendien uiterst zwakke stukje van
Marsop voldoende gecommenteerd en tevens
mijn standpunt in de Parsifal-quaestie uit
eengezet te hebben
Het eenige wat men tegen de opvoeringen
hier in waarheid zou kunnen aanvoeren is
de inrichting van den schouwburg, met zijne
J. J. BIESING,
Kunsthandel»
'8-GRAVENHA.GE,
Molenstraat 65,65* en 67.
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
Laat Uwe woning inrichten
d«»r
Nieuwe ontwerpen. Smaakvolle ensembles.
Zeer billijke noteering. Foto's en Prijscouranten en
Begrootingen gratis. Plaatsing door eigen personeel
onder volledige garantie. Vele attesten.
Panorama-Gebouw.
Amsterdam, Plantage.
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
traste I* r {f sten. Toegang v>r\j.
tBINNENHUIS
KOKlN12OAt1STEKDAr1
MEUBELEN
EN-HUISRAAD
NAAR-ONTWERPEN-VAN
BEKENDE-AMBACHT5-EN
51ER-KLJN5TENAARS
MATIGE-PKUZEN-MEUBELEN
VAN-EIGEN-WERKPLAATS
COMPLETE
WONING-IN
.RICMTINGEN,
AfflSTERDAm
AARDEWERK
EM TEGELS
Neêrlands Oude Kunst.
12 Etsen van WILM STEELINK,
Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht.
Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst
in rood kader met vele vignetten en
handteekeningen, kost dit prachtwerk
(groot folio form.) gebonden slechts
MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS
G. & J. COOL
AMSTERDAM. ROTTERDAM. UTRECHT.
BLOEMGRACHT// OELFT5CHESTR«AT6I BILTSTRABT30
|
tyeubileer inrichting Sigen
L'
==§Salons-, Eet-, Zit- en. Slaa.plc.am.ei's- :^=
? ? Aanbevelingen van eerste Familiën. ? ? ?
Prijscourant ojt aanvrage* Plaatsing Franco
Spuistraat 171, hoek JPaleisstraat. Telephoon 614O.