Historisch Archief 1877-1940
No; H48
D K A M S T E R D A M M K R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Mr. ASNOLD KERDIJK. f
(Nuai- ile lithiM/ru jilae van Jan Veth).
In de korte spanne tij ds van weinige
uren, welke de redactie mij kon toestaan,
om aan haar vereerend doch bezwarend
verzoek te voldoen, eene levensbeschrij
ving te geven van den man, wiens naam
hierboven werd geplaatst eene be
schrijving welke n hem waardig is n
zijne talrijke vrienden bevredigt, is een
taak, welke ik mij bewust ben, niet te
kunnen vervullen. Nochtans vind ik geen
vrijheid, de vraag van den redacteur
afwijzend te beantwoorden, daarbij reke
nende op de toegevendheid van Mr.
Kerdijk's vrienden, die ik door het hier
volgende vage beeld van die groote, zich
in de nederlandsche democratische ge
schiedenis scherp afteekenende figuur,
waarschijnlijk zal teleurstellen.
Want Kerdijk was een groot man
in den vollen zin des woords; hij was
groot van weten, groot van kennis, groot
van werkkracht en van willen. Niet
velen zijner tijdgenooten kwamen hem
in positief weten op zijn gebied nabij;
op het gebied der sociale wetenschap had
hij zich eene bijna encyclopaedische
kennis verzameld, dank zij zijne eerbied
wekkende werkkracht, zijne nimmer ge
staakte studie en zijn benijdenswaardig
scherp geheugen.
Doch dit alles had Mr. Kerdijk mis
schien nog niet gebracht tot de positie,
welke hij in ons staatkundig en sociaal
leven heeft ingenomen, indien niet daarbij
zijne persoonlijkheid ware gekomen, waar
door óók hij uitstak boven zoo vele ande
ren, waardoor het werk, dat hij volbracht,
de bewegingen, die hij leidde, de stukken,
welke hij schreef, werden gekenmerkt.
Van zijn persoon toch ging een eigen
aardige bekoring uit: zonder dat men
hem, met zijne heftige spreekwijze,
zijne hartstochtelijke bewoordingen en
gebaren, een vriendelijk" man kan
noemen, in den huiselijken zin des woords,
was hij toch de oprechte warme vriend
van bijna een ieder, die met hem in
aanraking mocht komen, waren het slechts
weinigen, die, zijne meeningen deelende,
niet hartelijke genegenheid voor hem
gevoelden. Niet het minst onder de ar
beiders, aan wier belangen hij zijn
geheele leven, zijne volle werkkracht heeft
gewijd, heeft hij zich een breede rij van
vrienden en bewonderaars veroverd zon
der dit bewust te willen.
Zoo in eenig punt, zoo gevoel ik hier,
in deze poging, om den karakteristieken
persoon van Mr. Kerdijk te beschrijven,
de ontzaglijke moeilijkheid, mijne taak
te vervullen. Want Kerdijks wezen is
niet met juistheid weer te geven: wie
hem nimmer heeft gekend, heeft veel
gemist, en zal zich ook nimmer een goede
voorstelling van dezen grooten man
kunnen maken, kan ook niet ten volle
gevoelen, hoe groot het verlies is, door
ons vaderland, door de nederlandsche
democratie met den plotselingen dood
van Mr. Kerdijk geleden. Daarvoor moet
men met hem hebben mogen samen
werken, het voorrecht hebben gehad,
door hem te worden bezield, men moet
hem hebben hooren spreken, onder zijne
bijna weergalooze leiding hebben ver
gaderd; want bij al die en dergelijke
gelegenheden gevoelde men, dat die man,
met zijn heftig temperament, met zijn
voortvarend werken was een buitenge
woon man, die nog te kort van ons is
heengegaan, om den invloed, dien hij
heeft uitgeoefend, naar waarde te kunnen
bepalen.
Dat Mr. Kerdijk eenmaal eene rol zou
spelen in ons staatkundig leven, ware
misschien te voorspellen geweest, door
wie hem als jonge man reeds heeft
mogen gadeslaan. Niemand minder dan
prof. Opzoomer zou toen zeker gaarne
zulk een voorspelling op zich hebben
genomen; prof. Opzoomer, die zich bereid
getoond heeft, aan het eerste geschrift
van beteekenis, dat van Kerdijks hand
verscheen, een voor den jongen auteur
vleiend voorwoord, ter inleiding van den
schrijver, bij het publiek toe te voegen.
Dat was in de sinds dien niet vergeten
brochure Over de leerplichtigheid," welke
kwestie, nu geen kwestie meer, doch
een feit toen door hem voor 't eerst
duidelijk vóór 't voetlicht van het Neder
landsche staatstooneel is gebracht. Dat
geschrift, ofschoon nog slechts van de
hand van een jong student stammende,
trok de aandacht, die het verdiende, o.a.ook
die van den heer Lindo (?de oude heer
Smits"), die in die publicatie aanleiding
vond, den jongen Kerdijk, na zijne pro
motie tot mr. in de rechten, aan te raden,
zich voorloopig geheel aan de
onderwijszaak te wijden.
Zoo kwam 't dan ook, dat Mr. Kerdijk
aldra na het verlaten der universiteit, in
1873, het ambt van schoolopziener in
het district Delft aanvaardde en gedu
rende ongeveer vijf jaren heeft vervuld.
In diezelfde jaren nam hij de post waar
van secretaris der vereeniging Volks
onderwijs en van redacteur van het door
die vereeniging uitgegeven orgaan.
Een man, met geestesgaven en talenten
en met een onrustig-werkzamen geest als
Mr. Kerdijk kon echter natuurlijk in die
ambten, hoezeer ook met liefde door hem
vervuld, geen bevrediging vinden. Een
ander denkbeeld vatte dan ook post in
zijne gedachten: na het volksonderwijs, na
de zorg voor de geestelijke behoeften van
ons volk, wilde hij sieh nu aan die voor
de materieele behoeften wijden.
In Engeland had hij de idee van sparen
door bemiddeling van de post aangetroffen
en hij is 't geweest, die dat denkbeeld
van eene rijkspostspaarbank naar ons
vaderland heeft overgebracht niet alleen,
doch ook het hier in vervulling heeft
weten te doen brengen. De organisatie
eener Nederlandsche rijkspostspaarbank
werd aan hem door de regeering opge
dragen ; die opdracht vervuld zijnde, werd
hij ook in 1880 inet de directie belast.
Vele anderen hadden dit wellicht als hun
maarschalksstaf beschouwd; doch niet
aldus Mr. Kerdijk, die reeds weinige
maanden later weer dat ambt liet varen,
om eene nieuwe benoeming te aan vaarden,
welke meer met zijne sociale aspiratiën
overeenkwam, dan de min of meer zuiver
administratieve betrekking van de spaar
bank.
Van die nieuwe benoeming, secretaris
van het Nut, maakte hij zich veel illusie.
Door zijnen invloed hoopte hij't Nut, dat
toen eene reorganisatie dringend be
hoefde, te socialiseeren". Die hoop
bleek hem echter alras ijdel, het duide
lijkst toen zijn voorstel, een sociaal
weekblad" door de maatschappij te doen
uitgeven, verworpen werd. Toen richtte
hij in 1887, in samenwerking met den
uitgever Dr. H. D. Tjeenk Willink te
Haarlem,metwien hij reeds doordein!874,
mede door hem, opgerichte Vragen de*
Tijd* in relatie stond, het Sociaal Week
blad zelf op en werd daarvan de bezielde
en bezielende redacteur; en zonder twijfel
zijn het die beide tijdschriften geweest,
die een zeer voornaam deel van zij n leven
hebben vervuld en waardoor hij in den
hem eigen meer typischen dan mooien
stijl, grooten invloed op de ontwikkeling
van de verschillende onderdeden van het
maatschappelijk vraagstuk heeft uitge
oefend.
Waar het Nuts-secretariaat hem teleur
stelde, liet hij het natuurlijk na enkele
jaren weder varen, om weldra, nl. in
1887 tot lid der Tweede Kamer te wor
den verkozen, als afgevaardigde van
Amsterdam, dat jtoen nog niet in kies
districten was vè^eld. Daarvóór was
hij intusschen reeds tot lid van den
Amsterdamschen gemeenteraad verkozen.
Van Kerdijks politieke loopbaan hier
ook maar eene eenigermate voldoende
schets te geven mag ondoenlijk heeten,
waar mij bovendien thans de daarvoor
noodige bronnen ontbreken. Wie echter
de Handelingen van het tiental jaren,
volgende op zijne verkiezing, opslaat,
zal daarin vele kolommen, als verslagen
van zijne gemeenlijk voortreffelijke scherp
zinnige redevoeringen weervinden, en
zich dan niet kunnen verbazen, dat een
man, die die woorden gesproken heeft,
meer dan eens in de gelegenheid is ge
weest, eene ministerportefeuille te aan
vaarden. Aan die voor eerzuchtigen ver
leidelijke aanbiedingen heeft hij echter
geen gevolg gegeven om redenen van
beginselen. Want waar het zijne poli
tieke of sociale beginselen betrof, daar
wist Mr. Kerdijk van geen schipperen.
Hadde hij dit soms gewild, zoo ware in
veel zaken, die hij mede-aanvatte, zijn
al tijd-aarzelen minder gevoeld. Want zijne
aarzeling was een zijner gebreken, een
gebrek echter, dat geheel uit zijne
omwankelbare eerlijkheid in zijn behandeling
van maatschappelijke vraagstukken voort
sproot, een gebrek, dat den hoofdredacteur
van ditWeekblad indertijd een zijner meest
bekend geworden artikelen in de pen heeft
gegeven. Indien Kerdijk eene min aarze
lende natuur ware geweest, zoo ware de
huidige politieke toestand wellicht een
andere, ware de Vrijzinnig-Democratische
Bond misschien veel vroeger ontstaan,
maar dan had hij ook gehandeld tégen
zijne innerlijke overtuiging en dat
deed Kerdijk nooit! Met dat al blijft de
vorming van dien bond ook een dier
scheppingen, waarin Kerdijk een zóór
werkzaam aandeel heeft gehad en de
totstandkoming er van is medo door hom
voorbereid; en wie ooit met Kerdijk in
eenige commissie zitting heeft gehad,
weet, dat hij zulk een ambt nimmer als
eene xinecure beschouwde, doch dat in
de resultaten van zulk een lichaam, steeds
in meer of mindere mate zijn geest, zijne
opvattingen waren terug te vinden.
Xoo b.v. ook in ihet in 1897 verschenen
Verslag van de Commissie van Onder
zoek inzake de afbreuk, door den arbeid
in gevangenissen, rijkswerkinrichtingen,
en opvoedingsgestichten aan den arbeid
in de vrije maatschappij gedaan". ]n dien
arbeid van deze commissie, welker voor
zitter Mr. Kerdijk was, heeft hij een
ruimer aandeel gehad, dan waartoe zijne
voorzitterstaak hem zou hebben verplicht.
Ondoenlijk mag 't ook heeten in het
kort bestek van een opstel als dit, ten
volle aan te geven, waarin Kerdijk is
werkzaam geweest, welke instellingen of
regelingen door hem of met zijn
krachtigen steun zijn tot stand gekomen. Want
dat zijn er vele en vele; zijn ook de per
sonen, die zijner dankbaar gedenken:
niet bedoel ik hier in de eerste plaats
hen, voor wie Mr. Kerdijk tot leniging
van nood in de beurs tastte, doch hen,
in wier belang hij eenige regeling tot
stand heeft gebracht, waarbij bv.vooral ook
moet worden gedacht aan de groote groep
van rijksambtenaren, voor wie hij de
Vereeniging tot verplichte
zekerheidsstelling van rijksambtenaren" heeft op
gericht en in verband daarmede de
Borgtochtenwet door de Staten-Generaal wist
te doen aannemen.
Het regelen van deze voor de rijks
ambtenaren zoo hoogst belangrijke kwes
tie is zeker niet de minste verdienste
van den overledene geweest.
Lotsverbetering van minder-bedeelden
was ook de voornaamste aanleiding tot
de opriphting der beide coöperatieve ven
nootschappen (copartnerships), waartoe
door hem de stoot is gegeven (Drukkerij
Trio" en bakkerij de Toekomst" te
's-Gravenhage). Op het gebied der coöpe
ratie heeft Kerdijk zich trouwens óók
druk bewogen, vooral in zijn jongeren
tijd, toen het veld der coöperatie in ons
land nog braak lag en hij als apostel
voor de coöperatie-idee overal in het
land optrad, nadat hij voor 't eerst in
1873, op het eerste coöperatief congres
te Utrecht, als zoodanig op den voorgrond
trad. De coöperatie was voor hem dan
ook een der belangrijkste onderdeelen
van de groote sociale kwestie, tot welker
oplossing zijne medewerking reeds vroeg,
in 1876, werd ingeroepen, toen hij zitting
nam in het bekende Comitéter bespre
king der Sociale Kwestie".
Het sociale vraagstuk is dan ook altijd
het voornaamste der politieke en maat
schappelijke vraagstukken voor hem
gebleven, en het was vooral de woning
kwestie, die hem daarbij het meest belang
inboezemde, welke hij, naar hij meer
malen betuigde, het belangrijkste deel
van de sociale kwestie achtte. De
bouwvereeniging Jordaan" te Amsterdam,
mede door zijn toedoen tot stand gekomen,
had niet alleen ten doel betere woningen
te bouwen in de stadswijk van dien
naam, doch vooral om tot voorbeeld te
dienen voor zijne stelling, dat het par
ticulier initiatief in deze zaak te zwak
was, om voldoende verbetering tot stand
te brengen, zoolang onteigening van
slechte woningen van overheidswege niet
geschieden kon. Dat deze thans, dank
zij de Woningwet-Borgesius, wél ge
schieden kon, is zeker voor een groot
deel ook aan Mr. Kerdijks onverpoosde,
krachtige propaganda te danken.
Zoo zou ik kunnen voortgaan met het
opsommen van tal van zaken, waaraan
Mr. Kerdijk zich heeft gewijd, en dat
steeds met den ijver en den hartstocht, die
al zijn werken" kenmerkte, en toch
zou ik onvolledig blijven. De volle
omvang van Kerdijks invloed moet nog
worden nagevorscht, zal eerst over eenige
jaren naar behooren kunnen worden ge
waardeerd. Ik wil nog slechts herinneren
aan zijn directeurschap van de friesche
maatschappij Landontginning"; aan
zijn voorzitterschap van de Centrale
Commissie voor de Statistiek, als hoedanig
hij zóó zeer werd gewaardeerd, dat ten
zijnen behoeve alleen een Koninklijk
besluit werd uitgevaardigd, dat den voor
zitter onthief van de verplichting te
's-£rravenhage woonachtig te zijn; aan
zijn arbeid in de nederlandsche afdeeling
der Int. Vereeniging voor Arbeids
wetgeving", en aan dien als voorzitter
der vereeniging Centraal Bureau voor
Sociare Adviezen", terwijl bovendien zijn
voorzitterschap van de voorlaatste parle
mentaire enquête-commissie (het juiste
jaar daarvan kan ik thans, tot mijn
spijt, wegens gebrek aan bronnen, niet
naslaan) niet onvermeld mag blijven.
* *
*
Over hedendaagscbe
huisinrichting.
I.
(rëilhtstrrerde, kahtloyus van Onder
den St. Maarten", fabrieken van
artistieke meubelen en koperwerk.
Haarlem.
Reeds meermalen is, ook op de
kunstZoo is dus nu aan het leven van dien
stoeren werker, dien scherpen denker,
dien warmhartigen, eerlijken
menschenvriend een einde gekomen. Niet velen
zeker zal 't na hem ten deel vallen, na
hunnen dood door vriend en tegenstander
weinig anders dan met weemoedigen
eerbied te worden besproken, want hij
was, zooals de Nederlander terecht, met
ook haarzelve sierende woorden schreef:
een dier mannen, die, hoe hoog de strijd
ook ga, steeds, ook bij hun meest besliste
antagonisten, den indruk blijven wekken
van groote eerlijkheid en integriteit,
van warme, onbaatzuchtige liefde voor
de algemeene zaak."
Dr. J. C. ERINGAARD.
Den Haag, 22 Maart 1905.
'i niiiiiiMiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiyiiiiiiiiii iimniiii
opzicht werd naar vooruitgang gestreefd.
De houtvoorraad, eene prozaïsche maar
voor het in technisch opzicht welslagen
van het fabrikaat uitermate belangrijke
f'aktor, werd met zorg gekweekt. Het
personeel groeide allengs aan tot een
honderdtal koppen. De outillage van de
werkplaatsen staat op de hoogte der
moderne techniek
Kijkje op het fabrieksterrein met fabriek en monsterkamer,
Maarten van Heemskerkstraat te Haarlem.
pagina van De Amsterdammer, met in
stemming melding gemaakt van werk
stukken uit de fabriek van artistiek huis
raad Onder den St. Maarten", welke, ge
sticht te Zalt-Bommel waar aan den
voet van den schoonen toren de naam
sprak, thans te Haarlem is gevestigd.
Die ingenomenheid was steeds stijgende.
Gekonstateerd werd hoe, onder de ener
gieke lei ding van den stichter J. A. PoolJr.
Bouwkundig-Ingenieur, Onder den St.
Maarten" nooit op behaalde lauweren is
ingeslapen om na succesvolle krachts
inspanning eens uit te rusten. In ieder
Een steeds vlietende stroom van meu
bels en koperwerken passeert de monster
kamers, die in een afzonderlijk gebouwtje
op het fabrieksterrein ingericht zijn, op
weg naar de afnemers, naar de
Haarlemsche show-rooms van Onder den St.
Maarten" in de Barteljorisstraat of wel
naar hare in de rue Faubourg St. Honor
15 gevestigde Parijsche filiale.
Het onderhouden dezer oorspronkelijk
door Amstelhoek" gestichte filiale, waar
door Onder den Bt. Maarten" direkt de
internationale markt betreedt, is eene
kloeke daad welke de ervaring moge den
Diverse kleine koperwerken.