De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 19 maart pagina 5

19 maart 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1447 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. SOEP ROLLEN in tabletten & 10 cents, voor 2 borden voortreffelijke Soep, geven in korten tijd allén met water smakelijke en gezonde soepen. Meer dan 25 soorten biedea rijkelijk afwisseling. Te verkrijgen by kruideniers en comestibleshandelaars. i» Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HORN, Amsterdam. iifmimfififiiiifiiffiiiiiiiiiifimiiutuimifuitiifiitiffiiH'iftmifniiiNmmiiiiMjifimiiiiiiMiiiM mannen, Fröbel en Pestalozzi, hebben meer gedaan tot verheffing van den standaard van het moederschap, dan millioenen moeders. En zjj werden bezield door een liefde voor de ganscbe kinderwereld." LondeD. J. K. VAN DEK VEER. De vrouw en het hooger onderwijs. Uit het Engelsen, van Monseigneur J. L. SPALDING, bisschop van Peoria, door ALBERTINE STEENHOFF-SMTJLDERS. Venlo'o, G. Mosmans Senior. 1904. Is 't niet Mevrouw De Stael die gezegd heeft: il feu t juger les crits d'après leur date?" In elk geval, dit ware woord blijft even waar, als men 't in dezer voege wijzigt: men moet de geschriften beoordeelen naar de omgeving of 't milieu waaruit zij voort gekomen zijn. Op de hier aan te kondigen brochure is dat volkomen van toepassing. Verbeeld u een Roomsch-Catholiek bisschop die een warm pleidooi houdt voor de ont wikkeling der vrouw in 't algemeen en voor een hoogeschool voor meisjes in 't bijzonder. Hoe is dat mogelyk ? vraagt ge. Maar uwe verbazing begint te wijken, als ge verneemt dat die bisschop is een buitengewoon en voortreffelijk man, gevestigd in America en dat het Trinity-College, dat hij met warmte aanbeveelt, is een Americaansche hoogeschool. De E. Cath. kerk toch heeft een verbazend vermogen om zich aan te passen aan het land en volk waaronder zij optreedt. In Nederland, waar zij in vereeniging met haar anti-revolutionaire bondgenoot politiek ter rein te veroveren heeft, slaat zij een mili tanten toon aan. In Italië, waar zij facile princeps, is, neemt zij de zaken luchtigjes op. En in America, het land der staat kundige en godsdienstige vrijheid, zet zij zich den vrijheidshoed op 't hoofd. Zoo was 't een R. Cath. bisschop die in 1893 het parlement der godsdiensten te Chicago o pende. Zoo is 't een R. Cath. bisschop die hier pleit voor de bevrijding en ontwikkeling der vrouw. En dat inderdaad op sympathieke wijs en in welsprekende taal. Met een hooggestemde lofrede op den vooruitgang, dien de 19e eeuw op allerlei gebied vertoonde, begint hij zijn betoog. Vooruitgang op stoffelijk gebied, adres aan stoom en electriciteit, photographje, spectraal-analyse, Röntgenstralen. Vooruit gang op geestelijk terrein, blijkens de reuzenvorderingen van geologie en physiologie, van taalkunde en sociologie. Vooruitgang ook hierin dat zij aan de vrouw een gansch andere, veel hoogere positie schonk. Toch zijn wij zoo beweert Monseigneur hier nog niet waar wy wezen moeten. Nog altijd beweert men, dat de vrouw ongeschikt is voor ernstige studie; dat de gewoonten, die zij zich eigen maakt, wanneer zij naar hoogere ontwikkeling streeft, haar ontevreden doen zijn met haar eigenlijke taak, onbe kwaam om echtgenoote en moeder te worden, en haar zelfs van haar zachtheid, reinheid en moreele schoonheid doen verliezen, die haar grootste bekoring is en die zoo noodig blijft voor de welvaart van een volk." Tegen die laatste bewering nu komt onze bisschop met alle kracht in verzet. Goede, UIT DE NATUUR. Een nieuwe droogbloeier. Behalve de van ouds bekende droog bloeiers, die in 't najaar nog geregeld voor de vensters van onze bloemwinkels verschij nen, zijn daar in de laatste jaren ook in 't voorjaar van die onooglijke kale platte knollen te zien, welke met evenveel recht droogbloeiers heeten ; want ook uit die dingen schiet zonder water of aarde een bloem omhoog. Deze naam kan dus de plant niet meer voldoende aanduiden ; we moeten ze daarom maar met hun waren naam betitelen en spre ken van Tijloozen en Arums. De eerste heeft ieder wel eens in bloei gezien; het zijn die crocusachtvge, fijn rose-lila gekleurde bloemen op lange witte stelen, die zoo gauw slap ombui gen ; zoodat er het moois dadelijk af is. Dit komt doordat er eigenlijk geen bloemsteel is ; wat een steel lijkt en omvalt, is een deel van de teere bloem zelf. Veel langer kan men plezier hebben van den modernen droogbloeier, de Arum cornuturn. Een Arum of Aronskelk, van welke soort ook, is op zichzelf al een veel interessanter Arum cornutum, veel verkleind. geestelijke ontwikkeling," zegt hij, zal geen enkele man of vrouw ruw, onbeschaafd of onwellevend maken. Integendeel, zij kweekt juist die eigenschappen en hoedanigheden aan, welke den beschaafden mensch vormen. Een vrouw met helder en ontwikkeld ver stand begaafd, baant zich eerder een weg tot ieder gezelschap dan zij, wier eenige beko ring in gladde manieren en verfijnde klee ding is gelegen ... Alle innige veréeniging in vriendschap zoowel als in liefde is op (in) de eerste plaats geestelijk ; e n h o e beter onderwezen een vrouw is, hoe meer geschikt zij ook zal zijn, haar edele r o epi ng als vr o u w en moeder goed te vervullen. In iedere gemeenschap trekt het lagere het hoogere naar beneden, want het is gemakkelijk om te dalen en moeielijk om te stijgen. Daar om zal een onwetende vrouw en moeder den geest van haar man en kinderen verstompen, terwijl een die ontwikkeld en verstandig is, een krachtige drijfveer voor hen zal zijn om zelf vooruit te komen." Dit alles klinkt volkomen sympathiek en in heel dit bisschoppelijk pleidooi komt geen enkele regel voor die een vrijzinnig kind van dezen tijd niet zou kunnen beamen. Toch hooren wij dit alles met een zeker wantrouwen aan overtuigd als wij zijn, dat geloof op ker kelijk gezag en breede wetenschappelijke ont wikkeling niet kunnen samengaan. Te meer omdat op het programma van de Catholieke hoogeschool voor meisjes, die in 1903 in America tot stand kwam, onder leiding van Religieuzen en reeds dadelijk 80 studenten telde voorop staat: godsdienstleer, H.schri't, philosophie, kerkgeschiedenis, 't Ligt toch voor de hand te verwachten dat dit met andere woorden zeggen wil: R. Cath. dog matiek, uitlegging van de Vulgata, middeleeuwsche scholastiek en verheerlijking van de heilige moederkerk. Doch als we dan verder op het programma vinden: doode en levende talen met vergelijkende litteratuur, geschiedenis, staathuishoudkunde, wis kunde, natuurkunde, scheikunde, plantkunde, gezondheidsleer, kunstgeschiedenis, opvoed kunde, benevens een aparten cursus voor schilderen en muziek, worden wij weer eenigszins gerustgesteld. Als al die vakken goed en grondig onderwe zen worden, dan bestaat er alle hoop dat men van de laatstgenoemde tegenover de eerstvermelde vakken 't zelfde zeggen kan wat in Victor Hugo's Notre Dame de Paris, de archidiacre zegt van de boekdrukkunst tegen over de kerkelijke bouwkunst: ceci tuera cela". In elk geval leert ons dit bisschoppelijk pleidooi van nieuws, que Ie monde marche en dat, onder gunstige omstandigheden de ach terhoede soms de voorhoede voorbij kan streven en beschaamd kan maken. P. H. HUGENHOLTZ Jr. Plicfcoel". (Inyezonden). 's - H a g e, 'J Maart '05. Geachte Redactie. Mag ik aan de ingezonden stukjes in de ? mummmmmHmiimiiiiuummiiimuHHHUuuumtHtHHmtm plant dan de regelmatig gevormde leliebloem van een Tijloos. Aronskelken steken, wat de biologie of levenswijs betreft, de orchideeën Doorsnede van den ketel. naar de kroon ; ;:e behooren om zoo te zeggen tot de intelectwele1» onder de bloemen. Wie zoo'n arum-droogbloeier koopt, kan de knol op de vensterbank leggen ; zich ver bazen over den snellen groei van de zonder linge bloem, die meer lijkt op een bont peperhuis waar een worm uit kruipt, dan op een bloem; zich ergeren over den minder aangenamen geur, die 't ding plotseling ver spreidt en ... het vieze monster zoo gauw mo gelijk deponeeren op of in de plaats, waar zulke tot niets meer nutte en onaangename zaken behooren. Maar je kunt er ook anders mee handelen, en den schlechten Mann verachten, der nie bedenkt, wasz er vollbringt. Om te beginnen kan men twee van die aruin-knollen koopen en er een van doorsnijden; dan ziet ge, dat de reus achtige bloem, die zooveel verbazing wekt, er niet op- maar er uit groeit; de heele bloemmachine namelijk zit al netjes opge borgen in de knol, klein en met weinig kleur maar ze zit er in ; met een vergrootglas zijn zelfs enkele onderdeden duidelijk te onder scheiden. Dat verklaart al iets van het raadsel, IIIIIHIMIIIMIIIMIMIItlnlIllltMIIlmtllMIIIMIIIIIIIIII nummers 1440 en 43 het een en ander toe voegen ? Dat Vera een goed werk doet met op zulke misstanden te wijzen zal ieder ten volle bea men, en het ook met haar eens zijn dat de winkeliers zelve de handen ineen moeten slaan. Maar, ook hier geldt het : Waar twee kijven hebben beide schuld", en de leveran ciers werken zeer zeker dien slechten staat van zaken in de hand door de nog veel te algemeene gewoonte, van koopen op jaarreke ning niet slechts toe te staan, maar er feitelijk toe te dwingen. De groote magazijnen be ginnen tegenover de kleine beurzen wel zoo welwillend te zijn op verzoek spoedig een rekening te geven ; maar ik heb nog onlangs een behanger moeten afdanken, daar verzoe ken noch vermaningen hem konden bewegen over het in April geleverde werk eerder dan na 10 maanden de rekening op te maken hij had het te druk"- En nog was de man verwonderd en teleurgesteld verder van de drukte" van mijn klandisie ontheven te worden. Door het altijd in de schuld zijn ontstaat een onzuivere toestand waaraan vooral de groote huishoudens waar veel omgaat, veel te veel gewoon raken. Rekeningen vallen altijd tegen, men betaalt voor zoover men missen kan en wat het meeste dringt, en de rest... uu ja, met die lang uitgestelde reke ningen heeft het zoo'n haast niet, zij zyn niet gewend dadelijk betaald te worden, enz., enz. Want, Vera zal het wel wet mij eens zijn, dat meer zorgeloosheid dan kwaadwilligheid in het spel is ; de dame van de antieke kast (die haar onmiskenbaar zakentalent stellig beter zou kunnen gebruiken) is al evenzeer een uitzondering als de bekende winkelier die een gekochte ham voor elk van zijn klan ten opschreef daar hij vergeten was voor wie die ham gehaald was. En zij betaalden hem allen", luidt het verhaal, wel wat gechargeerd vermoedelijk, maar ook een bewijs dat de nauwkeurigheid van de huishoudelijke administratie over 't algemeen niet hoog staat aangeschreven. Dat laatste punt nu bespreek ik reeds uit voerig in het huishoudelijk maandblad In en om de keuken", maar wil hier slechts dit zeggen: Waarom wordt niet bjj meer leveranciers evenals bij vleeschhouwer en kruidenier op boekje geleverd (mits die boekjes dan geregeld gecontroleerd worden, anders betaalt men toch misschien de ham, die men niet gehad heeft) of wel al is het bij benadering boek gehouden ook van datgene waarover nog geen rekening is ingekomen? Men kan dan ongeveer weten hoe men staat en daarmee rekening houden. Ik wil niet meegaan met wie wel beweren, dat de winkels speculeren, hop;het roekelooze koopen op rekening", maar dat er op die wijze veel roekeloozer gekocht wordt is een feit, en de heeren leveranciers weten dat zeer goed, wat rente-verlies kan daar wel af. Intusschen, er zijn veel winkels en leveran ciers, die geen groot kapitaal hebben, en toch met den sleur mee moeten. Voor deze n voor de afnemers zelve is eeu betere orde van zaken, en (van weerszijden) teen juister plichtgevoel zeer zeker gewenscht. T. C. S. liiHiinrciinniiiii IMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII hoe een plant zonder wortels groeien kan. Maar niet geheel; want ook in een droge tulpenbol is de volledige tulpenbloem met stamper en meeldraden al in miniatuur ver borgen en toch moet de bol wortels vormen, die althans water moeten opnemen, om tot vollen wasdom te komen. Iets meer overeen komst met arumknol, vertoonen onze alledaagsche aardappels, die immers in den kelder uilloopen; niaar ook die brengen het zonder water en wortels niet zoo ver als de echte droogbloeiers. Behalve bij de groene groeispits is op de doorsnede niet ver van den bovenkant nog een groene laag te onderst heitien; dat is do plek, waaruit groei van blad en wortel moge lijk is; al het overige is voedingmassa, wit en nat: het verrastte mij, al verwachtte ik 't wel, bij 't doorsnijden van een schijnbaar zoo dorre verdroogde knol zooveel vocht te zien glinsteren ; zoo'n Aruin kan makkelijk voor droogbloeier spelen, als hij zooveel vocht verborgen heeft; behalve vocht bevat de heele bol verder niets anders dan meel, het voetlsel voor den reuzenbloem, waartoe het nietige puntje in de groeispits moet uitdijen. Ieder die onze gewone wilde aronskelken kent, ziet in de bloem" van onzen droogbloeier dadelijk den familietrek. Wat wij de bloem noemen is voor den botanicus niets dan een hulsel; bij de kleine wilde en de groote gekweekte aronskelk uit de bloemwinkels is dat hulsel, de seheede, wit, daarbinnen steekt een knots, de kolf, omhoog; en onderaan dezen kolf wijst u de plantkundige de bloe men van den aronskelk. Maar ook die bloemen lijken voor ons weer heelemaal niet op bloemen. Ze zijn dan ook gereduceerd tot het allernoodzakelijkste: minieme bolletjes, als een speldeknop, en tot een ring vereenigd om den steel van de knots, net eitjes van een ringelrups om een takje. Iets hooger op weer zoo'n ring van bloemen, elk bestaande uit een knopje, niets anders eigenlijk dan het topje van een uieeldraad; dat eene helmknopje vertegenwoor digt een heele arumbloeia. Maar dat geheele samenstel van seheede, kolf en bloemen is zoo wonderlijk doelmatig ingericht, alles te zamen functioneert zoo een drachtig als n hoog ontwikkelde bloem, dat het een lust is de levende machine in werking te zien. Daartoe moet evenwel een bloem geofferd worden, want de mecaniek werkt in 't verborgen. Wie er zijn droogbloeier, die nog al duur is, niet voor ver nielen wil, ziet maar een gewone wilde arons kelk te krijgen; in bijna al onze loofbosschen groeien die in menigte; dit j aar al in 't begin van April, tenminste als Maart ons geen vorst meer brengt. Onderaan, waar de witte toet is saarngegroeid tot een beker, vindt ge binnen in dien ketel" hetzelfde toestel van twee rin gen: de onderste bestaande uit stamperbloemen, dat zijn die waaruit vruchten moeten Gravin Heient Schweinitz, tandarts. Dr. Bianka Bienenfeld en Dr. Stéfanie Eder. Het echtpaar Choate Modes. Aan de universiteit te Berlijn heeft gravin Helene Schweinitz met lof het staatsexamen voor tandheelkunde afgelegd. Zij is de eerste, Duitsche aristocrate, die zich aan dat vak wijdt. Helene Schweinitz bezit behalve haar gra'innen-titel en haar niet fraai-klinkenden naam, een groote mate van werkkracht en energie, die haar gelukkig in voldoende mate het gemis aan fortuin vergoeden. De nu vier-en-dertigjarige vrouw heeft een sympa thiek, ernstig gezicht, maar is niet mooi. Helene Schweinitz werd den Isten November 1870 in Sachsen geboren. Lange jaren was zij in haar geboorteland en in den vreemde als onderwijzeres werkzaam. Een vijftal jaren geleden besloot zij te gaan studeeren. Aan vankelijk werd zij aan de universiteit niet toegelaten, omdat zij geen eind-examen gym nasium of burgerschool had gedaan. Toen nam zij privaatïessen in Preiburg en hospiteerde aldaar aan de universiteit, door er de colleges te volgen. In het bezit van het verlangde certificaat eindigde zij haar studies aan de universiteiten te Berlijn, waar zij nu op kranige wijze door het examen is geko men. Voorloopig toeft zij te München waar zij zich waarschijnlijk zal vestigen om tand heelkunde uit te oefenen. De twee Oostenrijksche vrouwelijke artsen, dr. Bianka Bienenfeld en dr. Stéfanie Eder, hadden er haar zinnen opgezet, haar goed recht niet prijs te geven. Bravo dames! Het resultaat heeft voorloopig uw taaie volhar ding beloond. Wie weet voor hoevelen uwer vrouwelijke collega's gij het wanhopend-sterke ijs hebt gebroken. Sedert geruimen tijd is in Oostenrijk de kwestie aanhangig, of vrou welijke doctoren geschikt zijn om praktijk uit te oefenen in ziekenhuizen, en of zij in aanmerking MOGEN komen te worden aange steld als geneeskundigen in ziekenhuizen. Ons vrouwen, lijkt die vraag absurd. Wij zijn geneigd er drukte-makerij in te zien van de zijde der autoriteiten, belast met het aan stellen van geneeskundigen in ziekenhuizen en leidelijk verzet van mannelijke collega's. Dr. Bianka Bienenfeld en dr. Stéfanie Eder hebben zich met haar verzoek en haar be langen tot de Oostenrijksche regeering gewend. Beide dames zijn voorloopig als aspiranten werkzaam. Zij moeten een proeftijd doorma ken. De eene oefent praktijk uit, in het alge meene ziekenhuis te Weenen, en de andere in het Elizabeth-gasthuis. De regeering wil onderricht worden over de wijze, waarop de aspiranten zich van haar taak kwijten. Die inlichtingen zullen ook aan de overige zie kenhuizen worden verstrekt. Eerst dadrna zal men al of niet overgaan, de vrouwelijke artsen definitief aan-te-stellen, op het door haar gekozen arbeidsveld. J k wilde wel, dat ik van alles M(> zeker was, als van de gunstige rapporten die over bovengenoemde dames zullen worden uitgebracht. Immers, een vrouw, die in de geneeskunde gestudeerd heeft, is niet de eerste de beste. Zij is een vlij««?WmiMMItMMIIlmiMlllllltlllllllllllllllMI IIMMIIIIIIIIIIIIMIIHIflHW groeien, daarom heeten ze ook wel vrouwe lijk ; de bovenste ring uit dichtopeengedrongen helmknoppen gevormd; de meeldraad-,,bloemen," mannelijk genoemd, omdat ze de bevruchtende stof leveren. Onder en boven dezen ring steken stijve draden uit; vervormde meeldraden; staminodien" heeten ze in de botanie; die hebben een eigen aardige taak te vervullen. Als namelijk de seheede, laten wij leken nu maar zeggen de bloem," zich op een koelen voorjaarsavond opent, stroomt er een geur, dien \vij aaslucht zouden kunnen noemen, uit de bloem; die geur lokt een bijzonder aoort vliegjes van verre naar de bloem. Ze zien het witte glanzige veld; noch dichterbij gekomen voelen ze een aan gename warmte, die ook wij menschen met en zonder thermometer kunnen waarnemen ; bij tienen bij honderden vaak strijken ze neer op den knots, die als een rustbank uit de warme veelbelovende keuken oprijst, en ze ruiken nu ook een lekkeren honinggeur. Ze laten zich verleiden om op de binnenvlakte van de witte kelk over te wippen, maar die is zoo ijselijk spiegelglad, dat ze afglijden, dieper en dieper afglijden tot ze boven de opening van de keuken komen en neerstorten in een afgrond, bedwelmd door den sterken geur. Tusschen de stamino dien door bereiken ze het onderdeel van den ketel, waar ze goed onthaalde gasten, maar tevens gevangenen zijn. Ze kunnen er niet weer uit, een staketsel van stamino dien verspert hun den weg, misschien is bovendien de wand hun te glad en sterk overhellend, of de geur daar boven bedwel mend. Snijdt ge een luikje in den ketel, dan ontsnappen er dadelijk honderden te gelijk. Dus ze willen wel weg maar kunnen niet; uit den gaven ketel komend worden ze telKen knol in 't najaar, met wortels, die er boven uit groeien. kens teruggeworpen, waardoor dan ook. Waar schijnlijk komt er nog een lichtkwestie bij. En nu komt het wonderlijkste. Eerst als ze rondom bekleefd zijn met honing van de stamperknopjes, drijven de helmknoppen in den bovensten ring hun poeder naar buiten; meteen verdorren op eens de staketsels, geur en gladheid verdwijnt en de weg is vrij.... tige, ernstige, moedige vrouw vol toewijding. Anders kiest zij geen vak waarvan zelfopof fering, moeite en inspanning schering en inslag zijn. Wanneer zulke sérieuse vrouwen, voorzien van het vereischte brevet, bij voor keur ziekenhuizen kiezen als werkkring, dan meen ik, de zieken te mogen geluk-wenschen, wanneer die vrouwen als dokters worden aangesteld in de gasthuizen, waar zij verpleegd worden. De Amerikaansche gekant te Londen, Hon. J. H. Choate, zal zich uit het openbare Ie ven terugtrekken. In Londen betreurt men zér het heengaan ran den heer en mevrouw Choate die een sprookjes reputatie genieten aangaande hun goede kameraadschap, hun voorbeeldige echt ver binten is. De Amerikaan sche gezant telt zijn vrienden bij honderden. Zijn werkkracht, zijn kunde, zijn onkreuk bare eerlijkheid en stipte rechtvaardigheid verwierven hem de algemeene achting. Aan zijn zijde, was de ambassadrice, mevrouw Choate voor haar man een trouwe hulpe en wakkeren steun. Haar tact en beminnelijk heid, stempelen haar tot een gastvrouw, van wie een groote bekoring uitgaat. Het ant woord eens door den hofl'elijken ambassadeur gegeven, toen men hem vroeg, wie hij het liefst zou willen zijn, indien hij niet zichzelf ware, gaat in Engeland nog van mond tot mond. Terecht. Hoogst vleiend Voor zijne vrouw, luidde de repliek van den heer Choale: Dan zou ik het liefst mevrouw Choate's, tweede man zijn." * * * Bij gelegenheid der grands mariages", dezen winter te Parijs voltrokken, de echtverbintenissen der geslachten Guiche met Grellulhe, de Broglie met Lubersac, La Rochefoucauld met de Richelieu, heeft men in zake mode het volgende kunnen waarnemen: De bruid munt uit door eenvoud. Haar wit bruidskleed is smaakvol, maar bij het strenge af, zóó eenvoudig. Het toppunt van légance en weelderigheid van toiletten wordt vertoond door de moeders der bruidjes en bruidegoms. De tegenwoordige bruidsmoeders zijn jeugdig, vlug, vroolijk en levenslustig. De gravin Grefi'ulhe en prinses de Broglie waren bij het huwelijk harer dochters de schoonste modeplaten die men zich kon denken. De gravin droeg een veelkleurig byzantijnsch toilet; de prinses een robe van abrikoos-kleurig satijn en een lange fluweelen paletot van dezelfde tint, versiert met echte kant en zilver borduursel. Rok en paletot met zibeline omzoomd. Onze groot moeders, nog gewend aan de donkere, stemmige fluweelen robe met lange sleep door de moeders der jonggehuwden gedragen, zouden, indien zij in de Madeleine bij de huwelijksinzege ning tegenwoordig wiren geweest deze dames hebben aangezien voor actrices, optredend in een wuft, wereldsch stuk. De Engelsche mode, voorschrijvend dat de bruidsmeisjes uniforme toiletten dragen, vindt in Parijs geen bijval. Kik der bruidsmeisjes kleedt zich naar eigen smaak en goedvinden, wat het schitterende en veelkleurige van den bruidsstoet aanmerkelijk verhoogt. CAVBICE. UUIIIMIIIIIEIIIIIIMIIIIIIIIIIIIftlllllllHmilllINflllllllflIlflIHMIIIMIIIIIIIÏmM naar andere aronskelken. De mecaniek is vrij duidelijk; 't is het oude liedje van de kruisbestuiving. Dat alles kunt ge met uw droogbloeier ook nagaan; en ge begrijpt de beteekenis van den bedriegelijken geur, een aasstank, die geenaasDe top van eeu blad, sterk verkleind. stank is; want er is juist dan nog niets dat rotten gaat in de bloem. De prachtkleuren van de seheede der vleeschkleur van de kolf, de purperen tint met de lichtvlekken in de ketel, dat alles staat met de bestuiving in ver band, ook misschien de knotvormige stami nodien in uw grooten arum ; al weten wij nog niet van alles het hoe en waartoe. Gooi na den bloei uw plant ?ooral niet weg, zet den knol een handdiep buiten in goede aarde, dan groeit er een prachtige meterhooge bladsteel uit, gevlekt als een slaagenhuid en met een curieus mooi blad op den top. Ik heb mijn beide knollen in 't najaar na de eerste vorst uitgegraven; ze staan nu weer op den vensterbank en ze beginnen het spelletje opnieuw; ze zijn evenwel iets kleiner en lichter dan verleden jaar. Die wogen eerst 130 en 150 gram; bij dea bloei, met de groote bloem er bij, nog maar een 80 gr. nu weer een kleine honderd. Als ge er gele genheid voor hebt, leg dan uw droogbloeier een paar dagen lang vóór den bloei eens op een weegschaal, een brievenweger b.v. Dan ziet ge door het stijgen vao de schaal of van den wijzer, hoeveel de plant aan gewicht verliest door 't sterke ademen; dat is hier zoo dui delijk, doordat er immers nog geen groene bladeren zijn, die voedsel bereiden om het verlies aan brandstof te vergoeden. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl