Historisch Archief 1877-1940
No. 1447
DE A M S T E R DA M M E R W E E K B L A D V O O II NEDERLAND.
Xunstkoopers. Wjjlen H. F. Groen
van Waarder, en zijne schilde
rijen, onder die van anderen,
in De Brakke Grond."
Als de lente nadert, vermenigvuldigen
zich te Amsterdam de kunstverkoopingen.
Prijkt en pronkt de lente, uit is het met
Waarvoor ? Het is niks, niemendal
waard.
De kunsthistoricus gaat weg, maar
komt terug en heeft het weer over dien
ouwen rommel. Na lang weigeren, wordt
den kunsthistoricus toegestaan te mogen
snuffelen.
De kunstkooper blijft kalm en on
bewogen en neemt niet de minste notitie
van het snuffelen. Hij laat den
kunstGABRIËL. Molen te Kortenhoef.
die aucties; de natuur gaat in dien tijd
boven de kunst, de kunstverkoopingen
wachten tot den winter. Maar dan, in
het schoonste van het jaar, komen uit
heel het land, mannen met lange zwarte
jassen, velen bovendien met hoogehoeden,
naar Amsterdam, om te vergaderen, voor
het Nut, voor de Theologie, voor de Poli
tiek, voor het Onderwijs, voor dit doel
en dat doel,... de hemel weet, voor
welk doel, niet al! Amsterdam wordtin
den aanvang en gedurende de geheele
lente een vergaderingsstad. Het is er
onveilig van menschen, die het w-eten.
De mannen met de lange zwarte jassen
en strakke gezichten zijn er voor de
stad de lenteboden(P), zooals de reizende
Duitsche muzikanten het zijn voor de
buitenachtige steden.
's Gravenhage en Amsterdam hebben
zich gehaast of haasten zich om, vóór de
dra bloeiende lente, eene laatste
kunstverkooping te houden. Kunsthandelaren
houden rekening met alles, vooral met
het jaargetij. De eeuwen door zijn zij
slimme vogels geweest. De slimste onder
de slimmen was wel de
gelegenheidskunstkooper, de dichter en gezant,
Theodorus Rodenburgh, Ridder van den huize
van Bourgondiën. Hij trachtte heele
scheepsladingen schilderijen te Amster
dam of in andere steden van Nederland
te koopen en in Denemarken te
verkoopen, niet zonder zoet gewin. Leefde
deze zeventiende-eeuwer in onzen tijd,
hij zou een Rembrandtontdekker van
geweld zijn, waarbij de jonge Simon
Mans een klein kind zou schijnen. Roden
burgh zou er rond vooruit komen en
langs den meer en meer gebruikelijken
weg een advertentie in de dagbladen
plaatsen met het hoofd:
llembrandtontdekkers gevraagd."
In een der Duitsche bladen heeft on
langs een aardige bijdrage gestaan hoe
of men kunsthistorici Rembrandt's" hoopt
te laten ontdekken. De kunsthistoricus
komt bij een antiquaar, snuffelt en snuffelt,
haalt slimmigheden uit, en wordt beloond
met nog grootere slimmigheden van de
zijde van den antiquaar of kunstkooper,
die er slag van heeft om zich, door den
kunsthistoricus te laten vragen, of hij
niet nog iets bijzonders heeft.
Neen, bijzonders heeft hij niet, wat
ouwen rommel in den kelder,'of op den
zolder, goed voor brandhout.
De kunsthistoricus wordt fel. Zou hij
niet eens mogen snuffelen in dien ouwen
rommel ?...
historicus aan zijn lot over. Na lang
snuffelen komt deze met een vuile jas,
met een gezicht, stralend van blijdschap
in den winkel, met een schilderij in de
vuile handen, juichend: Een Rembrandt!
een Rubens, een Frans Hals, of van wien
ook. De kunstkooper, die er voor gezorgd
heeft, dat een schilderij, zoo bedriegelijk
mogelijk in het karakter' van een dier
schilders met of zonder handteekening
nagebootst, onder den rommel was, en
behoorlijk bedekt met een laag vuil en
al wat noodig is om den verlangden
schijn te geven, bekijkt, als een onnoozel
lam, de schilderij.
Een Rembrandt ? ... Een Rubens ?...
Een Frans Hals ? ... of voor wien de ont
dekker het houdt, hij gelooft er niet aan.
Een aardig prul, meer niet. De eene
bedenking na de andere werpt hij op,
en acht het niet de moeite om er verder
over te praten.
De kunsthistoricus wordt nu eerst recht
fel. Hoe meer tegenwerpingen de kunst
kooper maakt, hoe meer hij aan de echt
heid geloofd.
De schilderij wordt ontdaan van het
vuil, en waarachtig... het is een Rem
brandt, of Rubens of Frans Hals. De
kunsthistoricus wijst de kenmerken als
met den vinger aan. Langzamerhand,
de eerste dagen nog niet veinst de
kunstkooper er ook aan te gelooven.
De menschen met het monopolie van
het-te-weten er bijgehaald, zij verklaren:
de schilderij is echt!"
En dan begint de handel! Voor het
nagebootste schilderij bedingt hij groote
sommen, en zorgt dat door de wereld
het bericht ga: Een nieuwe Rembrandt,
of een prachtig werk van een ouden
meester ontdekt!"
De kunsthistorici heeft de kunstkooper
beet gehad. Dit zegt hij niet, hij overlegt
en bewaart het in zijn hart. Hij weet,
wat moeite kunsthistorici al niet doen,
om oude meesters te ontdekken. Zij zou
den er voor, door de hel varen, ja, zelfs
in huizen komen, gekenmerkt als huizen
des verderfs.
Dit kan men o.u. lezon ia de National
Zeituiuj in het midden van het vorige jaar.
Kunstkoopers en antiquaren zijn brave
menschen, zelfs dichters. Zij hebben in
zaken: gevoel, verbeelding en heldenmoed,
eigenschappen door Is. da Costa aan den
dichter toegeschreven. Hun gevoel zegt
hun, dat een schilderij, een porceleinen
voorwerp, een gobelin, een koperen kroon,
op zich /elf, niets is. Dat ieder voorwerp
C. BISSCHOP. De Waarzegster.
een passende omgeving wil hebben, dat
een verkooping zóó moet ingericht zijn,
dat de voorwerpen spreken, dat zij als
het ware iets zeggen van den bezitter,
dat er iets van diens geest aan de voor
werpen is.
De heer Mensing begrijpt dit bovenal.
Op de onlangs gehouden verkooping
der nagelaten schatten van Th. de Bock,
kreeg men op de kijkdagen den indruk,
dat men wandelde in een museum met
allerlei intiem gemeubelde en van schil
derijen, oud-Delftsch, koperwerk en gobe
lins voorziene vertrekjes. De afdeelingen
zeiden iets en de voorwerpen spraken.
Werkelijk ieder stuk getuigt ook van
den bezitter.
Nu weer! De schilderijen uit de nala
tenschap van H. F. Groen van Waarder
en uit die van E. K., insgelijks een
Amsterdammer, bezichtigende in De
Brakke Grond", schilderijen die 21 Maart
door den kunstkooper C. L. C. Voskuil ge
veild zullen worden, bevestigen opnieuw,
dat de schilderij iets zegt van den be
zitter of den voormaligen bezitter.
Het eene stuk zal spreken van het histo
rische of ethnographische; het andere
van zuiveren en on vermengden kunstzin
van den voormaligen eigenaar.
De schilderij : Stichtelijke Lectuur, van
C. Bisschop, zal wijzen op de aanwezig
heid bij den bezitter, behalve gevoel voor
kunst, op zin voor het ethnographische.
En welk een getuigenis van hoogen
kunstzin bij den bezitter, of wel van zijn
slimme geldbelegging, leggen Willem
Maris' Koeien aan den plas, P. J. C.
Gabriel's Molm te Kortenhoef, bovenal
A. Mauve's boerendeel te Laren, de Bock's
Vijver in liet Ilaaijfchf Bosch niet af,
evenals de werken van Jos. Jsraëls, J.
Maris, J. H. Weissenbruch, Albert
Neuhuvs, Elch. Verweer, Ch. Rochussen, L.
Apol, N. Bastert, W. Bilders, G. H.
Breitner, Gabriel, Jan van Essen, A. M. Gorter,
J. S. M. Kever, Jac. van Looy, Geo
Poggenbeek, Ph. Zilcken en anderen.
Slechts bevoegden is het gegeven, en
wordt het overgelaten al het teedere der
kunst dezer schilders in ragfijne taal op
het papier te tooveren.
Maar om te blijven bij de schilderijen
van wijlen den bekenden Amsterdammer,
H. F. Groen van Waarder, hoe her
inneren deze aan hem, hoe spreken zij,
na zijn dood, nog van zijn geest!
H. F. Groen van Waarder was een
der laatste Amsterdamsche scheepsbouw
meesters van den echten stempel. Met
leede oogen zag hij het aan, dat op
Kattenburg en Wittenburg de eene werf
na de andere verdween, omdat het water,
waarin de schepen van stapel liepen, te
weinig ruimte had, of dat te Amsterdam
het arbeidsloon te hoog is, of ook omdat de
vraag . naar trawlers die naar kleine
visscherscheepjes, hoppers" genoemd,
bijna geheel deed ophouden. De kleinere
werven, waren daar niet voor ingericht.
De Nederlandsche Scheepsbouwmaat
schappij, die thans weder drie trawlers
op stapel heeft, kreeg het werk.
Zoo lang mogelijk heeft H. F. Groen
van Waarder zijne werf in stand ge
houden en er schepen laten bouwen.
In al wat scheepsbouw, in al wat het
zeewezen en de geschiedenis er van, in
verband met Amsterdam, betreft, stelde
Groen v. W. levendig belang. Amsterdam
en de Amsterdammers hadden zijn hart.
Als men nu in het verkooplokaal een der
beste schilderijen van C. Springer ziet,
voorstellende het prachtige stadhuis op
de Breestraat te Lubeck, en in den
catalogus leest als behoord hebbende aan
Groen van Waarder,... verwondert ons
dit niet. Zoo'n man moest op zulk een
schilderij prijs stellen en willen bezitten.
In de eerste plaats heeft hem, den bouw
meester, het architectonische van de
schilderij, levendig gestoffeerd met allerlei
wandelaars en kooplui, tot een
bloemenmeisje uit de Vierlanden toe, sterk aange
trokken. En dan het stadhuis te Lubeck op
zichzelf, de stad, die in koophandel en
scheepvaart zoo vaak met Amsterdam in
aanraking is geweest. Wordt niet de
opkomende stad het allereerst vermeld
in een brief van de vrije stad Lubeck
aan Gijsbrecht III, gedagteekend (i
Februari 1247, betreffende een
Aemstelsche kogge, die daar aan den ketting lag.
II. F. Groen van Waarder's liefde
voor schilderijen valt, voor een deel,
in den tijd, dat de koopers er een
geschiedenisje, een idee, niet bloot een
stcTnming in wilden vinden. Tot dat
genre behooren Jalouzie o. a. van H. J.
Scholten, dat, vooral wat uitdrukking
van stof, zoowel van de kleeding der dame
als van het tafelkleed wijst op voortreffe
lijke zeventiende-eeuwsche navolging,
geheel in den geest van den tijd, waarin
het ontstond. Hot schilderijtje, hoog aan
den muur, schepen op den voorgrond
en Amsterdam in het verschiet zal
Groen van Waarder niet onwelgvalligzijn
geweest. Vrij zeker kan rneri aannemen,
dat 11. J. Schol ten, de thans hoogbe
jaarde en te Haarlem levende schilder,
Amsterdam op het schilderijtje boven de
kast bedoeld heeft. Te Amsterdam had
hij om en bij de helft der vorige eeuw,
met den ouden Greive in een der thee
tuinen op de Schans voorbij de Weterings
poort een atelier, waar vele schilders, o. a.
Allebé, ter schole zijn geweest.
Voor de navolging der 17de eeuwsche
historie zijn in de Brakke Grond" vele
schilderijen tot bewijs. Een ander ken
merk, het missen van atmosfeer, evenals
Jaloezie, wijst zeer nauwkeurig het tijd
perk van ontstaan aan.
Groen van Waarder's goed oog voor
kunst, en niet alleen voor het bouwmees
terachtige, blijkt, behalve uit Jaloezie,
ook uit de kapitale en zeer eigenaardige
schilderij: De Waarzegster, van Bisschop,
in groote tegenstelling met het
frischkleurige van zijn Stichtelijke Lectuur.
Hoewel de dame, die zich uit de lijnen
der hand de toekomst laat voorspellen,
in donker roode, in historische kleeding is,
heeft zij het haar getooid als mode was
in de dagen, dat de schilderij ontstond.
Gelijk al het aanwezige in het verkoop
lokaal van De Brakke Grond" wijst op
verschillende tijdperken der kunst in de
voorgaande eeuw, wijzen de schilderijen
van Groen van Waarder ook op de wis
seling van zijn kunstsrnaak, van een
overgang uit het romantische naar eene
nieuwere periode, waarin atmosfeer niet
meer afwezig bleef.
Het meegaan met den tijd is steeds
het streven van den scheepsbouwmeester
scheepsbouw: een passer, een zwij, en
een mal, gelijk aan de voor- en achter
zijde der kap boven het spantenbord als
kenteekens prijken: een klinknagel, een
passer en een koubeitel.
De liefde voor het zinrijke van Groen
v. "Waarder blijkt ook uit de woorden aan
het boveneinde van de poort der werf:
Getrouwt natuur aan hare wet
Vereert haar door de kunst.
Het een zoowel als het ander heeft
H. F. Groen van Waarder betracht. De
wetten der natuur heeft hij bij den
scheepsbouw toegepast, en de natuur,
vereert door de kunst", in zijne
schilderijverzameling. Achter zijn thans ver
laten werkkamer in het kantoorgebouw
op de werf in de groote
Wittenburgerstraat, waarin kostbare boeken en o. m.
C. SPRINGER. Stadhuis te Lubeck.
H. F. Groen van Waarder geweest. Hij
heeft den scheepsbouw, eens de roem en
verspreider van welvaart te Amsterdam,
in eere willen houden, tot de omstan
digheden en gebrek aan waterruimte
hem dwongen, voor ruim zeven jaar, de
werf te sluiten.
Groen van Waarder liet, voor zijn
pleizier, schepen bouwen. Den lust er voor
had hij van zijn vader en grootvader
geërfd. Hij bouwde nooit op bestelling.
Als een schip voltooid was, verkocht hij
het. Het waren allen ijzeren zeilschepen,
groote fregatten.
Het afloopen van het schip, maakte
hij tot een feestdag, en deed er al de
oude gebruiken bij herleven. Kr waren
tribunes gebouwd, twee muziekkorpsen
speelden, en kort voor het te water laten,
ging hij naar het bruggetje voor het
schip dat met de achterzijde al in het
water lag, plaatste zich naast den com
mandeur en voor het volk, las een hoofd
stuk uit den statenbijbel, betrekkelijk
schip en zeevaart, ontblootte daarna het
hoofd, en sprak een gebed uit. Dan legde
hij in het onderste roergat een bloempje,
gaf den commandeur een wenk, die daarna
het sein gaf, dat v. Waarder's moeder, of
eene andere dame op de eeretribune, met
een gouden schaartje den zijden draad zou
doorknippen, bevestigd aan een gouden
engeltje voor haar. Was deze zijden draad
doorgeknipt, dan viel de laatste klink,
die het schip tegen hield. Onder dave
rend gejuich en vroolijke muziek liep
het schip te water.
Na deze plechtigheid werden de
eeregasten in de groote kunstzaal van het
kantoorgebouw ontvangen en hun mor
genwijn aangeboden.
Al de honderd of honderdvijftig werk
lieden, kregen een kruikje met een balven
kan punch mee naar huis, voor hunne
vrouwen, en hadden vrij-al'.
Het geven van den naam aan het schip
had bij Groen van Waarder altijd diepen
zin. Hij noemde het of Xil Disperandum,
of Semper Spera, of Columbus, (naar aan
leiding van het jubileum der ontdekking
van Amerika, en schonk bij het van stapel
loopen, ieder zijner werklieden een boekje,
inprachtband, over Columbus,) of Vondel,
of Nicolaas Witsen. Beide eerste schepen
zijn met man en muis vergaan. Van het
eerste is zelfs geen bericht van de ramp
ooit vernomen.
Groen van Waarder noemde zijn werf:
De niodelirerj': De floot, o. a. om de
voorbeeldige overkapping van
gegalvaniseerd ijzer, om de machines onder de
kap, allen op een lijn, enz.
De werf heeft in de groote, met beeld
houwwerk versierde poort een gaven
gevelsteen, afbeeldende een bootje, en
daaronder het inschrift: Int tfcheepsboot,
KiKJ. Twee honderd jaar later, in 1883,
is de poort vernieuwd. De poort heeft
bovenaan afbeeldsels der kenteekenen van
een afbeelding van Rembrandt's De
bouwmeester en zijne vrouw, is een
thans ontruimde schil der i j zaal met
divan en kunstkasten, en licht van boven.
In die zaal hingen honderd schilderijen,
waaronder vele voorstellen: schepen in
haven, op rivier of zee, werven en bootjes,
gezichten op het IJ en Amsterdam, enz.;
in 't kort al wat was naar het hart van
den scheepsbouwmeester of den Amster
dammer. Eene groote en schoone
penteekening van W. v. d. Velde Sr., voor
stellende De Walvischvangst," 1665,
had eene eereplaats.
Al deze schilderijen zijn Zondag 19 en
Maandag 20 Maart, in De Brakke Grond"
te bezichtigen, daags voor den dag der
verkooping, op welken ook beslist wordt
over de bestemming der modelwerf: De
Boot, in de Groote Wittenburgerstraat.
Ziende de werf, de werkkamer, de
schilderijzaal, ziende bovenal de schilde
rijen van wijlen F. A. Groen van Waar
der, dan spreekt en getuigt alles van
hem, van zijn wijs beleid, van zijn kunst
zin, en van zijn liefde voor Amsterdam,
en het Amsterdamsche volk, dat hij werk
verschaft heeft ten koste van groot en
persoonlijk verlies.
J. H. R.
De Tuin. Driemaandelijkse!! prentenboek
naar werken van beeldende en toege
paste kunst door THEO MOLKENBOER.
Uitgave van Th. Molkenboer. Prijs per
jaargang ? 3.50, losse nummers ? 1.?.
De naam De, Tuin van het tijdschrift door
den heer Molkenboer uitgegeven, nadat hij
den tekst schreef en, uitsluitend uit eigen
werk, de illustraties koos, kan evenmin als de
nadere omschrijving Prentenboek" eene
juiste voorstelling wekken omtrent den inhoud
en de strekking der publikatie: een beredeneerd
prospectus van den artist Theo Molkenboer.
Het was bij ons, in het achterlijke
OldEuropa, geen gewoonte dat kunstenaars op
deze of dergelijke wijze de aandacht voor hun
werk vroegen. In Amerika waa het anders ;
's lands wijs, 's landa eer.
Maar ook onze toestanden worden geleidelijk
aan veramerikaanscht." Of dit toe te juichen
dan wel te betreuren va'.t, blijve hier in het
midden.
De Amerikaan treedt echter zonder eenige
valsche schaamte op als koopman ; de Euro
peaan doet eene koncessie aan de oude, fijner
bewerktuigde moraal zijner omgeving en doet
een tijdschrift" het licht zien.
De architect Ed. Cuypers geeft sinds een
tweetal jaren eene reclame-uitgave uit onder
den titel Het Huis ook al een prenten
boek"! waarin hij uitsluitend aan eigen
werk plaats inruimt, of wel aan beschrijvingen
van oud huisraad, aantrekkelijk maar tevens
onschuldig en niet konkureerend vulsel. Op
bescheidener schaal is het voorbeeld nu ge
volgd door den heer Theo Molkenboer met
De Tuin.
Het merkwaardigste der Ie aflevering van
De Tuin schijnen mij niet de afbeeldingen te
wezen. De belangrijkste daarvan zijn bovendien