Historisch Archief 1877-1940
DE A1M i T E K D A M M E R MV E K B L A D VOO H NEDERLAND.
No. 1446
weerhield. Dat is heel anders dan de
Deutsche Wockenzeittmg, die blijkbaar een
steuntje poodig had, te verzoeken eens
bij $7fe, >Jugend, der Floh of
Simplicissimus naar onze schuld of onschuld
te informeeren.
Het
in fle bofsM,
XV.
De stad heeft niet slechts fraaie omstreken,
die in eindelooze verscheidenheid aantrek
kelijke wandelingen opleveren, ook in haar
boezem zelf bergt zij aanvailigheden van den
eersten .rang, zoodut elke vreemdeling, die
niet als een Amerikaan van schoonheids
gevoel is verstoken, daardoor wordt verrast
en bekoord. Waar vindt men zulke schoone
stadsgezichten als op Vijverberg, Voorhout,
Bezuidenhout, Zeestraat ? Niet door kunst is
die schoonheid ontstaan, maar de natuur heeft
haar bevalligslen mantel over deze streken
geworpen. Want fraaie gebouwen zoekt men
Lier te vergeefs, slechts onder de oudere,
afkomstig uit de periode, die de gouden
Eeuw' wordt genoemd, treft men ze aan;
doch die paleizen van steden en provinciën
zijn afgedaald van hun rang en worden thans
geëxploiteerd voor hotel, bibliotheek of
kantoorlocalen. De nieuwere bouworde heeft al
het mogelijke gedaan om het fraaie der om
geving te bederven. Aanzie slechts het Plein,
oorspronkelijk een der fraaiste van Holland l
Wat is het thans ontsierd door de omringende.
gebouwen, departementen van algemeen
bestuur, het hondehok voor den hoogen raad,
het clubgebouw der Witte" ; het archief
gebouw, mede afkomstig uit den glorietijd
en daarvan nog de sporen dragend, thans
verlaten, wacht met gebogen hoofd welke
vernederende bestemming men het heeft
toegedacht !
Alsof dit alles nog niet genoeg ware heeft
men het i'lein ontsierd door de plaatsing
van verschillende huisjes : n ervan, met een
hier niet te noemen bestemming, waarvan
de ingang voor de dames juist tegenover den
gevel der Witte" was geplaatst, is gelukkig
weer verdwenen, zoodat daarover niet meer
valt te klagen. Doch aan de andere zijde staat
nog een kiosk van den Volksbond, aan de
zijde tegenover de Witte" een nog leelijker
dito voor de tram, verder
advertentiekoloinmen, gelegenheden voor heeren, terwijl de
vrouwen daarvan nu zijn verstoken ! usschen
de fraaie boonieurij zijn thans de kabels voor
de electrisc..e tram gespannen, terwijl het
verkeer aan alle vier de zijden door de
electrische- en paardentram wordt belem
merd. Doch in het midden van het Plein
prijkt nog het standbeeld van den Vader des
Vaderlands ; rustig staat hij daar, met min
achting neerziende op de ontsiering zijner
omgeving, op het gewoel van het volk, dat
door hem tot vrijheid en ontwikkeling is
gebracht l Soms is het of een glimlach zijn
lippen plooit, wanneer hij de wisseling
ainschouwt in de hoofden der departementen
om hem heen ; niet ten onrechte heeft hij
den rug gekeerd naar het Binnenhof, als otn
zijn minachting uit te drukken voor hetgeen
daar voorvalt; hij wil gén notitie nemen
van het in- en .uitgaan der volksvertegen
woordigers, van hun kleinzieligen strijd, die
tot aan zijn voeten wordt voortgezet! Even
min wil hij iets te doen hebben met het
beeldje van een zijner voorgangers geplaatst
in het Binnenhof op een fonteintje, dat
nooit water geeft; in een stijl, die vloekt
met het ernstige der omgeving, waar eenmaal
Oldenbarnevelt het schavot besteeg en zijn
leven voor het vaderland ten offer bracht.
Immers, dat belachelijke beeldje is geen
nationaal monument, doch een getuigenis
van katholieke dweepzucht, dat hier allerminst
op zijn plaats is. Op het Tournooiveld vindt
men iets dergelijks ; een monster van monu
mentale kunst, waarbij vergeleken Naatje
op den Dam" nog eea schoonheid kan ge
noemd worden I i-J et ligt stellig aan mijne
onwetendheid, maar het mocht mij nog niet
gelukken de beteekenis van dit gedenkstuk
te vinden; wanneer ik een ervaren Hagenaar
daarna vroeg, kreeg ik geen bevredigend
antwoord. Met groote woorden werd ik afge
scheept. Weet ge dat niet, foei schaam u!"
ik kruip dan in mijn schulp, maar kan het
vermoeden niet onderdrukken, dat even
groote onwetendheid onder barschheid moet
bedekt blijven.
Beeds handelde ik in een mijner vorige
opstellen over het beeld van Spiuoza in den
achterhoek ; ik kom er thans slechts op terug
om met voldoening te getuigen, dat sedert dat
schrijven, in zijn toestand eenige verbetering
is gekomen. Het beeld is wat opgepoetst en
schoongemaakt, daarbij zijn de grachtjes om
hem heen gedempt, de omgeving is opgeknapt,
zoodat hij vrij tevreden over zijn thans
dragelijken toestand _en behagelijk gezeten in
zijn grooten stoel zijn diepzinnige overpein
zingen kan voortzetten.
Het fonteintje op het Binnenhof is hier
niet het eenige dat zelden of nooit water
geeft ; wij hebben nog zulk een exemplaar,
dat geplaatst is op het Banka-plein. Dit is
wel echt modern, zoodat dienstmeisjes en
huisknechts zeer talrijk in deze buurt
het vol bewondering aanschouwen, en zich
aangezien een haagsch exemplaar van dit
geslacht zich diep zou schamen om met een
emmer te loopen er weinig over bekom
meren, dat slechts bij hooge gelegenheden
eenig water in het bekken vloeit. Het ding
is in volkomen overeenstemming met den
geest der omwonende bevolking, want het
ziet er niet onsierlijk uit maar pas op! de
beelden zijn niet uit steen gehouwen doch
gegoten van zink, dat elk jaar netjes wordt
opgeverwd in een fraaie geel-bruine tint,
zoodat de verwkorst er reeds een vinger dik
op zit. En nu ik toch over de fonteinen
spreek mag ik niet nalaten te wijzen op de
fontein in de boschjes ter eere van Vosmaer
den dichter. In stille omgeving staat zij daar
tot lafenis van de spelende jeugd, en de
dichter kijkt met welgevallen op hen neer.
Doch het geheel is stijf, door de tegenstel
ling herinnerend aan zeker, bij alle reizigers
wel bekend manneke, dat met gelijk doel is
geplaatst in een nis achter het stadhuis te
Brussel, dat geëngageerde en jonggehuwde
paren slechts met, een steelsenen,
zijwaartschen biik voorbijgaan !
Het eenige monument, dat werkelijk kunst
waarde heeft, is het ruiterstacdbeeld geplaatst
voor het koninklijk paluis ; indien ik mij niet
vergis, particulier eigendom van het konink
lijke huis. Vertoeft, gelijk thans het geval is,
het hof in de residentie, dan is het monument
dagelijks omringd door een schare van be
langstellenden, die de aankomst of het vertrek
onzer jeugdige koningin afwachten, om haar
te aanschouwen en toe te juichen. Want het
is een aantrekkelijke verschijning, wanneer
zij, door alle weer en wind in open rijtuig
gezeten, soms zelf mennend, steeds vriendelijk
de toejuiching begroetend, zich vrij door de
straten, langs de wandelwegen beweegt en
goddank! geen aanslag of minder aangename
bejegening behoeft te vreezen !
De verdere monumenten van nationale
beteekenis kan men bij gemis van alle kunst
waarde voorbijgaan. Het beeld van koning
Willem II in het Buitenhof is een toonbeeld
van wansmaak ; het monument op het Plein
1813 staat in dit opzicht niet veel hooger.
Nog herinner ik mij den strijJ bij het tot
standkomen daarvan, en las in iertijd een
brochure van den bekroonden om werper
Koeleman, waarin de lijdensgeschiedenis
wordt meegedeeld. Daaruit tocüblij et, dat
ook van dit werk de beelden niet door een
kunstenaar zijn gemodelleerd, maar gegoten
in een fabriek. Bij de on hulling stond het
te midden van een zandwoestijn, die thans
in een aantrekkelijk villapart is omgezet.
Over de buste van Constantijn Huygens bij
hotel Promenade sprak ik reeds; het monu
ment staat daar ter eere van zijn bemoeiingen
tot het aanleggen van den fraaieu weg, die
op zijn initiatief tot stand kwam. In een der
jaargangen van die Haghe" kan men lezen
hoeveel moeite die aanleg heeft gekost en
welke bezwaren daartoe moesten overwonnen
worden. Thans is deze weg een der fraaiste
van Europa, en kan men zicu nauwelijks meer
voorstellen hoe men in vroeger dagen door
het land moest baggeren om Scheveningen
te bereiken.
Ook daar vindt men een monument, ge
plaatst op een duin in den vorm eener zuil
of naald, bekroond door een vergulden bol.
Doch haar voortbestaan wordt bedreigd!
Want aan haar voet beuken de golven, opge
zweept door den westenwind, en dreigen haar
met geweld mee te sleepen, Slechts zwakke
pogingen tot tegenweer worden ingesteld;
men heeft namelijk eenige met zand gevulde
zakken aan haar vo;t geplaatst; reeds zag
ik onlangs bij een wandeling langs het strand
vele dier zakken verspreid liggen. De
aartsvijand onzer duinen stoort zich blijkbaar
weinig aan die zwakke poging lot tegenweer,
met een Hinken storm, zooals wij omwoiiers
vele in den laatsteii tijd ondervonden, ont
rukken de opgezweepte golven de/eu zwakken
steun aan het monument, dan zinkt het neer
en verdwijnt op den bodem der zee ! Zal dit
betreurd worden'.' De zee zal haar recht
hernemen en teru^ eisehen de herinnering
aan hetgeen zij hu-r eenmaal bracht, Nog
slechts enkele jaren, en het is een eeuw
geleden dat een visscliorsbootje hier aan
kwam en met gejuich werd opgewacht. YM\I
ons land er erger aan toe zijn geweest, indien
men geweigerd had den inhoud in ontvangst
te nemen en het bootje zijn vracht terug had
gebracht, vanwaar zij was besteld? U dele
vraag '. de geschiedenis geeft geen antwoord
op het onderzoek naar hetgeen zou gevolg l
zijn, indien eenige gebeurtenis o( niet of op
andere wijze ware tot stand gekomen. Nu
steeds ineer licht wordt ontstoken omtrent
de handelende personen van het drama,
waarvau hier een hoofdtouneel werd gespeeld;
nu brieven en gedenkschriften, die lan4 ver
borgen werden gehouden, worden uitgegeven,
en aldus de gebeurtenissen dier da ge u in het
volle licht verschijnen, nu o.a. de figuur Van
Hogendorp in scherper omtrekken tot ons
komt kan men vragen: wat heeft hem toch
bezield en gebracht tot dien stap ? Zou hij
niet wijzer hebben gehandeld door het schuitje
met zijn vracht terug te wijzen of liever niet
uit Engeland te ontbieden ? En waar men
ten slotte leest van de ondankbaarheid die
hij later moest ondervinden en waarover hij
zoo bitter klaagt, moet men dan niet tot het
besluit komen : gij hebt loon naar werken
ontvangen ?"
Mijn ouders wisten nog te verhalen van
het verblijf der kozakken in ons land en hoe
ruw zij huishielden, welk een schrik zij ver
spreidden, hoe zij zelfs de kaarsen uit de
blakers namen om op te eten ! En dat heette
toen de verlossing! Op de lagere school
leerde ik het monster van Corsica" ver
foeien en werd de slag van Waterloo als
godgevallig beschreven Doch de reactie bleef
niet uit, al duurde het lang eer ik de vraag
durfde stellen: wat zou zijn gebeurd,* indien
Napoleon dien slag had gewonnen ?
Het is geen tijd meer om monumenten op
te richten voor historische gebeurtenissen of
personen, die. lang geleden een rol op het
wereldtooneel hebben gespeeld. Duidelijk
blijkt dit bij het voornemen tot het oprichten
van eeu standbeeld voor den stadhouder
Willem III. Want nu wordt zijn leven opge
haald, zijn werk beschreven, van zijn karak
ter nevens de goede ook de schaduwzijde
aangetoond. Zal men het standbeeld durven
zetten op de Plaats, hut gelaat gekeerd naai
de Gevangenpoort ?
SENIOR.
Blief uit utrecht,
Een nieuwe sluis in het
Merwedekanaal.
Op de west-grens, op deii uiten-1 en rand
van de gemeente Utrecht loopt het
Merwedekanaal, netjes tusschen dijken in, zonder
grillige bochten, zooals dat 'n behoorlijk
kanaal past.
Dat kanaal met de daar in df buurt liggende
uitspanning de Hommel", met den Leidschen
of Ouden Kijn, dien het kruUt, is al sedert
jaar en dag een trekpleister voor eiken
Utrechtschen jongen, die ook maar een greintje
gevoel voor water heeft en niet in al te droge
ideeën is opgevoed. Daar trekken de jongens
in groote troepen heen op de vrije middagen
en op Zondag, als ze aan de plichtmatige
wandeling met Pa en Ma naar de fiilt kunnen
ontkomen, want de Utrechtenaartjes zoeken
voor hun vermaken liefst buiten de stad de
meest waterrijke streken op. Of ze trekken
naar de forten rond Utrecht, óf ze gaan naar
d'n Hommel en naar 't Merwedekanaal. Wat
ze op die plekken uitvoeren is altijd voor
de ouders '11 groot geheim geweest, maar in
den regel zoeken zij ze op met vreedzame
bedoelingen. Zoo krijgen ze allemaal op 'n
goeien dag en dit gebeurt zóó zeker, als
ze ook allen eens d'n baard in hun keel zullen
krijgen 'n bevlieging om 'n aquarium te
gaan houden, en ze sjouwen met 'n
inmaakliesch naar d'n Hommel'', zitten er 'n heelen
middag met 'n pier aan 'n touwtje in een
sloot te poeieren en komen met 'n honderd
hagedissen en salamanders, met kroos en
wier thuis; maar 't aquarium krijgen ze
toch nooit waterdicht klaar en daar staat dan
de flesch al gauw in den tuin, totdat alle
beestjes er zijn uitgekropen.
Zoo komen ze er wel eens voor niets
anders, dan om er stil te zitten dan om
er stil te zitten, in 't gras onder aan den
dijk of op de hardsteenen hoofden van den
sluiskolk of om er te hangen over 'n
brugleuuing, in mijmerstemming, spugend in 't
water en kijkend naar 't uit de sluisdeuren
woelende water en de daarin rondgesleurde
stukjes hout. Liefst kruipen ze dan zoo dicht
mogelijk in de buurt van de schepen ; die
boeien hen zoo, dat ze er haast de werke
lijkheid om vergeten en zich ruslig laten
aanblarl'en door de scheepshondjes, die met
nijdig oprukken van den kop hun gekef den
vreemden indringers tegemoet jagen. Vlak
onder hen schuren de scheepsboorden tegen
den muur; zij zouden zich maar moeten
laten glijden om aan boord te wezen, midden
in 't drukke beweeg op de schepen, Uisichen
de schippers in hun blauwe truien,
flodderbroeken en trijpen pantoffels. Ze zouden wel
willen meewerken met dezen : dekzwabberen,
sleeptros-binnenhalen, zwaarden-optrekken
tot aardappel-schillen toe, ze zouden 't wel
willen doen, als ze maa1' aan boord mochten.
Beneden hen, is van 't water niets meer te
zien; boordevol is de sluiskolk, dek aan dek
liggen er de schepen ; daarover wirwarren de
neergelaten masten, de spitsopstekende boeg
sprieten, daarover ligt als 'n reusachtig net
't touwwerk van het want, van de boeg
sprieten en de sleeptrossen, daaruit steken
de pijpen en de masten van de stoombooten
en de hooge rompen van c!e rijn-aken, en de
hoog-opgetaste turf- of hooi-ladingen staan
er als heuvels tusschen.
Maar vóór de kolk liggen ook weer schepen
en er achter ook. Dat lijkt dan wat op een
drukke haven; de haven van Utrecht! En
het is er ook werkelijk druk, daar komen
ook heel veel schepen. In eeuwigdurend
heen en weer getrek gaan ze ailijd langs 't
zelfde kanaal; in lange ritsen achte r
sleepbooten staligen zo uut het lustige beweeg
van een koppel eenden usschen de rechte
dijken door.
Steeds komen er meer. Varen ze van Noord
naar Zuid dan kunnen zo zelden maar zóó
de -ïluis biniie-nschuiven ; meestal liggen daarin
al voorgaande of opkomende sleepen te
wachten, en soms ligt er dan voor de andere
sluisdeuren ook 'n opkomende slee]) en verder
iu 't kanaal achter de groote draaibrug van
den Leidschenweg nog een. Htt veikeer
over dien weg is zeer druk en daarom in
voortduren Jen strijd met 't verkeer over 't
kanaal. Wie moeten er nu wachten, de
schepen voor de menschen en wagens of
deze voor de schepen ? Daar wordt dan zou'n
beetje mee geschipperd, maar de schepen
winnen 't meestal. De brug wordt zoo dikwijls
op een dai «licht- en opengediaaid, dat de
bruggeman, duiikt me, 's avonds moeite zal
hebben zich nog helder voor te stellen aan
welken oever de westelijke bi uggekaut moet
wezen.
Eu de sluisdeuren klappen maar open eu
t"e als tochtdeuren in 'n concertzaal.
Het gaat niet langer zou; men dacht er
over de sluiskolk te vergrooten, maar «lat
zou inaar 'n k! eiliever bet ei ing gegeven hebben
want de op- en afgaande schepen zouden
dan toch altijd op elkander moeten wachten
en dan zou wellicht 't verkeer door zoon
werk geducht belemmerd worden. Na lang
nikken en wegen weid toen aan Waterstaat"
besloten, terzijde van de oude sluis'11 nieuw
kanaaltje te graven en daar 'n sluis in te
maken; op- en afgaande schepen zouden
dan elk hun eigen sluiskolk hebben. Dit
plan bracht weer met zich het bouwen van
'n tweede bascule-brug, want bij de sluis
moet ook 'n overgang wezen voor de passage
langs den Groenenweg
En zoo is men 't verige jaar aan 't werk
gegaan, aau de grootste karwei, die Water
staat" sinds het graven van 't Merwedekanaal
om en bij Utrecht te doen kreeg.
Al spoedig had Zondags-wandelend,
mindernet Utrecht (dit gedeelte van de bevolking
wandelt altijd 'n acderen kant uit als het
andere) er de lucht van, dat daar bij 't
Merwedekanaal wat te doen was, eu het trok
er in groote scharen heen en luiurnelete er
wat over de afsluitingen en waagde ver
onderstellingen, over wat 't wel zou worden
eu kwam tot de conclusie, dat 't wel die
groote kloosterschool zou kunnen wezen,
waarover de krant gesproken had.
Maar 's Zondags was er niet veel te zien,
dan lag liet wei k stil en verlaten, porden
wel hier en daar wat herstellingen hun
krachtstamnieii in <le lucht en eenzaamelen daarbij
de locomobit-len als zwarte wachters, lagen
er veel balken en planken, blokten er mode
en grauwe steenhoopju en was de grond ruw
doorwoeld en opgesmeten, uiaar verder druilde
er 'n grijze-modeler verlatenheid en was er
nergens 'n spe or van leven dan bij de keeten,
waar de bewoners voor de deuren zaten en
op de harmonica speelden. Dat vr< olijkte
elan weer wat op en zoo trok men door naar
,,'1'n Hommel" orn de vrij prieeltjes en den
schommel en 't glaassic melk voer de kinders
en wat hartigs voor de ouwers.
Nee, dan wisten de jongens 't beter, die
gingen in ele week en bekommerden zich niet
meer om de schepen, hun belangstelling was
nu veor 't werk, daar kon je d'n stoomhamer
zien werken en wel acht, locotnobielen en ele
heiblokken ratelden naar boven en ki.alelen
dan weer dreunend lus op de koppen der
palen, die lang/aam de vette klei inschoven
en er werkten pompuiachines en ook kwam
er wel ee>ns 'n eluiker, elie in 't kanaal naar
bazalt-keien vischte, waarop anders de hei
palen zouden kunnen stooten.
Toen vooral, kwamen ele jongens, in troepen
kleeielen ze er aan de bazaltglooiing, en volg
den aan ele opstijgende luchtbellen, waar
de duiker op d'n bodem van 't kanaal
wandelele. En als 't-ie boven kwam en hen door
de ruitjes bij z'n ooreu begluurde, terwijl
't groote glazen oog vóór in den scaphander
in de verte staarde, riepen ze hoera!" en
wuifden hem goeien dag, en als dan de ruit
was afgeschroefel zeielen ze besjoer" tegen
z'n bloote gedicht, dat wonderlijk klein heen
en weer draaide in dien grooten koperen
bol. Gin g-ie dan weer naar onder, dan was
't eloet 'm de groeto" en zog ze van me
ge'dag" of sjofeur vergeet je stof-bril niet,"
maar de doove man scharrelde rustig langs
het laddertje af en verdween in de diepte
en zond z'n blaasjes in grillige lijnen naar
ele oppervlakte, wijzend z'n weg, als hij 't
ijzeren mandje met de keien «ing vullen.
egeii 't einde van d'.-n vorigen zomer was
de gronei die^-genoeg ingegraven en op den
bodem van de toekomstige sluiskolk brok
kelden de stompe koppen van de ingeheiele
palen als de resten van 'n neergemaaid bosch.
En steeds meer kwamen er bij, netjes i-n
regelmatige rijen. Van uit de hoogte zag je
toen tusschen de opstekende heistellingen en
de lange Deensche juffers de locomobielen
trillen en sputteren als vreemde monsters,
die toevallig daartusschen wareu gevallen
en verward geraakt en zich er nu poogden
uit te werken ; het geraas van de machines
klonk toen zwak en dof naar boven en de
slagen van de heiblokken verdreunden
geelempt tegen de hooge kleiwanden. Toen
werd de vloer der sluiskolk gel egel : over de
koppen der palen een laag takken en daar
over de bonkige bazaltkeien.
Maar nu is eie kolk haast voltooid, strakken
haar lange, licht-grijze eeuieut-beton muren
er tegen ele donkere klei, vreemd-helder en
netjes tusschen de modder-boel daaromheen,
eindigend flauw naar binnen gebogen in
hoofden van een geel moei graniet ; 't lijkt
op 'n straat tusschen hooge huizen die leege
diepe geul met die harde muren.
Tegelijkertijd heeft men 'n rij huisjes,
woningen van 't s uispersont el, afgehi oken eu
i-i daarvoor in de plaats 'n nieuwe rij ge
bouwd evenwijdig aan 't kaniul; veider is
uien al begonnen aan de-n elijkwejr. die ook
t isschen cement-beton muren zal 'oopen en
het kleine kanaal zal scheiden van het groote,
en aan ele noord- en aan de zuidzijde wordt
ele bodem al afgegiaven voor 't nieuwe ka
naal. Dag en nacht zijn machines aan't werk
om 't staag naar boven siepelenele water weg
te malen, 't Is voor 't eerst, dat men bij 'n
werk in Nederland daarvoor eleze methode
vo'gt, zooals het eveneens voor 't eerst is,
dat 'n sluiskolk cement-beton-muren krijgt.
Over '11 jaar hoeipt men u)üt dit werk klaar
te zijn.
Dan zullen vele Utrechtenaren, elie meestal
door 't leven zeuren, onbewust van wat er
in en om hun staei gebeurt, e>p 'n wamlel'iig
langs el.n Leidschen straatweg als zeelaar
ooit komen, de promenade loopt nu eenmaal
naar de Bilt verzeild geraakt bij't kanaal,
verbluft staan over de veranderingen, die
elaar zoo ongemerkt gewrocht zijn.
Utrecht, Ee;bruari 'Go. J. V. Jr.
iiimiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiimiiiiiiiliiiiiinll
Sociale,
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniitiiiiifiiiuiiiiiiiiiiiin
slotwoord m imj. Dai&yE, A, JnniPF.
Het is zeker wel liet minst, wat niej. Junins
van mij vorderen mag, dat ik,haar toesprekend,
haar ook mijne bedoelingen duilelijk nruike.
Er zijn verschillende! manieren om op de
fouten en onvolkomenheden in >'e maatschap
pelijke orde te wijzen. Men kan het doen
gelijk ele traditioneel*; feilen toonende vriend,
maar ook als een, die haar ondergang wil.
Meu kan ele w on-Ie plekken in het maat
schappelijk leven om haarszelfs wil betreurer,
men kan ze ook. als even zoovele verwen, op
j het palet nemen, om een acte van
beschulj digiging tegen de rotte maatschappij" op
liet doek te brengen, dus willen beproeven
ze te genezen, of ze voorstellen a's voor ge
nezing niet vatbaar en elke poging daartoe
als boter aan de galg gesmeerd.
Dat iiiej. Jiinius aandacht voor het bestaan
van misstanden vraagt, eluid ik haar niet
alleen niet euvel, ik prijs het te meer, naar
mate zij ze niet grooter talent in beeld brengt.
Gedachtig aan het fuiinnam jux, ftmuna !-njur,<.t,
stel ik er mij zelfs niet meiie tevreden liet
haar recht' te noemen, dat zij het doet, ik
acht liet veelmeer haar plichten haar roeping;
maar als de schildering klaar is. vraag ik naar
de belichting en beoordeel deze en de meerdere
of mindere objoctieviteit, van welke zij getuigt.
Ik vraag ook naar de tendeuz van den arbeid,
of het afzichtelijke tentoongesteld is om de
af/.ichtelijkheiel alleen, om het afgrijzen dat
zij wekt, elan wel om er meele te betoogen
eu dan. wat. In het onderhavig geval heb
ik,?minder haastig dan mejuil'rouw Jnnius
bewee;rt mij afgevraagd, wat zij beoogd
beeift met do publie-atie van haar schets en
heb ik bevonden, dat haar critiscbe geest
werkzamer geweest is elan baar medelijdend
hart. Nu, critiseeren is inderdaad eeu kunst
eu kun er eene wezen van edelen huize, maar
ook alleen, dis zij dit is, heeft zij aanspraak
op volle waardeering Zij is niet reeds edel,
doordat zij is, zij worelt het, indien hoog zijn
de drijfveeren en daalt weder van haar voet
stuk, indien een minder mooi trekje zich
onder eloze mengt. Zoolang de wereld zal
bestaan, zal op het doen eu laten van ele
menschen wel iets aautemerkeii wezen.
Daarom zul subjectieve critiek nooit voleloen.
Waarde vuor hel gemoedsleven heeft slechts
dat streven naar verbetering, «lat zich be
lichaamt in een daad. Kn de geschiedenis,
die ieder e.nzer richten zal, natuurlijk
uitteraard strenger, naarmate het timmeren aan
den we-g ons sterker in het bloed zat, zal
gunstiger ooreleel vellen over de allerkleinste
opbouwinirsdaael, dan over het bedrijf
diergene-n. tot wie reeds uir. H. A. Spandaw ia
1S50 zich uitte :
En gij, die ele eeuw aanbielt met al haar
[droonierijeii,
Die alles wat bestaat, hoe heilzaam ook,
[veracht,
Gestadig afbreekt en van afbraak
voor[deel wacht,
Van hier! wij bouwem op ... gij sloopt eie
[maatschappijen."
Dit heb ik tot mej. Junius willen zeggen,
als zij 't weten wil in duidelijker taal. Daarom
heb ik, mitsdien men veider komt met prijzen
elan met laken, iu haar schetsen van het bij de
ovens gehoorde en geziene het leggen van den
eersten steen voor een huis der liefde"
willen begroeten en haar willen opwekken
tot het verder opbouwen van dit huis. Het
staat aan haar te beslissen, of zij voortaan de
dankbare of de ondankbare taak zal opnemen.
Aan mij, daarentegen, staat het voor mijzelf
te beslissen, welken indruk ele geest van baar
schetsje op mij gemaakt heeft. Ik mag dien dan
niet goed begrepen hebben, ik heb er alles van
begrepen. Ook dat haar slotwoorden geenszins
de tendenz van haar schrijven bepaalden, er
evenmin de conclusie van vormden, maar
alleen waren een append x, dat op bet corpus
van baar schets om met de spraakmakende
gemeente te spreken sloe;g als een tang
op een varken.
Meerderen met mij zullen wel gedacht
hebbe'n. dat haar ovens in Heelsuin te zoeken
waren, zullen wel personen aangeduid hebben
gemeend in den zijde gekleede jonge meisjes
in ele weelelerige villa's van steenbakkers,"
zullen wel bij het zien van het drie maanden
oude kind van mijn dochter, van de oudste,
die van zeu ventien," aan een zwanger meisje"
hebben gedacht. Een kind van zestien jaar
is ten onzent nog geen vrouw." Andersom
zullen weinigen met mij iets anders gedacht
hebben, dan dat rnej. Junius een" verslag van
haar wandeling had gegeven. Dat zij een op
gedurende verscheidene jaren verzamelde
gegevens" berustende ervaring ten beste ga f,.
was uit niets optemaken.
Het doet er ook niets toe af. Ik neem,
ook zemele^r ele zaakrijke bevestiging van den
heer Schalij, voetstoots aan, dat there is
soiiietli'iïig rotten in the state of Elilenwii"
en dat de kleigrond, dien zij bedoelt, een
vruchtbare bodem vormt voor het zaaisel
van socialen arbeid. Die bodem lijkt ui ij veel
te goed voor ele cultuur der distels van dorre
critiek. Zweet, onder harden arbeid aan
Toyi.bee-volgelingen afgetapt" en hartebloed
van welmeenende mensehen vrienekm zullen
er kostbaarder plaute-n doen gedijen. Ik
behoef geen ovens te zien om te begrijpen
wat er niet eleugt. Maar uit ervaring kan
ik getuigen, dat mej. Junius haar tijd beter
kan gebruiken dan met het schri.,ven van
schetsen in een geest, als de geïncrimineerde^
K ij s e n b u r g. HOKA Sic 'CA VA.
-;:- *
*?
Ik dank den heer Hora Siccama nogmaala
heel vriendelijk voor de aandacht, welke hij
aan mijn stukje Van een gang naar de ovens *
geschonken heeft.
Hen, die het schetsje misschien niet ge
lezen hebben, en wél dit tweede schrijven
van den heer .11. S., verwijs ik ? met het
oog op de uitdrukking door den heer II. S.
aan het slot van zijn laatste schrijven ge
bruikt naar de nummers van de Groene."
van 22 Jan. en 12 Eebr. j.l.
D.USY K. A. JUNIUS.
liimiiiriiiiiililiiiii
iimmmiiiutt
Inziet in de Hoofdstal,
Voor een zestal jaren geleden zijn hier
reeds een paar werken van den priester-com
ponist Lorenzo Perosi uitgevoerd. De direc
teur der Kaliaansche opera heeft nu Perosi
weten over te halen zelf hierheen te komen
om zijn laatste oratorium II Giudizio
universale" aan ons bekend te maken.
Vrijdag 3 dezer Imd de uitvoering plaats
in liet Concertgebouw met een koor van
Haagsche dames en heeren, een viertal solis
ten en het orchest eitr Italiaansche opera.
Het laatste Ooreleel" bestaat voor een
groot gedeelte uit beschrijvende orchest mu
ziek. Daarom was bet goed gezien van den
componist om eloor Piero Miscialtelli, geheel
volgens zijne inzichten een verklaring saam
te eloen stellen, waarbij ons de beteekenis
van eie orchestmu/.iek verduidelijkt wordt.
Daaraan ontleenen wij dan ook, dat het
stuk speelt in het dal van Josaphat, alwaar
het groote mirakel plaats vindt, volgens het
welk millioemni en millioenen dooelen uit
hun graven opstaan, om het oor ieel Gods
te vernemen.
Christus is gezeten op den hoogeii
Olijfberg, elie het geheele elal bestrijkt eu spreekt
elaar recht, eerst over de gelukzaligen, daarna
over de vervloekten. Nadat dit geschied is
splijt de aarele en neemt de verdoemden in
haar vurigen echoot op. Alleen de Olijf berg
is ontgaan aan het algemeene tooneel eler
verwoesting. Daarop bevinden zich de enge
len, die eeu hymne op de gerechtigheid
aanhefl'en. Later splijt ook de Olijfberg open
naar de richting eler vier hemelstreken en
het kruis verschijnt boven de aarde ; aldus
volgens ele voorspelling van den profeet
Zaeharias.
Aan de handeling nemen deel, behalve
Christus, de koren der engelen, der geluk
zaligen en der verdoemden ; daarnaast treden
nog op ele Geest der Gerechtigheid", ele
engel des Vredes en, in het voorspel, twee
zielen die Gods goedertierenheid afsmeken.
De woorden, in het Latijn, zijn gedeeltelijk
aau den Bijbel, ^eeleeltelijk aau de katholieke
Liturgie ontleend. Men vindt er o.a. frag
menten uit het Dies Israe", gedicht van
Thomas van Celano en uit het Te Deurn"
van den II. Ambrosius. Behalve deze
latijnsche woorden, vindt men nog twee gedichten
in het Italiaansch, vervaardigd door Giulio
Salvadori, een hymne op den vrede en n
op de gerechtigheid.
Perosi toont in zijn laatste werk een be
langrijke schrede verder te zijn gegaan, dan
bij de vroeger hier uitgevoerde werken. De
beheersching van de stof is thans in veel
grooter mate aanwe/.ig. Vooral de behandeling
van het koor getuigt van meesterschap. De
koren nemen in het laatste Oordeel" beslist
het voornaamste standpunt in. Wel eisclit
de componist veel van de sopranen, die vaak
in de hoogste ligging te zingen hebben ; maar
het is alles zeer klankschoon en mooi gezet.
De solopartijen bezitten het melodieuse
dat het kenmerk is der Italianen. Dit heeft
zijn voor- maar ook zijn nadeelen. Tot de
eerste kan men rekenen de bijzondere geschikt
heid voor den zang, tot de naeieelen een
neiging om over te hellen tot iets weeks,
wat voor onze ooren en onze begrippen niet
in overeenstemming te brengen is met het
religieuze karakter van het onderwerp.
Intusschen, men zal hier geheel objectief moeten
oordeelen en zijn eigen standpunt prijs geven,
ter wille van de italiaansche gewoonten.
Onder den strakken italiaanschen hemel zingt
men warmer dan in onzen wazigen damp
kring. De stroeve schoonheiei van onze West
Europeesehe muziek maakt misschien in
Italië, den indruk van kil en koud te zijn;
omgekeerd dunkt ons de kunst der Italianen,
niet sober genoeg, niet efnvoudig verheven.
liet is reeds veel waard dat Perosi ten
minste geen operamelodieën in zijn compo
sitie heeft geweven, gelijk zijn landgenooten
i Eossini en Verdi deden en dat nog wel op
liturgische teksten.
Toch mag men het den componist in zekeren
zin tot een grief rekenen, dat hij de
Christussolo's niet op de een of andere wijze uit het
verband van het geheel heeft doen treden.
Verschillende wegen hadden hem daartoe
ten dienste gestaan. Ten eerste de aanleg
der compositie, ten tweede de declamatie der
tekstwoorden en ten derde de wijze waarop
deze woorden begeleid hadden kunnen worder.
Thans zingt de persoon van Christus op