Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1454
Op enkele dingen had ik gaarne meer de
aandacht zien gevestigd. N.l. op de bewegin
gen van het bovenhoofd ten einde de
onderkaak meer rust te verleenen. Mej. v. O. heefc
deze bewegingen wel in practijk gebracht, maar
geen woord er over gerept.
Ook ia het bepaald onjuist om het doffe
klanklooze geluid hetwelk bij haar
roepoefeningen' ontstond, te wijten aan het uit
zetten in plaats van intrekken der buik
spieren. Op beide manieren is het zeer goed
mogelijk een klankvollen toon te doen ont
staan. De gehauchte" toon ontstond alleen
wegens gemis aan werking der keelspieren.
Voorts nog even de opmerking dat rnej.
v. O. abusievelijk de stemspleet epiglotlis
noemde. Daaronder toch wordt verslaan de
keeldoksel of het strotklepje. Maar dat zal
wel een vergissing geweest zijn.
Ik kan mij de verontwaardiging van mej.
v. O. tegen het Sïauprinzip ' best voorstellen;
zij hekelde z ;er het onverantwoordelijke
breken der stem, zouder haar ooit weer op
te bouwen.
Aan het slot van hare voordracht noemde
mej. v. O. den naam van een harer patiënten
en dier vroegere leermeesteres. Beier ware
dit achterwege gebleven. En dan, is het wel
zoo zeker, dat deze dame een blijvende ecla
tante hoogte heeft verkregen?
Evenzeer trof mij, bij het opnoemen van
enkele gevallen, een minder bescheiden toon;
een toon die eerder uit het humbuglievende
Amerika tot ons kon zijn overgewaaid, dan
nit het degelijke Berlijn. Dit vind ik des te
meer jammer, omdat overigens mej. v. O.
zich zoo gunstig onderscheidde van enkele
harer kunstzmteren, die meenen dat zij alleen
het bij het rechte eind hebben en op de
meening van andeven met hoovaardige
min? achting neerzien. Mej. v. O. spoorde tot ver
draagzaamheid aan en bewees daardoor, dat
zij van dergelijke praktijken afkeerig is.
Het succes van moj. v. O. was zeer groot
bij het helaas niet talrijk opgekomen publiek.
Zij kan de overtuiging tuedeuemen, dat zij
haar gehoor, vooral door hare prachtige
iuen uitadeiningsexperimecten, tot nadenken
zal hebben gebracht.
* *
*
Gaarne had ik de uitvoering bijgewoond
van de Vereeniging tot Verbetering van
den Volkszang", die op Woensdag 3 dezer
plaats vond. Aangezien ik niet de vrije be
schikking heb over den Woensdagavond, was
wa.* mij dit helaas onmogelijk. Keeds vroeger
echter heb ik inij er van kunnen overtuigen,
hoe voortreffelijk deze vereeniging werkt en
hoe verblijdend het resultaat van haar werken
is. Thans werden er' koren gezongen van
Beyerle, Hol, van Kennes, \Vorp, Beltjens,
den Hertog en eenige volksliederen, en in
het tweede deel een Idylle voor solo en kin
derkoor van urlith.
Het jongenskoor dezpr vereeniging zong
het kinderkoor in Bach's Mattheus-Passion,
op 16 April, in het Concertgebouw, zoo leest
mun in het voorwoord van het tekstboekje.
Bij de bespreking dier uitvoering wees ik er
op, dat men blijkbaar met zorg de
knapenstemmen had uitgelezen, omdat het timbre
zoo mooi was. Het verheugt mij, dat er van
uitkiezen geen sprake is geweest, en dat dus
de beschaafde klank geheel alleen tedatiken
is aan den tact van den leider, den heer H. J.
den Hertog.
Voorts wil ik nog mededeelen, dat mij
van zeer bevoegde zijde wordt bericht, dat
het andere kuapenkoor, hetwelk op 8 April
in het Paleis meewerkte, zoj slecht gezon
gen heeft, omdat bij alle repetitiën en ook
op de uitvoering de geschikte leiding ontbrak.
Had men deze gelaten aau de onderwijzers,
die met de jongens gewend zijn om te
gaan, dan zouden geheel andere resultaten
bereikt zijn.
Het onwelluidende en onwelvoegelijke
geschreeuw, waaraan de jongens zich schuldig
maakten, zou op de lagere scholen die door
deze jongens bezocht worden, niet worden
geduld, zoo verklaart mijn zegsman.
Het is mij aangenaam zulks te kunnen
mededeelen, omdat er geconstateerd wordt
dat de jongens slecht zongen en omdat hun
schreeuwen niet wordt vergoelijkt, maar
integendeel als onduldbaar wordt
gequalificéerd, indien het op de school ware gebeurd.
Dat er dus op de school zóó slecht
wordt gezongen, mag ik na de alleszins ver
trouwbare mededeeling van mijn zegsman,
niet langer staande houden.
Maar dan moet ik er bij de leermeesters
krachtig op aandringen dat zij hun pupillen
vooral inprenten niet alleen op de school,
maar ook daarbuiten en eventueel onder
andere leiding te doen blijken van het be
schaafde zangonderwijs dat zij genieten. Want
wat baat het al of de knapen binnen de
schoolmuren goed zingen en daar buiten, zelfs op
openbare uitvoeringen, er maar op los
schreeuwen? ANT. AVEBKAMI'.
MMlnilHMMIIIIIHIIIIHIIHIIIHimiMIIMIHIIIIIIMItlllUIIIIUHIIIIIIimilliniU
P. ALBEBS, S. J. Geschiedenis ran hft
herstel der Hiërarchie in de Nederlanden,
Dl. I, Nijmegen 19Ü3, 555 blz.; Dl. Il,
Nijmegen 11J04,580 blz. met aanhangsels.
Toen in 1865 Nuyens het eerste deel van
zijne Geschiedenis, der Nederlandsche be
roerten in de XVIde eeuw publiceerde deed
hij dit, met angst en beving. Hij vreesde,
dat men het boek zou beschimpen en ver
achten, ja, dat een of ander verwoed kriticus
hem, als een andere Hector pro aris et
focis" strijdend, aan zijn zegekar zou binden
en sleuren door 't slijk 1). Blijkbaar koes
terde hij geen groot vertrouwen in de ver
draagzaamheid en de waardeering, waarmee
het protestantsche Nederland zijne afwijkende
beschouwingen zou ontvangen.
De uitslag heeft echter bewezen, dat deze
vrees overbodig was. Met waardeering is de
poging tot Roomseh-katholieke
historiographie ontvangen. Men leze slechts bet uit
voerige artikel van Fruin. l'j. Welnu, deze
eerste poging is door meerdere gevolgd, men
denke slechts aan de andere werken van
Nuyens, De geschiedenis van Ooppens"
(inderdijd in dit blad door prof. Knappert uit
voerig besproken) en talrijke
tijdschrift-ariikelen. Als een nieuwe vrucht der K. K. ge
schiedschrijving ligt voor ons liet werk vun
Albers, twee kloeke deelen, over liet herstel
der hiërarchie in de Nederlanden. Met de
verschijning hiervan mogen we ons geluk
wenschen; immers, het brengt ons iu een
tijd van groote beroering op staatkundig eu
godsdieu-ni i, gebied, het voert ons terug naar
de z-, g. April-beweging". Het jongere
ges'acht, dat in onzen tijd van druk geestelijk
leven zooveel heeft bij te houden'', weet al
ternauwernood meer wat dit woord inhoudt,;
weet niet, en kan zich niet voorstellen de
beroering, die toen heerschte in ons land;
hoe een stroom van schotschriften en pam
fletten weer werd uitgegoten over de ver
bitterde partijen.
Door de Evangelische Maatschappij is in
1903 uitgegeven een klein geschriftje van
J. H. Maronier, dat beknopt en duidelijk een
overzicht geeft van deze Aprilbewegicg, uit
Protestantsch oogpunt bezien. Maar natuurlijk
konden daarin slechts weinige bewijsstukken
gegeven worden. We vinden deze uitvoerig
in het boek van den heer Albers. En daarom
zijn we met de verschijning van zijn werk
ingenomen, ook al weten we, dat we hier
een beschouwing zullen vinden van zuiver
K. K. standpunt.
De schrijver heeft geput uit archieven, die
voor ons of niet, of zeer moeilijk te bereiken
en te raadplegen zijn; hij heeft inzage kun
nen nemen van de correspondenties, gevoerd
tussjchen de regeering en het Vaticaan; uit
de archieven der bisdommen heeft hij be
langrijke documenten overgegomeii, en ook
de Papieren van Maanen" in het rijksarchief
gebruikt. Verscheidene dezer stukken, brie
ven en nota's, benevens conceptreglementen
zij u met een uitvoerig register in de aan
hangsels opgenomen, waardoor het werk niet
weinig aan belangrijkheid en waarde wint.
Wel te verstaan, voor den historicus. Want
als Albers zijn .werk heeft geschreven ook
voor den leek, dan verwachten we dat het
weinig gekocht althans weinig gelezen
zal worden. Daarvoor is het te breed op
gezet, en zyn de uitwijdingen en aanhalin
gen ? voor den geschitdschrij ver van groote
waarde - voor den gewonen lezer te ver
moeiend.
Wat nu den inhoud aangaat kunnen we er
natuurlijk niet aan denken een doorloopende
recensie te geven; we zouden dan onze
booordeeling moeten uitbreiden tot een boek
deel. Slechts enkele opmerkingen dus!
In de eerste plaats treft ons, duur het geheele
werk heen, de stelselmatige en o. i. niet waar
dige bestrijding der Oud Katholieken. Niet
waardig: want al moge de fractie der
OudKatholieken een doorn en een ergernis zijn
in het oog van den schrijver, dan behoeft
men nog niet de vormen tegenover deze
uit het oog te verliezen.
B. v. pag 13 dl 1. Mogen we den Janaenikten
pastoor Martinus (jlasbenjen ijeloocen, dan zeker
niet. Deze man ijverde e'c.
Met blijkbare instemming neemt de schrijver
het verslag van Capaccini over, waar deze
zijn onderhoud met de bisschoppen der
OudKatholieken verhaalt. Capacciui maakt daarin
op zeer weinig edele wijze deze bisschoppen
verdacht, zeggend dat hij lam zelfs geen
briefje in handen troit geren overtuigd, dal
zij in xtaat waren alles te misbruiken, (dl l,
pag. 255). Deze onderhandelingen der bis
schoppen met den pauselijken nuntius worden
door Albers geschetst ah geheel uitgaande
van de eersten. Men viudt hiernevens echter
ook geheel andere lezingen 3). De schrijver
kent deze; maar waarom nu in een noot den
aartsbisschop van Vtrechtpseuc/o aartsbisschop
genoemd ?
Op pag. 339 dl I, vermeldt schrijver dat
Capaccini er zijn voordeel in zag de jansenisteu
een tijdlang te houden onder een goed katho
liek die uit kracht nijner belrekking al hurnie
papieren in handen heeft. Vit een nauw
keurig onderzoek dezer stukken kan wellicht
eenig nut voor de kerk geboren worden.
Daarna kan men beproeven ze een plaatsj -;
te geven tusschen de joden en sectarissen,
en hun die openbare schande aandoen waar
voor ze zoo gevoelig zijn.'' Eenige af keuring
van deze, toch zeker niet zeer edele practijken,
ware o. i. toch wel gewenscht.
Vindt de schrijver het zoo vreemd de dat
O. K. zich de Oude Clerezy" noemden? 4)
Genoeg voorbeelden om ons oordeel te
rechtvaardigen ! De schrijver doet verder
alsof de quaestie der vijf ('/. g.) stellingen
van Jansenius geheel opgelost en helder is;
en dat ieder weldenkende van het ongelijk
dezer Jansenisten" is overtuigd. Hierop
valt toch wel een en ander af te dingen.
Terwijl we verder eenige kleinere aanmer
kingen laten rusten b. v. komt het ons
vreemd voor predikanten in een wetenschap
pelijk werk telkens dominee te zieu noemen
willen we een enkel woord zeggen over den
langen diplumatieken strijd over het concor
daat. Lezen we de onderhandelingen dan
komen we tot de conclusie, dat zoowel
binnen als buiten de muren gezondigd is."
Eu, al zien we niet voorbij dat de houding
der regeering en hare gezanten niet steeds
oprecht en eerlijk is geweest, we kunnen
niet anders, dan de handelwijze van het
vatieaan en zijn tegenwoordigers sluw noemen
iu hooge mate. We vinden hier een politiek
van geven en nemen, van vleien en ver
dachtmaking, die we bij een wereldlijke"
gezant reeds 'zouden misprijzen, maar in een
kerkelijk nuntius ten zeerste moeten laken.
Om het heilige doel te bereiken worden hier
o. i. zeer onheilige middelen gebruikt. Mis
schien danken we het aan de objectiviteit van
den schrijver als historicus, misschien aan
zijn groote liefde voor de moederkerk, die
hem gebreken voorbij doet zien, dat we
deze uitvoerige uiteenzetting der diplomatieke
verwikkelingen onder uogen krijgen; ons
oordeel wordt er door geleid in een richting
die de schrijver wellicht niet had vermoed
of gewenscht.
Ook wat het collegium philosophicum be
treft, aan welks lijdensgeschiedenis de schrijver
ecu groot deel vau zijn werk wijdt, we meenen
dat, met wat meer goeden wil van tle zijde
van het Vaticaan, dit. ondanks de gebreken
in de inrichting en opleiding, nuttig had
kunnen werken.
Maar geuoeg; komen we thans tot het
hoogtepunt van dit boek : liet herstel der
| hiërarchie en de daarop gevolgde
Aprilbeweging.
Men herinnert zich, dat, door middel van
ecu missive van 9 Dec. ISïl. de regeering
bekend maakte, dat de paus het tijdstij! ge
komen achtte ooi tot organisatieder katholieke
kerk in dit koninkrijk over te gaan. Men
herinnert zich de pauselijke allocutie van 7
\ Maart IS.iü. In de beroemde gewesten van
j Holland en Brabant!" vond de herstelling
; plaats de.r bisdommen. Deze aUocutit: vooral
verwekte een storm van \eroiitwaardiging.
Men vindt ze in haar geheel in Nuvcns-i irsch.
v. li. Netlerl. Volk van i.Slötol op on «e dagen.
dl III bladz. 174. ?">) De Aprilbi-wt'ging
begon niet een een a Ires vau de Xed. Ilcrv.
j Gem. te Utrecht, en eindigde, z >oals men weet.
j niet de val van het ministerie Torbecke.
Zeer belangwekkend is het wat de schrijver
ons mee leelt over de/.e beweging, zeer
bej langwekkeii l ook als men zijne beschouwingen
vergelijkt met wat anderen schreven over
deze dagen vau woeling.
e Aprilbeweging is reeds lang veroor
deeld: slechts zeer weinigen, zoo er nog
zullen zijn, durven hare verdediging op zich
nemen; aldus Nuyens.
Maronier daarentegen vindt het niet te
verwonderen, dat de natie trilde onder de
beleediging, haar door een buitenlandsch vorst
aangedaan, een vorst zetelend te Rome, dat
zich in vroeger dagen met Spanje verbond
om de staatkundige en godsdienstige vrijheid
aan ons volk te ontrooven"; en zijn besluit
meedeelde in bewoordingen, hoogst krenkend
voor het gevoel der Protestanten.
Vos spreekt van aanmatiging van den Anti
christ tij; veel kan deze doen en dulden,
inuar nog eenmaal moet hij zijn wreede klau
wen slaan in Nederland en het verscheuren.
Van alie landen," zoo schrijft hij vertier,
begon in 't aloude geuzenlaud het oude ge
loof te spreken, als nog gansch niet ver
ouderd ; het was alsof de duizenden en de
duizenden v ;rdubbeld, geheel de natie, uit
genomen de verblinde volgelingen van
Thorbecke, slechts n stem hadden, de stem
der verontwaardiging en der smart over den
aangedaneii hoon." Tallooze uitingen van
de opgewekte volkshaat vonden we ook in
de adressen tier kerkeraden 7).
Daarentegen spreekt Fruin van de bewe
ging als van een donder zonder bliksem
schichten, een onweersbui, die is
voorbijgedreven en den hemel helderder d.m te voren
heeft achtergelaten 8).
Vergelijken we nu hiermee wat de schrij
ver als in zijn breede en rijk gedocumen
teerde beschiijving de;er beweging meedeelt,
dan hebben we grooten lof voor de wijze,
waarop hij zijne stof heeft beheerscht en
saaingebracht, al kunnen we natuurlijk met
zijne appreciaties eu conclusies niet steeds
meegaan. Natuurlijk niet, waar zijne
prae111: s-en dikwijls zooveel van de onze ver
schillen. Wat ons aangaat we stemmen in
met de meening vau Fruin en achten ons
gelukkig, dat de donder ronder bliksem
isgebleven. Ook wij zijn van meening, dat
het goed is geweest, dat aan het herstel geen
bezwaren meer in den weg zijn gebracht.
Maar met dat al kunnen we ons de
volksveroutwaardiging over de hoogst
beleedigeiide eu zeer onhandig gestelde aanmati
gende allocutie des pausen zeer goed begrijpen.
Wat is het oordeel van den schrijver over
deze allocutie? Met instemming citeert hij
uit de Tijd": zij brengt die vervalling van
wenschen eu gebeden, die jaren lang door
geloofsgenooton tot God zijn opgezonden, en
door hen iu nWvuldige smeekschriften voor
de voeten van Pius IX zijn neergelegd 9).
Geen woord vonden we over de toon van
de allocutie, en de ergernis welke daardoor
toch iu eeu protestantse!! land moest ontstaan.
Ook in de beoordeeling der Aprilbeweging
en hare oorzaken kunnen we niet met den
schrijver S'.etd-i meegaan. Het moge waar
zijn, dat de onzalige politiek zich er in ge
mengd heeft eu ten slotte een der
hooi'ddrijfveereu is geworden; het moge zijn, dat
op wel wat ongemotiveerde wijze met brand
stapel en schavot, met inquisitie en
priesterheerschappij is geschermd (typische voor
beelden deelt de S. van die papenbaat" en
papenvrees" mee, zoowel in dicht als in
ondiclit), men gaat o. i. te ver met ,'illes uit
die politieke haat, en het oproepen der
domiLocratie ' te willen adelden, en te be
weren, dat bet karakter dezer beweging
niet den stempel des evangelies droeg
maar een strijd was uit haat tegen Rome,
een strijd uit onkunde en vooroordeel, een
strijd uit blinden hartstocht. Dit laatste is
waarvan bijna allen die door drijvers tot den
strijd werden gedreven. Zóó streden de meeste
der tweemaal honderdduizend, die huu naam
of eeu kruisje plaatsten onder de tallouze
adressen voor den koning bestemd." 10)
Hier gaat S. naar we meenen veel te ver.
Met een toon van blijde opgewektheid
eindigt S. zijn werk, een juichtoon uver den
bloei der r.-kath. kerk in ons land. Trotsch
spreekt hij over kerken, die overal verrijzen,
ziekenhuizen, die worden «.esticht, verbonden
eu patronaten, kringen eu vereeuigingen van
meest verschillenden aard 11). Zijne vreugde
begrijpen we al kunnen we er niet ten
volle mee instemmen. Maar genoeg! We
zijn aan het eind van onze beoordeeling. Ze
kan slechts oppervlakkig zijn en weinig ge
documenteerd. Onze aanmerkingen hebben
we meegedeeld. Maar men krijge er toch
niet den indruk van dat we het werk des
heeren Albers afkeuren. Integendeel ! We
herhalen wat \ve iu het begin van onze
recensie zeiden : we juichen tle verschijning
van dit werk ten zeerste toe. Wie in 't
vervolg zich zet tot bestudeeren of beschrij
ven der Aprilbewejiag, of de staatkundige
onderhandelingen daaraan voorafgaand of
daaropvolgend, hij zal rekening moeten houden
met dit werk en het met groote vrucht kun
nen raadjdegen.
Met Albers' boek zijn we een degelijk, op
bronnenstudie berustend werk rijker ge
worden. A. KLAVEU.
I) Dl. I, inleiding j)ag. NXIII.
'21 Fruin. Verspreide geschiften Dl. II,
pag. l e. v.
3i Vgl.: Beiiuiuk Jansoiiins. Gesch. der
Oud-Roomsch Kath. kerk in Nederland pag.
3(11?307,
Hofstede de Groot : de O.-Kath. beweging
in 't licht der kerkgeschiedenis, pag. 254, e. a.
4) Vgl.: Bennink Jansouius. Specimen de
Romauo Catholiooruin.
Rolland : de kerk van Utrecht.
5) In het werk van Albers, Dl. II, bladz. 324.
(j) Dr. Vos: Groen van Priusterer en zijn
tijd, Dl. J, bladz. 330 e. v.
7) B.v. in : De worsteling vau het pro
testantisme tegen tle herstelling der hiërarchie;
verzameling stukken, overgedrukt Uit de
Morgenster" eu vele anderen.
S) Dl. 11, Vtrspr. Ge.schr., pag. 3.
!),i Dl. U, pag. 32S.
lo) Dl. II. b'ladz. 31S, :;i'.i.
J f) Dl. H, blad/. 7s e. v.
Dl ?/i"/vVy»7ï!'O' i/t t'eïban'l tin'i ''?-
//rA'Mmx? r,vs/,7,/'?/V. door Prof. Dr. M. HAMN,
i AlmeUuj, \\'. Hilarius \\'zn.
liet lag al lang op mijn schrijftafel en
nochtans kon iU niet besluiten ecu
beeordee'ing te schrijven \au bovenstaand werkje.
Jk had het met zoo'n belangstelling ter hand
genomen, aangetiokken door het opschrift,
doch bij l 'zing er van viel het mij tegen.
Wellicht kw.im dit d'jor eigen rchn'd en
had ik mij de be/.w.itvn. aan het schrijven
van een dergelijk «ei-kje verbonden, te licht
',. voorgeleid en ik mij niel op hel rlaudpunt
l moeten plaatsen van iei.iaud die ecu
beruepskeuzu moet doen.
In de inleiding wijst schrijver er op, dat,
behalve bepaalde geestelijke eigenschappen
ook zekere lichamelijke aanwezig moeten
zijn, om deugdzame resultaten te geven van
den verrichten arbeid. De verplichte keuring
bij het treden in Rijks- of Spoorwegdienst,
wordt besproken en in tegenstelling daar
mede de particulieren-werkgever genoemd,
die minder belang zou stellen in een vol
komen gezond zijn van den werkman door
de Rijks-verzekerings wetten en de groote af
wisseling in 't personeel.
Voorts vestigt de schrijver de aandacht
er op, dat het voor de minder bedeelden
een reden te meer is, om zich voor een ver
keerde beroepskeuze te hoeden, dan het dit
voor de meer welgestelde klassen is, omdat
het voor genen zoo moeilijk gaat van beroep
te veranderen, wanneer hun grootste kapi
taal, hun lichamelijk arbeidsvermogen, ver
minderd is.
Maar juist dit laatste doet ons afvragen,
of die. beroepskeuze dan wel zoo nauw ge
bonden is aan lichamelijk welzijn, waar wij
schier dagelijks zien, hoe personen, wier
grootste kapitaal, het lichamelijk
arbeidsve mogen dus, door het eens in volle
gezondheidsweelde gekozen beroep, langzaam of
sneller met allerlei kwalen behept worden
en dus hun kapitaal ingeteerd wordt.
En dit is het juist, wat mijl s inziens nog
zoowelen dier minst-bedeeldeu" onverschil
lig doet zijn voor de zoo ernst g vermanende
stem van den geneesheer of hygiënist, die
hem toeroept toch vooral te letten bij 't
kiezen van het beroep op hunne lichamelijke
gebreken. Wat deert het, of iemand met
zorg, wellicht na eeu streng geneeskundig
onderzoek, zijn zoon heeft medegedeeld, dat
bij niet geschikt is voor deze of gene be
trekking om eeu of ander zintuigsgebrek,
wanneer blijkt, dat ua luttele jaren een
andere zoon, die we! geschikt was voor 't
begeerde beroep, daardoor aan die kwaal
lijdend is geworden.
Bij de bespreking vau het gehoororgaan
i en de beroepskeuze wordt de aandacht ge
vestigd op enkele beroepen, waarbij het nor
male trommelvlies ree Is op zware proef
wordt gesteld en het dm onraadzaam is
voor iemand, die aan het gehoororgaan leed
of lijdende is, een dcsdanig beroep te kie
zen om ten slotte tot de slotsom te geraken
dat in het algemeen uit het boven gezegde,
| te besluiten is. dat slechts betrekkelijk wei
nig beroepen voor oorlijden niet geschikt zijn."
Bij de bespreking van de beroepskeuze
voor zenuwachtige personen komt ons tel
kens het gemakkelijker gezegd, dun gedaan",
voor den geest. Ik zie den vader van een
zenuwachtig kind a! zoekt n naar een beroep,
dat n b. een zeker bestaan oplevert, geen
groote lichamelijke eii geestelijke inspanning
vergt, geen vroegrijpheid oplevert, dat de
zelfbeheerschiug sterkt, de zelfkennis bevor
dert en allerlei jjlotselinge impulsies onder
drukt.'
Voor meisjes raadt schrijver aan het beroep
te kiezen van huishoudster, verpleegster,
leidster van een crèche eu dergelijke. Zij zal
dan niet liet verwijt behoeven te hooren
volgein den schrijver, dat ze geëmancipeerd
is, niet te klagen hebben over achteruitzet
ting en de strijd om het bestaan zal door
haar niet in al zijn scherpheid worden gevoeld.
Nergens trollen wij, zooveel holle phrasen
aan in het werkje, als in dit gedeelte, dat
een beschouwing gaf over de verschijnselen,
die voorkomen bij nerveuse peisonen, doch
niet den zoeker den weg aanwijst, dien hij
moet betreden, niet om een beroep te kiezen,
doch om zooveel mogelijk te trachten zijn
eens gekozen, door hem zoo ideaal voorge
steld beroep, te ontdoen van de zenuw
schokkende en zenuwlijden gevende omstan
digheden.
Het gedeelte van het boekje, dat Het
oog en de beroepskeuze1' bevat is daarentegen
rijk aan goede, degelijke raadgevingen, raad
gevingen, waar de leek wat aan heeft, en die
door hem ter harte genomen kunnen worden.
Bij de bespreking van de borstorganen en
beroejiskeuze, geeft de schrijver onverdiend
sport" de schuld, dat zij tot alcohol misbruik
leidt. I u ons land (schrijver is een Duitscher)
is zij daarentegen een machtig bondgenoot
geweest in den strijd tegen den alcohol en
gelden dus de genoemde bezwaren voor
lijders aan hart- en longziekten tegen be
roepen, die in verband staan met sjtort, uit
dit oogpunt bij ons te lande niet. Dan nog
i is het tle vraag, of voor zulke personen de
i tuin- en landarbeid, de jacht eu visscherij,
het zeemansvak en het transportbedrijf
ideale beroepen kunnen worden genoemd,
gelijk schrijver dit beweert.
liet eigenaardige van dit 03 pagina's groote
boekje is, dat zes personen tot tle samenstel
ling ervan hebben mede gewerkt. De voor
rede schreef Prof. Halm, bet gehoororgaan
en de beroejiskeuze behandelde Dr.
Nadoleczny, het zenuwstelsel eu de beroepskeuze
Dr. E. Hirt enz.
Ik acht het jammer voor noodzakelijke
eenheid iu uitspraken voor een leek, dat
niet slechts n persoon bet onderwerp be
handeld heeft, dat het wel goed vertaald is,
doch dat de toestanden bij onze oostelijke
naburen, het klimaat euz. niet geheel de
onze zijn, en het dus gevaarlijk is uui, wat
voor lijders iu die streken geldt, ook voor
die in ons land als algemeen geldend te be
schouwen. Intiisschen. voor wie eens wat
weten wil vau gevaren, verbonden aan be
paalde beroepen, heeft het werkje zijn
waarde. Als een strenge gids zou ik het
echter niet gaarne, om boven genoemde be
zwaren, beschouwd zien.
11 a a r l e m.
G. A. < loTMMÏ. '
Groot Nederland.
In het tijdschrift ,. Groot Nederland" onder
redactie van Cyricl IHiysst'. I.ouis ('oupeius
en W. van Nouhuys zal een nieuwe roman
van ('yrie! lluyssc opgenomen worden. Deze
roman ,.Het l.eveu /au Kuzokc- van
Daaleu:' zal de .1 li-alievering oj>e]!>'ii.
Verder /u,b-n in de volgende- afleveringen
van ('i-'/''! Xnli i-iiin'l upgeuoniei; \\ordenhet
thans veel besproki-n touneelstiik van I. A. N".
..Een Moeder". <lan een novelle van C. P.
ISnmdt van D.'onie ..I'it '.e (iis'en nieuwe
bijdragen van I.uuis t 'oiijicrus. Slijn Sireuvcls.
Helene Lapidoih-^warth i-n Maiie
MetzKouing.
Tommy d- Co., door JEROME K. JEROME. Uit
het Eugelsch. Utrecht, A. W. Buma& Zoon.
Kitty's huwelijk, novelle door OKCHID, rnet
34 tusschen den tekst gedrukte illustraties,
uitgegeven door de Naamlooze Vennootschap
Corona" te Amsterdam.
Verslag van het genootschap Liefdadigheid
naar Vermogen over het jaar 1904.
Ellen Key, Een levensschets, naar het
Zweedsch, van LOÜISE NYSTRÖM-HAMILTON,
door 1). LOGEMAN-VAN DER WILLIGEN. Geauto
riseerde uitgave. Utrecht, H. Honig.
IIIIIHI1IIIIIIIIIIIHMIIIIIIII
mi' nu iiiiiiiiiiniimiiiiiiiiiiiiim
Willem III.
Aan den hooggeleerden, heer l'. J. l)lol~.
Mijnheer !
Uw briefje aan de redactie van dit blad,
in zake Willem III en zijn standbeeld, heeft
mij zeer teleurgesteld. Eerlijk gezegd, had
ik van een hoogleeraar geen banaliteiten
verwacht. Het onderwerp, dat u tot spreken
en mij tot schrijven drong, raakt in zoo
hooge mate de nationale eer, dat men zich
niet achter ingebeelde of werkelijke hoogheid
verschuilen maf, orn een debat te ontwijken,
hetwelk men, zij 't ook tegen zijn zin, zelf
heeft uitgelokt.
(ïij maakt er mij een grief van. dat ik
te velde ben getrokken op een kranten
verslag eu niet heb kunnen wachten op de
gedrukte ied%, die gij nu eerst in uitzicht
stelt. Was 't niet juister en eenvoudiger
geweest, van dit voornemen dadelijk te doen
blijken ? Doch wat u ook behagen moge iu
druk te doen verschijnen, hier is 't alleen
de vraag, of het bedoelde verslag in hoofd
zaak juist was oi niet. En juist moet het
zijn, want gij hebt er niet aan gedacht, er
tegen op te komen.
('?iij voelt u gekrenkt over- den toon van
mijn stuk, ofschoon het toch streng zakelijk
blijft. Intiisschen verliest gij zelf zoozeer
de goede manieren uit 't oog, dat gij den
persoon zoekt te trollen om u des te beter
van de zaak te kunnen afmaken. Mijn
onbehoorlijke" toon is de toon der veront
waardiging, door de overdreven verheerlijking
vau den man opgewekt, die de oorzaak werd
van den dool der De Witten en van den
on lergang onzer mar tieine grootheid; omdat
hij, in plaats van het heil der Republiek,
vóór alles de schittering van eigen heer
schappij zocht. In hoever eerzucht en ideaal
in hunne onvermijdelijke wisselwerking zijne
groote politiek beheerschten, kan ons onver
schillig laten, nu deze een fanatisme was,
waaraan alles werd opgeoil'erd. Uw eigen
werk is daar, om dit aan te toonen.
De lezer moge beslissen, wat hier onbe
hoorlijk is.
Hoewel ik u gaarne het kinderlijk genoegen
gun, tegenover mijn persoon het standpunt
der professorale ongenaakbaarheid in te
nemen, acht ik deze kwestie van te groot
gewicht om uw voornaam stilzwijgen te
kunnen eerbiedigen. Vergeet niet, dat er
buiten de kringen, waar mf-n zich voor uwe
professorale hoogheid eerbiedig nederbuigt,
vele duizenden leven, die zich om geen
hoogheid, welke ook, bekomraerer en alleen
aannemen, wat naar hunne overtuiging de
waarheid het meest nabij komt. (.rij belooft
wel eene gedrukte rede en een betoog boven
dien ; maar is dat, na uwe uitlatingen, iets
anders als den strijd ontwijken en wat lof
iuoogsten van medestanders ?
Met de verschuldigde achting,
H. KIERSCII.
Protest.
'ii-achte Redacteur!
Kan u me nog een klein plaatsje in uw
blad afstaan voor het volgende, naar aanlei
ding van het onderschrift onder mijn protest
van de vorige week.
Reeds mijn dank !
Aan de vruchten kent men den boom
aan de resultaten het onderwijs," antwoordt
mij de heer Averkamj) en beoordeelt den
boom naar n enkele vrucht!
Dat gaat niet op. D'.t heb ik slechts met
mijn protest willen zeggen eu. . . gezegd.
En daarvoor was het heelcmaal niet uoodig,
dat ik de uitvoering in i|iiaestie hadde bij
gewoond. Over die uitvoering heb ik niet
gesproken, evenmin uver ous zangonderwijs
op de L. S , maar alleen over de wijze van
oordeelen. En nu tracht de heer Averkamp
die wel te rechtvaardigen, door te wijzen op
de samenstelling vau het knapenkoor, maar
dat zegt niets. Immers na de uitvoering van
hetzelfde oratorium door Toonkunst zou de
heer Averkamp tot een geheel andere con
clusie moeten komen: ,,Het knapenkoor zong
ditmaal Hink en toch niet ruw," zegt hij en
het oordeel van het Handelsblad (avondblad
17 April) was nóg gunstiger.
De aanwezigheid des heeien Kuyper. ..
precies hetzelfde. Wat er ook over het zang
onderwijs op de L. S. geschreven of gezegd
is, hoe de minister er over denkt, doet hier
niets ter zake, daarover heb ik heel
uietgosproken, alleen alweer, de wijze van oordeelen.
Het recht, dat ik den heer Aveikamp in
deze out'.eg, ontzeg ik natuurlijk ook onze
hoogste autoriteit.
Hoogachtend, Uw dw.,
Amsterdam. W. PLOEOEK.
Baclis Hattbensnn,
NIEUWE UITGAVEN.
///7 (, ,'', i'h,-, , /;i'i! r,;/, J., 'i/,, L::,/tt ,?/,/,' ntltl,'
?/<'.-7/r/i/r,/. dooi dr. l'. \Vn:i;iM.A. iieusden. A.
Ge/.i'ih' Mcerbiirg.
}\niilati' , l !ene voordracht, d. dr. B. SWAAI:.
Amsterdam, F. van Rossen.
Vergun mij ook eenige opmerkingen te
maken uaar aanleiding vau hetgeen de heer
Aut. Averkamp heeft opgemerkt omtrent de
uitvoering van Bach's Mattheuspassiuu door
] het knapenkoor op den Ui April j.l. *) M. i.
pa*l <li: Cfnii'lri*ie iotaul nn'l <>j> de aiiniiierkiny.
\ De heer Averkamp zegt: ,,llet knapenkoor
was en wat betreft uitspraak n wat betreft
i kiankschoouheid beslist onvoldoende/'
Uitsjiraak en klaukschuonheid zijn .zoo nauw
verwant, dat ik de laatste eigenschap het
ideaal /.ou willen noemen eener goede uit
spraak. Wie dus schoon wil zingen, moet in
": i De geachte schrijver vergist zich. Ik
heb de door hem geciteerde zinsnede niet
; gebruikt naar aanleiding van de
I'assionsi uitvoering vau Ui April ; doch naar aanleiding
j van die van 9 April. As r. A.
l