De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 26 maart pagina 1

26 maart 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1448 WEEK DE AMSTERDAMMER A°. 1905. VOOE NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. O m. cL e r redactie -v a. n. J. ID 33 IKIO O. Uiteevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracbt 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar , mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar .12'/i Dit blad u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard de» Cai>uciues tegenover het Graud Café, te Parijs. Zondag 26 Maart. Advertentiè'n van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer / 0/20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitacliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fiima RUDOLF AlOSbE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel ia 35 Fieaiiig. INHOUD: VAN VEERE EN VAN NABIJ: Buitenlandsche Zaken. De Berner Conventie, door B. A. G. v. C. Militaria, door K. Een woord van verweer door J. N. A. Srneekens, Waarom niet tegen het Arbeidscontract? (Ing.), door Jul. Keizer en H. Spiekman. FEUILLETON : Bruiloftseergaaf, door wijlen Schilder Th. de Bock. KUNST EN LET TEREN : Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Onpartijdigheid en Onzijdigheid in de geschiedkunde, doorFrederik Hompel. Maurice Maeterlinck, De dubfoele Tuin, door L. v. de Capelle, beoordeeld door v. M. A. Th. C. Thompson, Papieren Idealen, door Pastoor Kaag. VOOR DAMES: Uitbe steding van Weezen, door mr. H. S. Veld man. Onjuist, (Ing ), door H. J. C. Pierson. De behandeling der wasch, het wasschen en het strijken, door J. W. Landré, beoordeeld door E. Tideman. Allerlei, door Caprice. L'IT DE NATUUR, door E. Heimans. Mr. Arnold Kerkdijk, t, (met portret), door dr. J. C. Eringaard. Over hedendaag^che huisinrichting, I, (met afb.) door J. H. W. Leliman. FINANCIEELB EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. De Herbouw van de Havenbuurt op Marken, door J. H. W. Leliman.?Boekbeoordeeling. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEN. Buitcnlantlsche Zaken. Het kijkje achter de schermen, dat ons door het kabinet-Kuyper geboden wordt, geeft weerzinwekkender zaken te zien, dan ooit in een Nederlandsen ministerie zijn voorgekomen. Dat A'an Lynden niet berekend was voor zijn taak als Minister van Buitenlandsche Zaken, het kan voor niemand een geheim zijn. Mocht Kuyper, toen hij hem in zijn ministerie opnam, nog ge meend hebben, dat met de portefeuille aan Van Lynden toe te vertrouwen, niet een lichtzinnige daad door hem als premier verricht werd men behoefde waarlijk geenszins de scherpzinnigheid van Kuy per te bezit'en, om binnen drie maanden tijds de diplomatieke bekwaamheden van die Excellentie te doorgronden. En van het oogenblik af, dat hem de minder waardigheid van den Minister van Buitenlandsche Zaken gebleken was, rustte op Kuyper zelf, die de fout der benoe ming te zijnen laste had, de dure plicht, een einde aan dezen onhoudbaren en voor het vaderland gevaarlijken, in elk geval vernederenden, toestand te maken. Immers, welk een onduldbare regeling voor een natie, de behartiging harer be langen ten opzichte van het buitenland te zien opgedragen, drie, vier jarenlang, aan een Excellentie, die, in deze zijne hoedanigheid, niet anders kon zijn, dan de risée van het corps diplomatiqne. Maar neen, men heeft, ir etende dat de portefeuille in onbetroiiirhiU'e handen /ra.-', drie jaar lang haar dien dignitaris laten behouden en dat waarom ? liad niet in een college van acht Clirixte-nen, die te samen een model-regeering wilden vormen, om de natie door woord en wet tot beter leven te wekken, het allereerst een oprecht, gemoedelijk en liefdevol vermaan tot Van Lynden moe ten zijn gericht; en zoo, wat schier ondenkbaar is, de Minister weerstand had geboden aan vertoog en bede, ware er dan geen enkel eerlijk middel geweest, om zijn aftreden te verkrijgen, binnen of aan 't eind van 't eerste jaar y Hoe is het mogelijk, dat een e/trixtelijk kabinet, op een zoo in 't oog loopende wijze, 's lands eer en belang er aan ge waagd heeft... en dat het ten slotte tot zulke onwaardige middelen de toevlucht heeft genomen om Van Lynden tot heen gaan te dwingen ? Want voor de wijze, waarop deze Minister van Buitenlandsche Zaken door zijn collegaas althans door Kuyper en Oyens verwijderd is laat zich moeilijk een zacht woord vinden. Het heeft iets van een samenzwering. De schooljongens, als er in hun midden zoo iets voorviel, zouden spreken van verraad. Nietwaar, dit is nog van geen enkele zijde geloo chend, Van Lynden wordt overreed, Oyens zwager, Von Weckherlin, tot zijn aide te nemen, en de werkzaamheid van den assistent betaald of niet krijgt zulk een omvang, dat Van Lynden het met zijn eer niet kan overeenbrengen ook maar tot den uitslag der verkiezingen te wachten om ontslag te nemen. Na hem drie jaar te lang gehouden te hebben, wordt hij vier ninnndcn vóór hij met voeg, d. i. zonder in opspraak te komen, kon heen gaan, opgeruimd", op de meest ignoble manier. Hoe kan Kuyper, de president, Oyens, de geparenteerde van Weckherlin, hoe kan Weckherlin zelf zich leenen tot zulk een handeling, Weckherlin, die in zijn laatste officie, te Konstantinopel, niet eens is gehandhaafd als gezant ? Foei, welk een Christelijk kringetje! Is het wonder, dat allen, die buiten die nheid van geloof staan, zich dagelijks meer verheugen tot de paganisten", tot de Filistijnen", de kinderen van Satan" te behooren, in het gevoel, dat zij althans oprechter en royaler zouden durven han delen, als de eer van het vaderland en de eerlijkheid jegens een geestverwant dat eischte? Jntusschen dient erkend te worden, dat niet alleen de clericalen", maar ook, zij 't dan in mindere mate, de anti-clericalen, ten opzichte van Vau Luiden's minister schap schuldig staan. Toen de begroo ting van buitenlandsche zaken ook de laatste maal werd aangenomen, was bij allen de overtuiging aanwezig, dat aan Van Lynden niet de .portefeuille behoorde te blijven toevertrouwd en toch ... Ah, die afschuwelijke politiek, welke steeds oorzaak is, van handelingen tegen beter weten in! Hoeveel krachtiger zou den de liberalen bij deze gelegenheid alweder zijn als zij destijds zich van hun plicht ludden gekweten. Wat was de goedkeuring van Van Lynden's begrooting, en dat nogal tijdens het woe den van een Oost-Aziatischen oorlog, an ders dan een transactie met het geweten Y Hoe men hierover ook denke en het schijnt wel, dat de liberalen er in het geheel nog niet over gedacht hebben, de hoofdvraag is, in welke positie wij nu, met het oog op het departement van Buitenlandsche Zaken, verkeeren, reeds sedert geruimen tijd verkeerd hebben on blijven verkeeren. De meening, dat Kuy per juist het allerminst naar een krachtig, bekwaam, zich-niet-als-dienstknecht-terbeschikking-stellend minister, verlangd heeft, daar de premier zelf gaarne de gelegenheid wcnschte te hebben ook als grootmeester in de diplomatie zich een rol voor te behouden, vindt natuurlijk vele voorstanders. Zij strookt geheel met het jongste verleden en de eigenaardig heden van den minixter ]irexidenf' die zich zelf deze titulatuur zou verschaft hebben, teneinde zich gemakkelijker als man van betcekenis in de hoogste buiten landsche kringen te kunnen presentee ren. Meer dan uit vertrouwbare mededeelingen van de zijde van het kabinet zelf, zal uit bovengenoemde overweging het gerucht zijn ontstaan, dat Kuyper het voornemen heeft, bij een voor hem gunstig verloop der aanstaande verkiezin gen, de portefeuille voor Buitenlandsche Zaken voor zich to reserveeren, om dan zijn vleugelen te kunnen uitslaan, brecder en zwieriger dan hem in het anti-revolutionaire kooitje, als Ministervan Binnenlandsche Zaken, tot dusverre vergund was. Is deze onderstelling juist, dan heeft de taktiek van den premier gefaald. Immers in dit geval zou het aftreden van Van Lynden vier maanden te vroeg zijn gekomen. Nu zijn er drie mogelijkheden. Het kan zijn, dat men zich Van L\ uden ijdel en karakterloos genoeg heeft gedacht, om te durven hopen, dat hij zicli do erg ste vernederingen zou laten welgevallen ; mogelijk ook is, dat er op het moment inderdaad ernstige zaken aanhangig zijn, die tot het nemen dier voor Van Lynden onaangename maatregelen, meer dan ver wacht kon worden, noopten ; maar even zeer is het denkbaar, dat Von Weekherlin, eenmaal liet heft in handen, zeker van do bescherming van Kuyper en Oyens, verder gegaan is, dan in beider Ministers bedoeling heeft gelegen; zooveel echter is zeker, de vier maanden vacature komen Kuyper, indien hij als Minister van Buitenlandsche Zaken in het nieuwe kabinet wenscht zitting te nemen, hoogst ongelogen, al ware het alloen maar, omdat door hetgeen nu omtrent het be heer van het Departement vnn Buitonlandsch /aken, onder dil kabinet niet Kuyper als minister-president, bekend is geworden, alle vertrouwen in hem als toekomstig Minister van Buitenlandsche Zaken wel moet ontbroken. 'Wat on-» betreft, wij staan niet aan de zijde van hen, die in Kuyper den minister van Muitenlandsche Zaken van een tweede vierjarige- periode zien. Wij vreezen veeleer, dat het hem meer zal behagen, gelijk tot dus verre, een onbe duidend Ministor van Buitenlandsche Zaken naast zich te plaatsen, ten einde des te zekerder zelf liet departement onder zijn beheer te houden. En dezen toestand achten wij voor ons land nog gevaarlijker, dan oen openlijk optreden van iemand als Kin por, onder den titel van Minister van Buitenlandsche Zaken. Aan wien toch zou men minder gaarne, de hoogste Nederlandsche belangen zien toevertrouwd, dan aan een geboren agitatorpropagandist, en reclamemaker , die in deze zijne hoedanigheden de plan nen ontwerpt, welke met zijn geest strooken, en welke hij voorbereidt achter de schennen, zonder controle:1 Wat Kuyper de man, die de grofste middelen niet beneden zich acht; voor wien waarheid en onwaarheid even ge makkelijk te verwisselen zijn als oude in nieuwe plunje; wiens onbescheiden heid hem van den aanvang van zijn ministerschap af, dreef tot het meestopzichtig vertoon in den vreemde, als ware hij eer meester dan dienaar der Kroon; wat deze man, Neerlands groot ste soh'st en fantast, die zichzelf en anderen tracht wijs te maken, dat hij een geestelijke woreklspijs heeft bereid uit de opgewarmde kliekjes van eeuwen lang in de kerkelijke vliegenkast be waarde schoteltjes, voor onze buiten landsche belangen zal durven en kunnen doen, als minister achter de schermen, wio gevoelt zich daarbij gerust ? Wij behooren tot hen, die om ver schillende redenen, het een zegen voor liet land zullen 'achten, als Kuypers ministerschap een voortdurende onder mijning van het wiarheidsgevoel ten spoedigste zal eindigen ; inaa.r toch, het incest beangstigt ons zijn minister-presidentschap zoolang dit hom maakt tot .Minister van Buitenlandsche Zaken, zonder portefeuille. Ie Berner Conventie. Hoort beide partijen. (liiijezondi:'!!.") Veel wordt in den laatsten tijd ge sproken over de al of niet toetreding tot de Berner Conventie. In do Xietttre ('<>tin/nt van 25. -2(i en 27 November schroef de hoofdredacteur, do heer mr. L. J. Plemp van Duiveland, drie achtereenvol gende artikelen aan dat onderworp ge wijd. Met zeggingskracht spreekt hij van een zedelijke verplichting van Nederland te dien opzichte, en noemt het een schande dat ons land nog niet is aangesloten Met klem van woorden worden de be langen der Nederlandsche auteurs aan het publiek voorgelegd. Vreemd dat hoe meer sommigen, die door die leidingsartikelen de tjuaestie van nabij gingen bestudecren, op een standpunt kwamen te staan lijnrecht tegenover dat van den border, die zijn kuddeke aanvoert en alleen oogen schijnt te hebben voor eigen schapen, met voor bijzien van duizenden andere. Toen l Jan. 18SS, na langdurige voor bereiding, de Unie van Bern in werking trad, sloten volgens den heer Plemp zich aan: België, Duitschland, Groot-Brittanje, Haïti, Italië, Spanje, Tunis en Zwitserland. Sedert dion nog twee der drie Scandinavische staten". De heer l'lemp vindt dat Nederland met achter te blijven vrij wel alleen staat. Hij ver geet dus dat Iliitliniil, een dor SrinuHiKtl'ixrtll' llllldl'll, <it'i/'l,-rlll<D!'l, Turkije, Oo ffiirijli'-lioiii/iiriji', Jiijii/n, I'ortui/iil, plus de ijeheele nii'iiire irereld hetzelfde deden. Amerika is ook zeker oen te vrij en practisch land om zich zelf aan onnoodige banden te loggen. Wie niet eenzijdig maar onpartijdig de voor- en nadeelen overweegt van de toetreding, in de \. C. aanbevolen, zal moeten erkennen, dat de laatste vrij wat grooter zijn dan de eerste. Zelfs zien we daar geen dnl/inm in, maar zijn overtuigd dat h<'t een weldaad is voor duizenden, als ons kleine land het voorbeeld blijft volden der mogendheden diej//V/jtoetraderi. Wie worden met do aansluiting gebaat 'r1 Ken troepje Nederlandsche auteurs waar van zeer enkelen de eer genoten, dat een of moer hunner werken worden overgezet in een vreemde, taal, zonder daar hono rarium voor te ontvangen. Wij wagon do veronderstelling dut hoi werk van die enkelen (Iloijernmns misschien uitgezon derd) nooit die eer zou genoten hebben als er een verplicht honorarium aan ver bonden was geweekt. Duitschland cu Engeland hebben met hun kernachtige, degelijke auteurs, de onzen waarlijk niet noodig. Onlangs las ik van een bokend recensent: onze eigen litteratuur is zoo weinig in staat to concurrceren met die van andere landen, wijl er aan ontbreekt wat de menschen in het buitenlandsche werk zoeken en vinden: de fabel, het fantastische, de roman. Verder zegt hij: ..waar is het, dat onze schrijvers vele buitenlanders achter zich laten, waar het aankomt op uitbeeldende macht van het woord : in dat opzicht zijn zo hoog ont wikkeld, maar de ontwikkel in ir blijft een zijdig"1. Onze moderne schrijvers reren alleen het gevoel"; ze spinnen tot in het oneindige den draad uit van elke beweging van het menschenhart, maar missen de verbeelding, den gloed, laat ons gerust zeggen de degelijkheid van de schrijvers uit den vreemde. Door de aansluiting aan de Berner conventie worden de vertalingen zoo goed als geweerd. De overgezette up to date artikelen in tijdschriften enz. verdwijnen. Eenige romans van bekende schrijvers zullen misschien hun weg in het Hollandsch vinden, als de uitgevers er niet tegen opzien een flinke som te betalen. Met grappig optimisme zegt de heer Plemp, dat men waarlijk niet behoeft te vreezen dat buitenlandsche schrijvers buitensporige vertalingseischen zullen doen aan Nederlandsche uitgevers." Mag ik hem er op wijzen, dat voor een werkje van Corelli duizend gulden is betaald, omdat ons land )tint tras aaiir/rx/otni." Persoonlijk zei de uitgever mij: ware dat wel het geval geweest dan zou het drie dubbele gevraagd zijn." Een vriend van me wilde een jongensboek overzetten en schroef naar Engeland: wat het recht van vertalen zou kosten? liet antwoord was, .'JU pond. Toen hij beleefd antwoordde daar niet in te kunnen treden door het geringe debiet in ons kleine land", schreef de auteur, dat hij vergeten had dat wij niet aangesloten waren bij de Berner Conventie, en 6 pond dus voldoende zou zijn. Een andermaal schroef een Fransehman, aan wien hetzelfde gevraagd was: Voor do landen die aangesloten zijn eisch ik 20 en 2.~> pet. vnn e//,-exemplaar, nu zal ik (om dezelfde reden als boven vermeld) tevreden zijn met 5 pCt. Bovenstaande feiten spreken voor zich zelf. Een aanzienlijk deel der Nederlandsche uitgevers en boekhandelaars is afkeerig van do aansluiting. Ze weten dat de | mannen van kapitaal dan de macht in handen krijgen; het wordt een zuivere geldifuaostie: kleinere uitgevers worden geschaad en doodgedrukt. In 1894 heeft de I erei')ii(/hi(i tot Iterordi-rini/ ran den Itoekluuidel een commissie uit hun mid den benooTnd, om advies uit te brengen over de wenschelijkheid of niet wenschclijkheid van toetreding. In de groote Augustusvergadering van dat jaar werd het vooiMtel met een enorme meerder heid i'erti'orjjen. In 1S% heeft de redactie van Deditlx het ooi'deel gevraagd van mr. J. D. Veegens, den glashelderen man die zich nieten kan met velen, l Tem werd de vraug voorgelegd: Is het wenschelijk voor ons land om toe te treden tot de Berner Conventie van 18S<>, ter inter nationale bescherming van het auteurs recht ?" Na rijp beraad antwoordt de heer Veegens ontkennend. Hij zegt dat de ver ouderde leer van een zoogenaamd intel lectueel eigendom hem geheel onhoud baar schijnt. De gedachte eenmaal ge uit, is gemeen good geworden van dege nen die haar in zich opnamen. Allerlei theorieën," zegt hij, zijn uitgesponnen orn een algemeen rechtsbeginsel als grond slag te vinden voor het auteursrecht, een pogen dat hij gelijk stelt met het zoeken naar de ijuadratuur van den_cirkel. Met wijlen den heer Freseman Viëtorenmet de groote meerderheid der leden van de jitriafeiifereenii/ini/ meent hij dat een rechtsbeginsel nii't is aan te wijzen." Nederland heeft een tractaat gesloten met Frankrijk en België, wat betreft het nadrukken van boeken, mu/Jek enz. Kenige jaren geleden werd een bekende firma tot een buitensporige geldboete veroordeeld, wegens hot nadrukken en uitgeven van Fninsche muziek, leder voelt dat zulk een handeling zedeloos is. De beer Yeegens acht dergelijke tractaten nuttig en aanbevelenswaard. Maar", zegt bij, rrrttili-it is in tegenstelling van HHdrnkken, een zelfstandige arbeid. De ver taler geeft een nieuwen vorm aan de gedachte die door de openbaarmaking gemeen goed is geworden. Hij brengt een nieuwe handeling voort, waaraan de auteur vreemd blijft." Ik zie hierin het zelfde als een ets of photogrnphie die gemaakt wordt naar een schilderij. Met het/elfde recht zou de photograaf van den schilder het recht van photografeeren moeten koopen, de etser dat van den photograaf voor diens oorspronkelijk werk Oorspronkelijke romans! Van een der meest bekende schrijvers kan niet anders dan quasi oorspronkelijkheid worden ge constateerd. Hij en enkele anderen met hem, ontzien zich niet om bekende per sonen in de residentie als met den vinger aan te w-ij^en, hun doen en laten te open baren ; de namen alloen worden veranderd, de meestal vuile geschiedenissen spelen in een ander stadsgedeelte, maar hun werk heet oorspronkelijk". De heer Veegens zegt: al is een auteur nog zoo oorspronkelijk, hij heeft toch ge werkt met het geestelijk kapitaal van zijn voorgangers; best, de vertaler doet het zelfde, het is beider recht. De auteur lijdt geen verlies bij een overzetting; zijn gedachten worden verspreid in kringen die er anders vreemd aan zouden blijven; langs dien weg vermeerdert dikwijls het debiet van het oorspronkelijke. Het algemeen belang, hoe breed ook opgevat, kan nooit geacht worden, inter nationale toekenning van een uitsluitend vertalingsrecht te eischen. Ook volgens andere rechtsgeleerden heeft de auteur geen recht om te doelen in den prijs die betaald wordt voor een vertaling." De heer Plemp van Duiveland noemt het uitgeven eener niet a in den auteur gehonoreerde ovei zetting, onzedelijk. Zijn vriend, het kamerlid mr. W. van der Vlugt heeft zelfs in de 2c kamer gezegd dat Nederland's reputatie in den vreemde te dezer zake zoo allerbedroevendst" is. De beer Veegens daarentegen schrijft: In een land als Nederland, met een eigen, weinig verspreide taal, mag toch op goede gronden worden betwijfeld, dat ooit zich de volksovertuiging zal vestigen, dat ltrt ttitc/eren eener rertalhuj ii i f een rreeinde tuul een onzedelijk Iieili 'ij j' ia." Dat klinkt anders! Verder schrijft hij ; Het prijsgeven van vrijheid der ver taling, zools hier te lande genoten wordt, zou noodwendig de verspreiding van kennis onder talrijke klassen der bevol king belemmeren. Voor de kringen waarin de vreemde talen beoefend worden is die vrijheid van minder beteekenis, maar de geestesvoortbrengselcn van buitenland sche schrijvers mogen het minder ont wikkeld publiek niet worden onthouden. Dit geschiedt niet alleen door boeken, ook tijdschriften en dagbladen putten uit den schat der vreemde letterkunde, liet nl/jeineeii lielniu/ i'erbietlf ons door toetrediinj tut de J)er»fi' Conventie, <nni de il/fi/ererx de vrijheid te ontnemen en ze fe onden/'erpen «<in eixchen door inil'-iilillldxi'lli' anteitra (/exfeld. Rijp en groen wordt vertaald, zegt de yieinre CoiH-ant. Ongehoord groot is de massa slecht vertaalde romans, verhaaltjes enz. enz., die hier te lande uitkomen." Zeker is slecht werk te betreuren, maar zou men niet hetzelfde kunnen zeggen van het oorspronkelijke, dat hier te lande op de markt wordt gebracht? Van Mnnrik schreef kort vóór zijn dood: Ik word letterlijk misselijk, en zelfs als man, schaam ik mij tegenwoordig over het werk van zooveel vuilpoesen, dat mij ter recensie wordt toegezonden ; bah'..... 't Is of de drommel er mee speelt; alles wat je. tegenwoordig leest is of m \stiek. óf vies en shocking." Beide zaken zijn waar, maar men. houwt geen boom om ter wille van eenige dorre takken. De eischen aan het overzetten gesteld worden zeer terecht hoe langer hoe groo ter, en leveren voor honderden een ge regeld bestaan op. De Xien/re Courant zegt dat de vraag tot haar kwam, wat er zou worden van hen die om den broode vertalen ?" het antwoord van den redacteur luidt, dat men volgens die be zwaren ook de vervolging van inbrekers zou kunnen vreezen, omdat do brave vervaardigers van beitels en andere instrumenten daardoor schade zouden lijden. Een vergelijking die al hél onge* lukkig is. Vertalen /s geen inbreuk maken op het recht van een aud-jr : mannen als de heeren Veegens, mr. l ,evy, mr. de Savornin Lohman en anderen verklaren, dat hun oordeel staat lijnrecht tegen dat van de voorvechters als 'de heer Plemp van Duiveland cum suis. Dan mag wel degelijk ook daarmede rekening worden gehouden; voor velen is die financieele tegemoetkoming oninixlxuir. De heer Veegens schrijft: Aan ver talingen zal dan ook te allen tijde groote behoefte blijven bestaan. Kunstmatige beperking daarvan kan tot toeneming van het aantal oorspronkelijke werken leiden, maar niet dan ten koste van het peil der letterkunde. Middelmatig werk zal het vertaalde vervangen, en voor den geest en hot gemoed van iet volk zuilen die werken minder vruchtbaar zijn, dan zelfs gebrekkige vertalingen van buiten landsche auteurs. Met voorliefde neemt ons volk kennis van wat buiten zijn grenspalen gedacht wordt. Het gevoelt behoefte aan verruiming van zijn blik en houdt van cosmopolitiseho lectuur. l'itbreiding van eigen letterkunde kan voor hen die de vreemde talen niet beoe fenen, het belemmeren der gelegenheid om buitenlandsche geestosvoortbrengselen te leeren kennen, niet goedmaken. Als de vrijheid van vertalen werd opgeofferd. zou men de toevlucht moeten nemen tot

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl