De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 12 maart pagina 7

12 maart 1905 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1446 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Naar aanleiding van een bezoek aan de Tentoonstellingszalen van KOE AT A N te 's-Gravenhage. L heeft men er wel meer op gewezen, dat onze Oost, behalve zijn rijkdom aan handelspro ducten ook rijk is aan kunstschatten, als geen land ter wereld mis schien, toch wordt be trekkelijk nog te weinig aandacht geschonken aan datgene, wat men bij ons als kunstnijverheid, kleinkunst, huisvlijt of hoe dan ook zou kwalificeeren. Men stelde be lang in die overweldigende bouwwerken, die als versteende herinneringen van Hindoebeschaving zijn achtergebleven, Vlechtwerk van West-Timor. ze werden zoo nauwkeurig mogelijk be studeerd, beschreven en opgemeten, en men zag er bronnen in ter navorsching van land en volk, van godsdienst en levenswijze, maar beschouwde dit alles, als uit een voorafgaand en thans afge sloten tijdperk, en de mannen der weten schap, zij verdiepten zich in die vroegere tijden en voor hen ging verloren de kunst die nog onder het volk voortleefde, zij voelden niet, dat bij den inlander nog een zucht naar schoonheid zijn werk beheerscht. En hoe is het ook eigenlijk mogelijk dat, waar in Europa de kunst al .lang niet meer zijn stempel pp de voor werpen van dagelij ksch gebruik, op huis raad en omgeving gedrukt had, men dit samengaan van schoonheid en bruikbaar heid bij den inlander zou opmerken en op prijs stellen. Eerst thans nu men meerder belang in eigen kunstnijverheid toont, nu ziet men ook, dat al die kleine voor werpen, die uit Indiëtot ons komen, zoodoende een volkskunst zou verloren gaan, die niet alleen aardige" maar wel degelijk prachtige, ja wonderschoone voortbrengselen gegeven heeft. Maar bij belangstelling alleen kon het niet blijven, men moest den inlander aan moedigen, er op wijzen dat zijn eigen arbeid hooger stond, dan datgene, wat hij naar Europeesche modellen namaakte, maar men moest tegelijk hem in staat kunnen stellen te werken en als het ware,een afzetmarkt voor zijn producten zoeken. Dit denkbeeld, dat allerwege sympathie verwekte, leidde ertoe, dat onder patronaat der vereeniging Oost en West" een zaak gesticht werd, Boeatan, die zou zijn als tusschen persoon tusschen den in lander en den Europeaan, die of nipahpalm kan maken, het zijn orna ment-samenstellingen, waar menig wever of vlechter, menig industrieel ten onzent een voorbeeld aan kan nemen, maar niet Met kralenwerk versierd mandje van de voorwerpen van kunst en smaak van den eenen zou brengen onder de aandacht van den anderen. En het was in Boeatan, dat wij ge sterkt werden in onze overtuiging, dat Indie niet was het land, waar schoonalleen als versiering, neen, als echte voortbrengselen van nijverheid verdienen zij onze waardeering, omdat zij bij hunne schoonheid in de allereerste plaats aan de deugdelijkheid beantwoorden. En ook Zilver gedreven scheede. beid eertijds leefde onder het volk, neen dat het dit nog is en hoe bij alle voor ons dikwijls nog zoo duistere tradities, een gevoel voor versiering Versiering van bamboekoker. Bamboe snijwerk. ? Versiering van bamboekoker. toch wel iets pittigs over zich hebben, dat zij toch wel van eenigen smaak ge tuigen, en al zijn er nu nog velen, die het als wel aardig voor zulke onbe schaafde volken" beschouwen, toch wor den zij er onbewust door getroffen, door het kleurgevoel, door de rijkdom van ornament, door weelderige fantasie, door het zoo mooi samengaan van versiering en gebruik. En dit moet er eigenlijk eerst zijn, vóór men tot volle waar deering komt, vóór men voelt, dat in Indiënog zucht naar schoonheid sluimert, die ten onzent vroeger ook bestond, en die door tal van oorzaken wellicht ook ginds zou verdwenen zijn, indien ze niet zoo in het volk en in het volksleven ingeworteld was. Want de zucht naar schoonheid zit niet alleen in datgene wat de inlander maakt, neen, ook in zijn bewegingen, in zijn dansen vol gratie en bevalligheid, in alles kan men zijn gevoel voor harmonie van lijn en kleur waardeeren. Maar helaas de invloed van Europa is in Indiëmeer en meer merkbaar geworden, men wilde den inlander ont wikkelen? met Europeeschen smaak?, en uit dit tijdperk stamt menige mis lukte sarong, menig onberedeneerd snijof graveer werk, menig leelijk produkt van den meubelmaker; en zeker zou op die wijze alle schoonheid uit de In dische nijverheid langzamerhand gewe ken zijn, indien er niet tijdig genoeg menschen waren geweest, die dit gevaar zagen aankomen en die voorzagen, dat overheerscht dat hun van ieder voor werp een klein kunstwerk doet maken. Rondgeleid door de vriendelijke zorgen van den Wel Edel Gestr. heer G. E. Y. L. van Zuijlen, de voorzitter der Ver eeniging Oost en West", en de volijverige presidente, mevrouw N. van Zuijlen?Tromp zagen we, wat thans de inlander nog vermag te maken : de ongeloof lijkste wonderen van lijnensamenstelling en kleurenharmonie in hunne batiks uitge-drukt, die hunne overrijke fantasie bestem pelt als pronkende pauwen, als de heilige draak, de roos van Ngawi, zachte regen; het is, als hoorden we de namen der kostbare perzische weefsels, de morgendauw, de zachte wind en meer dergelijken, die zoo symbolisch verwijzen naar hoogere bedoeling, dan wij op het eerste gezicht vermoeden. En naast deze batiks hebben we de fijne met gouddraad doorweven sarongs" uit Atjeh, uit de Bataklanden, uit Siloengkan, en hiermede verwant, de proeven van de in Indiëzoo inheemsche vlechtkunst, die we zoowel bij de Kabahan-Dajaks van West-Borneo, als bewoners van Tiinor, als de Atjehers aantreffen. En ook hier gaat de symboliek voor den inlander samen met zijn ver siering en ziet hij in zijn geometrische figuren, de beelden zijner gedachten, en wat hij met wisseling van kleur uit de bam boe of rotan vezel s, uit de bladen van lontar de fijnere vlechtingen van een soort kotfo, pisang-vezel, uit de Sangir-eilanden, doen, wat bruikbaarheid aangaat, niet onder voor de beste meubelbekleeding. Maar dit zijn slechts enkele der vele in Indiëbeoefende technieken, want de bewerking van de bamboe, door insnijding en inwrijving met zwarte was, door in branding, verdient zeker onze aandacht, al was het maar, om dis smaakvolle kokertjes, de tibiiqs, die de Tiinoreezen door hunne lijn- en dier-motieven, een zoo groote aantrekkelijkheid weten te geven, en waarïn een bepaald systeem van versiering en een type van plaatselijken stijl te herkennen is, terwijl ook hunne lepeltjes, hun kammen, iurme kalabassen de bekende Javaansche fluiten, waaruit 's avonds in de dessa, die zachte droefgeestige toonen opklinken, juweel tjes van snij- en brandwerk kunnen zijn. Als in het bij/.onder tot het rijk der kunstvaardige vrouwenhand behoorend, zijn de zoo smaakvolle kralenversieringeii, tot mandjes, bekleedsels van draagtaschjes enz. verwerkt, voorbeelden hoe, schijnbaar zoo eenvoudige dingen door juiste keuze van bij elkaar passende kleuren, door goede verdeelingen van ornament tot voorwerpen van schoonheid kunnen worden. Juist in dit kralenwerk toont de Inlandsche vrouw haar aangeboren smaak, en al komt het nu slechts hier en daar nog in onzen archipel voor, toch wijst het nog op een verheven huisvlijt, want dat zal het oorspronkelijk wel ge weest zijn, die eertijds bestaan heeft en die, ja waardoor? dreigt ten onder te gaan. Waar alles in hunne omgeving ge tuigt van een zelfde zucht tot versieren, daar spreekt het van zelf, dat de kèris van den Javaan er niet alleen niet aan ontsnapte, maar zelfs het eerste voor werp was, waarop hij zijn kunstvaardig heid, zijn gevoel voor mooi kon uiten. Ze getuigen dan ook vaak zoowel van de meesterhand van den beeldhouwer als van de technischvolle arbeid van den metaalbewerker, afgescheiden nog van het werk van den smid, die het mes zelf maakt en wiens aandeel men niet te gering moet schatten, wat blijkt, als men eenigszins het ontstaan er van nagaat. De onlangs door H. M. de Koningin in het lokaal Boeatan gekochte kèris is zeker als een zeer mooi specimen te be schouwen van wat Inlandsche smids-, beeldhouw- en drijfkunst vermag-. Zij is er een van dertien boch ten (het grootste aantal), waarvan aan ieder bepaal de gedachten verbonden zijn, alsdehuishagedis, de hanespoor, de lippen van den oliphant enz., en versierd met het pamormotief: die kronkelende aren, die verkregen wor den door niet minder dan 48 laagjes nikkel. Hier aan wordt dan ook alleen reeds door vier menschen tusschen de 20 en 30 dagen gewerkt. Het ge vest is van roodjasmijnhout in den vorm van een voor Inlanders wel licht nog begrijpelijke menschenfiguur, daar de Solosche, deze is afkom stig uit Jokjokarta, als herinnering hieraan bij denzelfden vorm, nog een klein puntje aan den bovenrand vertoont, wat als de hoofddoek wordt aangeduidt. De scheede is bedekt door een overscheede van zilver, waarin een verguld middenge deelte, versierd met bloe men en vogels, dat men krama irawan noemt, in fijn relief gedreven. Dat de Javaan als zil versmid over niet alledaag sche kwaliteiten be schikt, zou men aan de reputatie van het Padangsche filigrainwerk reeds kunnen opmaken, indien niet de sirih-doozen, de kwispedoor en zooveel andere zaken van huiselijk gebruik bij de voornamen in den lande, het u niet bewezen. /oo weet de Inlander aan tal van technieken zijn schoonheidsgevoel te ver binden, en we zouden voort kunnen gaan, en wijzen op het snijwerk in ivoor, op het uitslaan van leer bijvoorbeeld voor meerder profijt op zal leveren en misschien in zijn eerbied voor den Europeaan, dat dit wel schooner zal zijn, dan wat hij en zijn vader en voorvaders maakten. Maar juist om dit tegen te gaan, om te trachten den Javaan te doen begrijpen, dat er nog onder hen een kunstgevoel leeft en om het hem mogelijk te maken, zich te laten gaan volgens de traditiën en over leveringen van zijn volk, zich te kunnen uiten op zijne manier, daarom tracht men thans dit werk meer bekend te Solosche kèris, onlangs door H. M. de Koningin bij haar bezoek aan Boeatan" gekocht. maken, om tochtte doen zien, dat Java niet alleen is het land van koffie, kina en suiker. Men wil dat dit aangeboren gevoel voor het schoone onder het volk niet verloren zal gaan; maar daarvoor is noodig niet, dat enkelen hiervan over tuigd zijn, maar dat velen het worden en dit is alleen te bereiken door het zien en herhaaldelijk zien van die schoonGesneden kèrisheften. de wajangtiguren, op de aardige in klei geboetseerde kopjes en zooveel andere uitingen, waaraan wij den man van smaak kunnen herkennen, want op velerlei ge bied is hij werkzaam; het is alleen zaak te zorgen, dat niet andere invloeden hem hierin van de wijs brengen, dat niet slechte, en leelijke Europeesche voort brengselen hem als voorbeelden worden voorgehouden, en die hij na zal volgen, in de veronderstelling allicht, dat dit hem heden van land en volk. De vereeniging Oost en West" organiseerde daartoe tentoonstellingen van weef- en batikkunst, van metaalbewerking, van vlechtwerk, en thans is door hare zorgen sinds eenigen tijd in den Haag, Plaats 9, een zaak geopend Boeatan", die te beschouwen is als een permanente tentoonstelling van wat de kunstsmaak van onze Archipel bewoners heden ten dage nog weet voort te brengen en met smaak en kenGedeelte van een gevlochten stoelzitting. Vlechtwerk uit Atjeh.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl