Historisch Archief 1877-1940
. 1448
WEEK
DE AMSTERDAMMER
A°. 1905.
VOOE NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
O m. cL e r redactie -v a. n. J. ID 33 IKIO O.
Uiteevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracbt 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar , mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar .12'/i
Dit blad u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard de» Cai>uciues tegenover het Graud Café, te Parijs.
Zondag 26 Maart.
Advertentiè'n van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer / 0/20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitacliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fiima
RUDOLF AlOSbE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel ia 35 Fieaiiig.
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN NABIJ:
Buitenlandsche Zaken. De Berner Conventie,
door B. A. G. v. C. Militaria, door K. Een
woord van verweer door J. N. A. Srneekens,
Waarom niet tegen het Arbeidscontract?
(Ing.), door Jul. Keizer en H. Spiekman.
FEUILLETON : Bruiloftseergaaf, door wijlen
Schilder Th. de Bock. KUNST EN LET
TEREN : Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averkamp. Onpartijdigheid en Onzijdigheid
in de geschiedkunde, doorFrederik Hompel.
Maurice Maeterlinck, De dubfoele Tuin, door
L. v. de Capelle, beoordeeld door v. M.
A. Th. C. Thompson, Papieren Idealen, door
Pastoor Kaag. VOOR DAMES: Uitbe
steding van Weezen, door mr. H. S. Veld
man. Onjuist, (Ing ), door H. J. C. Pierson.
De behandeling der wasch, het wasschen en
het strijken, door J. W. Landré, beoordeeld
door E. Tideman. Allerlei, door Caprice.
L'IT DE NATUUR, door E. Heimans.
Mr. Arnold Kerkdijk, t, (met portret), door
dr. J. C. Eringaard. Over hedendaag^che
huisinrichting, I, (met afb.) door J. H. W.
Leliman. FINANCIEELB EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. De
Herbouw van de Havenbuurt op Marken, door
J. H. W. Leliman.?Boekbeoordeeling.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIEN.
Buitcnlantlsche Zaken.
Het kijkje achter de schermen, dat ons
door het kabinet-Kuyper geboden wordt,
geeft weerzinwekkender zaken te zien,
dan ooit in een Nederlandsen ministerie
zijn voorgekomen.
Dat A'an Lynden niet berekend was
voor zijn taak als Minister van
Buitenlandsche Zaken, het kan voor niemand
een geheim zijn. Mocht Kuyper, toen hij
hem in zijn ministerie opnam, nog ge
meend hebben, dat met de portefeuille aan
Van Lynden toe te vertrouwen, niet een
lichtzinnige daad door hem als premier
verricht werd men behoefde waarlijk
geenszins de scherpzinnigheid van Kuy
per te bezit'en, om binnen drie maanden
tijds de diplomatieke bekwaamheden van
die Excellentie te doorgronden. En van
het oogenblik af, dat hem de minder
waardigheid van den Minister van
Buitenlandsche Zaken gebleken was, rustte
op Kuyper zelf, die de fout der benoe
ming te zijnen laste had, de dure plicht,
een einde aan dezen onhoudbaren en
voor het vaderland gevaarlijken, in elk
geval vernederenden, toestand te maken.
Immers, welk een onduldbare regeling
voor een natie, de behartiging harer be
langen ten opzichte van het buitenland
te zien opgedragen, drie, vier jarenlang,
aan een Excellentie, die, in deze zijne
hoedanigheid, niet anders kon zijn, dan
de risée van het corps diplomatiqne.
Maar neen, men heeft, ir etende dat de
portefeuille in onbetroiiirhiU'e handen /ra.-',
drie jaar lang haar dien dignitaris laten
behouden en dat waarom ?
liad niet in een college van acht
Clirixte-nen, die te samen een model-regeering
wilden vormen, om de natie door woord
en wet tot beter leven te wekken, het
allereerst een oprecht, gemoedelijk en
liefdevol vermaan tot Van Lynden moe
ten zijn gericht; en zoo, wat schier
ondenkbaar is, de Minister weerstand
had geboden aan vertoog en bede, ware
er dan geen enkel eerlijk middel geweest,
om zijn aftreden te verkrijgen, binnen
of aan 't eind van 't eerste jaar y
Hoe is het mogelijk, dat een e/trixtelijk
kabinet, op een zoo in 't oog loopende
wijze, 's lands eer en belang er aan ge
waagd heeft... en dat het ten slotte tot
zulke onwaardige middelen de toevlucht
heeft genomen om Van Lynden tot heen
gaan te dwingen ?
Want voor de wijze, waarop deze
Minister van Buitenlandsche Zaken door
zijn collegaas althans door Kuyper en
Oyens verwijderd is laat zich moeilijk
een zacht woord vinden. Het heeft iets
van een samenzwering. De schooljongens,
als er in hun midden zoo iets voorviel,
zouden spreken van verraad. Nietwaar,
dit is nog van geen enkele zijde geloo
chend, Van Lynden wordt overreed,
Oyens zwager, Von Weckherlin, tot zijn
aide te nemen, en de werkzaamheid van
den assistent betaald of niet krijgt
zulk een omvang, dat Van Lynden het met
zijn eer niet kan overeenbrengen ook
maar tot den uitslag der verkiezingen te
wachten om ontslag te nemen. Na hem drie
jaar te lang gehouden te hebben, wordt
hij vier ninnndcn vóór hij met voeg, d. i.
zonder in opspraak te komen, kon heen
gaan, opgeruimd", op de meest ignoble
manier. Hoe kan Kuyper, de president,
Oyens, de geparenteerde van Weckherlin,
hoe kan Weckherlin zelf zich leenen tot
zulk een handeling, Weckherlin, die
in zijn laatste officie, te Konstantinopel,
niet eens is gehandhaafd als gezant ?
Foei, welk een Christelijk kringetje!
Is het wonder, dat allen, die buiten die
nheid van geloof staan, zich dagelijks
meer verheugen tot de paganisten", tot
de Filistijnen", de kinderen van Satan"
te behooren, in het gevoel, dat zij althans
oprechter en royaler zouden durven han
delen, als de eer van het vaderland en
de eerlijkheid jegens een geestverwant
dat eischte?
Jntusschen dient erkend te worden, dat
niet alleen de clericalen", maar ook, zij
't dan in mindere mate, de anti-clericalen,
ten opzichte van Vau Luiden's minister
schap schuldig staan. Toen de begroo
ting van buitenlandsche zaken ook de
laatste maal werd aangenomen, was bij
allen de overtuiging aanwezig, dat aan
Van Lynden niet de .portefeuille behoorde
te blijven toevertrouwd en toch ...
Ah, die afschuwelijke politiek, welke
steeds oorzaak is, van handelingen tegen
beter weten in! Hoeveel krachtiger zou
den de liberalen bij deze gelegenheid
alweder zijn als zij destijds zich van
hun plicht ludden gekweten. Wat
was de goedkeuring van Van Lynden's
begrooting, en dat nogal tijdens het woe
den van een Oost-Aziatischen oorlog, an
ders dan een transactie met het geweten Y
Hoe men hierover ook denke en
het schijnt wel, dat de liberalen er in
het geheel nog niet over gedacht hebben,
de hoofdvraag is, in welke positie wij
nu, met het oog op het departement van
Buitenlandsche Zaken, verkeeren, reeds
sedert geruimen tijd verkeerd hebben on
blijven verkeeren. De meening, dat Kuy
per juist het allerminst naar een krachtig,
bekwaam,
zich-niet-als-dienstknecht-terbeschikking-stellend minister, verlangd
heeft, daar de premier zelf gaarne de
gelegenheid wcnschte te hebben ook als
grootmeester in de diplomatie zich een
rol voor te behouden, vindt natuurlijk
vele voorstanders. Zij strookt geheel met
het jongste verleden en de eigenaardig
heden van den minixter ]irexidenf' die
zich zelf deze titulatuur zou verschaft
hebben, teneinde zich gemakkelijker als
man van betcekenis in de hoogste buiten
landsche kringen te kunnen presentee
ren. Meer dan uit vertrouwbare
mededeelingen van de zijde van het kabinet
zelf, zal uit bovengenoemde overweging
het gerucht zijn ontstaan, dat Kuyper
het voornemen heeft, bij een voor hem
gunstig verloop der aanstaande verkiezin
gen, de portefeuille voor Buitenlandsche
Zaken voor zich to reserveeren, om dan
zijn vleugelen te kunnen uitslaan, brecder
en zwieriger dan hem in het
anti-revolutionaire kooitje, als Ministervan
Binnenlandsche Zaken, tot dusverre vergund
was. Is deze onderstelling juist, dan
heeft de taktiek van den premier gefaald.
Immers in dit geval zou het aftreden van
Van Lynden vier maanden te vroeg zijn
gekomen. Nu zijn er drie mogelijkheden.
Het kan zijn, dat men zich Van L\ uden
ijdel en karakterloos genoeg heeft gedacht,
om te durven hopen, dat hij zicli do erg
ste vernederingen zou laten welgevallen ;
mogelijk ook is, dat er op het moment
inderdaad ernstige zaken aanhangig zijn,
die tot het nemen dier voor Van Lynden
onaangename maatregelen, meer dan ver
wacht kon worden, noopten ; maar even
zeer is het denkbaar, dat Von Weekherlin,
eenmaal liet heft in handen, zeker van
do bescherming van Kuyper en Oyens,
verder gegaan is, dan in beider Ministers
bedoeling heeft gelegen; zooveel echter
is zeker, de vier maanden vacature komen
Kuyper, indien hij als Minister van
Buitenlandsche Zaken in het nieuwe
kabinet wenscht zitting te nemen, hoogst
ongelogen, al ware het alloen maar,
omdat door hetgeen nu omtrent het be
heer van het Departement vnn
Buitonlandsch /aken, onder dil kabinet niet
Kuyper als minister-president, bekend
is geworden, alle vertrouwen in hem als
toekomstig Minister van Buitenlandsche
Zaken wel moet ontbroken.
'Wat on-» betreft, wij staan niet aan
de zijde van hen, die in Kuyper den
minister van Muitenlandsche Zaken van
een tweede vierjarige- periode zien. Wij
vreezen veeleer, dat het hem meer zal
behagen, gelijk tot dus verre, een onbe
duidend Ministor van Buitenlandsche
Zaken naast zich te plaatsen, ten einde
des te zekerder zelf liet departement
onder zijn beheer te houden. En dezen
toestand achten wij voor ons land nog
gevaarlijker, dan oen openlijk optreden
van iemand als Kin por, onder den titel
van Minister van Buitenlandsche Zaken.
Aan wien toch zou men minder gaarne,
de hoogste Nederlandsche belangen zien
toevertrouwd, dan aan een geboren
agitatorpropagandist, en reclamemaker ,
die in deze zijne hoedanigheden de plan
nen ontwerpt, welke met zijn geest
strooken, en welke hij voorbereidt achter
de schennen, zonder controle:1
Wat Kuyper de man, die de grofste
middelen niet beneden zich acht; voor
wien waarheid en onwaarheid even ge
makkelijk te verwisselen zijn als oude
in nieuwe plunje; wiens onbescheiden
heid hem van den aanvang van zijn
ministerschap af, dreef tot het
meestopzichtig vertoon in den vreemde,
als ware hij eer meester dan dienaar der
Kroon; wat deze man, Neerlands groot
ste soh'st en fantast, die zichzelf en
anderen tracht wijs te maken, dat hij
een geestelijke woreklspijs heeft bereid
uit de opgewarmde kliekjes van eeuwen
lang in de kerkelijke vliegenkast be
waarde schoteltjes, voor onze buiten
landsche belangen zal durven en kunnen
doen, als minister achter de schermen,
wio gevoelt zich daarbij gerust ?
Wij behooren tot hen, die om ver
schillende redenen, het een zegen voor
liet land zullen 'achten, als Kuypers
ministerschap een voortdurende onder
mijning van het wiarheidsgevoel ten
spoedigste zal eindigen ; inaa.r toch, het
incest beangstigt ons zijn
minister-presidentschap zoolang dit hom maakt
tot .Minister van Buitenlandsche Zaken,
zonder portefeuille.
Ie Berner Conventie.
Hoort beide partijen.
(liiijezondi:'!!.")
Veel wordt in den laatsten tijd ge
sproken over de al of niet toetreding tot
de Berner Conventie. In do Xietttre
('<>tin/nt van 25. -2(i en 27 November schroef
de hoofdredacteur, do heer mr. L. J.
Plemp van Duiveland, drie achtereenvol
gende artikelen aan dat onderworp ge
wijd. Met zeggingskracht spreekt hij van
een zedelijke verplichting van Nederland
te dien opzichte, en noemt het een schande
dat ons land nog niet is aangesloten
Met klem van woorden worden de be
langen der Nederlandsche auteurs aan
het publiek voorgelegd.
Vreemd dat hoe meer sommigen, die
door die leidingsartikelen de tjuaestie
van nabij gingen bestudecren, op een
standpunt kwamen te staan lijnrecht
tegenover dat van den border, die zijn
kuddeke aanvoert en alleen oogen schijnt
te hebben voor eigen schapen, met voor
bijzien van duizenden andere.
Toen l Jan. 18SS, na langdurige voor
bereiding, de Unie van Bern in werking
trad, sloten volgens den heer Plemp zich
aan: België, Duitschland,
Groot-Brittanje, Haïti, Italië, Spanje, Tunis en
Zwitserland. Sedert dion nog twee der
drie Scandinavische staten". De heer
l'lemp vindt dat Nederland met achter
te blijven vrij wel alleen staat. Hij ver
geet dus dat Iliitliniil, een dor
SrinuHiKtl'ixrtll' llllldl'll, <it'i/'l,-rlll<D!'l, Turkije, Oo
ffiirijli'-lioiii/iiriji', Jiijii/n, I'ortui/iil, plus
de ijeheele nii'iiire irereld hetzelfde deden.
Amerika is ook zeker oen te vrij en
practisch land om zich zelf aan onnoodige
banden te loggen.
Wie niet eenzijdig maar onpartijdig
de voor- en nadeelen overweegt van de
toetreding, in de \. C. aanbevolen, zal
moeten erkennen, dat de laatste vrij wat
grooter zijn dan de eerste. Zelfs zien we
daar geen dnl/inm in, maar zijn overtuigd
dat h<'t een weldaad is voor duizenden,
als ons kleine land het voorbeeld blijft
volden der mogendheden diej//V/jtoetraderi.
Wie worden met do aansluiting gebaat 'r1
Ken troepje Nederlandsche auteurs waar
van zeer enkelen de eer genoten, dat een
of moer hunner werken worden overgezet
in een vreemde, taal, zonder daar hono
rarium voor te ontvangen. Wij wagon
do veronderstelling dut hoi werk van die
enkelen (Iloijernmns misschien uitgezon
derd) nooit die eer zou genoten hebben
als er een verplicht honorarium aan ver
bonden was geweekt. Duitschland cu
Engeland hebben met hun kernachtige,
degelijke auteurs, de onzen waarlijk niet
noodig. Onlangs las ik van een bokend
recensent: onze eigen litteratuur is zoo
weinig in staat to concurrceren met die
van andere landen, wijl er aan ontbreekt
wat de menschen in het buitenlandsche
werk zoeken en vinden: de fabel, het
fantastische, de roman. Verder zegt hij:
..waar is het, dat onze schrijvers vele
buitenlanders achter zich laten, waar het
aankomt op uitbeeldende macht van het
woord : in dat opzicht zijn zo hoog ont
wikkeld, maar de ontwikkel in ir blijft een
zijdig"1. Onze moderne schrijvers reren
alleen het gevoel"; ze spinnen tot in
het oneindige den draad uit van elke
beweging van het menschenhart, maar
missen de verbeelding, den gloed, laat
ons gerust zeggen de degelijkheid van
de schrijvers uit den vreemde.
Door de aansluiting aan de Berner
conventie worden de vertalingen zoo goed
als geweerd. De overgezette up to date
artikelen in tijdschriften enz. verdwijnen.
Eenige romans van bekende schrijvers
zullen misschien hun weg in het
Hollandsch vinden, als de uitgevers er niet
tegen opzien een flinke som te betalen.
Met grappig optimisme zegt de heer
Plemp, dat men waarlijk niet behoeft
te vreezen dat buitenlandsche schrijvers
buitensporige vertalingseischen zullen
doen aan Nederlandsche uitgevers." Mag
ik hem er op wijzen, dat voor een werkje
van Corelli duizend gulden is betaald,
omdat ons land )tint tras aaiir/rx/otni."
Persoonlijk zei de uitgever mij: ware dat
wel het geval geweest dan zou het drie
dubbele gevraagd zijn." Een vriend van
me wilde een jongensboek overzetten en
schroef naar Engeland: wat het recht
van vertalen zou kosten? liet antwoord
was, .'JU pond. Toen hij beleefd antwoordde
daar niet in te kunnen treden door het
geringe debiet in ons kleine land", schreef
de auteur, dat hij vergeten had dat wij
niet aangesloten waren bij de Berner
Conventie, en 6 pond dus voldoende zou
zijn. Een andermaal schroef een
Fransehman, aan wien hetzelfde gevraagd was:
Voor do landen die aangesloten zijn
eisch ik 20 en 2.~> pet. vnn e//,-exemplaar,
nu zal ik (om dezelfde reden als boven
vermeld) tevreden zijn met 5 pCt.
Bovenstaande feiten spreken voor zich
zelf.
Een aanzienlijk deel der Nederlandsche
uitgevers en boekhandelaars is afkeerig
van do aansluiting. Ze weten dat de
| mannen van kapitaal dan de macht in
handen krijgen; het wordt een zuivere
geldifuaostie: kleinere uitgevers worden
geschaad en doodgedrukt. In 1894 heeft
de I erei')ii(/hi(i tot Iterordi-rini/ ran den
Itoekluuidel een commissie uit hun mid
den benooTnd, om advies uit te brengen
over de wenschelijkheid of niet
wenschclijkheid van toetreding. In de groote
Augustusvergadering van dat jaar werd
het vooiMtel met een enorme meerder
heid i'erti'orjjen.
In 1S% heeft de redactie van Deditlx
het ooi'deel gevraagd van mr. J. D.
Veegens, den glashelderen man die zich
nieten kan met velen, l Tem werd de
vraug voorgelegd: Is het wenschelijk
voor ons land om toe te treden tot de
Berner Conventie van 18S<>, ter inter
nationale bescherming van het auteurs
recht ?"
Na rijp beraad antwoordt de heer
Veegens ontkennend. Hij zegt dat de ver
ouderde leer van een zoogenaamd intel
lectueel eigendom hem geheel onhoud
baar schijnt. De gedachte eenmaal ge
uit, is gemeen good geworden van dege
nen die haar in zich opnamen. Allerlei
theorieën," zegt hij, zijn uitgesponnen
orn een algemeen rechtsbeginsel als grond
slag te vinden voor het auteursrecht, een
pogen dat hij gelijk stelt met het zoeken
naar de ijuadratuur van den_cirkel. Met
wijlen den heer Freseman Viëtorenmet
de groote meerderheid der leden van
de jitriafeiifereenii/ini/ meent hij dat een
rechtsbeginsel nii't is aan te wijzen."
Nederland heeft een tractaat gesloten
met Frankrijk en België, wat betreft het
nadrukken van boeken, mu/Jek enz.
Kenige jaren geleden werd een bekende
firma tot een buitensporige geldboete
veroordeeld, wegens hot nadrukken en
uitgeven van Fninsche muziek, leder
voelt dat zulk een handeling zedeloos is.
De beer Yeegens acht dergelijke tractaten
nuttig en aanbevelenswaard. Maar", zegt
bij, rrrttili-it is in tegenstelling van
HHdrnkken, een zelfstandige arbeid. De ver
taler geeft een nieuwen vorm aan de
gedachte die door de openbaarmaking
gemeen goed is geworden. Hij brengt een
nieuwe handeling voort, waaraan de
auteur vreemd blijft." Ik zie hierin het
zelfde als een ets of photogrnphie die
gemaakt wordt naar een schilderij. Met
het/elfde recht zou de photograaf van
den schilder het recht van photografeeren
moeten koopen, de etser dat van den
photograaf voor diens oorspronkelijk werk
Oorspronkelijke romans! Van een der
meest bekende schrijvers kan niet anders
dan quasi oorspronkelijkheid worden ge
constateerd. Hij en enkele anderen met
hem, ontzien zich niet om bekende per
sonen in de residentie als met den vinger
aan te w-ij^en, hun doen en laten te open
baren ; de namen alloen worden veranderd,
de meestal vuile geschiedenissen spelen
in een ander stadsgedeelte, maar hun
werk heet oorspronkelijk".
De heer Veegens zegt: al is een auteur
nog zoo oorspronkelijk, hij heeft toch ge
werkt met het geestelijk kapitaal van zijn
voorgangers; best, de vertaler doet het
zelfde, het is beider recht. De auteur
lijdt geen verlies bij een overzetting; zijn
gedachten worden verspreid in kringen
die er anders vreemd aan zouden blijven;
langs dien weg vermeerdert dikwijls het
debiet van het oorspronkelijke.
Het algemeen belang, hoe breed ook
opgevat, kan nooit geacht worden, inter
nationale toekenning van een uitsluitend
vertalingsrecht te eischen. Ook volgens
andere rechtsgeleerden heeft de auteur
geen recht om te doelen in den prijs die
betaald wordt voor een vertaling."
De heer Plemp van Duiveland noemt
het uitgeven eener niet a in den auteur
gehonoreerde ovei zetting, onzedelijk.
Zijn vriend, het kamerlid mr. W. van
der Vlugt heeft zelfs in de 2c kamer
gezegd dat Nederland's reputatie in den
vreemde te dezer zake zoo
allerbedroevendst" is. De beer Veegens daarentegen
schrijft: In een land als Nederland, met
een eigen, weinig verspreide taal, mag
toch op goede gronden worden betwijfeld,
dat ooit zich de volksovertuiging zal
vestigen, dat ltrt ttitc/eren eener rertalhuj
ii i f een rreeinde tuul een onzedelijk Iieili 'ij j'
ia." Dat klinkt anders! Verder schrijft hij ;
Het prijsgeven van vrijheid der ver
taling, zools hier te lande genoten wordt,
zou noodwendig de verspreiding van
kennis onder talrijke klassen der bevol
king belemmeren. Voor de kringen waarin
de vreemde talen beoefend worden is die
vrijheid van minder beteekenis, maar de
geestesvoortbrengselcn van buitenland
sche schrijvers mogen het minder ont
wikkeld publiek niet worden onthouden.
Dit geschiedt niet alleen door boeken,
ook tijdschriften en dagbladen putten uit
den schat der vreemde letterkunde, liet
nl/jeineeii lielniu/ i'erbietlf ons door
toetrediinj tut de J)er»fi' Conventie, <nni de
il/fi/ererx de vrijheid te ontnemen en ze
fe onden/'erpen «<in eixchen door
inil'-iilillldxi'lli' anteitra (/exfeld.
Rijp en groen wordt vertaald, zegt de
yieinre CoiH-ant.
Ongehoord groot is de massa slecht
vertaalde romans, verhaaltjes enz. enz.,
die hier te lande uitkomen." Zeker is
slecht werk te betreuren, maar zou men
niet hetzelfde kunnen zeggen van het
oorspronkelijke, dat hier te lande op de
markt wordt gebracht? Van Mnnrik
schreef kort vóór zijn dood: Ik word
letterlijk misselijk, en zelfs als man,
schaam ik mij tegenwoordig over het
werk van zooveel vuilpoesen, dat mij
ter recensie wordt toegezonden ; bah'.....
't Is of de drommel er mee speelt; alles
wat je. tegenwoordig leest is of m \stiek.
óf vies en shocking."
Beide zaken zijn waar, maar men.
houwt geen boom om ter wille van eenige
dorre takken.
De eischen aan het overzetten gesteld
worden zeer terecht hoe langer hoe groo
ter, en leveren voor honderden een ge
regeld bestaan op. De Xien/re Courant
zegt dat de vraag tot haar kwam, wat
er zou worden van hen die om den
broode vertalen ?" het antwoord van den
redacteur luidt, dat men volgens die be
zwaren ook de vervolging van inbrekers
zou kunnen vreezen, omdat do brave
vervaardigers van beitels en andere
instrumenten daardoor schade zouden
lijden. Een vergelijking die al hél onge*
lukkig is. Vertalen /s geen inbreuk
maken op het recht van een aud-jr :
mannen als de heeren Veegens, mr.
l ,evy, mr. de Savornin Lohman en anderen
verklaren, dat hun oordeel staat lijnrecht
tegen dat van de voorvechters als 'de heer
Plemp van Duiveland cum suis. Dan
mag wel degelijk ook daarmede rekening
worden gehouden; voor velen is die
financieele tegemoetkoming oninixlxuir.
De heer Veegens schrijft: Aan ver
talingen zal dan ook te allen tijde groote
behoefte blijven bestaan. Kunstmatige
beperking daarvan kan tot toeneming
van het aantal oorspronkelijke werken
leiden, maar niet dan ten koste van het
peil der letterkunde. Middelmatig werk
zal het vertaalde vervangen, en voor den
geest en hot gemoed van iet volk zuilen
die werken minder vruchtbaar zijn, dan
zelfs gebrekkige vertalingen van buiten
landsche auteurs. Met voorliefde neemt
ons volk kennis van wat buiten zijn
grenspalen gedacht wordt. Het gevoelt
behoefte aan verruiming van zijn blik
en houdt van cosmopolitiseho lectuur.
l'itbreiding van eigen letterkunde kan
voor hen die de vreemde talen niet beoe
fenen, het belemmeren der gelegenheid
om buitenlandsche geestosvoortbrengselen
te leeren kennen, niet goedmaken. Als
de vrijheid van vertalen werd opgeofferd.
zou men de toevlucht moeten nemen tot