De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 9 april pagina 3

9 april 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1450 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De heks van Heinsbroek, door mr. LAMBERTS HURRELBRINCK. Amsterdam, Uit gevers-Maatschappij Elsevier". Heinsbroek is eea klein plaatsje iu ZuidOost-Limburg, dicht bij de grenzen, 't Verhaal zal derhalve een dorpsroman zyn, met smok kelaars en zoo. Van dit voor de hand liggend gegeven heeft de schrijver echter een matig gebruik gemaakt en 't meer in andere rich ting gezocht. Een dorpsroman nu kan heel mooi zijn, vol stemming, vol locale kleur, het gegeven eenvoudig, in overeenstemming met het dorpsleven zelf, met de natuur rondom, met den uiterlijken gang van zaken. Want is ook innerlijk de passie, de beroering, uiterlijk is de kalme rust. Dit reeds is een tegenstelling, die ontroerend werkt en juist in dorpsro mans tot haar volle recht kan komen. Maar dan moeten die uiterlijke rust en die innerlijke passie worden uitgebeeld met groot talent, zóó dat we beide voelen, onder gaan. Daarvoor ook is sentiment noodig. Anders gaat 't verhaal, hoe treurig op zich zelf misschien, aan ons voorbij en laat geen sporen na in onze ziel n niet in onze her innering, 't Dialect, hoe bekoorlijk ook en te waardeeren als hulpmiddel om de juiste stemming te verwekken, mag nooit meer dan hulpmiddel zijn en kan talent en senti ment niet vervangen. Mr. Hurrelbrinck is zonder twijfel een uit nemend journalist. Hij beschrijft verschil lende dorpsgebruiken en feesten, dorpsnieuwsgierigheden en kleinzieligheden vaardig en vlot. De intocht van den nieuw benoemden burgemeester, het Meifeest, de communie feesten. Ea ook treuiige gebeurtenissen. De smart bij de geboorte van een kreupelen zoon, bij den dood van een niet mismaakt dochtertje, het sterven van de burgemeesters vrouw en wat de pastoor zoo al doet bij hare begrafenis, dat alles wordt omstandig beschreven. Ook een brand. De stal met paarden, koeien, kippen, een hond, verbrandt. En ik verzeker u, dat de uit de gescheurde buiken hangende ingewanden der verschroeide dieren u een nachtmerrie bezorgen. Ook het geblakerde gezicht van den burgemeesterboer, die zijn beesten nog wil redden en dan zelf onder het instortende dak wordt bedolven, doch door een trouwen knecht gered wordt, ook zijn verbrande oogen staren u aan en laten u niet met rust. En zoo heeft de auteur liellijkeen griezelige gebeurtenissen aaneengeregen tot een verhaal; maar de draad is wat oud, dateert uit den bloeitijd der romantiek. Met milde hand zijn de tragische conliieten rondgestrooid over dit boek. Men duizelt ervan. Ik wil niet trach ten er een overzicht van te geven. Alleen dit. De auteur beeldt niet het leven uit, zooals dat zich voortbeweegt, de eene ge beurtenis zich logisch ontwikkelende uit de andere, het leed noodwendig gevolg van tragische conflicten, de conflicten gegroeid uit de omstandigheden. Laat de auteur het leven weergeven, dat is genoeg. Want waarlijk^ het leven zelf zorgt wel voor het leed, voor de conflicten; hij behoeft die taak niet over te nemen. Mr. H. nu heeft dit wel ge daan en behalve dat daardoor het leven uit zijn verhaal is verbannen, dat nu doodsch is geworden en zonder interest, heeft hij die andere fout begaan van te meenen, dat voor geweldige conflicten geweldige oorzaken noadig zijn. Geweldig dan in het uiterlijke: vloeken, verdoemen enz.; en dan wensehen van overledenen, nooit geuit, alleen maar ver moed, waardoor allerlei leed dreigt te ont staan. En nu is het juist zóó, dat hoe meer de auteur de personen laat verdoemen en vervloeken, hoe- minder we worden bew ogen door 't geval. We zien er onmiddelijk het onware van en wijzen dergelijk grof gespeculeer op ons medegevoel af met beslist gebaar. Ken enkel voorbeeld. De heks van Heinsbroek woont in een hut, vroeger bij smokkelaars in gebruik. Geld heeft ze in Een slachtoffer van de B-U." DOOR F. A. BUIS. m*[\* II. Ja Ileintz verlichtte de taak van den regiments- en garnizoens-commandant aanmer kelijk : alles ging even vlot als goed ge regeld. Tegen elf uur waren meestal de stukken kant en klaar om te worden geteekend, en kon de kolonel, vergezeld van den kapiteinadjudant, naar de sociëteit gaan o in De Meuwe Jiolt/'rdatinncr in te kijken, of als 't mooi weer was een singeltje te pakken" en een kijkje te nemen aan het station, waar tegen half twaalf een trein passeerde en men allicht een kennis sprak. Maar 't gebeurde toch ook wel, dat er veel te doen was, en Heintz zelfs niet vóór den koffietijd kon gereed komen. Zal ik u de stukken maar thuis zenden, Kolonel ?" Dat's goed, Ileintz," en dan tot zijn adjudant: ga je mee?" Hein'z kon eerst dan goed aan 't werk komen zoon kolonel had natuurlijk altijd iets had te vragen of bedacht nieuwe dingen, en een kapitein-adj udant, die niets te doen had, meende veelal in de oogen van zijn chef bezig te moeten blijven en ging dan pot kijken. Dat vooral vond Heintz hoogst onaangenaam; een van zijn stelregels was: van mijn papieren moet je afblijven" Bleef de kolonel of de kapitein-adjudant naar zijn zin te lang, zoo liet hij in den win ter de kachel uitgaan, of wel klaagde over benauwdheid en zette alle ramen open. 's Zomers mopperde hij in een dergelijk geval over kou en tocht, en liet den oidonnans alles dicht maken, totdat de kolonel zei: nou, dan gaan we maar naar de sociëteit." Na nen was Heintz gewoonlijk heer en meester op het bureel. Dat wisten ze wel bij het regiment, en ieder die iets te vragen luid, meldde zich vóór negenen, of na de koflie; dan hield de oude Heintz" rapport, en 't is gebeurd, dat een luitenant den regementsordonnans zag opdagen met een: luit'nt, ik moet u zeggen, asdat de majoor Heiutz op 't bureel is, als u hem soms zou willen spreken." Toen de luitenant op het bureel verscheen wat zou er nou zijn?" veinsde Heintz een beetje verbazing, 't Is zeker een vergis sing ... 't zou anders net zijn, of ik u had laten roepen, maar nou u er toch is. ... Ik overvloed. Haar geschiedenis vertelt ze later in heftige ontroering, maar nochtnans in af geronde zinnen, een lange monoloog van wel twintig bladzijden. Ze is dan (natuurlijk) de mooie dochter van een rijken boer, ver loofd met een braven, oppassenden, rijten boerenzoon. Maar, nietwaar, een inensch blijft ten slotte toch maar een mensch. Aan wie veel heeft lief gehad, moet veel verge ven worden. Trouwens, ze staan reeds on der de geboden'' en een huwelijk zal alles weer goed maken. Evenwel, op een avond 't is donker, zóó donker dat, enz., een deur gaat open... mannen met lantaarns en ont dane gezichten .. . kortom, de bruidegom is onder zijn wagen gevallen en morsdood. Dit kan gebeuren, waarom niet. Maar in den regel zal 't niet gebeuren. En om nu juist de uitzondering te kiezen. .. . Wat nu volijt, is alles naar den eisch. Door haar vaJer vervloekt, verjaagd van huis en hof zonder een sou, verafschuwd en nagejouwd door de omstanders, vrienden en onderhoorigen. En dan ergens in een verlaten hut schenkt_/e 't leven aan een meisje. Hevigen strijd, diefstal uit honger, weer hevigen strijd en dan 't kind te vondeling gelegd bij den burgemeester van Heinsbroek, va ier van den naar lichaam en ziel mismaakten jonaen, Nol. 't Kind, Marieke, groeit op, lief en braaf en schenkt haar hart aan een braven boe renzoon. Nol evenwel, de valschaard, vraagt zijn aangenomen zusje ten huwelijk, niet uit liefde, maar omdat hij den minnaar haat. Marieke, vader zou et gèr hobbe, pront wie mooder zaliger, es die nog leefde." Weer hevige zielestrijd, o ! er is strijd genoeg in dit boek ? weer een tragisch conflict, niet door de omstandigheden noodzakelijk gewor den, maar door den auteur in 't leven ge roepen en dat ons daarom geheel onbewogen laat. Want 't is niet waar, dat't de wensch kan zijn van een vader, zoo rechtschapen als hij wordt voorgesteld in dit boek, dat zijn pleegdochtertje zal trouwen met Nol, wiens valsehen aard hij kent. 't Is niet waar ook, dat 't de wensc'i van de overleden moeder was. 't Is niet waar, dat Marieke dit zou kun nen gelooven. 't Is niet waar, dat ze afstand van haar minnaar zou willen doen daarom. 't Is niet waar derhalve dat ze zich in hevigen zielestrijd op den grond werpt en ... belooft Nol te trouwen. En zoo gaat dit boek inaar door. Peters moeder Peter is de minnaar van Marieke Peters moeder, een domme vrouw, wil niet, dat haar kind zal trouwen met sen meisje, dat geen vader kan aanwijzen, 't Gevolg hiervan moet nu zijn een conflict, een breuk, tussehen moeder en zoon. Want dat Peter en Marieke om deze reden niet zouden trouwen, is voor lezers met gezond verstand niet aannemelijk te maken. Evenwel, 't schijnt er toch naar toe te gaan. Maar de auteur heeft een andere uitkomst bij de hand. Marieke's moeder de heks vraagt haar pleegvader den burgemeester ten huwelijk, om haar doch ter daardoor een vader te geven. En nu blijkt, dat de burgemeester al lang van de heks houdt, 't Omgekeerde blijkt wel niet, maar enfin, eind goed, al goed. De burgemeester met de heks, daarachter Peter met Marieke, twee paren, gelijk getrouwd. Nol, de valsch aard, komt bij een poging tot moord op Peter, zelf om 't leven. De ondeugd dus be hoorlijk gestraft. Neen, dit boek had gerust ongeschreven kunnen blijven. Waar is 't, dat er zeer goede gedeelten in voorkomen, b.v. waar de auteur beschrijft hoe in Nols door haat en woede verbijsterde zinnen zich wraakplannen vormen, vaag eerst, maar vaster, al vaster vormen aan nemende en eindelijk de sluipmoord op Peter. Die bladzijden zijn uitnemend geschreven. J. TEN CATK. ?llllllllltmtlllllimiHIIIIIIIMIIMMIIIIUIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIlIM koop geregeld mijn sigaren op het hoekje van de Voorstraat en de Markt, nou en dan maak ik wel eens een praatje met de juf frouw; die vertelt me zoo van alles... en nou gisteren had ze het er over, dat ze naar den ko'ouel wou gaan, omdat een van de ollieieren wie wou ze niet zeggen haar niet betaalde, ondanks alle waarschuwing. ... Als u nou dut dien mijnheer eens zeggen wou. . . ." De, luitenant kleurde even. vroeg niet naar den naam van den officier, en zei weggaande : ik zal 't 'm zeggen, dankje wel, Ileintz." 't Was toen nog in de dagen, dat huwe lijken van miiidcre militairen slechts bij uit zondering werden toegestaan. Die trouwen wilde, gaf' zich op. en kwam zoo hij daartoe iu de termen viel op de lijst te staan". Vaak duurde het jaren eer den ambtenaar van den burgerlijken stand het bewijs kon worden getoond, dat de korpscommandant de vereischte vergunning had verleend. Bij hooge uitzondering werd er wei eens toestemming gegeven aan een trouwlustige, die daartoe eigenlijk nog niet van regeinei.tswege aan de beurt was; er waren gevallen ... Heintz zag eens iemand opd.-'.gen, die heuseh het huwelijk niet uit kon stellen. Dat beweren jelui allemaal," zei Ileintz. Is er wat aan 't handje?'1 Majoor... 't spijt me, dat ik het zeggen moet, maar. . . ziet u, ... uieni md weet er eigenlijk nog iets van. en. ..." Toch is het zoo." Begrepen, majoor als u er iets aan kon doen." Lieve jongen, als ik dat kon. was ik hier geen schrijver." Zoo bedoel ik het niet, majoor... maar, ze is van zoo fatsoenlijke ouders, 't Krimpt wel niet op wat weken meer of' minder, want zooals ik u zei... nou ja, 't is een ongelukje. .. verleden maand, met kermis. . . ." 't Was weer 't oude liedje, dacht Ileintz. 't Speet hem voor den jongen mar., hij mocht dien wel, en verder. . . . Majoor, zou u er dan niets aan kunnen doen ?" Ziet je meid er nog al knap uit?" Wat dat aanbelangt ... ze mag er best wezen . . . Mooier meid vind je in de heele stad niet. al zvg ik 't zelf.'' Zoo..." Heintz zat een oogenblik in ge dachten. Ja. il; kan er niets aan doen; 't is de kolonel . . ." Ja, maar u. majoor . . ."' Voor mijn part trouwen jelui alle de kolonel . . ." A Is u nni m'n voorspraak zou will Ileintz schudde liet hoofd, en rees er een (lauwe hoop. dat hi kunnen holpen : ..Kijk eens. als je n wezen." toen. als nog zou meid het Vertellingen van den Ouden Veldhuis". (Uit de loopbaan van een Indisch sergeant), door DE VROEDE. Amers foort, G. J. Slothouwer. Ieder waande hem dood, morsdood en be graven, dien braven Hendrik van meester Nicolaas Anslijn Nz.; alleen zijn naam bleef bewaard als die van een akeligen, saaien, on-h illandschen jongen een scheldnaam was er uitgegroeid. Maar plots blijkt hij toch nog springle vend; hij heet nu Hendrik Veldhuis, geboren in een Zuid-Hollandsch dorp. Uit liefde voor de Oost" werd hij kolo niaal, ging heel zoet onmid lellijk naar Indi en bracht het daar tot sergeant. Als han delaar in brandstollen heet hij te Malang de O'ide Veldhuis" en wanneer er op Java een beetje wordt voortgeuiaakt met het zelf bestuur, zien wij er hem nog eens als bur gemeester. Zelfs de seniliteitsbezwaren kunnen niet gelden voor zoo'n man, die in zijn modelleligheid van zich zelf verklaart! Ik heb er altijd naar getracht met een ieder goede maatjes te blijven... en ik moet je verklaren, ik ben daarin tamelijk wel ge slaagd. Zoo eens met iedereen op tijd ten paar vriendelijke woordjes wisselen en nooit, waar 't behoort, het verschuldigde respect uit het oog verliezen, zie . . . dat heb ik nog van dienst" overgehouden, die eigen schap. Nooit aanmatigend: En zóó komt het, dat te Malang, oud en jong, hoog of laag, op z'n tijd een praatje aanknoopt met mij, Veldhuis, den nederigen ou 1-sergeant. Ja, ik ben wel ai eenige jaren om zoo te zeggen toean iu den Oost", en zou d'r nou ook zonder m'n pensioentje toch er royaal kunnen komen maar ik gevoel me in m'n nederigheid en eenvoud toch't beste, hoor!" En zoo is ;ie man nu in zijn heele leven geweest: een voorbeeld, een toonbeeld, een model mensen ... in een woord een brave Hendrik. Hij is geen afschaffer, drinkt op zijn tijd een borreltje, maar gaat zich nimmer te buiten; hij is zedig, en trouwt zijn goeie Sarina"; hij is niet gierig en heeft een aardig spaarduitje; hij herdenkt steeds met genot het verledene en verheugt zich van harte iu de verbeteringen, welke de nieu we tijd bracht; hij luistert steeds naar goeden raad en is anderen een raadsman ; hij is geen geleerde en toch van alles op de hoogte, waardoor hij in zijn nederige bescheidenheid goede wenken weet te geven. Heb ik het goed begrepen, dan heefc hij met een blanco strafregister den dienst verlaten, en ik zou me al ten zeerste vergissen, als hij niet met een schoone lei zich aan de hemelpoort kan aanmelden. Ruim drie honderd bladzijden is zijn levensbeschrij ving groot en er is nu letterlijk geen enkel ? feit, waarover hij zich behoeft te schamen, wat zeg ik, als deze Hendrik het leven nog eens zou overdoen, zou zou het zijn al copieerende het vorige. 's Mans leven ging als van een leien dakje. Hij kon verklaren: lont ent pour Ie niien.i-ilniis Ie meillt'iü' d/'f in/iiid/'H. Janrner genoeg, heeft de auteur niet begrepen, dat men heel wat talent in zijn ransel dient mee te voeren om van zoo'n Ttti/emlheld een prtsentabele figuur te maken, 't Boek is tamelijk vlot geschre ven, en misschien, zal die deugd het althans nog leesbaar doen zijn voor enkelen, die er belang in stellen te weten, hoe het er vroeger in het Indische, leger uitzag, misschien ook kan het bij sommigen herinneringen aan het la,/11 du lue opwekken, al zal het boek ook ten dien opzichte veel teleurstellingen geven, eenvoudig omdat de auteur niet teekenen kan. Overigens... Geen enkele van de figuren leeft. De brave sergeant vertelt omstandig van zijn familiebetrekkingen en van z'n kame raden, doch 't laat den lezer volkomen koud; hij prijst telkens zijn ..goeie Sarina", edoch dit meusch krijgen we niet te zien, geen enkel trekje is karakteristiek elk sprankje humor ontbreekt. IIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllHlllllllUMIIIIIIItlllllllllllllllllllllllll zelf eens aan den kolonel vroeg." Zo u u denken, dat.. .dat als zij het vroeg..." Het denkbeeld vond hij zo > mooi. ,,Wel ja. 'lis te probeeren, die vrouwlui hebben altijd zoo'n aardig smoesje over zich." En mijn meid..." hij glimlachte, ze kan er woordje best doen." Zoo, non laat ze 't dan maar probeeren." Zou de kolonel het niet te aanstranterig vinden ?" 't Is te wagen " Dan zeker bij de kolonel aan huis?" Heintz knikte ontkennend : voor dienst zaken moet je hier wezen de kolonel houdt niet van dat geloop bij zich aan huis." Hier dan --- wanneer zou het schikken, majoor ?" De schrijver krabde zich even achter het oor : Ja, wanneer ... hm ... Weet je wat; morgen, tegen lia'f twaalf maar dan reken ik er stellig op." ..Daar kan u van op aan. Ik dunk u al va<t duizendmaal en als n er soms noz wat aan kunt doen . . ." 'i Is goed wacht maar af wat 't geeft." Den volgenden morgen, to< n de kolonel de stukken had geteekend en zich gereed maakte tot vertrek, zei Heintz: ..Kolonel, kunt u tegen half twaalf even terugkomen ?" Als 't moet, waarvoor?" Ja, 't is iets voor 't garnizoen . . ." Zoo, wat ; en is er haast bij?"Als u voort e-ven toiu.'komt, tegen half twaalf, als u toch naar huis gaat om kollie te drinken " | Dat is dan goed. tot straks dus." ! De kolonel verdween met den kapiteinI adjudant ; de ordonnans ontving een opdracht j die veel tijd vereischte. en even vóór half twaalf verscheen hè' juffertje, dat trouwen moest, een beetje nerveus, maar overigens niet verlegen. Majoor, zou de kolonel l het toestaan, denkt u ?" ' Ileintz mm haar eens op ze zag er werkelijk heel knap uit, met een paar brutale oogen in het hoofd en een pret lachje om den mond . . . Kijk jij den kolonel maar eens lief aan .. . voor lachebekjes als jij bent, doet-i misschien nog wel wat. Ga jij i:iaar zitten, de kolonel komt voort, en doe je manteltje dan maar gerust al' 't is hier warm . . ." Een paar minuten later verscheen de kolonel, zeer verrast een aanlig gr/ichtje op 't bureel te zien. Hier is er een, die u wat te vragen heeft, Kolonel. ..ze \\ ou u graag e ven a! l een spreken." Heintz verwijderde zich. -loot de deur goed toe en zette zich in het kamertje van den ordonnans. Is de kolonel nog op 't bureel." kwam de oven-ie opioopen. een beetje gehaast. ,,ik hoord" van den schildpad;1.... ik moet den En wat ware er van het gegevene niet te maken geweest. Neem eens even de Her inneringen uit het leven van een Indisch officier", door Van Rees verteld, 't is nog een boek om niet van uit te schei den. Hoe aardig wist ook Maurits ons het Indische leven te schetsen, om van de vele andere meer eigenlijke romans te zwijgen. Ook zal ik zwijgen over hetgeen Sch jemacker, Jacobs e. a. ten beste gayen, wijl dit meer krijgsverhalen zijn, en de auteur van den Ouden Veldhuis" zich daarvan zooveel mo gelijk heeft onthouden. Zijn schuld is het, als wij de tweede espeditie naar Atjeh slechts als een wisje wasje gaan beschouwen. Begrijp ik het wel, zoo is dit werkje be doeld als een reclame voor de dienstneming bij het Indische leger. De slottirade laat dan ook aan duidelijkheid niets te wenschen over: Moest ik voor een tweede maal een loopbaan kiezen, voorwaar! wederom zocht ik geen andere dan het kranige Indische leger." Wat daaraan voorafgaat, laat ik voor reke ning van den auteur: Al die beroerde din gen van Holland vind je hier niet. Geen kou, geen diepe armoede, geen rusie over politiek of godsdienst. Wij leven hier in de Oost maar verdraagzaampjes en vreed zaam naast elkaar voort." Doch hoe dit zij, voor menig hollaudsche jongen ligt er zeker in Indiëeen betere toe komst dan in Holland, en 't mag worden gezegd, dat er in Indiëthans veel wordt ge daan zoowel om het materieel als het moreel be lang van den soldaat te bevorderen. Wat de auteur daaromtrent zijn held iu den mond legt is vee'al waar zij het misschien ook wat te rooskleurig enkele zijner opmerkingen zijn de aandacht waard, en ze zouden die aandacht vermoedelijk ook wel trekken, wanneer de auteur slechts de gave hadde bezeten door de gebeurtenissen in het verhaal zelve die opmerkingen aan den lezer ontlokken. Gedwongen geheel-onthouding, en verbod van wilde echtverbintenissen acht de auteur uit den booze, hij heeft misschien gelijk ; de heeren in Holland hebben er geen kijk op" zoo ongeveer redeneerde hij, hadde hij nu maar dien kijk gegeven. Merkwaardig is ook, wat omtrent de dominée's wordt gezegd. Of ik Roomsch ben. Neen . . . maar ik heb niet anders dan veel goeds zien uitrichten door die Koomsche heeren geestelijken in de Oost. Vi'tl meer dan de dominée's . . . Met de dominee enkele goede uitzonderingen daargelaten loopt de mili'air niet erg weg." E. Waarom een Open Brief1? Door liet Bestuur van de Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Schrijftaal is een Open Brief' gericht aan de heren A. Beets. P. J. Blok, ('<. J. Boekenoogen. M. J. de Goeje, J. E. lleeres, A. E. J. Holwerda, J. S. Speijer, J. Verdam en S. G. de Vries, te Leiden. In deze Open Brief wordt l o. nog eens duldelik aangetoond wat reeds vroeger in dit blad door dr. (iombault geschied is , dat de vereenvoudigings-voorstellen van de Zuid-Afrikaanse Taalbond, waaraan boven genoemde heren o ik hun sanktie verleend hebben, wel d 'gelik zo goed als geheel" overeenkomen met de voorstellen van de Nederlandse Veren. t. \'.v. o. Schrijftaal, 't geen in Hel ,S' -h/io/ula/l door hen was ontkend; en wordt 2o. deze vraag tot hen gericht: Is nu, na uw stellige uitspraak in 11/'t ,^c/n>olb'ad, dat er onder n velen zijn. die de vereenvoudigings voors'elleii betreffende de lniigi'iir/ in strijd achten met het karakter en de wetten van de Nederlandse taal, niet de tijd ge komen om uw bewering met bewijzen te staven? Waarom is deze Open Brief" geschreven ? Omdat het protest van genoemde heren lliiliimiiiiiiiiiiiiiiMillinimiiiiiiiiiiiiiiiililiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiii kolonel noodzakelijk nog even spreken." Ileintz trok e,;n zeer bedenkelijk gezicht. De kolonel heeft juist een belangrijk onder houd; om n uur kunt u den kolonel thuis vinden,?ik zal wel zeggen, dat u er geweest is." Kan ik niet wachten?" Ik weet niet hoe lang het duren zal, Overste. De conferentie zal niet spoedig alioopen, vrees ik." 't Spijt me zeg dan tegen den kolonel, dat ik zoo vrij zal wezen tegen n uur even bij hem aan huis te komen." Een minuut of tien later kwam het juffertje hei kolonelsbureel uit. 't Is zeker in orde" zei Heintz leukjes. Zij keek hem even aan; zou die oude 't begrijpen . . . ? Je zegt niets tegen m'n aan staande, hoor," raffelde ze, haar hoedje recht zettende. We1 neen, laat-i straks de toestemming maar komen halen ik zal het stuk wel opmaken." Toen de kolonel passeerde, een beetje gegeneerd, zei hij : 't Is laat geworden. Heintz." ...Iu, Kolonel, de kollie smaakt nu dubbel." Plotseling scheen aan het rijk van Ileintz een einde te zullen komen. Er trad een nieuwe kapitein-adjudant op een ijzervreter, zeiden de onderoflicieren tot elkaar, nu zal je grappen beleven met den ouden Ileintz! Den eersten dag be^on het reeds. ..Wie heefl de brieven geopend ?" vroeg de nieuwe kapitein-adjudant. Dat doe ik," liet Heintz hooren. toonloos, een beetje onverschillig. Dan verzoek ik je er voortaanaf te blijven!" De kapitein keek de brieven na en gaf er Ileintz enkele te eopieeren, Voor alles doe je dit werk al'."?Dien ouden kerel met z'u kolonel's pretenties zal ik wel klein krijgen van het oogcnblik af, dat ik adjudant ben ! had de kapitein Rijvers aan een paar collega's verzekerd, de man is schrijver, niets meer dan dat, maar hij is zich zoo langzamerhand gaan verbeelden de regements-commandant zelf' te zijn Een uurtje later verscheen de kolonel. i >ch, I leintz, duik medie lautsteaanschrijving over de werving eens op, als straks de over-te komt. moet ik er hem over spreken." Ik kan niet!" zei lleiutz kalm copieerende. Wat, kan je; niet ben je niet wel?" Ik moet eopieeren voor den kapiteinadjudant." De kolonel begreep er niets van en keek den adjudant aan, die onmiddellijk inviel : ik zal dat stuk wel opzoeken." Dit bleek echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Waar ligt dat stuk?" vroeg hij eindelijk, ontstemd da' hij het Ileintz toch moest vragen. ..Waar liirt dat stuk?" weer bij sommigen in ons land twijfel gewekt zal-hebben aan de wetenschappelike zuiver heid van de voorstellen van de Veren. t. V. v. o. Schrijftaal. Het argument van onwetenschappelikheid werd in de laatste jaren niet meer gehoord. Integendeel, van bevoegde zijde werd juist gewezen op'de gezonde taaibegrippen van de Vereenvoudigers. Zo b. v. nog onlangs door prof. Symons in Het Museum van Aug.-Sept. 1904, waar deze, na de aandacht gevestigd te hebbeu op de toenemende instemming, die de Vereenvoudiging te beurt valt, aldus ver volgt : Maar van nog meer belang acht ik de toenemende overtuiging in onderwijskringen, dat het breken met een spellingsysteem, dat zooveel kostbaren tijd nutteloos in beslag neemt, en wat van nog meer bet eekenis is, met een buiyings-' en ijeslaci.tsregeling, die alle i, e:onde taalber/rippen fan het kind in de, kiem verstiU 1), weinig minder is dan een nationale plicht." Tans wordt het argument van onweten schappelikheid weer vernomen onder andere ' vorm. De vereenvoudigings-voorstellen zou den in strijd zijn met het karakter en de wetten van de Nederlandse taal! Maar zonder enig bewijs wordt deze beschuldiging geuit. ilet bestuur van de Veren, tot V. v. o. S. meende daarom 't recht te hebben aan do heren Beets c. s. een nadere uiteenzetting te vragen van hun wetenschappelike bezwaren. 't Is wenselik, dat deze kwestie eens voor al, volkomen zuiger, tot geruststelling van velen die plan hebben zich bij de Vereniging aan te sloten, wordt opgelost. Nu vooral is dit wenselik. Immers, van alle zijden gaan uit het Lager Onderwijs stemmen op voor de Vereenvouiiging. De Bond van Nederl. Onderwijzers werd door het Nederl. Ond. Genootschap ge volgd, en ook onder de Christelike en Katho lieke Onderwijzers wint de beweging krachtig veld. De mannen van het Lager Ou lerwijs achten Vereenvou liging noodzakelik in het belang van het moedertaal-onderwijs. Maar, indien ze werkelik bezig zijn op onverantwoordelike wijze de taalwetten te verkrachten, moeten ze dan niet daarvan worden teruggehouden ? Vandaar de Open Brief", die om nadere uitleg vraagt, en die o. a. deze punten onder de aandacht van de Leidde heren brengt : Ie. dat de onderscheiding van taalkundig manneiik en vrouwelik geslacht in de l Se eeuw slechts berustte op een knutselarij die met we ensehap niets uit te staan had. ter .vijl in de H)e eeuw De Vries en Te Winkel ge tracht hebben, deze verlorengegane onder scheiding op historiese gronden te herstellen, iji'cn of nuf/i'noeg ijftn rekening houdend melde Iccendc taal; ie. dat onze naamvalsleer, van de Tireeffiriieck af, tot onze tegenwoordige spraak kunsten toe, kunstmatig op Latijnse of Duitse leest geschoeid is, evenzeer in strijd in/'/ de teelten c<m onze l'r/'nd-' tn'tl; 3e.dat deLeidsefakulteit, voor zover bekend, nooit principieel een promoven ml doktorandus heeft bestreden, wanneer deze het in een van zijn stellingen voor de vereen voudigde schrijftaal" opgenomen had ; 4e. dat het Tijd.-elirifl van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde''in de laatste jaren herhaaldelik stukken in vereenvoudigde spelling geplaatst heeft, van dr. De Vooys, dr. Salverda de (irave en dr. Buitenrust llettenm, terwijl ook dr. De Vooys en dr. Hesseling in uitgaven, vanwege de Maat schappij bezorg^, zich van deze spelling bedienden. De wet van de Maatschappij laat de leden in hun xpellhi'j vrij, maar het bestuur zal toch zeker geen hm^verknoeiing dulden'.' Ziehier iu 't kort uiteengezet, waarom het Bes'nur van de Veren, tot V. v. o Schrijf taal 't noodzake'ik achtte, een Open Brief" tot de heren Beets c. s. te richten. Zwolle, 2S Maart r.JU.>. P. VALKHOI-T. Ij De kursivering is van mij. Op z'n plaats." De kapitein Mij vers verbeet zijn woede maar hij zou zich kalm houden en niet door drift zijn zaak bederven. Wijs mij dan die plaats.'" Daar in de kast, in de rooie portefeuille 't is een aanschrijving van '03, 17 Nov. '53." Ilet stuk was nu spoedig gevonden. ,, Maar er zijn toch nog wel meer aanschrijvingen ov -r, Ileintz." .lawel, kolonel, als ik met eopieeren klaar ben . . ." ? De kolonel voorgevoelde het onweer, dat tu-schen den adj udant en den schrij ver dreigde los te barsten. Rjvers meende intusschen de andere stukken te zullen vinden, haalde alle portefeuilles over hoop, doch te vergeefs. Toen de overste kwam waren ze nog niet gevonden. Och, Ileintz, kijk jij er eens naar," liet de kolonel goedig hooren. lleiutz stond van zijn schrijftafel op en begon heel kalm de portefeuilles te ordenen. Anders heb jij zoo'n stuk dadelijk." Ja, Kolonel, maar als men eerst mijn boel overhoop haalt, moet ik vóór alles er weer orde in brengen, anders kan ik niets vinden." Na eenig wachten kreeg de regimentscommandant hetgeen hij verlangde, en Heiutz zette zich weer aan 't eopieeren. Dus, .jan zal ik er over schrijven," eindigde de kolonel zijn onderhoud met de overste, en gewoon dat Ileintz midden tusschen het werk door luisterde naar 't geen de kolonel besprak Ileintz, dan moetje den brief maar concipieeren . . . je weet wel..." Ik weet niets, kolonel, ik copieer." Rij vers . . . als jij dan .. ." Maar de kapiteinadjudant wist- ook niet precies wat de kolonel bedoelde, liet geen deze een beet je on! s tem d e, op die wij ze k wam je n iet verder; l leintz behoef de je geen tekst en uitleg te geven. 's .Middags zei hij het. ,.Rijvers, je kmit gerust wat aan Heintz overlaten; hij kent al die loopjes." Te veel misschien, Kolonel; hij waant zich onmisbaar !" Maar dat is-i word jij maar eens uit dien papierrommel wijs dat is immers onmogelijk; nog dagelijks moet ik rekening houden met de aanschrijvingen, die al voor mijn geboorte werden gegeven, alleen een man als Ileintz heeft aanleg en geheugen genoeg om uit zoo'n chaos wijs te worden. J k zal je wel eerlijk bekennen, dat liet mij soms duizelt." De kapitein -a Ijudant wilde niet te veel zeggen ? hij zou zich wel op de hoogte stellen van dien papierrouimel. al kos^e dat dan ook wat moeite.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl