De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 26 maart pagina 4

26 maart 1905 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1448 redacteur, gevraagd. Deze noemde vertrouwe lijk zijn zegsman. Het was een verhaal uit de derde hand. Intusschen bleek dat de regeering generaal Joubert e veneens een streng onderzoek had gelast. Deze ontkende de waarheid van het bericht. Eén der redacteu ren te Pretoria bezocht president Kruger te zijnen huize, die hem verzekerde dat den berichtgever van den Volkiatem iets op den mouw was gespeld. Latere nasporingen door de Volksstem in Natal deden telkens meer aanwijzingen vinden, dat de slachting niet had plaats gehad. Vrijwel mag das worden aangenomen dat het bloedbad der lanciers tot de gefantazeerde oorlogsverhalen behoort. Ik acht het goed dat dit thans eens gezegd wordt, opdat latere historici met deze mededeeling hun voordeel kunnen doen. De heer Andriessen zou ik verder willen raden voor zichtig te zijn met het noemen van namen. Hij haalt verschillende hoofdartikelen uit de Volksstem in extenso aan en plaatst die op naam van dr. Engelenburg. Deze was toen echter in Natal bij de commando's en de aangehaalde artikelen zijn van de hand der ''beide te Pretoria gebleven redacteuren. Zoo trefl'en in dit werk nog tal van kleine vlekjes, die echter het groote geheel niet schaden en die ik dan ook wel bij l.et lezen heb aangestreept, doch niet wil opsommen. Hulde dient ten slotte gebracht aan de uitgeefster die voor helder papier, helderen druk, mooie platen en een flink formaat heeft gezorgd. Men kan slechts bewondering hebben voor dezen durf. De oorlog heeft ons een onverteerbare hoeveelheid boeken geleverd; zelfs gelenkboeken en werken die den geheelen strijd behandelen zijn er ver schenen En nu nog dit; waarlijk er behoorde u ud hollandsche ondernemingsgeest toe om die uitgave aan te pakken. Maar het Gedenk boek ziet er zoo smakelijk en soliede uit, tlat het aandacht en koopers moet trekken. Dordrecht, 19 Jan. 1905. * # # Sedert het bovenstaande geschreven werd. is er een niet-officieele, verbeterde uitgave van dit gedenkboek verschenen; niet"fiïcieel", omdat nergens vermeld staat dat dit werk van het oorspronkelijke verschilt en alleen bij nauwlettende vergelijking het fndurscheid is te vinden. In dezen herzienen druk is de leelijke uitval tegen dr. Leijds niet meer te vinden. Gelukkig! Belangwek kend zou het zijn te weten, wie tot deze weg1 iting den stoot heeft gegeven : de uitgeefater, de schrijver of dr. Hendrik Muller, die ten koste van dr. Leijds in de gelichte zinsneden werd opgehemeld. Verder zijn verdwenen de klacht over onze zwakheid als kleine natie en de vermelding der verwijten, onzen liberalen ministers ten tijde van den Z.-A. oorlog toegevoegd. De plaats dezer weglatingen hebben ingenomen ten hulde aan het A. NT. V. voor zijn werk ge durende en nog na de vrijheidsworsteling, en aan het Ned. Landbouw-comitévoor zijn veezendingen naar Z.-A., en ten slot te de vermelding der pogingen onzer regeering in zake de overname der Z. A. S. M. door de Engelsche regeering. Met dit ui blijft in dit Gedenkboek de volkomen miskenning van gen. Joubert's ver diensten in dezen oorlog. Of moeten wij ons tevreden stellen met de eenigszins nuchtere ' -verklaring op bl?. 194 dat hij den 27en Maart 1ÜOO stierf te Pietoria, in groote zorgen over zijn volk dat ook hem zeer lief was," en de afbeelding zijner begrafenis? Het is mager! Dordrecht, 15 Mrt.'OöFREDERIK ROIH-EL. MAUEICE MAETEBLIXCK, De dubbe\' tuin, vertaald door L. VAN DE CAPELLE. Amsterdam, Em. Quérido. In Maeterlinck's laatsten bundel, die den gezocht-geheimzinnigen en voor velerlei uit leggingen vatbaren titel De dubbele tuin" di aagt, vindt men een zestiental opstelletjes over verschillende onderwerpen, reeds bij tijd en wijle in Engelsche en Duitsche peri odieken verschenen. Wanneer een di :hter zulke schoone zaken heeft geschreven als Maeterlinck in zijne vroegere drama's, dan luistert men toch bijna altijd met belangstelling en genoegen, ook al heeft hij het over zijn hond, over de speel bank te Monaco, automobielen, algemeen stemrecht, en Eduard VII, vooral daar Maeterlinck bij de schijnbaar geringste voor vallen en zaken de schoone of de dieperwijsgeerige zijde van dat alles weet te ont dekken en in aangenamen vorm voor ons zichtbaar te maken. Zoo is het bijzonder onderhoudend te lezen, hoe de dichter zich het gedachte leven van zijn hond voorstelt, hoe hij het nederige dier liefheeft en hem zelfs benijdbaar vindt om de zekerheid waarmede hij zijn kleine plichten volbrengt. De speelbank van Monte Carlo, in hare omgeving fraai beschreven, wordt voor den schrijver een tempel van het toeval": een geheimzinnige, ernstige god heid, eene opperste, wijze, harmonieuze, onbedriegelijke macht regeert daar." En daarbinnen, op het eenvoudige groene kleed ziet hij in zijne verbeelding liggen een akker koren, dat langzaam in de zon aanrijpt, ontzaggelijk-ver daar vandaan; en heelemaal op zijde, in andere spel-hokjes, eene weide, een bosch, een kasteel-in-maanlicht, een winkel, diep in een klein stadje ergens... Dat alles is daar geborgen, wel rustigjes, in die kleine, glimlachende stapeltjes goud, in die zoo lichte papiersnippertjes, bepalend en verstevigend echter rampen, die een gansch leven niet meer zal kunnen verschuiven." De over peinzingen van den dichter, in en bij dit noodlottig gebouw, dringen wel door tot groote diepten en wijde verten. Het is van minder belang hier rog te spreken over de vele opstellen in dezen bundel, welke des schrijvers genegenheid voor bloemen en dieren heeft ingegeven; zij zijn somtijds wat langdradig, somtijds wat gewild-diepzinnig. Men krijgt trouwens wel eens meer bij de beschouwende werken van den heer Maeterlinck de gewaarwording van moeheid en verveling; van dat eeuwig-durend en dikwijls zeer vaag en onbevredigend gephilosopheer heeft men spoedig genoeg. En dit was bij dezen bundel weer het geval met die artikels, waarin de schrijver als sportman spreekt. Het is misschien heel fraai en aangenaam als kapitalist en automo biel-bezitter zulk eene, van trouw-doorge/.ette vergelijkingen wemelende, beschouwing van een Auto-rit" te kunnen schrijven; maar het is vrij onbelangrijk, en de auteur denkt in 't minst niet het zij met gepafte nuchterheid gezegd om de honderden wandelaars en mest-rijdende boeren, door deze stinkende, krijscheiide en onbeschaamd stofmakende voertuigen in gerechtvaardigde boosheid gerakend. Zonderlinger is de Lof van het Zwaard," waarin op allerlei spitsvondige gronden het duel verdedigd wordt. De vroeger zoo be scheiden Vlaamsche schrijver schijnt in Parijs wonderlijke dingen te hebben geleerd. Daar, in Frankrijk, krijgt hij ook dat gevoel van werkelijke gelijkheid, dat men er inademt als een meer menschelijke, meer zuivere atmos feer, en nieuw en bijna wondrfrbaarlijk toe schijnt aan hen, die van elders komen ..." Het schijnt ons alleen wonderlijk toe, dat iemand als de heer Maeterlinck zóó verblind kan zijn. Twee stukken bevat de bundel, welke be langrijker onderwerpen behandelen: Het moderne drama" en Olijftakken" (over den toestand van hedendaagsche wetenschap en wijsbegeerte). Zijne meening over het drama van de toekomst heeft de schrijver reeds eenmaal medegedeeld in den bundel Le trésor des Humbles." Ook hier weer veel vaagheid en onzekerheid, maar toch ver scheidene fijne opmerkingen, b.v, : Al de poëzie, al de schitter, al het persoonlijke dier hartstocht (n.l. van Romeo en Julia) is ont staan uit den luister, den adel, de tragiek, eigen aan de omgeving, waar zij ontluikt; en er is geen kus, geen fluister geluid van liefde, geen kreet van toorn, van smart of wanhoop, die niet alle grootschheid, bekoorlijkheid, heldhaftigheid, teederheid, kortom alle beel den, waardoor zij zichtbaar geworden zijn, ontleenen aan de omringende voorwerpen en personen ; want de schoonheid, de zoetheH van een kus ligt veel minder in den kus zelf, dan in de plaats, het uur en de omstandig heden waarin hij gegeven wordt." Het is veel te sterk uitgedrukt, maar toch wel curieus van opmerking. Het laatste opstel van den bundel, Olijf takken", behandelt de vraag naar bet doel des levens en getuigt van groote bewondering voor de vorderingen der wetenschap. Soms werkt des schrijvers verbeelding wat al te veel en gaat hij, in den trant der nuttelooze en kinderachtige, quasi-dichterlijke phantasterijen van den Parijschen astronoom Flammariou, een sierlijk boompje over de toekomst opzetten, wanneer wij menschen eens het geheim der zwaartekracht bemeesterd zullen hebben: de aarde, afdoende en voor-goed gered, zou eeuwig worden. Al naar óns wel behagen zou zij de haarden van warmte en licht naderen of er zich van verwijderen; zou zij de oude, uitgedoofde zonnen ontvluchten en in den kring van maagdelijke, onuitput telijke -werelden zoeken gaan naar onver wachte, ongedachte vloeistoll'en, krachten en levensvormen." Dit zijn de zoogenaamde idealen (aan Jules Verne verwant) van iemand, dien de ontdekkingen der laatste jaren in de war hebben gebracht. Waar de heer Maeterlinck de oneindigheid een duister en afgetrokken begrip" noemt, dat slechts levend en helder-duidelijk wor It door in de Eindigheid steeds meer de grenzen terug te doen wijken," daar toont hij zich verre beneden hetgeen een Nederlandsen philosoof, dr. J. D. Bierens de Haan, in zijne fraaie Idee-studies" over Tijd en Eeuwigheid geschreven heeft. Wat de vertaling betreft, deze is niets minder dan andere dergelijke, en het is geenszins zeer kwalijk te nemen, dat dit Hollandsen van L. van de Capelle zoo fraai niet is als het oorspronkelijk Fransch van den schrijver. De bedoeling zal ook vrel niet zijn, een gelijkwaardig kunstwerk in onze taal naast het Fransche te zetten. Het is echter storend, telkens het woordje een tot'n verminkt te zien, eene taai-verknoeiing, die enkel van wanbegrip en ongezonden smaak getuigenis geeft. v. M. A. TH. C. THOMPSON, Papieren Idealen. Amsterd. C. L. van Langenhuisen, 1905. Weken en weken ligt dat dikke boek op mijn lessenaar te verlangen, d:it ik 't onder handen neem. Maar weken en weken ook verveelt het mij door dat vragend verlangen; en eindelijk is dat boek voor mij zoo dik en zwaar geworden, dat de kwaadaardigste ver veling alleen in staat was, mij te pressen het toch eindelijk in handen te nemen, om er van af te zijn. En van waar die verveling en die wre velige luim ? Omdat ik het boek, vóór zijn verschijning op mijn lessenaar, op de kamer van een vriend, bij wijze van poeders, in gedeelten geslikt had en ik er een valschen smaak van had gehouden in den mond. Om het nu maar ronduit te zeggen : ik vind het een hybridisch boek : 't is zoet en zuur; 't is oud en jong, koud en warm. De schrijver verhaalt in zijn voorrede, dat de kiemen van het boekje (?), terwijl hij met een salonbootje voer, in zijn geest wer den uitgestrooid." Kinderen maakten een kaartenhuisje, dat eerst door den binnenstuivenden wind op den grond geworpen en daarna door den hofmeester vertrapt werd. Het toevallig uitblinken van het nietige en brooze in dit papieren kinder-ideaal, naast de heftige en hoogdravende woordenwisseling van twee onervaren menschenverstanden over idealen, trof mij op geheel bijzondere wijze," zegt de schrijver, en leek mij een zeer inte ressant onderwerp van studie een studie, waarbij ik in alle omstandigheden, bij alle gebeurtenissen, en in de omgeving van alle personen, die ooit mijn levenspad zouden kruisen, slechts de oogen goed open behoefde te houden. Het deed mij eensdeels het be sluit vormen, steeds beter over idealen te leeren oordeelen, en anderdeels, wanneer het mij ooit moest overkomen, de pen ter hand te nemen, mijn bevindingen en beschouwin gen omtrent de brooze idealen van het menschdom op te teekenen, onder het naïeve, en toch zoo zinrijke motto : Huizen van papier, Tierelierelier !" Daar hebt gij met de genesis van dit boeken-kind tevens, heel in 't klein, de vormen van beenen eii armen, van buikje, borst en hoofd te zien. Kn dan zult gij wel zeggen met mij, dat het geen mooi kindje zal zijn. ..Vele jaren zijn vervlogen, en vele idealen hebben ook mijn hart doorwoeld, sedert ik dit besluit nam." Van dit boek kan men dus zeggen dat het jong verzonnen en oud begonnen is. Ook hieraan wil ik 't toeschrijven dat het boek mij zoo hybridisch schijnt, zoo jong en zoo oud, zoo speelsch en zoo suf, zoo week en zoo hard. Daar zijn brokken in dit boek en daar hebt gij de tweede reden waarom ik dit boek vleesch noch visch kan noemen die ineri voor dertig jaren hier niet zoo schrijven zou ; en w-eer andere schijnen reeds zoo veel jaren in de kast te hebben gelegen, dat ze muf en duf geworden zijn. Ook om het volgende is het een onna tuurlijk boek: onmogelijk is 't, achtereen het boek uit te lezen ; en voor het lezen bij gedeelten is vorm noch inhoud pittig genoeg. Misschien is het no^ bij gedeelten te lezen, wanneer men de influenza heeft en, onbe kwaam voor stevig hersenwerk, om den tijd te dooden, bij brokjes wat peuzelen wil. Persoonlijk ken ik den schrijver niet, maar dat. hij een zoon moet wezen van den ouden oud-hoofdredacteur, die jaren lang in De Maas bode de eer mocht dragen een bittere tegen stander van Dr, Schaepiuan's breede politiek te zijn, is duidelijk genoeg, als men hem tot drie- of viermalen toe, zonder noodzakelijk heid, in oude toonaarden, zingen hoort over de Leerplichtwet, die stilletjes maar krachtig hare heilzame werking voelen laat. Maar hem dit tot een verwijt te maken, zou onredelijk zijn. Meer heeft deze oude jonge-man mij ge hinderd door zijn pogen om telkens, bijna bij ieder hoofdstuk, een loopje met mij te nemen. Van mijne bekenden is er voor niet langen tijd een gestorven, die deze eigenaardige ge woonte bad, als hij mij topografische aan duidingen gaf. Hij begon in den regel aldus : Zie, als je dien weg oploopt, kom je aan een groot huis aan je linkerkant, maar dit is het buis niet waar je wezen moet; dan loopt ie nog wat verder en je zult aan je rechterhand weer een groot huis zien staan, aan weers zijden met ramen, daar moet je ook niet zijn ; maar loop dan nog een eindje voort dan zie je een klein wit huisje dat moetje hebben. Op deze wijze bejegent mij de heer Tornpson bijna in elk hoofdstuk van zijn boek. De voorrede vertelt mij het volgende: In de hierachter volgende bladzijden heb ik naar mijn best vermogen getracht, sommige idealen der menschheid in haar verschillende tijd perken en standen af te schilderen". En dan begin ik het boek te lezen in de verwachting dat de idealen der m»nschheid, zooals ze zich in den loop der historie ge openbaard hebben, mij zuilen uitgeteekeijd worden in krachtig zwart. Maar voortlezend word ik gewaar, dat het historieboek gesloten blijft en mij niet anders dan idealen zullen gegeven worden, die verschillende menschen van onzen tijd, verschillend in jaren, werk kring en stand, rond Iragen in zich. Op deze eerste teleurstelling volgt spoedig weer een andere. Want de schrijver begint telkens te teekenen niet de idealen, die verschillende menschen voor zich uit zieu dragen, idealen door kin deren en volwassenen, armen en rijken, ge leerden en onwetenden na^eloopen, maar idealen-groote-inenschen en kinderen, idealenrijken en armen, idealen-dummen en wijzen, m. a. w. al die onderscheidene soorten in hunne volkomenheid. En als dan ein delijk die heele stoet is voorbij getrokken komen de echte idealen der verschillende menschen in eene lange, voorbijtrekkende rij. Wel wil ik gelooven, dat de schrijver, meer nog dan met zijn lezers, met zich zelven een loopje neemt; maar het loopje nemen" met een ander wordt er toch niet minder om. Met dit alles betreur ik het voor den heer Th. C. Thompson, dat hij deze pudding, in reepjes gesneden, niet in een dagbla l, waar van zijn naamgenoot de hoofdredacteur is, als feuilleton, heeft opgediend. Wellicht ware er dan een sausje bijgekomen waarmee ze voor een zeker soort van lezers smakelijker werd dan sommige kronieken, die bitter zijn als gal. De Thompsons pudding weet wat reclame vermag. Pastoor KAAG. Tuberculose, uügegeven door het bestuur van het Xederl. Centraal Comitétot bestrijding der t uberculose, onder redac tie van de artsen jhr. P. J U. ROJÏL en L. J. A. WIJMIOFF, No. 1. Maart 1905. Het Centraal Comitévoor Nederland, ver takking van het Internationaal Centraal Bureau tot bestrijding der tuberculose, geeft met boven-omschreven eers-te nummer van het op ongeregelde tijden" verschijnende tijdschrift Tuberculose, het eerste practische teeken van leven en opwekking tot den grooten strijd die hier te lande nog zoo armzalig gestreden wordt. De regeering gaat hierin slecht voor : van de ? 10,000 die voor W04 op de begrooting als Rijks-subsidie is uitge trokken tot bestrijding der tuberculose, is slechts in 't geheel ? 3000 aan twee der bestaande sanatoria voor longlijders geschon ken, en nog wel met de bepaling dat alleen de rente (!) van deze uiterst geringe som (dus voor ieder sanatorium ? 1500 a 4 pCt. J 00) mocht besteed worden tot verpleging van arme lijders! Ook de Nederlandsche philanthropen, met uitzondering van II. M. de koningin-moeder n zér enkele bekende personen, hebben een zeer gering aandeel genomen aan de beteugeling van deze ziekte en aan de verpleging der lijders. Er is zelfs, door hier niet nader aan te geven oorzaken, groote onverschilligheid in den lande ontstaan omtrent het groote vraagstuk der tuberculose, een ziekte die toch zoo talloos velen tot arbeid ongeschikt maakt. Een flinke opwek king tot strijd moge uu telken male elk nummer van dit Tijdschrift zijn, dat niet moet ophouden telkens en telkens weer aan te kloppen : Wat wij nu willen," zegt het comité, is belangstelling wekken en levendig houden ; laten zien wat er gedaan moet wor den en hoeveel voor ons nog ie doen orerblijft (!); doen voelen, dat men het nooit vergeet, dat hier een groot volksbelang op het spel staat, waarvoor wij zorgen moeten en zorgen kun nen, als wij maar willen de handen ineenslaan." Jeder is thans in de gelegenheid gesteld het Centraal Comitéte steunen; in verschil lende plaateen van ons land zijn correspon denten opgetreden, die gaarne nieuwe leden voor do Vereeniging zullen aannemen. De minste bijdrage als lid bedraagt voor dit jaar ?1.?, waarvoor men tevens het Tijdschrift ontvangt. Wie tot dusver verzuimd heeft zijn steun te verleenen (en zoo zijn er velen!) melde zich aan bij een der correspondenten of bij een der volgende bestuursleden : jhr. S. M. S. de Ranitz, 's-1 lage; mr. J. l'. R. M. de Nerée van Babberich, i<L; prof. dr. P. K. Pel, Amsterdam; dr. C. Nolen, Rotterdam; en dr. M. W. Pijnappel, Zwolle, welke laatste als secretaris wel gaarne bereid zal zijn het eerste nummer van Tuberculose" ter kennis making te zenden aan ieder, die het aanvraagt. Putten, Maart 1905. II. NIEUWE UITGAVEN. Aiitxti'rdiini'x linaiii'ien, door mr. F. >. VAX NIKKOI'. Amsterdam, tScheltema & Holkema's Boekhandel. \\'aardt'be/mud uf i'enneti'jliiij .' dour A. S. VAX REESEMA. Naschrift op: Amsterdam's geldnood en zijn gemeente reiniging. Amsterdam, J. H. de Bussy. Veerliijxle Jaarrersli/i/ van het Emma-KinderZiekenhuis te Amsterdam 1904. Gedrukt bij de Erven H. van Munster & Zoon. Inhoud van Tijdschriften. Den (lulden Winkel, No. 3: Heinrich von Schüilru, door Frida von Rüden, met portr. De avonturen van een boekenschrij ver, door Piet Vluchtig, met portr. Edith Riekert, door Marie Loke, met portr. Keur, door W. F. Gouwe, dr. H. J. Calkoen, Gerard van Eckertn, .). D. C. van Dokkum en l". S. K., met 2 illustr. Snuifjes. Boekbeschrijving. De Natuur, atl. 3 : Het nieten bij den electrischen stroom, door dr. Z. P. Bonman. Het kweeken van goudvisschen, door G, Kalsbeek. De pedrail, door H. B. van Meurs. Draadlooze telegrafie volgens FesseiHlen, door F. T. C. Remery. Kunstmatige verlichting van scboollokalen, door J. van der Breggen. Nieuwere toepassingen van den spiritus in de industrie en de huishouding, door dr. A. ,T. C. Snijders. Kathode stralen, door J. M. G. Iets over vanille, door S. Kalfl'. Omzetting van wisselstro JHL i:i gelijkstroom, door W. Tromp. De ontwikkeling der luchtvaart in 1904, door II. Vreedenberg. Korte mededeelingen. Eenvoudige proeven op chemisch gebied. De kunstmatige fluorescentie in water, door dr. A. J. C. Snijders. Boekaankondiging. Correspondentie. Maandelijksch weerbericht, door C. L. de Veer. De loevende Natuur, afl. 12 : Mierenplaag. door H. N. de F.?Klein Hoef blad (L), door J. Godefroy Jr. Aquarium en terrarium, door E. Heimans. Taxus Baccata (L), door B. Boon. Een en ander over gaaien, door Jac. P. Thijsse.?Van spinneunestjes, door J. B. Bernink. Iets over vinvisschen, door Carl Denker. Nog eens de iepenlaan met guirlande groen, door H. W. Schippers. Vragen en korte mededeelingen. Onze Honden, No. 7 : Oflicieele mededeelin gen. Bij de afbeeldingen. Overdrijving schaadt. De Bernhardinerkop De huis houd Tentoonstellingswezen. Ruit n!und Politiehonden ; De hond als gids. La Jltvue. No. (i: n ami de l'alliance: Comment sauver nos neuf milliards? ? W. T. Stead, La résurrection religieuse. Carmen Sylva, La mam.?('lande Anet, Les chevaliers du vol aux Ktats-Unis. George Adams, Les anciennes républiques russes. Scheurer-Kestner, Souvenirs de jeunesse. Georges Pellissier, l^e socialisme d'Anatole France. Carnille Mauclair. Parmi les musiciens franeais H. Saint-Eduie, Don Jos Echegaray.?Tribune de la revue, Une ligue contre la réforme de l'orthograpbe. Gabriel Trarieux, Le mouvement dramatique. Paul Souday, Revue rnusica'e. Faits et docuinents.?Caricatures de la quinzaine (11 gra vure*). La Russie et la guerre. Eigen Haard, No. 12 : Een toevlucht, door M Redelé-De Negri, XII.?Het Sanatorium voor Zenuwlijders Rhijngeest" te Oegstgeest nabij Leiden, door dr. J. C. Th. Scheller, met af b. naar foto's van den heer H. Jonker te Leiden. (Slot). De Boompapaver van Califoriiié', door J. K. B. Xaar Kindervoeding, door Johanna van Riel. De Californische Klaproos (Romneya Coulteri). De Hoofdcursus, duor Lt. A. de Braconnier, met portret en af b. De Hollandsche kerk te Patua, door J. Homan van der Heide, met at b. Geloof, J. Mirjam. Verscheidenheid. Feuilleton. Uitbesteding m WCPM Een wees is in den grond van de zaak een ongelukkig wezen, iemand met wien wij medelijden moeten hebben. Terwijl and-;re kinderen in den regel bezitten een ouderlijk tehuis, waarin liefde en toewijding heerschen al mogen er wel eens onweersbuien los barsten, terwijl zij een dak hebben, dat zij in hun gevoel het hunne noemen en waaraan zij gehecht worden, missen de weezen dit alles. Zij zijn door het noodlot gedwongen hun toevlucht te zoeken t>( in weeshuizen of bij particulieren. Nu wil ik gaarne gelooven, dat vele weeshuizen model-iiirichtingen zijn en dat de vader en moeder zich met de regenten alle moeite geven om voor de wezen opvoeders te zijn in den goeden zin van het woord, het wil mij toch voorkomen, dat deze instellingen iu zeer vele gevallen niet kunnen vervangen den huiselijken haard. De weezen zullen zich wel niet zoozeer vereenzelvigd met de weeshuizen ge voelen, als hunne gelukkiger natuurgeuooten met de ou ierlijke woning ; zij weten, dat niets van hetgeen hen omringt, hun toebehoort, dat zij niets hun eigen kunnen noemen en deze wetenschap kan niet anders dan een gevoel van leegte in hen opwekken. Hoe goed dus ook de weeshuizen zijn, zij moeten uit den aard der zaak steeds achterstaan bij het ouderlijk tehuis. Worden de weezen bij particulieren uitbesteed, dan is de mogelijk heid niet buitengesloten, dat deze pleegouders door hunne daden van liefde en toewijding niet achterstaan bij hen wier plaats zij innemen. Maar ook bestaat de mogelijkheid, dat deze pleegouders uit andere motieven dan liefde en toewijding de verzorging of huisvesting op zich nemen en dan wordt de waarschijnlijkheid geboren, dat de kinderen de dupe daarvan worden. Ten einde aangaande deze uitbe steding meer licht te verspreiden dan uit oilicieele bronnen of particuliere gegevens tot dusver uitstraalt, heeft het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid in het geheele laud inlichtingen verzameld over de uitbeste ding door burgerlijke en kerkelijke armbe sturen, bij welke inlichtingen ik in dit opstel de aandacht van den lezer wensrh te bepalen. Uit het onderzoek is gebleken, dat algemeene regelen of eischen, die de keuze van uitbreiding bepalen, slechts zelden schijnen te bestaan, ten;'.ij als zoodanig mag gelden, dat de burgerlijke en kerkelijke armbesturen liefst op de goedkoopste wijze geholpen wil len worden. Dat gezinnen, die voor bedee ling in aanmerking komen, voor de opname van weezen worden gekozen, is m. i. af te keuren, omdat het voor de hand zal liggen, dat de opvoeding door lieden, die zelf aan het allernoodigste gebrek hebben, te weuschen zal overlaten en natuurlijk ook de voeding. Hij de keuze van een gezin schijnt altijd van overwegend belang te zijn de pleeg ouders te kiezen uit denzelfden stand als die der weezen. Men kan vragen of een arbeiderskind weer per se een arbeider en een schipperskind weer een schipper moet w'orden, omdat een jaren lang verblijf in een gezin doorgaans de keuze np hetzelfde beroep als dat van den pleegvader vestigt en men kan het wenschelijk achten uitslui tend rekening te houden met het individu, dat moet worden opgevoed. In theorie is dit heel aardig en gewenscht, maar het gaat niet zoo gemakkelijk en vlug het karakter en den aanleg van het individu aan te dui den en daarnaar de keuze te doen. Daar voor zal men den wees gedurende geruimen tijd moeten observeeren en waar moet hij dan blijven hangende de beslissing? Waar tp het oogenbliK dat de uitbesteding moet plaats hebben, nog volstrekt onzeker is hoe de aanleg van het kind is, ligt het voor de hand het kind te laten in den stand, waartoe het tot dusver heeft behoord. Iets anders is het indien later een bijzondere aanleg of liefde voor een of ander vak blijkt, het kind van zijn pleegouders weg te nemen of ten minste te zorgen, dat het zooveel mogelijk zijn aanleg kan volgen. Daarom is een voort durend toezicht op de weezen en een be spreking met de pleegouders noodzakelijk. Hier wil ik nog vermelden, dat de wijze van uitbesteding door het burgerlijk arm bestuur van den Haag gevolgd, van kinderen, die tijdelijke zorg behoeven, omdat vader of moeder in gasthuis of ,'evangenis zijn of die duor de ouders zijn verlaten en niet in een weeshuis kunnen worden opgenomen, er vol strekt niet mede door kan. De zorg voor deze kinderen ten getale van 20 tot 25, op den leeftijd van ongeveer l tot 16 a 17 jaar, is toevertrouwd aan een oudere vrouw, die tot hulp heeft een oude dienstbode. Zij be woont een groot, ouderwetsch huis met rui men tuin. 't Grootste deel van dit huisisiii gebruik bij de juffrouw; zij heeft dames en pension". De groote achterkamer is overdag verblijfplaats voor de kinderen. Daar wordt gegeten, gespeeld, genaaid, 't Was er niet zindelijk ; een kindje lag in een vuil bedje, een ander zat half slapend in de vensterbank, blijkbaar onder toezicht van een paar oudere meisjes, die naaiden. Boven vindt men twee kamers, die er vervallen uitzien, hier staan acht ledikanten met slordig, vuil beddegoed van 't grofste en primitiefste soort en onvol doende dekking ('t bericht is van de maand Maart). Op de gang 3 kranen boven een zinken trog: de waschgelegenheid. Een trap hooger n kamer met drie ledikanten : het jongenskwartier. In deze elf ledikanten slie pen 22 kinderen . .. Deze 3 kamers waren aan de achterzijde van het huis gelegen, aan het eind van een lange gang. Niet het minste toezicht des nachts over 22 verpleegden waarbij er zijn van l en van 10 en 17 j iar. De juffrouw beweerde wel dat zij ze kort hield ', dat was haar opvoedingsleus. Dieper inzicht en eenige opvoedkundige kennis kon men ook niet van haar verwachten." Ik geloof dat de kostenquaestie alles overheerscht. Wel zijn er gelukkig nog velen, die zich voelen aangetrokken tot den wees en die het opgenomen kind in ruime mate geven liefde, hartelijkheid en toewijding, opvoeding en geestelijke leiding eu deze lie !en ontvangen of geen vergoeding, <jf een som als iets bijkomstig om de uitgaven te dekken. De meeste pleegouders evenwel moeten betaald worden en dan zien we, dat van ?0.00 tot ?1.25 per week wordt betaald door de verschillende armbesturen. Men kan niet verwachten, dat het kind dan ontvangt hetgeen het noodig heeft, laat staan in geestelijk opzichn De pleegouders zijn dan van zelf ged vongen het kind zelf iets te laten verdienen en zoo treedt de kinderI HMIIIIMIHItfllllimiMfllMIUIIIIIIIIIIIIIItlllllllllillllllllllMtHtll ECHT VICTORIAWATER. Obetdahnstein. IMTV-Uijwieleo, SIMPLEX-Rijwielen, met kogelfreewheel, 2 velgremmen door het stuur, stalen spatschermen, echte Westwoodvelgen, Dunlop banden, 2 jaar garantie, ros.N. S. iï, Motor-RijiielGD, A. DRUKKER & C0., ROKIX 12G, o/d. Ned. Bank. f1 ?|1" .C ai 11 er de ehte Normaal-Onderkleeding van \ ProfDrO. ^ Eenige Fabrikanten W.BengerSöhne Sfrultgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstraat 157 | K. F. DEUSCHLE-BENGER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl