De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 26 maart pagina 5

26 maart 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1448 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. MAGGI" AROMA OUl t)6 is een eenig beproefd middel om gerechten, groenten, vleezen, soepen, sausen, ragouts, oogenblikkelijk een krachtigen aangenamen geur en smaak te geven. Een kleine hoeveelheid is voldoende. Verkrijgbaar bij alle soliede kruideniers en comestibleshandelaren. MAGfil's onderscheidingen: 5 groote Prijzen, 30 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere-Prijzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs. Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en Koloni'én PAUI< HORN, Amsterdam. IS» iiiiiiiiriiMiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiuHiiiiMiiiiiMiiiii»i>iiMiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiHiiiiii iiiiiumiiiiiiiiiiiiuHiiiiiiiiiiiniiniiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiitimim^ exploitatie op als een gevolg van een ver keerd toegepaste zuinigheid, hetgeen zich later weer wreekt in den vorm van nieuwe armlastigheid. In een rapport wijst de Ver eeniging tot weezenverpleging in Zeeland op dit verschijnsel. In antwoord op de vraag wat het gevolg is van de geringe toelage, die voor de opvoeding van de hun toevertrouwde kinderen aan de pleegouders in het algemeen wordt betaald, wordt gezegd: Dat die kin deren gedwongen worden zoo spoedig moge lijk iets mee te helpen verdienen, om 's levens lasten der pleegouders te helpen verlichten. Ook gebeurd bet meer dan eens, dat weezen uit een gezin zonder toezicht bij elkander worden gelaten. Zij ontvangen dan van het Armbestuur wekelijks eenige guldens, eenige brooden en verder ... verder moeten ze maar zien er te komen. Van controle, opvoeding of anderszins is geen sprake. Hebben er geen opzienbare gebeurtenissen plaats, dan is het Armbestuur tevreden. Armvoogden, kunl gij u daarmee verantwoorden? Van een vader wordt meer gevergd dan brood en huisves ting, ook van u, die den naam armvader draagt en over armen en weezen gesteld zijt." Hoe staat het met de vakopleiding na de schooljaren ? Het is aan het Nationaal Bureau gebleken, dat in het algemeen voor de jon gens een geregelde, stelselmatige vakopleiding wordt doorgevoerd tot het lee, 18, soins 20e jaarj Wordt in de gunstigste gevallen den jongens een vrije keus gelaten, de meisje», zoo luiden nagenoeg alle inlichtingen, worden dienstboden." Er wordt over geklaagd, dat nergens wordt melding gemaakt van een opleiding tot bewaarschoolonderwijzeres, ver loskundige, verpleegster, kinderjuffrouw, strijkster, kookster, hoewel enkele dezer op leidingen geheel kosteloos zijn en duren tot het 20e jaar. Er is veel waarheid in deze klacht. Het beroep van dienstbode is nu niet van dien aard, dat het bovenaan op de lijst der uitverkoren betrekkingen moet staan. Maar van den anderen kant is het dienstbode zyn nu ook niet zoo afschuwelijk als- wel eens wordt voorgesteld. Zonder twijfel zijn er diensten", die slecht genoemd moeten wor den en.waarin de dienstbode niet menschwaardig wordt behandeld, maar daartegen over staan vele goede diensten" waarin de dienstbode eenigszins als een lid van het gezin wordt gerekend. Ook moet men niet vergeten, dat over het algemeen de financieele zorgen van een dienstbode geringer zy'n dan die van haar, die een bepaald vak beoefenen. Hiermede wil ik niet het beroep van dienstbode als een ideaal beroep schil deren, dat zij verre, maar ik werp deze be trekking toch ook niet zoover mogelijk weg, al betreur ik het, dat menig meisje, dat hooger had kunnen komen, dienstbode wordt. Ook hier is het zeker gewenscht individueel te werk te gaan en niet alle meisjes over ne kam te scheren. Wordt er in den regel toezicht gehouden op de pleegouders ? Wanneer men nagaat wie met dit toezicht belast zijn, dan zien wij een bonte verschei denheid van personen, armmeesters, politie ambtenaren; diakenen, predikanten, predi kantenvrouwen, wijkverpleegsters enz. Al mag in zoo weinige, gevallen dit toezicht goed genoemd worden gelijk bij de Inrichting voor Stadsbestedelingen te Amsterdam, die door gemachtigden bij hunne geregelde bezoeken van hunne bevindingen een schriftelijk rap port laat uitbrengen op daartoe bestaande inspectie-formulieren, in de meeste gevallen heericht er een algeheele stelselloosheid: van een geregeld bezoek eens per week of per maand is geen sprake. Voorts is het wel eigenaardig, dat bijna nergens, als er nog van een geregelde inspectie sprake is, vrouwen daarmede belast zijn ? Gevoelen deze daartoe geen neiging? Mij dunkt, hier was juist een terrein waarop vrouwenarbeid zoo zeer productief zou kunnen zijn. Zoo heb ik aan de hand van de door het Nationaal Bureau van vrouwen-arbeid uit gegeven brochure vermeld hoe in het kort de toestand der uitbestede weezen is, voor zoover namelijk de betrekkelijk spaarzame gegevens dezen toestand duidelijk maken. Het is werkelijk te hopen, dat er nog meer ge gevens mogen-worden verzameld, opdat het meer en meer blijke, dat de stelselloosheid, die er tot dusver heerscht, op den duur niet houdbaar is, dat het lot der weezen meer dere belangstelling verdient, welke belang stelling dan van zelf zal leiden tot betere behartiging van de belangen der uitbestede kinderen. Kampen. Mr. II. S. VELDMAN. .Onjuist, (Ingezonden.} Geacltte Redactie, In het nominer van 12 Maart vond ik een ingezonden stuk van mevrouw Wijnaendts Francken naar aanleiding van een uitdruk king in het door Onze Tuin" uitgegeven geschriftje over 't ontwerp-Loeff. Tot mijn spijt heeft mevrouw W. F. zich eene zinsnede , veroorloofd, waartegen ik mij genoopt zie op te komen, opdat der waarheid geen geweld worde aangedaan. Ik vond n.l. deze woorden : Daarin (Onze Tuin) lees ik dat bij de Ver eeniging Onderlinge Vrouwenbescherming het Nieuw-Malthusianisme niet veroordeeld wordt." Daiirop nu stuitte af n in Onze Tuin" n in de Vereeniging tegen de Pro stitutie, de door Onderlinge Vrouwenbescher ming en Middernachtzending zoo zeer gewenschte samenwerking in het belang van het buitenechtelijk kind." De woorden n in de Vereeniging tegen de Prostitutie" nu zijn onjuist. Die vereeniging heeft, voor zoover mij bekend, hare medewerking niet onttrokken, omdat O. V. het N.-M. niet veroordeelt. De notulen toch van de vergadering, waarop de kwestie ter sprake kwam, luiden, wat dit punt betreft, aldus (zie Maandblad December 1.1. laatste kolom): Over dit punt ontspint zich eene discussie, waaruit blijkt, dat de rechtstreeksche samenwerking van de vereenigingen tot zoodanige moeilijkheden aanleiding zou geven, dat het beter is niet op het voorstel in te gaan, terwijl daarentegen plaatselijk elk vrij gelaten wordt om samenkomsten te organiseeren of de zaak op andere wijze te propageeren." Voor deze Vereeniging vet valt dus het onware en het onwaardige. Met dank voor de verleende plaatsruimte teeken ik mij hoogachtend, Uw dw. dr., -Re s se n, 12 Mrt '05. H. J. C. PIEESOX. Namens het hoofdbestuur der Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming" deel ik den schrijver mede, dat onzerzijds is afgegaan op volkomen betrouwbare berichten dat ia de bewuste jaarvergadering van de Vereeni ging tegen de Prostitutie het N. M. tegen de Ver. O. V. is uitgespeeld, waardoor bij ons, mede in verband met tal van persoonlijke feiten voor publicatie niet geschikt de vaste overtuiging zich had gevestigd dat de Ver. tegen de Prostitutie zooal niet uitsluitend daarom dan toch onder sterke suggestie daar van had gehandeld. Van de verzekering van ds. Pierson dat dit niet het geval is, nemen wij thana dankbaar nota. Het onwaardig" sloeg trouwens niet op het niet-samen werken wat ten slotte ieders volle recht is doch op het verspreiden van onjuiste beschouwingen, wat de Vereeniging tegen de Prostitutie" als Vereeniging mei deed. Den Haag, 17 Maart'05. W. WK. D. J. W. LANDUÉ, De behandeling der wasch, het wasi<-hen en strijken. Handleiding voor huishoud-industriescholen en huishouding. Almelo, Hilarius i Zoon. Onder bovengenoemden titel verscheen onlangs een zeer practisch boekje, dat wel eene aankondiging verdient. De schrijfster zegt in hare inleiding wat zij met het boekje voorheeft, n.l. een beknopt overzicht te geven van de behandeling der wasch. Hierdoor kan het als handleiding dienen voor vak scholen en tevens in de huishouding vele nuttige wenken geven. De wasch", is dan ook genomen in den uitgebreiden zin van 't woord; niet alleen het opmaken van het platte- en strijkgoed maar ook (en zeer terecht) de behan deling van het vuile goed in gewone om standigheden en in geval van ziekte en verder de reinigingsmethoden voor verschil NMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMuiiiiiiiiiiiiitiiiiijuiiiiiiiiiiiiliitlimiliiiiimiiiiiliiii UIT DE NATUUR. Lente in de stad. Het is precies een maand geleden, dat ik u herinnerde, dat de voorlente was geko men. En zoo als het gewoonlijk gaat is 't nu ook weer geloopen, de voorlente duurde net vier weken, men zou er een almanak op kunnen inrichten. Nn bloeien de allerlaatste winteraconieten, sneeuwklokjes, crocussen en elzeboomen; de roode popelbloemen en gele wilgenkatjes zijn leeggestoven en drijven op de regenplassen, alleen op een kil of donker noorderhoekje bengelt nog het allerlaatste bleeke cylindertje van een hazelaar. De gele kornoeljebloemen zijn al weer groen, het wilde geroep en gejaag van de merels en roeken is bedaard, zij nestelen en vliegen met bek ken vol mos of takken. De voorlente is voorbij. In het korte gras langs de puin- of klei wegen schitteren gele sterretjes; dat is het kleine hoef blad, uit de verte gezien net een kleine paardebloem, maar fijner van bouw en nog zonder blad; dat ontplooit zich eerst als de lente al weer bijna om is; de olmen in de stad bloeien vol op; hun brons gaat al over in een roode neveltint; de musschen schudden er gele wolken uit bij 't stoeien en de roeken breken er bloeiende twijgen uit; alle knoppen zwellen en dringen uit de winterhulsels, de kastanjes staan viltig wit boven de neergeslagen teerschubben en de voorbarigen laten al groengrijze handjes kijken. Met de ooievaar is de tjiftjaf aangekomen uit het zonnige zuiden en zijn zilveren tingeltje wekt de hommels uit den grond. Witjes en citroentjes vlogen van morgen in het park boven de goudleeren krullen van de varens; een atalanta, prachtig van kleur, of hij zoo uit de pop en niet uit een stoffige schuttingreet kwam, zette zich wijdwiekig op een Maartsch viooltje, dat net openging en een glanzige bronzen loopkever betrapte ik gister morgen net toen hij uit het keldergat op dook en op een draf je den tuin in spanseerde. Ook de aardwormen hebben den arbeid in mijn tuintje hervat; overal glimmen de toren tjes en hun peperhuisjes van dor blad steken tusschen de omgeslagen crocussen half uit de aarde op. De zoele lenteregen van Zater dag heeft opeens al mijn aronskelken aange zet tot bladontplooien, en de eerste roode bloempjes van het loiigekruid zijn van daag opengegaan. Nog staat de helmbloeictros neergebogen, n zonnig dagje maar en de fljnbesneden bloempjes steken omhoog. Dan duurt het geen uur, of een woeste wilde bij met lange haren langs de scheenen, als weleer Zwartvoeten en Apachen, stuift er op af. Hij heet Podalirius; ge kunt hem in elk tuintje van stad of land verwachten, waar longekruid of helmbloem bloeit; wit is zijn kop en woest zijn aard; in zijn uitgelaten vreugde bonst hij tegen al wat op een bij lijkt aan ; en zijn lenteroes verblindt hem zoo sterk, dat hij soms een hommel ofhoningbij voor zijn wijfje aanziet en zoo lang achter volgt tot hij zijn vergissing bemerkt. Door zijn ongedurigheid helpt hij uw bloe men niet aan zztad, daarvoor zorgt zijn kalmer wijfje beter; als uw gele primula's bloeien moet ge er eens op letten of daar 's morgens tegen een uur of negen niet geregeld zoo'n Podalirius-vrouw op afkomt om honing te halen; zij zijn klein en minder harig dan een hommel, wat grooter en forscher dan een lende stoffen en weefsels. Ook worden op merkingen gegeven over materiaal en de prijzen daarvan. Voor de vakscholen zal het een zeer welkome handleiding zijn. Dat het ook voor eene huisvrouw een practische gids zal kunnen wezen, behoeft mijns inziens geen betoog. Toch zullen er velen zijn, die dit betwijfelen en het in strijd noemen met de eischen van den tijd. Tegenwoordig toch, aal er gezegd worden, is men bezig er naar te streven alle be-.igheden, de wasch betreffende zooveel mogelyk buitenshuis te laten ge schieden. Toch is er mijns inziens geen reden voor om zich niet volkomen op de hoogte te stellen van de verschillende manieren, waarop de reiniging kan plaats hebben, om zoodoende dan te kunnen nagaan en beoordeelen, of ons waschgoed wel op de juiste wijze behan deld wordt. Niettegenstaande dan de wasschen meer en meer geheel buitenshuis zullen geschieden, blijven er toch voor de huisvrouw verschil lende werkjes over, zooals bv.: 1. Het uitzoeken en tellen van de vuile wasch; 2. Het opmaken van die schijnbaar kleinig heden, die toch bijzondere zorg vereischen en wier behandeling in eene wasscherij te veel tijd zou nemen, bv. zijde, kant, Jaeger en flanellen ondergoed enz. Zouden deze werkjes de huisvrouw niet veel kosten uitsparen, wanneer deze stukken niet naar de chemische wasscherij behoeven opgestuurd te worden? Moge ook dit werkje, evenals vele prac tische kookboeken, weldra in geen huis houding ontbreken en velen tot een welkome zijn. D e n H a a g. E. TIDEMAN. Kattie Schratt. Mevrouw Humphry Hard. ? BerthaAmelie Skram -Alvers. Kattie Schratt, de gevierde Oostenrijksche tooneelspeelster, eenmaal de ster" van het Hofburg-theater te Weenen, was zeer in de gratie bij de overleden keizerin Elizabeth van Oostenrijk, die de beroemde artiste aan haren gemaal Frans Joseph voorstelde. De grijze keizer heeft den vriendschappelijken omgang met Kattie Schratt aangehouden. Haar schranderheid, haar ontwikkeling, haar inzichten, haar luimige invallen en antwoor den, worden door den beproefden monarch aeer gewaardeerd. Wel kost die vriendschap hém belangrijke sommen, want Kattie is buitengewoon spilziek. Zij koopt alles wat zij honingbij. Met een groote stopflesch kunt ge een wijfje licht vangen; dan kent ge het diertje voor goed, en elk jaar ziet ge het met genoegen terugkeeren, net als de boer ziin ooievaars of zwaluwen. Maar zorg er voor, dat uw vangflesch van binnen goed droog is, anders kan zij dadelijk niet meer wegvliegen, en dan is de schrik wellicht zoo groot, dat zij niet terugkomt. Een Podaliriusman te vangen vereischt meer kunst en vlugheid. Als uw primula's zoo flink zijn als de mijne, (ik plant er in 't najaar altijd enkele uit het wild bij over) hebt ge de volgende week al ziet, en geeft het aangekochte ten geschenke aan haar vrienden. De keizer heeft herhaal delijk Kattie's schulden betaald. Tot dusverre heeft de actrice in rust, zich nimmer gewaagd in het labyrinth der politiek. Op het oogenblik echter brengt zij de ge moederen van haar Weener relaties en aan hangers in beroering. In de stad aan den schoenen, blauwen Donau vertelt men elkan der met groote opgewondenheid, dat Kattie Schratt, zoo juist teruggekeerd uit Hongarije, haar hoofd vol radicale begrippen heeft, en dat zij in de toekomst wel degelijk haar po litieke meening zal uitspreken ... Heel grap pig ! Een storm in een glas water, misschien wel opzettelijk aangeblazen! * * * Welke pen voerster onzer dagen kan me vrouw Humphry Ward naar de kroon steken ? Deze door de Muzen begenadigde roman schrijfster, is door haar talent in het bezit geraakt van een steeds toenemend fortuin en, een frisschen, niet kwijnenden letterkundigen roem. Sedert het verschijnen van haar roman Eobert Elsmere, in 1888, was haar naam als schrijfter gemaakt. Haar jongste roman The marriage of Kichard Ashe" is zoo juist verschenen. Volgens het oordeel harer landgenooten moet dit het beste zijn, wat de kranige, werkzame, begaafde vrouw leverde. Mary Augusta Arnold de latere mevrouw Humphry Ward genoot haar opvoeding in een geleerden kring, waar meii geestelijken arbeid hoog hield en liefhad. De vader van mevrouw Humphry AVard, dr. Arnold van Rugby, was professor aan de universiteit te Dublin. Matthew Arnold, dichter en kritikus, was haar oom. * * * 15 Maart j.l. stierf te Kopenhagen Bertha Amelie Skram, geboren Alvers, de welbekende Noorsche schrijfster. Zij werd in 1847 te Bergen geboren en leefde de laatste jaren in stille afzondering. Haar vader was een rijk koopman te Bergen, wiens zaken geheel ver liepen. Hare ervaringen als jongineisje, opge daan in het ouderlijk huis, waar weelde was geslonken tot fatsoenlijke armoede, maakten baar wantrouwend. Op jeugdigen leeftijd huwde zij een scheepsgezagvoerder, dien zij, gelijk veel Noorsche, Zweedsche en Deensche vrouwen plegen te doen, op zijn reizen volgde. Vrouwen die haar mannen steeds en overal vergezellen openbaren óf een groote mate van aanhan kelijkheid óf van wantrouwen. In den regel komt zoowel het een als het ander glad-mis uit voor de vrouw. Het voorwerp harer koesbloem. Vruchten en zaailingen zijn vrij zeld zaam, toch heb ik ze meer dan eens gehad; daartoe moet ee van dezelfde soort tweeërlei vorm dicht bijeen in den grond zetten, minstens n plant moet er bij zijn die bloe men met lange meeïdraden en een korten stamper draagt; net andersom als de bloemen van de overige planten, die korte meeïdraden en een langen stamper moeten hebben. Die dubbelvorm bij bloemen van dezelfde soort of dimorphie is bij Primula veris mooi te zien ; ook bij Longekruid, dat in geen enkel tuintje van den bloemen- en dierenvriend ontbreekt. Het belangwekkend verschijnsel Klein-Hoef blad (Gele bloemen, lijkend op kleine paardebloemen). (Uit de Levende Natuur). tering, de nimmer verlaten man, vindt het permanente bijzijn zijner wederhelft zóó druk kend. dat zijn houding onverschillig, koel en ondankbaar wordt. De vrouw die on verdroten de deugd van haren echtvriend bewaakt, haalt zich vroeg of laat onherroepelijk zijn afkeer en woede op den hals. De overdreven volgzaamheid van Bertha Alvers liep op echt scheiding uit. Omstreeks 1880 trad zij in het huwelijk met den Deenscben schrijver Erik Skrain. Haar inzichten over de verhouding tusschen man en vrouw, openbaarde zij in een serie romans : Sjur Gabriel. Twee vrienden, S. G. Myre en Nakomelingen. Haar verhalen spelen grootendeels in Noorwegen. De don kerte en verlatenheid der Noorsche dennenbosscben sombert door haar tafereelen. Haar boek, Professor Hieronimus, tegen een Deenschen psychiater gericht, en haar Landverraders, een aanklacht tegen Noorwegen, hebben de ontsteltenis en het gerucht verwekt, die de strijdvaardige schrijfster er van verwachtte. Het in elkaar opgaan van twee menschen, van man-en-vrouw wier levens door het huwelijk aaneengeschakeld zijn, acht Amelie Skram een puur verzinsel. Om het oordeel der menschen bekommert deze sombere, wan trouwende vrouwen-ziel zich hél weinig. Zij zelf getuigt : Vaak ben ik een naturalistische schrijfster genoemd. Ik heb er om moeten lachen, want, of ik naturalist, realist, roman ticus, of, wat dan ook ben, daarvan heb ik geen flauw begrip. Ik weet er niets van. Ik heb getracht, het leven te schilderen, zoo als ik het zag en opvatte. Daarom moet men mij in 's hemelsnaam maar nemen, zoo als men wil. En meer doet ook niets ter zake. Het nige, wat ik met zekerheid van mijzelve kan zeggen, is, dat ik den 22 Augustus 1847, te Bergen geboren werd, als het tweede kind van den koopman Alvers en zijne echtgenoote." Wie weet, welke pijnlijke en droeve gedach ten deze mistroostige vrouw nog in haar laatste uren kwelden ! Men vond Amelie Skram dood uitgestrekt op den vloer van het vertrek, waar zij een geheelen dag in een zaamheid had doorgebracht. Arme ziel ! CAPRICE. * * * Soep van Brusselsciie spruitjes. 500 gram spruitjes, l liter bouillon, l deciliter room. Bereiding: kook de spruitjes gaar in water met zout, plaats ze daarna op een vergiet en wrijf ze door een zeef. Kook de spruitjespuree tien minuten met den bouillon en voeg den room toe. Presenteer bij deze soep croutons van ge fruit brood. llltlllHimlIlllllllimil heet in de biologie met een leelijk woord: verschillend- stijligheid (heterostylie). riet staat alweer met de kruisbestuiving, waar ik 't al zoo vaak dver gehad heb, in verband. U vat wel dat een bloem, waarvan de stempel ver boven zijn meeïdraden uitsteekt zichzelf niet bestuiven kan : daar moeten vliegende insecten bij te pas komen ; bij de andere vorm kan dat wel zult ge zeggen ; toch is dit niet precies waar ; visch 't zaakje zelf maar eens uit ; 't is een leuk vice-versa-puzzle om aan ijverige jongelui op te geven, en ook niet onoplosbaar, als ge let op 't al of niet ge lijktijdig klaar" zijn van helmknoppen en stempels. Gistermiddag tegen vijven liep ik even Artis door na van den Ausjtug in den Weltenraum geprofiteerd te hebben; het regende warm en zachtjes, uit den grond sloeg een lauwe voorjaarslucht op, de bloem- en varen bedden waren al opengedekt; de kommen van de waterlelies werden net gevuld; de peper boompjes bloeiden heerlijk rose en wit ; in de groote frissche grasvelden glom hier en daar een donker groene plek ran speenkruidblaadjes; uit de vijvers dreunde het zware wonderlijke hoe-hoe van de eidereenden, de talinkjes ratelden, de beo sloeg als een dub bele lijster en twee mannetjes zanglijsters duelleerden honderd pas van elkaar, de een in een eiketop, de ander in een roode ahorn, die al enkele open bloemen toonde. Uit de perken steken bloedroode punten en knotsen uit de zwarte aarde omhoog, pioenen en polygonums; 't wilde goedje, torkruid en zevenblad speelt no deg baas nu de tuinlui de handen zoo vol hebben ; ik wou dat ze den heelen zomer geen tijd hadden om te wieden en te schoffelen. Dan verhuisden de tjiftjaf en de roodborstjes en de tuinfluiters niet elk jaar uit Artis naar de voormalige Ooster begraafplaats om daar te nestelen. Niet dat ik daar geen toegang heb of het er niet mooi is, 't is er althans in dit jaar nog een paradijs voor de zangvogels; er zullen, in ons land te minste, niet veel steden zijn, waar midden in de drukte zoo'n vogellustoord te vinden is. In Londen en Berlijn worden ze zoo aangelegd en daar broeden al nachte galen en zwartkopjes; maar zoo gevoelig voor natuurschoon zijn wij hier nog niet. Verleden jaar hebben wij er nestjes gefo tografeerd van allerlei aardig zanggoed, maar niet n broedsel van de tien is grootgebracht; alles wat bereikbaar was werd er uitgehaald door de straatjeugd. Als in 't najaar of het volgende opgeruimd wordt onder de verwil derde kruipheesters en de klimopkluwens die er nu bodem, zerken en struiken overdekken, zullen de vogels als ze willen gaan nestelen vreemd staan te kijken; dan moesten in Artis, in 't Ooster- en in 't Vondelpark van die mooie wilde nestplekjes voor de zangers gereserveerd worden; dat heb ik al jaren ge leden aangeraden, maar de tuinlui zweren nu eenmaal bij schoffel en hark, dat zit in 't Hollandsch bloed ; ze zouden een park dage lijks afstoü'en en oppoetsen, als 't niet te veel tijd kostte. Wie buiten woont, zit heel wat dichter bij natuur en waarheid, maar, die heeft van middag ook geen tocht naar Mars en Saturnus meegemaakt, en evenmin het jongeijsbeertje zien spelen met zijn moeder ; de hekken zijn van den dam, ieder mag er bjj staaa kijken en hooren, hoe lekker 't kleintje de moedermelk vindt, ja werkelijk, je hoort het op twintig pas afstand. E. HEIMASS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl