Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1448
redacteur, gevraagd. Deze noemde vertrouwe
lijk zijn zegsman. Het was een verhaal uit
de derde hand. Intusschen bleek dat de
regeering generaal Joubert e veneens een streng
onderzoek had gelast. Deze ontkende de
waarheid van het bericht. Eén der redacteu
ren te Pretoria bezocht president Kruger te
zijnen huize, die hem verzekerde dat den
berichtgever van den Volkiatem iets op den
mouw was gespeld. Latere nasporingen door
de Volksstem in Natal deden telkens meer
aanwijzingen vinden, dat de slachting niet
had plaats gehad. Vrijwel mag das worden
aangenomen dat het bloedbad der lanciers
tot de gefantazeerde oorlogsverhalen behoort.
Ik acht het goed dat dit thans eens gezegd
wordt, opdat latere historici met deze
mededeeling hun voordeel kunnen doen. De heer
Andriessen zou ik verder willen raden voor
zichtig te zijn met het noemen van namen.
Hij haalt verschillende hoofdartikelen uit de
Volksstem in extenso aan en plaatst die op
naam van dr. Engelenburg. Deze was toen
echter in Natal bij de commando's en de
aangehaalde artikelen zijn van de hand der
''beide te Pretoria gebleven redacteuren.
Zoo trefl'en in dit werk nog tal van kleine
vlekjes, die echter het groote geheel niet
schaden en die ik dan ook wel bij l.et lezen
heb aangestreept, doch niet wil opsommen.
Hulde dient ten slotte gebracht aan de
uitgeefster die voor helder papier, helderen
druk, mooie platen en een flink formaat
heeft gezorgd. Men kan slechts bewondering
hebben voor dezen durf. De oorlog heeft
ons een onverteerbare hoeveelheid boeken
geleverd; zelfs gelenkboeken en werken die
den geheelen strijd behandelen zijn er ver
schenen En nu nog dit; waarlijk er behoorde
u ud hollandsche ondernemingsgeest toe om
die uitgave aan te pakken. Maar het Gedenk
boek ziet er zoo smakelijk en soliede uit,
tlat het aandacht en koopers moet trekken.
Dordrecht, 19 Jan. 1905.
* #
#
Sedert het bovenstaande geschreven werd.
is er een niet-officieele, verbeterde uitgave
van dit gedenkboek verschenen;
niet"fiïcieel", omdat nergens vermeld staat dat
dit werk van het oorspronkelijke verschilt
en alleen bij nauwlettende vergelijking het
fndurscheid is te vinden. In dezen herzienen
druk is de leelijke uitval tegen dr. Leijds
niet meer te vinden. Gelukkig! Belangwek
kend zou het zijn te weten, wie tot deze
weg1 iting den stoot heeft gegeven : de uitgeefater,
de schrijver of dr. Hendrik Muller, die ten
koste van dr. Leijds in de gelichte zinsneden
werd opgehemeld.
Verder zijn verdwenen de klacht over onze
zwakheid als kleine natie en de vermelding
der verwijten, onzen liberalen ministers ten
tijde van den Z.-A. oorlog toegevoegd. De
plaats dezer weglatingen hebben ingenomen
ten hulde aan het A. NT. V. voor zijn werk ge
durende en nog na de vrijheidsworsteling,
en aan het Ned. Landbouw-comitévoor zijn
veezendingen naar Z.-A., en ten slot te de
vermelding der pogingen onzer regeering in
zake de overname der Z. A. S. M. door de
Engelsche regeering.
Met dit ui blijft in dit Gedenkboek de
volkomen miskenning van gen. Joubert's ver
diensten in dezen oorlog. Of moeten wij ons
tevreden stellen met de eenigszins nuchtere
' -verklaring op bl?. 194 dat hij den 27en Maart
1ÜOO stierf te Pietoria, in groote zorgen over
zijn volk dat ook hem zeer lief was," en de
afbeelding zijner begrafenis? Het is mager!
Dordrecht, 15 Mrt.'OöFREDERIK ROIH-EL.
MAUEICE MAETEBLIXCK, De dubbe\' tuin,
vertaald door L. VAN DE CAPELLE.
Amsterdam, Em. Quérido.
In Maeterlinck's laatsten bundel, die den
gezocht-geheimzinnigen en voor velerlei uit
leggingen vatbaren titel De dubbele tuin"
di aagt, vindt men een zestiental opstelletjes
over verschillende onderwerpen, reeds bij
tijd en wijle in Engelsche en Duitsche peri
odieken verschenen.
Wanneer een di :hter zulke schoone zaken
heeft geschreven als Maeterlinck in zijne
vroegere drama's, dan luistert men toch bijna
altijd met belangstelling en genoegen, ook
al heeft hij het over zijn hond, over de speel
bank te Monaco, automobielen, algemeen
stemrecht, en Eduard VII, vooral daar
Maeterlinck bij de schijnbaar geringste voor
vallen en zaken de schoone of de
dieperwijsgeerige zijde van dat alles weet te ont
dekken en in aangenamen vorm voor ons
zichtbaar te maken.
Zoo is het bijzonder onderhoudend te lezen,
hoe de dichter zich het gedachte leven van
zijn hond voorstelt, hoe hij het nederige dier
liefheeft en hem zelfs benijdbaar vindt om
de zekerheid waarmede hij zijn kleine plichten
volbrengt. De speelbank van Monte Carlo,
in hare omgeving fraai beschreven, wordt
voor den schrijver een tempel van het
toeval": een geheimzinnige, ernstige god
heid, eene opperste, wijze, harmonieuze,
onbedriegelijke macht regeert daar." En
daarbinnen, op het eenvoudige groene kleed
ziet hij in zijne verbeelding liggen een akker
koren, dat langzaam in de zon aanrijpt,
ontzaggelijk-ver daar vandaan; en heelemaal op
zijde, in andere spel-hokjes, eene weide, een
bosch, een kasteel-in-maanlicht, een winkel,
diep in een klein stadje ergens... Dat alles
is daar geborgen, wel rustigjes, in die kleine,
glimlachende stapeltjes goud, in die zoo lichte
papiersnippertjes, bepalend en verstevigend
echter rampen, die een gansch leven niet
meer zal kunnen verschuiven." De over
peinzingen van den dichter, in en bij dit
noodlottig gebouw, dringen wel door tot
groote diepten en wijde verten.
Het is van minder belang hier rog te
spreken over de vele opstellen in dezen
bundel, welke des schrijvers genegenheid
voor bloemen en dieren heeft ingegeven;
zij zijn somtijds wat langdradig, somtijds wat
gewild-diepzinnig. Men krijgt trouwens wel
eens meer bij de beschouwende werken van
den heer Maeterlinck de gewaarwording van
moeheid en verveling; van dat eeuwig-durend
en dikwijls zeer vaag en onbevredigend
gephilosopheer heeft men spoedig genoeg.
En dit was bij dezen bundel weer het geval
met die artikels, waarin de schrijver als
sportman spreekt. Het is misschien heel
fraai en aangenaam als kapitalist en automo
biel-bezitter zulk eene, van trouw-doorge/.ette
vergelijkingen wemelende, beschouwing van
een Auto-rit" te kunnen schrijven; maar
het is vrij onbelangrijk, en de auteur denkt
in 't minst niet het zij met gepafte
nuchterheid gezegd om de honderden
wandelaars en mest-rijdende boeren, door
deze stinkende, krijscheiide en onbeschaamd
stofmakende voertuigen in gerechtvaardigde
boosheid gerakend.
Zonderlinger is de Lof van het Zwaard,"
waarin op allerlei spitsvondige gronden het
duel verdedigd wordt. De vroeger zoo be
scheiden Vlaamsche schrijver schijnt in Parijs
wonderlijke dingen te hebben geleerd. Daar,
in Frankrijk, krijgt hij ook dat gevoel van
werkelijke gelijkheid, dat men er inademt als
een meer menschelijke, meer zuivere atmos
feer, en nieuw en bijna wondrfrbaarlijk toe
schijnt aan hen, die van elders komen ..." Het
schijnt ons alleen wonderlijk toe, dat iemand
als de heer Maeterlinck zóó verblind kan zijn.
Twee stukken bevat de bundel, welke be
langrijker onderwerpen behandelen: Het
moderne drama" en Olijftakken" (over den
toestand van hedendaagsche wetenschap en
wijsbegeerte). Zijne meening over het drama
van de toekomst heeft de schrijver reeds
eenmaal medegedeeld in den bundel Le
trésor des Humbles." Ook hier weer veel
vaagheid en onzekerheid, maar toch ver
scheidene fijne opmerkingen, b.v, : Al de
poëzie, al de schitter, al het persoonlijke dier
hartstocht (n.l. van Romeo en Julia) is ont
staan uit den luister, den adel, de tragiek,
eigen aan de omgeving, waar zij ontluikt; en
er is geen kus, geen fluister geluid van liefde,
geen kreet van toorn, van smart of wanhoop,
die niet alle grootschheid, bekoorlijkheid,
heldhaftigheid, teederheid, kortom alle beel
den, waardoor zij zichtbaar geworden zijn,
ontleenen aan de omringende voorwerpen en
personen ; want de schoonheid, de zoetheH
van een kus ligt veel minder in den kus zelf,
dan in de plaats, het uur en de omstandig
heden waarin hij gegeven wordt." Het is
veel te sterk uitgedrukt, maar toch wel curieus
van opmerking.
Het laatste opstel van den bundel, Olijf
takken", behandelt de vraag naar bet doel
des levens en getuigt van groote bewondering
voor de vorderingen der wetenschap. Soms
werkt des schrijvers verbeelding wat al te
veel en gaat hij, in den trant der nuttelooze
en kinderachtige, quasi-dichterlijke
phantasterijen van den Parijschen astronoom
Flammariou, een sierlijk boompje over de toekomst
opzetten, wanneer wij menschen eens het
geheim der zwaartekracht bemeesterd zullen
hebben: de aarde, afdoende en voor-goed
gered, zou eeuwig worden. Al naar óns wel
behagen zou zij de haarden van warmte en
licht naderen of er zich van verwijderen; zou
zij de oude, uitgedoofde zonnen ontvluchten
en in den kring van maagdelijke, onuitput
telijke -werelden zoeken gaan naar onver
wachte, ongedachte vloeistoll'en, krachten en
levensvormen." Dit zijn de zoogenaamde
idealen (aan Jules Verne verwant) van iemand,
dien de ontdekkingen der laatste jaren in de
war hebben gebracht.
Waar de heer Maeterlinck de oneindigheid
een duister en afgetrokken begrip" noemt,
dat slechts levend en helder-duidelijk wor It
door in de Eindigheid steeds meer de grenzen
terug te doen wijken," daar toont hij zich
verre beneden hetgeen een Nederlandsen
philosoof, dr. J. D. Bierens de Haan, in zijne
fraaie Idee-studies" over Tijd en Eeuwigheid
geschreven heeft.
Wat de vertaling betreft, deze is niets
minder dan andere dergelijke, en het is
geenszins zeer kwalijk te nemen, dat dit
Hollandsen van L. van de Capelle zoo fraai
niet is als het oorspronkelijk Fransch van
den schrijver. De bedoeling zal ook vrel niet
zijn, een gelijkwaardig kunstwerk in onze
taal naast het Fransche te zetten. Het is
echter storend, telkens het woordje een tot'n
verminkt te zien, eene taai-verknoeiing, die
enkel van wanbegrip en ongezonden smaak
getuigenis geeft. v. M.
A. TH. C. THOMPSON, Papieren Idealen.
Amsterd. C. L. van Langenhuisen, 1905.
Weken en weken ligt dat dikke boek op
mijn lessenaar te verlangen, d:it ik 't onder
handen neem. Maar weken en weken ook
verveelt het mij door dat vragend verlangen;
en eindelijk is dat boek voor mij zoo dik en
zwaar geworden, dat de kwaadaardigste ver
veling alleen in staat was, mij te pressen
het toch eindelijk in handen te nemen, om
er van af te zijn.
En van waar die verveling en die wre
velige luim ?
Omdat ik het boek, vóór zijn verschijning
op mijn lessenaar, op de kamer van een
vriend, bij wijze van poeders, in gedeelten
geslikt had en ik er een valschen smaak van
had gehouden in den mond.
Om het nu maar ronduit te zeggen : ik
vind het een hybridisch boek : 't is zoet en
zuur; 't is oud en jong, koud en warm.
De schrijver verhaalt in zijn voorrede, dat
de kiemen van het boekje (?), terwijl hij
met een salonbootje voer, in zijn geest wer
den uitgestrooid."
Kinderen maakten een kaartenhuisje, dat
eerst door den binnenstuivenden wind op
den grond geworpen en daarna door den
hofmeester vertrapt werd.
Het toevallig uitblinken van het nietige en
brooze in dit papieren kinder-ideaal, naast de
heftige en hoogdravende woordenwisseling van
twee onervaren menschenverstanden over
idealen, trof mij op geheel bijzondere wijze,"
zegt de schrijver, en leek mij een zeer inte
ressant onderwerp van studie een studie,
waarbij ik in alle omstandigheden, bij alle
gebeurtenissen, en in de omgeving van alle
personen, die ooit mijn levenspad zouden
kruisen, slechts de oogen goed open behoefde
te houden. Het deed mij eensdeels het be
sluit vormen, steeds beter over idealen te
leeren oordeelen, en anderdeels, wanneer het
mij ooit moest overkomen, de pen ter hand
te nemen, mijn bevindingen en beschouwin
gen omtrent de brooze idealen van het
menschdom op te teekenen, onder het naïeve,
en toch zoo zinrijke motto : Huizen van
papier, Tierelierelier !"
Daar hebt gij met de genesis van dit
boeken-kind tevens, heel in 't klein, de vormen
van beenen eii armen, van buikje, borst en
hoofd te zien. Kn dan zult gij wel zeggen
met mij, dat het geen mooi kindje zal zijn.
..Vele jaren zijn vervlogen, en vele idealen
hebben ook mijn hart doorwoeld, sedert ik
dit besluit nam."
Van dit boek kan men dus zeggen dat het
jong verzonnen en oud begonnen is. Ook
hieraan wil ik 't toeschrijven dat het boek
mij zoo hybridisch schijnt, zoo jong en zoo
oud, zoo speelsch en zoo suf, zoo week en
zoo hard.
Daar zijn brokken in dit boek en daar
hebt gij de tweede reden waarom ik dit boek
vleesch noch visch kan noemen die ineri
voor dertig jaren hier niet zoo schrijven zou ;
en w-eer andere schijnen reeds zoo veel jaren
in de kast te hebben gelegen, dat ze muf
en duf geworden zijn.
Ook om het volgende is het een onna
tuurlijk boek: onmogelijk is 't, achtereen
het boek uit te lezen ; en voor het lezen bij
gedeelten is vorm noch inhoud pittig genoeg.
Misschien is het no^ bij gedeelten te lezen,
wanneer men de influenza heeft en, onbe
kwaam voor stevig hersenwerk, om den tijd
te dooden, bij brokjes wat peuzelen wil.
Persoonlijk ken ik den schrijver niet, maar
dat. hij een zoon moet wezen van den ouden
oud-hoofdredacteur, die jaren lang in De Maas
bode de eer mocht dragen een bittere tegen
stander van Dr, Schaepiuan's breede politiek
te zijn, is duidelijk genoeg, als men hem tot
drie- of viermalen toe, zonder noodzakelijk
heid, in oude toonaarden, zingen hoort over
de Leerplichtwet, die stilletjes maar krachtig
hare heilzame werking voelen laat.
Maar hem dit tot een verwijt te maken,
zou onredelijk zijn.
Meer heeft deze oude jonge-man mij ge
hinderd door zijn pogen om telkens, bijna bij
ieder hoofdstuk, een loopje met mij te nemen.
Van mijne bekenden is er voor niet langen
tijd een gestorven, die deze eigenaardige ge
woonte bad, als hij mij topografische aan
duidingen gaf. Hij begon in den regel aldus :
Zie, als je dien weg oploopt, kom je aan een
groot huis aan je linkerkant, maar dit is het
buis niet waar je wezen moet; dan loopt ie
nog wat verder en je zult aan je rechterhand
weer een groot huis zien staan, aan weers
zijden met ramen, daar moet je ook niet zijn ;
maar loop dan nog een eindje voort dan zie
je een klein wit huisje dat moetje hebben.
Op deze wijze bejegent mij de heer
Tornpson bijna in elk hoofdstuk van zijn boek.
De voorrede vertelt mij het volgende: In
de hierachter volgende bladzijden heb ik naar
mijn best vermogen getracht, sommige idealen
der menschheid in haar verschillende tijd
perken en standen af te schilderen".
En dan begin ik het boek te lezen in de
verwachting dat de idealen der m»nschheid,
zooals ze zich in den loop der historie ge
openbaard hebben, mij zuilen uitgeteekeijd
worden in krachtig zwart. Maar voortlezend
word ik gewaar, dat het historieboek gesloten
blijft en mij niet anders dan idealen zullen
gegeven worden, die verschillende menschen
van onzen tijd, verschillend in jaren, werk
kring en stand, rond Iragen in zich.
Op deze eerste teleurstelling volgt spoedig
weer een andere.
Want de schrijver begint telkens te teekenen
niet de idealen, die verschillende menschen
voor zich uit zieu dragen, idealen door kin
deren en volwassenen, armen en rijken, ge
leerden en onwetenden na^eloopen, maar
idealen-groote-inenschen en kinderen,
idealenrijken en armen, idealen-dummen en wijzen,
m. a. w. al die onderscheidene soorten
in hunne volkomenheid. En als dan ein
delijk die heele stoet is voorbij getrokken
komen de echte idealen der verschillende
menschen in eene lange, voorbijtrekkende rij.
Wel wil ik gelooven, dat de schrijver, meer
nog dan met zijn lezers, met zich zelven een
loopje neemt; maar het loopje nemen" met
een ander wordt er toch niet minder om.
Met dit alles betreur ik het voor den heer
Th. C. Thompson, dat hij deze pudding, in
reepjes gesneden, niet in een dagbla l, waar
van zijn naamgenoot de hoofdredacteur is, als
feuilleton, heeft opgediend. Wellicht ware er
dan een sausje bijgekomen waarmee ze voor
een zeker soort van lezers smakelijker werd
dan sommige kronieken, die bitter zijn als gal.
De Thompsons pudding weet wat reclame
vermag. Pastoor KAAG.
Tuberculose, uügegeven door het bestuur
van het Xederl. Centraal Comitétot
bestrijding der t uberculose, onder redac
tie van de artsen jhr. P. J U. ROJÏL en
L. J. A. WIJMIOFF, No. 1. Maart 1905.
Het Centraal Comitévoor Nederland, ver
takking van het Internationaal Centraal
Bureau tot bestrijding der tuberculose, geeft
met boven-omschreven eers-te nummer van
het op ongeregelde tijden" verschijnende
tijdschrift Tuberculose, het eerste practische
teeken van leven en opwekking tot den
grooten strijd die hier te lande nog zoo armzalig
gestreden wordt. De regeering gaat hierin
slecht voor : van de ? 10,000 die voor W04
op de begrooting als Rijks-subsidie is uitge
trokken tot bestrijding der tuberculose, is
slechts in 't geheel ? 3000 aan twee der
bestaande sanatoria voor longlijders geschon
ken, en nog wel met de bepaling dat alleen
de rente (!) van deze uiterst geringe som (dus
voor ieder sanatorium ? 1500 a 4 pCt. J 00)
mocht besteed worden tot verpleging van
arme lijders! Ook de Nederlandsche
philanthropen, met uitzondering van II. M. de
koningin-moeder n zér enkele bekende
personen, hebben een zeer gering aandeel
genomen aan de beteugeling van deze ziekte
en aan de verpleging der lijders. Er is zelfs,
door hier niet nader aan te geven oorzaken,
groote onverschilligheid in den lande ontstaan
omtrent het groote vraagstuk der tuberculose,
een ziekte die toch zoo talloos velen tot
arbeid ongeschikt maakt. Een flinke opwek
king tot strijd moge uu telken male elk
nummer van dit Tijdschrift zijn, dat niet
moet ophouden telkens en telkens weer aan
te kloppen : Wat wij nu willen," zegt het
comité, is belangstelling wekken en levendig
houden ; laten zien wat er gedaan moet wor
den en hoeveel voor ons nog ie doen orerblijft (!);
doen voelen, dat men het nooit vergeet, dat
hier een groot volksbelang op het spel staat,
waarvoor wij zorgen moeten en zorgen kun
nen, als wij maar willen de handen ineenslaan."
Jeder is thans in de gelegenheid gesteld
het Centraal Comitéte steunen; in verschil
lende plaateen van ons land zijn correspon
denten opgetreden, die gaarne nieuwe leden
voor do Vereeniging zullen aannemen. De
minste bijdrage als lid bedraagt voor dit jaar
?1.?, waarvoor men tevens het Tijdschrift
ontvangt. Wie tot dusver verzuimd heeft
zijn steun te verleenen (en zoo zijn er velen!)
melde zich aan bij een der correspondenten
of bij een der volgende bestuursleden : jhr. S.
M. S. de Ranitz, 's-1 lage; mr. J. l'. R. M. de
Nerée van Babberich, i<L; prof. dr. P. K. Pel,
Amsterdam; dr. C. Nolen, Rotterdam; en
dr. M. W. Pijnappel, Zwolle, welke laatste
als secretaris wel gaarne bereid zal zijn het
eerste nummer van Tuberculose" ter kennis
making te zenden aan ieder, die het aanvraagt.
Putten, Maart 1905. II.
NIEUWE UITGAVEN.
Aiitxti'rdiini'x linaiii'ien, door mr. F. >. VAX
NIKKOI'. Amsterdam, tScheltema & Holkema's
Boekhandel.
\\'aardt'be/mud uf i'enneti'jliiij .' dour A. S. VAX
REESEMA. Naschrift op: Amsterdam's geldnood
en zijn gemeente reiniging. Amsterdam, J. H.
de Bussy.
Veerliijxle Jaarrersli/i/ van het
Emma-KinderZiekenhuis te Amsterdam 1904. Gedrukt bij
de Erven H. van Munster & Zoon.
Inhoud van Tijdschriften.
Den (lulden Winkel, No. 3: Heinrich von
Schüilru, door Frida von Rüden, met portr.
De avonturen van een boekenschrij ver, door
Piet Vluchtig, met portr. Edith Riekert,
door Marie Loke, met portr. Keur, door W.
F. Gouwe, dr. H. J. Calkoen, Gerard van
Eckertn, .). D. C. van Dokkum en l". S. K., met 2
illustr. Snuifjes. Boekbeschrijving.
De Natuur, atl. 3 : Het nieten bij den
electrischen stroom, door dr. Z. P. Bonman. Het
kweeken van goudvisschen, door G, Kalsbeek.
De pedrail, door H. B. van Meurs.
Draadlooze telegrafie volgens FesseiHlen, door F. T.
C. Remery. Kunstmatige verlichting van
scboollokalen, door J. van der Breggen.
Nieuwere toepassingen van den spiritus in de
industrie en de huishouding, door dr. A. ,T. C.
Snijders. Kathode stralen, door J. M. G.
Iets over vanille, door S. Kalfl'. Omzetting
van wisselstro JHL i:i gelijkstroom, door W.
Tromp. De ontwikkeling der luchtvaart in
1904, door II. Vreedenberg. Korte
mededeelingen. Eenvoudige proeven op chemisch
gebied. De kunstmatige fluorescentie in
water, door dr. A. J. C. Snijders.
Boekaankondiging. Correspondentie.
Maandelijksch weerbericht, door C. L. de Veer.
De loevende Natuur, afl. 12 : Mierenplaag.
door H. N. de F.?Klein Hoef blad (L), door
J. Godefroy Jr. Aquarium en terrarium,
door E. Heimans. Taxus Baccata (L), door
B. Boon. Een en ander over gaaien, door
Jac. P. Thijsse.?Van spinneunestjes, door J.
B. Bernink. Iets over vinvisschen, door
Carl Denker. Nog eens de iepenlaan met
guirlande groen, door H. W. Schippers.
Vragen en korte mededeelingen.
Onze Honden, No. 7 : Oflicieele mededeelin
gen. Bij de afbeeldingen. Overdrijving
schaadt. De Bernhardinerkop De huis
houd Tentoonstellingswezen. Ruit n!und
Politiehonden ; De hond als gids.
La Jltvue. No. (i: n ami de l'alliance:
Comment sauver nos neuf milliards? ?
W. T. Stead, La résurrection religieuse.
Carmen Sylva, La mam.?('lande Anet, Les
chevaliers du vol aux Ktats-Unis. George
Adams, Les anciennes républiques russes.
Scheurer-Kestner, Souvenirs de jeunesse.
Georges Pellissier, l^e socialisme d'Anatole
France. Carnille Mauclair. Parmi les
musiciens franeais H. Saint-Eduie, Don Jos
Echegaray.?Tribune de la revue, Une ligue
contre la réforme de l'orthograpbe. Gabriel
Trarieux, Le mouvement dramatique. Paul
Souday, Revue rnusica'e. Faits et
docuinents.?Caricatures de la quinzaine (11 gra
vure*). La Russie et la guerre.
Eigen Haard, No. 12 : Een toevlucht, door
M Redelé-De Negri, XII.?Het Sanatorium
voor Zenuwlijders Rhijngeest" te Oegstgeest
nabij Leiden, door dr. J. C. Th. Scheller, met
af b. naar foto's van den heer H. Jonker te
Leiden. (Slot). De Boompapaver van
Califoriiié', door J. K. B. Xaar Kindervoeding,
door Johanna van Riel. De Californische
Klaproos (Romneya Coulteri). De
Hoofdcursus, duor Lt. A. de Braconnier, met portret
en af b. De Hollandsche kerk te Patua, door
J. Homan van der Heide, met at b. Geloof,
J. Mirjam. Verscheidenheid. Feuilleton.
Uitbesteding m WCPM
Een wees is in den grond van de zaak een
ongelukkig wezen, iemand met wien wij
medelijden moeten hebben. Terwijl and-;re
kinderen in den regel bezitten een ouderlijk
tehuis, waarin liefde en toewijding heerschen
al mogen er wel eens onweersbuien los
barsten, terwijl zij een dak hebben, dat
zij in hun gevoel het hunne noemen en
waaraan zij gehecht worden, missen de weezen
dit alles. Zij zijn door het noodlot gedwongen
hun toevlucht te zoeken t>( in weeshuizen of
bij particulieren. Nu wil ik gaarne
gelooven, dat vele weeshuizen
model-iiirichtingen zijn en dat de vader en moeder
zich met de regenten alle moeite geven om
voor de wezen opvoeders te zijn in den
goeden zin van het woord, het wil mij toch
voorkomen, dat deze instellingen iu zeer vele
gevallen niet kunnen vervangen den
huiselijken haard. De weezen zullen zich wel niet
zoozeer vereenzelvigd met de weeshuizen ge
voelen, als hunne gelukkiger natuurgeuooten
met de ou ierlijke woning ; zij weten, dat niets
van hetgeen hen omringt, hun toebehoort,
dat zij niets hun eigen kunnen noemen en
deze wetenschap kan niet anders dan een
gevoel van leegte in hen opwekken. Hoe
goed dus ook de weeshuizen zijn, zij moeten
uit den aard der zaak steeds achterstaan bij
het ouderlijk tehuis. Worden de weezen bij
particulieren uitbesteed, dan is de mogelijk
heid niet buitengesloten, dat deze pleegouders
door hunne daden van liefde en toewijding
niet achterstaan bij hen wier plaats zij innemen.
Maar ook bestaat de mogelijkheid, dat deze
pleegouders uit andere motieven dan liefde
en toewijding de verzorging of huisvesting op
zich nemen en dan wordt de waarschijnlijkheid
geboren, dat de kinderen de dupe daarvan
worden. Ten einde aangaande deze uitbe
steding meer licht te verspreiden dan uit
oilicieele bronnen of particuliere gegevens
tot dusver uitstraalt, heeft het Nationaal
Bureau van Vrouwenarbeid in het geheele
laud inlichtingen verzameld over de uitbeste
ding door burgerlijke en kerkelijke armbe
sturen, bij welke inlichtingen ik in dit opstel
de aandacht van den lezer wensrh te bepalen.
Uit het onderzoek is gebleken, dat
algemeene regelen of eischen, die de keuze van
uitbreiding bepalen, slechts zelden schijnen
te bestaan, ten;'.ij als zoodanig mag gelden,
dat de burgerlijke en kerkelijke armbesturen
liefst op de goedkoopste wijze geholpen wil
len worden. Dat gezinnen, die voor bedee
ling in aanmerking komen, voor de opname
van weezen worden gekozen, is m. i. af te
keuren, omdat het voor de hand zal liggen,
dat de opvoeding door lieden, die zelf aan
het allernoodigste gebrek hebben, te
weuschen zal overlaten en natuurlijk ook de
voeding.
Hij de keuze van een gezin schijnt altijd
van overwegend belang te zijn de pleeg
ouders te kiezen uit denzelfden stand als
die der weezen. Men kan vragen of een
arbeiderskind weer per se een arbeider en
een schipperskind weer een schipper moet
w'orden, omdat een jaren lang verblijf in
een gezin doorgaans de keuze np hetzelfde
beroep als dat van den pleegvader vestigt
en men kan het wenschelijk achten uitslui
tend rekening te houden met het individu,
dat moet worden opgevoed. In theorie is
dit heel aardig en gewenscht, maar het gaat
niet zoo gemakkelijk en vlug het karakter
en den aanleg van het individu aan te dui
den en daarnaar de keuze te doen. Daar
voor zal men den wees gedurende geruimen
tijd moeten observeeren en waar moet hij
dan blijven hangende de beslissing? Waar
tp het oogenbliK dat de uitbesteding moet
plaats hebben, nog volstrekt onzeker is hoe
de aanleg van het kind is, ligt het voor de
hand het kind te laten in den stand, waartoe
het tot dusver heeft behoord. Iets anders
is het indien later een bijzondere aanleg of
liefde voor een of ander vak blijkt, het kind
van zijn pleegouders weg te nemen of ten
minste te zorgen, dat het zooveel mogelijk
zijn aanleg kan volgen. Daarom is een voort
durend toezicht op de weezen en een be
spreking met de pleegouders noodzakelijk.
Hier wil ik nog vermelden, dat de wijze
van uitbesteding door het burgerlijk arm
bestuur van den Haag gevolgd, van kinderen,
die tijdelijke zorg behoeven, omdat vader of
moeder in gasthuis of ,'evangenis zijn of die
duor de ouders zijn verlaten en niet in een
weeshuis kunnen worden opgenomen, er vol
strekt niet mede door kan. De zorg voor
deze kinderen ten getale van 20 tot 25, op
den leeftijd van ongeveer l tot 16 a 17 jaar,
is toevertrouwd aan een oudere vrouw, die
tot hulp heeft een oude dienstbode. Zij be
woont een groot, ouderwetsch huis met rui
men tuin. 't Grootste deel van dit huisisiii
gebruik bij de juffrouw; zij heeft dames en
pension". De groote achterkamer is overdag
verblijfplaats voor de kinderen. Daar wordt
gegeten, gespeeld, genaaid, 't Was er niet
zindelijk ; een kindje lag in een vuil bedje,
een ander zat half slapend in de vensterbank,
blijkbaar onder toezicht van een paar oudere
meisjes, die naaiden. Boven vindt men twee
kamers, die er vervallen uitzien, hier staan
acht ledikanten met slordig, vuil beddegoed
van 't grofste en primitiefste soort en onvol
doende dekking ('t bericht is van de maand
Maart). Op de gang 3 kranen boven een
zinken trog: de waschgelegenheid. Een trap
hooger n kamer met drie ledikanten : het
jongenskwartier. In deze elf ledikanten slie
pen 22 kinderen . .. Deze 3 kamers waren
aan de achterzijde van het huis gelegen, aan
het eind van een lange gang. Niet het minste
toezicht des nachts over 22 verpleegden
waarbij er zijn van l en van 10 en 17 j iar.
De juffrouw beweerde wel dat zij ze kort
hield ', dat was haar opvoedingsleus. Dieper
inzicht en eenige opvoedkundige kennis kon
men ook niet van haar verwachten."
Ik geloof dat de kostenquaestie alles
overheerscht. Wel zijn er gelukkig nog velen,
die zich voelen aangetrokken tot den wees
en die het opgenomen kind in ruime mate
geven liefde, hartelijkheid en toewijding,
opvoeding en geestelijke leiding eu deze
lie !en ontvangen of geen vergoeding, <jf een
som als iets bijkomstig om de uitgaven te
dekken. De meeste pleegouders evenwel
moeten betaald worden en dan zien we, dat
van ?0.00 tot ?1.25 per week wordt betaald
door de verschillende armbesturen. Men kan
niet verwachten, dat het kind dan ontvangt
hetgeen het noodig heeft, laat staan in
geestelijk opzichn De pleegouders zijn dan
van zelf ged vongen het kind zelf iets te
laten verdienen en zoo treedt de
kinderI HMIIIIMIHItfllllimiMfllMIUIIIIIIIIIIIIIItlllllllllillllllllllMtHtll
ECHT VICTORIAWATER.
Obetdahnstein.
IMTV-Uijwieleo,
SIMPLEX-Rijwielen,
met kogelfreewheel, 2
velgremmen door het stuur, stalen
spatschermen, echte Westwoodvelgen,
Dunlop banden, 2 jaar garantie,
ros.N. S. iï, Motor-RijiielGD,
A. DRUKKER & C0.,
ROKIX 12G, o/d. Ned. Bank.
f1 ?|1"
.C ai 11 er
de ehte
Normaal-Onderkleeding
van \
ProfDrO.
^ Eenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
Sfrultgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstraat 157 |
K. F. DEUSCHLE-BENGER.