De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 12 maart pagina 5

12 maart 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1446 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DE FIJNSTE BOUILLON bereidt men slechts met kokend water, zonder verdere toevoegingen, met MAQGr8 Consomme Capsules. Een Capsule bevat 2 Tubes. Een tube voor een groote kop a K Liter kost 6 et». Maggi'S Bouillon Capsules houden in het allerbeste Vleeschextrakt, waaraan een aftreksel van de fijnste soepgroenten en het noodige keukenzout is toegevoegd. Te verkrijgt! kjj kruideniers en tMnestibleshandelaari. Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HOBN, Amsterdam. ,?, ,?,,,, IIIIIMIII in iiiiiiiiiiiiiiiiiiliililln i i IIMIIIIHI IHIIIIKI IIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIII immuun l uil l in l i»»» lilmmm nn tniiiiim i 111 iiinmiiii iiiiimiiliii mi vestigd te Stratford-on-Avon, Shakespeare's geboorteplaats. Mocht de geest van den grooten menschenkenner haar steeds meer doordringen met zyn waarheid en eenvoud. Zeer diep is de overtuiging der schrijfster dat een leven aan de letterkunde gewijd, een der gelukkigste levens op aarde kan zyn. En in haar geval is het dat zeker ge weest. Maar, evenals in elk ander bestaan, berust het grootendeels op de individueele opvatting wat men er van maakt. In de eerste plaats, roemt zij de groote vrijheid en onafhankelijkheid van den letter kundige het recht op eene eigen opinie, het vermogen om die te uiten. Hy kan zijn onderwerp kiezen waar hy wil. Maar zeer v«el nadruk legt zy daarbij op hetgeen hem leiden moet by die keuze en op de wijze van behandeling. Zy stelt zich een hoog ideaal en zegt: De hoogste voldoening in het letterkundig leven is te kunnen denken dat, in een gelukkig oogenblik van inspi ratie, men misschien een enkelen zin, een regel, een gedicht geschreven heeft, dat troost en schoonheid heeft gebracht aan de bedroefden of hoop aan de verlorenen, terwyl het zeker de grootste smart zou zijn te weten, dat men de reeds wanhopende ziel heeft gedreven tot nog dieper diepte van verlaging of den zondaar heeft doen juichen in zijn zonde." Zijn er echter geen schaduwzijden, teleur stellingen, verdrietelijkheden verbonden aan het letterkundig beroep ? vraagt Marie Corelli. Zeker, zij ontkent ze geenszins. Maar tevens beweert zij, dat deze beter, edeler zijn dan die, welke andere beroepen vergezellen. Is het armoede, de ware dienaar der letter kunde stelt zich tevreden met minder wereldsche goederen dan de meeste andere menschen. Weelde is niet noodzakelijk, als men rijk is in idealisme en verbeelding. Overdadige voeding houdt het brein niet helder en levendig. Fraaie kleederen zijn voor niemand onontbeerlijk en het genie is nog nooit voorgekomen by een millionair. Als de doorn in het vleesch is de laster van hen die ons benijden, dat is eene wet, waaraan nog geen enkel groot man is ont komen. Virgilius verklaarde dat Plinius geen verbeeldingskracht had, Aristoteles werd door Cicero en Plato onwetend, ijdel en eerzuchtig genoemd, Plato was zoo jaloersch op Democritus, dat hij al zijne werken had willen verbranden, Sophocles werd door zijn eigen kinderen krankzinnig verklaard, Horatius werd beschuldigd van letterkundigen diefstal uit alle mindere Grieksche dichters en zoo zouden wij de lyst eindeloos kunnen verlengen. Als gy vast besloten zyt om groot te wezen, blyf trouw aan u zelf," zegt Emerson es tracht niet gemeene zaak te maken met de wereld." Zoover wat betreft het letterkundig leven in het algemeen. We willen nu zien wat het is voor de vrouw in het bijzonder, voor de breede schare van haar, die vooral aan den roman, de beschrijving van toestanden en gebeurtenissen uit het werkelijk leven, hare talenten wy'dt. Marie Corelli mag als hare vertegenwoordigster gelden, door al wat zij ondervond, in staat en bekwaam, om een oordeel te vellen over de licht- en schaduwzjjden- van het beroep, 't Is eerst in de 18e eeuw, dat Richardson en Fielding dit kunstgenre in Engeland in de mode brachten en niet vroeger dan 1778, verscheen er voor de eerste maal een roman van de hand eener vrouw. Miss Francis Burney, later Madame d'Arblay, aan wie Macanley zulk eene belang wekkende studie gewy'd heeft, gaf toen in haar Euelina, geschreven in 't geheim, in enkele vrije ongenblikken, eene schildering der zeden van dien tijd, in 1842, kort na haar dood, gevolgd door de uitgave van haar ttiiiintiiiiitimniiiiunitiiiiMMnniiiiinnmlliiiiiiimiiiimiiliiiillltiiiiim UIT DE NATUUR. Statoliethen of Otoliethen. Zonderling, hoe iets, dat wij eigenlijk allang voor goed vergeten zy'n, een voorval uit onze eerste schooljaren, soms door een toeval weer in herinnering kan komen. Zoo zijn mij on langs twee dingen weer helder bewust ge worden, waaraan ik stellig in geen dertig jaar heb gedacht; twee dingen, die schijnbaar niets met elkander te maken hebben en toch elkaar hebben opgeroepen in den geest. 't Eerste is era merkwaardigheid van een buur jongetje, dat je zoo lang in't rond mocht draaien als je wilde; hij werd nooit duizelig en hij viel ook niet in 't zand, als wij hem opeens loslieten. Het spelletje bestond in 't ronddraaien om elkaar of om onszelf, hoe langer hoe sneller, totdat we opeeng stilhiel den ; en dan moesten we probeeren staande te blijven, door dadelijk den anderen kant op te draaien. Meestal viel je ondersteboven en dan steeg het grasveld ten hemel als een berghelling, en de boomen en de molens lagen horizontaal op den grond ; kortom, je wist niet meer, wat onder of boven was. leder kent dat weeëgevoel van geen invloed ir eer te hebben op de richting, die ons lichaam belieft aan te nemen ; ? alcohol en nicotine en andere organische vergiften kunnen ook een dergelijke uit werking hebben. En 't tweede, dat mij te binnenschoot was een bijgeloovig hechten aan zekere steentjes, oorsteentjes" zei de een, geluksteentjes" de ander. Die steentjes haalde je uit een schelvischkop en stak ze in je broek- of kielzak. Het waren witte porceleinachtige dingetjes van een paar centimeter, eenigszins gtbogen en aan n zijde geribd. Die steentjes moest je verliezen, dan vond je iets heel zeldzaams of moois terug, maar je mocht ze niet opzettelijk doen verdwijnen; het moest vanzelf gaan ; ook waren ze gevaarlijk voor iemand, die ze stilletjes van een ander wegnam. Wat dan gebeurde, weet ik niet precies meer; het moet iets vreeselijks zijn geweest, want nooit zou je een geluksteentje kwijtraken door kaperij. Wel hadden wij zekere middeltjes, om het toeval een beetje i u de hand te werken; b.v. door de steentjes ineen papiertje te wikkelen en dat niet al Dagboek en Brieven". En nog in 1840 schrijft niemand minder dan Disraëli: Van al de smarten, die de vrouw lijden kan, zijn er weinige zoo hevig als die eener schrijfster dikwijls eenzaam en onbeschermd levend in de maatschappij met al de gevoeligheid barer sexe blootgesteld aan moeilijkheden. die zelfs den moed van een man breken." De vrouwen van den tegenwoordigen tijd betreden dat doornig pad maar al te gaarne, ook al zy'n de vereischten tot het overwinnen der moeilijkheden niet in voldoende mate aanwezig; daarom kan het zijn nut hebben te luisteren naar iemand, die heeft gezegevierd. De eerste les, die Marie Corelli haar geeft, is, dat de vrouw die schrijft, evenals de man, aaoet deelen in de hardheid van den levens strijd, niet te vroeg kan zy overtuigd worden van de waarheid dat, als zij eens het letter kundig strijdperk is binnen getreden, waar de mannen elkaar al verdringen en bestrijden, zy', om het eens duidelijk te zeggen meer slaag dan eten" zal krijgen. Zij moet mee vechten met de anderen, als ze ten minste niet er by' neer wil vallen, zoodat men over haar loopen kan. In geval zij, na veel moeite en strijd, overwint, moet zij geen ridderlijke tegemoetkoming verwachten van de andere sexe of bijzondere vriendelijkheid en sym pathie van haar eigene. Want de mannen zullen vinden dat zij buiten haar sfeer" gaat als zij boeken schrijft, in plaats van kinderen voort te brengen en wat de vrouwen aangaat, negen van de tien zullen haar de vrijheid en onafhankelijkheid, die zij geniet benijden, vooral als zy nog bovendien roem en fortuin verwerft. Dit alles spreekt van zelf. Zonder morren moet men het aannemen en dragen. De ouderwetsche" deugd der ridderlijkheid tegenover vrouwen is in het letterkundig beroep niet te vinden. Men ontmoet er mannen, die alles zullen doen om een vrouw ten onder te brengen en als ze er zich voor schamen het openlijk te doen, dan doen zij het achter haar rug. Maar heeft deze eenig nut getrokken van het bestudeeren harer kunst, dan zal zij dit alles beschouwen als teekenen dat men haar macht erkent. Echter, zelve eene ?rouw zijnde, kan ik be grijpen en voelen, al de kleine moeilijkheden, grieven en beproevingen die voor eene vrouw verbonden zijn aan de letterkundige loopbaan en hoewel ik zelve die moeilijkheden welkom heet, als aansporingen tot nieuwe inspanning, weet ik dat er velen zijn onder mijn sexe, die vermoeid en ontmoedigd, ze niet uit het zelfde oogpunt kunnen beschouwen. Het helpt echter niet of men zit te broeien over dit schijnbaar ongeneeselijk kwaad. Waarschijnlijk zullen er onder de vrouwen altijd veel mar telaren blijven. Maar wat komt er dat op aan. 't Is roemrijker een martelaarster te zijn, dan te sterven aan indigestie of congestie. Buitendien is het martelaarschap van geest of van ziel een noodzakelijk bestanddeel van het gelukkige leven", een tintje er van is als kiespijn; het helpt om iemand behoorlijk dankbaar te doen zijn, als de pijn weer voorbij is. Als wij geen verdriet kenden, zouden we nooit de hoogste vreugd kunnen smaken. De belooning en de voordeelen van het letterkundig leven, dat voor mij altijd zulk een gelukkig leven geweest is, zijn groot en dikwy'ls van zeer verschillenden aard. Men kan ze verdeelen in twee soorten de uit wendige of zichtbare en de inwendige of onzichtbare. De uitwendige hebben voor mij altijd bestaan in: I. Geldelijke voordeelen, klein of groot, ontvangen van uitgevers, die het op zich nemen om de voortbrengselen onzer hersenen voor de wereld in druk te doen verschijnen en die hun best doen voor den schrij ver en voor zichzelf. II. Waardeering en veroordeeling van het publiek, ongeveer gelijk verdeeld. te best saam te vouwen ; of ze te bewaren in een broekzak met een al vast klein, heel klein gaatje, dat er door een griilèlpunt in was geboord. Dat duizelinglooze buurjongetje nu was doof, ten minste wij noemden hem nooit anders dan de doove"; ik weet ook in 't Statocyste van een zeeslak. Het bolletje, de Statolieth, is van kalk-, rondom zenuwcellen met stiftjes. geheel geen anderen naam van hem. \Ve schreeuwden altijd hard tegen hem en hij verstond ons best bij 't spelen ; dat kind was tevens de grootste komiek van de buurt door de malle houdingen die hij wist aan te nemen; hij kon heel lang op zijn hoofd staan of met de beenen omhoog tegen een boomstam leu nen. Ik herinner mij, dat hij eens weg was, en bij 't zoeken slapende werd aangetroffen in een droge sloot, op zijn rug liggend met de beenen omhoog, het huofd omlaag tegen den schuinen kant op. En nu, ik weet nog best, dat wij dit beschouwden als een slimme streek, om de gehoorsteentjes onopzettelijk te verliezen. Dat alles schoot mij successievelijk te binnen niet lang geleden bij een studie over otoliethen. Dat zijn kleine of grootere kalksteentjes oi' kristallen, die bij de meeste dieren aanwezig zijn en zetelen in of dicht bij 't gehoororgaan ; bij enkele dieren ont breken zij, of zijn ze in andere lichaamsdeelen III. Lof en blaam der critici, zes van het eerste en een half dozyn van de laatste. IV. Eindelooze verzoeken om handteeketeekeningen. V. Tallooze bedelbrieven. VI. Dringende soms dreigende eischen om interviews". VII. Honderden minnebrieven. VIII. Voortdurende huwelijksaanzoeken (ge middeld n per week). IX. Mas-a's manuscripten, gezonden door letterkundige aspiranten om geplaatst" of aanbevolen' te worden. X. Het in omloop brengen van leugens, karikaturen en laster omtrent onszelf, onze persoonlijkheid, vrienden, manier van werken en omgeving. XI. Nijd en bittere vijandschap van onze mededingers. Maar dat alles legt weinig gewicht in de schaal, als we 't vergelijken met de keerzij der medaille de inwendige en onzichtbare genoegens en bekoring van het letterkundig beroep het nooit ontbrekend genot, -<at niemand koopen kan, dat geen uiterlyke voor deelen geven, geen vijandelijke invloed wegne men kan, dat als alle geestelijke zaken de wereldlijke beheerscht. Wij noemen enkele der altijd blijvende gunsten der Goden. 1. Kracht en overvloed van scheppend ver mogen 2. Dat levendig schoonheidsgevoel, dat ons deel doet hebben aan al de wonderen der natuur en der kunst. 3. Tevredenheid en opgewektheid van geest. 4. Voortdurende verscheidenheid van arbeid. 5. Genieten van kleinigheden. 6. De liefde van trouwe en beproefde vrienden. 7. Het nooit moede worden om, door zijn werk, de belangstelling van het lezend publiek te behouden. 8. De genotrijke gave der verbeelding. !>. Kalmte van geest. Werden mij alle levenswijzen ter wereld aangeboden," zoo besluit Marie Corelli haar artikel, .,van de hoogste tot de laagste, ik zou niet aarzelen om het letterkundig leven te kiezen boven alle andere. Maar alleen ingeval ieder die het beoefent, individueel gezond is van lichaam en geest, zich niet overgeeft aan eene verkeerde levenswijze. Omdat onder onnatuurlijke verhoudingen de geest zelf onnatuurlijk wordt en het letter kundig leven dan evenmin gelukkig kan maken als elk ander leven, waarvan de bron vergiftigd is. In normale verhoudingen echter geeft het de meeste kansen op geluk, omdat het er ons toe brengt voortdurend onszelf op te voeden en onzen smaak te verfijnen en ons de sympathie verzekert van duizenden medemenschen. Bovendien is het een leven vol kracht en verantwoordelijkheid ? karaktervormend en moed ontwikkelend. Wij hebben steeds eerbied voor wien den moed zijner overtuiging heeft en de kracht om die stoutweg uit te spreken, onverschillig voor con venties. Want," zegt een Arabisch wijsgeer, de waarheid te kennen is van groot belang voor uzelf, maar de waarheid aan anderen te zeggen is van nog veel meer belang T oor de wereld." M. K. iiiiiiMiiiHiimiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiimimuiiiiimiliimim Fetstmaaltijden te Parijs. ??Een zwaar vergif in de huishouding. Sarah Bernhardt, als la Tisbi". Bepalingen ran een kus. In Parijs wordt het ouderwetsche etensuur met een na-dansje (sauterie) in eere hersteld. Zoetjes aan was het diner door het late uur, bijna in souper overgegaan. Franschen zijn verzot op afwisseling, men denke slechts aan hun regeerings-vormen en daarom wordt de animo voor vervroegde en gerekte feest maaltijden met den dag grooter. De gasten ?illiiiiiiliMiiimiiiiimliimiiiiiiiiiiHiimtmiiiMiiiiiiiimiiimiiiiiililii Deze gehoorsteentjes, otoliethen. of nu beter statolithen, hebben met het gehoor of het hooren minder te maken, dan de plaats, waar zij bij vele dieren gevonden worden, zou doen vermoeden. Ze behooren stellig voor sommigen in 't geheel niet tot het gehoorwerktuig, maar tot het orgaan van een ande ren zin, die het dier in staat stelt, zich te orienteeren omtrent zijn eigen houding in de ruimte; een evenwichts-zin, om zoo te zeggen. Bij den mensch bevindt zich een orgaan, dat als Statolieth wordt aangeduid in den voorhof van het binnenoor. Als de gehoorzenuw, na een tak afgegeven te hebben voor 't slakkenhuis, Je drie cirkelvormige kanalen binnen zal treden, gaat hij eerst om een paar harde witte plekjes, die in de voorhof zakjes zijn gelegen. Bij microscopisch onder zoek blijken deze witte stipjes te bestaan uit een menigte uiterst kleine kristallen, die door een vochtige of geleiachtige organische stof bijeen worden gehouden. Deze Statoliethen, in verband met de drie richtingen der drie kanalen van 't binnenoor, worden wel be schouwd als het zintuig voor het evenwicht van den rnensch. Zekerheid is daar moeilijk van te krijgen. Ken mensch heeft zooveel andere middelen oin zich te orienteeren om trent boven en onder, rechts en links; ten minste zoolang hij op vasten bodem staat en om zich heen kan zien of tasten. Maar hoe nu onder water, bij 't zwemmen en duiken? Toch weten wij ook dan met gesloten oogen nog precies, of ons hoofd naar onder of naar boven is gekeerd, ook of het vooruit, op gelijke hoogte of hooger ligt dan het horizontule lichaam, en groot gevaar, dat een duiker,^) eens onder water naar den bodem zal /wem men, meenende in de richtingvan de opper vlakte voort te gaan, bestaat er dus niet. Dat wil zeggen, niet bij normale menschen ; maar het kan gebeuren en 't is gebeurd, dat in een diep bassin van een zweminrichting een zwemmer niet meer boven kon komen, van een kwal. doordien hij niet wist wat onder of boven was. In dien verschrikkelijken toestand was het hem, of hij langs den bodem voortkruipend, opliep tegen een vertikalen ladder, die hem eindelijk aan de oppervlakte moest brengen. Dit geval kan zich voordoen in de eerste plaats bij dooven : bij die is soms het binnen oor geheel verkalkt of zijn althans de fijnere deelen rondom geïncrusteerd, ook de statoworden ruim veertien dagen voor den be paalden datum genoodigd. Een aanduiding voor het toilet. Men vertoont zich dan in groot en niet in half-toilet. Gastvrouw en gastheer houden zich echter aan het laatste. Een beminnelijkheid tegenover gasten, niet geneigd zich in officieel gewaad te steken. Madame est servie". Onhoorbaar is de maitre d' hotel" genaderd. Heel even teekent 's-naans witte cbevnise anglaise en witte das zich af, tegen de donkere pordère van het ontvang-salon. Met donzen tred verwijdert hij zich weer door de enfilade" van ver trekken waaruit hij opdook, en waarheen de gasten weldra volgen. De heeren hebben een kaartje gekreuon met verzoek Mevrouw A. of Mejuffrouw B. aan tafel te geleiden. Op het kaartje zijn tevens vermeld de kleuren der kleine feestdisschen, waaromheen dames en heeren zich zullen groepeeren. In overvloed van electrisch licht, gloort de ruime eetzaal met verschillende tafels in rose, mauve, geel, blauw, violet, groen en rood aangericht. De bloemstukken of bloemkelken zijn om wonden met strikken van dezelfde kleuren, waarmee de kelken en ballons van het elec trisch licht overeenstemmen. Het eenvoudig menu van een paar jaar geleden, is weer vervangen door een eindelooze opvolging van gerechten. Kunstig bewerkte schotels, met toepassing der Amerikaansche aardig heid, in en om de spijzen te doen gloeien electrische lichtspranken. De gloed-nieuwe humbug, mér dan half-duister in de eetzaal te doen heerschen, vindt bij de Paryzenaars voor 't oogenblik nog geen bijval. Na afloop van den maaltijd verschijnen in Parijsche salons dikwijls een aantal gasten, die enkel genoodigd zijn den avond te komen doorbrengen. Beroeps-artisten houden muzi kale en dramatische voordrachten. Met eenige dansen worden deze feestelijke bijeenkomsten gesloten. Nauwelijks weerklinkt een lokkende wals-melodie, of men ziet jongeren en ouderen met opgewektheid zich overgeven aan het rythmisch dansgewiegel. Het luchtig ver schijnen en kluchtig verdwijnen van Amor's wispelturigheid kan niet wedijveren met de bestendige liefde voor den dans en voor het echaatsenrijden. Op kleinere diners wordt in Parijs, na den maaltijd, koffie gediend door de jonge meisjes onder de genoodigden. Bij een uitgebreider aantal gasten wordt dit karreweitje aan de bedienden overgelaten. * * * Het Maart-nummer van het maandblad onder redactie van dr. van Hamel Koos en Harmens, opent met een zér ernstige waar schuwing tegen het gebruik van Smith's Weed-Killer". Dr. van Hamel Koos noemt dit in fraai gedecoreerde bussen verpakte en uit Engeland herkomstig artikel : een zwaar vergif in th huishouding. Smith's Weed-Killer", aan bevolen ter vernietiging van onkruid in tuinen en straten, ter reiniging van stallen en werk plaatsen, bleek bij scheikundig onderzoek te bestaan uit het zoo hoogst vergiftig arseniczuur (z.g. rattenkruid). De schrijver van het protest hoopt, dat van regeeringswege bij ons maatregelen zullen worden genomen, om den invoer van dit afschuwelijke middel te weren. Ongetwijfeld is hier het middel vél erger dan de kwaal. Onkruid kan gewied en stallen kunnen op andere wijze gereinigd worden. Dr. van Hamel Roos acht het zeer terecht reeds gevaarlijk om bussen met zulk zwaar vergif voorhanden te hebben in kel ders of keukens, maar bij aanwending van Smith's Weed-Killer acht deze bevoegde autoriteit de schadelijke gevolgen niet te overzien door besmetting van bodemwater en het inademen bij verstuiving der veront reinigde, gif-zwangere lucht. Met den schrijver, die zoo ernstig opkomt voor het algemeen belang, hopen wij, dat het roekeloos mengsel van den Engelschman liethen zijn dan onbruikbaar geworden. Het spreekt vanzelf, dat de natuurvorschers, om in de beteekenis van de Statoliethen voor het leven door te dringen, of althans de functie van het orgaan met meer zekerheid te bepalen dan mogelijk is bij den mensch, het eerst gingen onderzoeken bij dieren, welke door hun levenswijze zoo'n evenwichtszintuig best kunnen gebruiken. Dat zijn de waterdieren, die hun zwaartepunt niet steeds zoo hebben liggen, dat ze al drijvend juist de meest gewenschte houding aannemen, die dus door bewegingen van vinnen of armen moeten zorgen horizontaal of rechtop te blijven. Het schitterend gevolg van dit onderzoek, al is 't nog niet afgesloten, is al vast geweest, dat met volkomen zekerheid het statisch zintuig en het functionneeren er van ge constateerd is bij allerlei waterdieren, kwal len, zeeslakken, visschen, kortom bij alle die ren, die zich vrij in 't ruime sop bewegen; bij vastzittende sponsen, koralen en polypen ontbreekt het orgaan of ten minste 't is niet te vinden. Bij veel insecten, vogels bestaat het eveneens. Bij vele waterdieren is h»t naar n prin cipe gevormd, al verschilt het naar de soort Statocvste A. van ter zij gezien. B. van boven gezien, st. de Statolieth. f. veeren waar hij op rust. w. zenuw-einden. en grootte en ligging. Het bestaat uit een blaasje, waarin zenuwen eindigen, als fijne veerkrachtige stiftjes ; in 't blaasje drijft of rolt een balletje, een steentje, eenige kor reltjes, een staafje of wat ook en dit drukt bij elke standverandering op andere zenuwSmith, door geen enkel verstandig Hollander zal worden aangewend. * * * Sarah Bernhardt heeft een hél oud paardje van stal gehaald. Met haar bekenden ijver en toewijding heeft zij en haar wakker troepje artisten in studie genomen en vertoond Angelo tyran de Padoue", een in vijf bedrij ven en in proza geschreven drama van Victor Hugo. Het stuk dat in 't begin van de zes tiende eeuw in Italiëspeelt, is deugdelijk, naar ouderwetschen trant, een treurspel om van te rillen en te beven. Liefde, mede minnaars, jaloesie, wraak, medelijden, dolken, gerechtsdienaren, gif- en slaapdranken, alles is voorhanden. Niets ontbreekt aan den op schel effect berekenden inhoud. De opvoe ring van Angelo, tyran van Padua" is een triomf voor Sarah Bernhardt. Aan het stuk op zichzelf is het hedendaagsch publiek ont groeid. De Parijzenaars van 1905 zijn wel zoo up-to-date, om dit werk van Victor Hugo, een draak te durven noemen. Maar, Sarah zien in de rol van la Tisbé" de gevierde tooneelspeelster en de ongelukkige minnares van Angelo, die zich aan haar opdringt, doch dien zij niet liefheeft, is een zeldzaam artistiek genot. Indien Sarah Bernhardt in den vreemde als la Tisbé" zulke frissche lauweren had geoogst, zouden wij allicht geneigd zijn deze nieuwe overwinning der nimmer rustende vrouw te beschouwen als een stukje van haar wereld-faam. Nu niet. Haar stadgenooten, de Parijzenaars, buigen lang niet zoo voor haar in 't stof als wij vreemdelingen. Dubbel merkwaardig is het daarom hun oordeel te hooren over Sarah's vertolking van la Tisbé": Men moet Sarah Bernhardt zien in den rol van la Tisbé". Waarlijk, dit over treft alles, wat men zich dienaangaande zou kunnen voorstellen. Er is geen enkele rol waarin zij .zooveel aanminnigheid, zooveel verhevenheid, zooveel bekoorlijkheid en zoo veel kracht ontwikkelt. In het eerste bedrijf is Sarah Bernhardt verblindend van jeugd; verheven is zij in het tweede; bewonderens waardig in het vierde, en heftig-ontroeren d in het vy'fde bedrijf." Men" zegt, dat Sarah Bernhardt voorne mens is, het tooneel vaarwel te zeggen. Misschien weet men" ook in dit geval, weer meer dan de betrokken persoon zelf. * * * Wat is een kus ? Een wederzijdsche microben-wisseling. Een rein akkoord opblinkend uit twee harmonische zielen. Rustpunt in het onderhoud van verliefden. Liefde's gangbare munt. Draadlooze telegrafie van de lippen naar het hart. Thermometer voor den graad van gene genheid. Donderslag d|r lippen volgend den bliksem der oogen. Tolgeld der gehuwde vrouwen vóór zij de beurs van haar man bereiken. CAPEICB. * * * Kalfsnieren << l'Italienne: Versche kalfsnieren worden goed gewasschen, van vet en vellen ontdaan en in schijfjes gesneden. Men doet ze in een vuurvasten schotel, waarin fijn gesnipperde uien met olijfolie lichtbruin ge braden zijn. Op een levendig vuurtje laat men de nieren tien minuten braden. Over de nieren heeft men zout, peper en een weinig muskaatnoot gesprenkeld. 1/3 van het ge wicht der nieren wordt nu aan het gerecht toegevoegd in den vorm van champignons of gesneden tomaten. Wanneer die warm zijn geworden, giet men een paar rauwe niet geklopte eieren op de bovenste laag van den schotel. In matig verwarmden oven laat men de eieren stijf worden. Dit gerecht wordt zeer warm voorgediend met geroosterd brood. stiftjes; deze seinen, bij hoogere dieren ten minste, dadelijk naar 't centraal-bureau, waaruit dan terstond aan de bewegingsorga nen, pooten of vinnen of armen, last wordt gegeven, zich zoo of zoo te bewegen, om den goeden stand te hernemen. Heel overtuigend is de proefneming ge weest, met jonge haaien, waar de gehoor steentjes van buiten gemakkelijk weg te nemen waren, zonder het dier ernstig te kwetsen; ze duikelden rond en zwommen in alle mogelijke houdingen, zonder zich, zoo 't scheen, bewust te worden van den vreemden toestand. Veel interessanter is de waarneming geweest bij Terschillende kreeftsoorten, ook bij onze gewone garnalen. Die hebben namelijk een openliggende statocyste, eigenlijk niet meer dan een spleetje of kuiltje, van zenuwhaartjes voorzien, waarin ze zelf met de scharen of pooten zandkorreltjes of steentjes brengen, om die als Statolieth te doen dienen. Wanneer nu zoo'n kreeft of garnaal vervelt, verliest hij zijn heele schaalhuid en daarmee ook de binnenwand van zijn evenwichtsorgaan. Nu hebben slimme natuurkundigen daar heel aardig partij van getrokken voor hun onderzoek. Eerst beletten ze de dieren weer zand op te nemen na de vervelling, door ze in een glazen bak te zetten; hèt gevolg was dat de garnaaltjes rondduikelden op den rug, loodrecht overeind of schuin zwommen, en zoo bleven liggen op den bodem, al naar 't toeval ze wilde neerleggen. Nu bracht de dierkundige ijzervijlsel in 't water in plaats van zandkorreltjes, en de beesten namen het voor lief. Maar in plaats van nu weer vast in hun schoenen te staan, waren ze onderworpen aan een andere geheimzinnige macht. Met een sterke magneet kon de zoöloog zijn proefdiertjes alle houdingen doen aannemen die hij verkoos; de ijzerdeeltjes in de holte volgden de magneetrichting, drukten op de correspondeerende zenuwen en het arme beest, dat goed ligt, meent naar links over te hellen en duikelt rechts of gaat op zijn kop of zijn staart staan, al naar de magneet 't wil; een vermakelijk gezicht voor een oogenblik, die gedresseerde garnalen ; en een overtuigend bewijs voor het bestaan en de werking van het orgaan. E. HEIM^NS. l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl