Historisch Archief 1877-1940
No. 1450
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De heks van Heinsbroek, door mr.
LAMBERTS HURRELBRINCK. Amsterdam, Uit
gevers-Maatschappij Elsevier".
Heinsbroek is eea klein plaatsje iu
ZuidOost-Limburg, dicht bij de grenzen, 't Verhaal
zal derhalve een dorpsroman zyn, met smok
kelaars en zoo. Van dit voor de hand liggend
gegeven heeft de schrijver echter een matig
gebruik gemaakt en 't meer in andere rich
ting gezocht.
Een dorpsroman nu kan heel mooi zijn,
vol stemming, vol locale kleur, het gegeven
eenvoudig, in overeenstemming met het
dorpsleven zelf, met de natuur rondom, met
den uiterlijken gang van zaken. Want is ook
innerlijk de passie, de beroering, uiterlijk is
de kalme rust. Dit reeds is een tegenstelling,
die ontroerend werkt en juist in dorpsro
mans tot haar volle recht kan komen.
Maar dan moeten die uiterlijke rust en
die innerlijke passie worden uitgebeeld met
groot talent, zóó dat we beide voelen, onder
gaan. Daarvoor ook is sentiment noodig.
Anders gaat 't verhaal, hoe treurig op zich
zelf misschien, aan ons voorbij en laat geen
sporen na in onze ziel n niet in onze her
innering, 't Dialect, hoe bekoorlijk ook en
te waardeeren als hulpmiddel om de juiste
stemming te verwekken, mag nooit meer
dan hulpmiddel zijn en kan talent en senti
ment niet vervangen.
Mr. Hurrelbrinck is zonder twijfel een uit
nemend journalist. Hij beschrijft verschil
lende dorpsgebruiken en feesten,
dorpsnieuwsgierigheden en kleinzieligheden vaardig en
vlot. De intocht van den nieuw benoemden
burgemeester, het Meifeest, de communie
feesten. Ea ook treuiige gebeurtenissen. De
smart bij de geboorte van een kreupelen
zoon, bij den dood van een niet mismaakt
dochtertje, het sterven van de burgemeesters
vrouw en wat de pastoor zoo al doet bij
hare begrafenis, dat alles wordt omstandig
beschreven. Ook een brand. De stal met
paarden, koeien, kippen, een hond, verbrandt.
En ik verzeker u, dat de uit de gescheurde
buiken hangende ingewanden der verschroeide
dieren u een nachtmerrie bezorgen. Ook het
geblakerde gezicht van den
burgemeesterboer, die zijn beesten nog wil redden en
dan zelf onder het instortende dak wordt
bedolven, doch door een trouwen knecht
gered wordt, ook zijn verbrande oogen staren
u aan en laten u niet met rust.
En zoo heeft de auteur liellijkeen griezelige
gebeurtenissen aaneengeregen tot een verhaal;
maar de draad is wat oud, dateert uit den
bloeitijd der romantiek. Met milde hand zijn
de tragische conliieten rondgestrooid over dit
boek. Men duizelt ervan. Ik wil niet trach
ten er een overzicht van te geven. Alleen
dit. De auteur beeldt niet het leven uit,
zooals dat zich voortbeweegt, de eene ge
beurtenis zich logisch ontwikkelende uit de
andere, het leed noodwendig gevolg van
tragische conflicten, de conflicten gegroeid
uit de omstandigheden. Laat de auteur het
leven weergeven, dat is genoeg. Want
waarlijk^ het leven zelf zorgt wel voor het leed,
voor de conflicten; hij behoeft die taak niet
over te nemen. Mr. H. nu heeft dit wel ge
daan en behalve dat daardoor het leven uit
zijn verhaal is verbannen, dat nu doodsch
is geworden en zonder interest, heeft hij die
andere fout begaan van te meenen, dat voor
geweldige conflicten geweldige oorzaken
noadig zijn. Geweldig dan in het uiterlijke:
vloeken, verdoemen enz.; en dan wensehen
van overledenen, nooit geuit, alleen maar ver
moed, waardoor allerlei leed dreigt te ont
staan. En nu is het juist zóó, dat hoe meer
de auteur de personen laat verdoemen en
vervloeken, hoe- minder we worden bew ogen
door 't geval. We zien er onmiddelijk het
onware van en wijzen dergelijk grof
gespeculeer op ons medegevoel af met beslist
gebaar. Ken enkel voorbeeld. De heks van
Heinsbroek woont in een hut, vroeger bij
smokkelaars in gebruik. Geld heeft ze in
Een slachtoffer van de B-U."
DOOR
F. A. BUIS.
m*[\*
II.
Ja Ileintz verlichtte de taak van den
regiments- en garnizoens-commandant aanmer
kelijk : alles ging even vlot als goed ge
regeld.
Tegen elf uur waren meestal de stukken
kant en klaar om te worden geteekend, en
kon de kolonel, vergezeld van den
kapiteinadjudant, naar de sociëteit gaan o in De Meuwe
Jiolt/'rdatinncr in te kijken, of als 't mooi
weer was een singeltje te pakken" en een
kijkje te nemen aan het station, waar tegen
half twaalf een trein passeerde en men allicht
een kennis sprak.
Maar 't gebeurde toch ook wel, dat er veel
te doen was, en Heintz zelfs niet vóór den
koffietijd kon gereed komen.
Zal ik u de stukken maar thuis zenden,
Kolonel ?"
Dat's goed, Ileintz," en dan tot zijn
adjudant: ga je mee?"
Hein'z kon eerst dan goed aan 't werk
komen zoon kolonel had natuurlijk altijd
iets had te vragen of bedacht nieuwe dingen,
en een kapitein-adj udant, die niets te doen
had, meende veelal in de oogen van zijn
chef bezig te moeten blijven en ging dan
pot kijken. Dat vooral vond Heintz hoogst
onaangenaam; een van zijn stelregels was:
van mijn papieren moet je afblijven"
Bleef de kolonel of de kapitein-adjudant
naar zijn zin te lang, zoo liet hij in den win
ter de kachel uitgaan, of wel klaagde over
benauwdheid en zette alle ramen open.
's Zomers mopperde hij in een dergelijk geval
over kou en tocht, en liet den oidonnans
alles dicht maken, totdat de kolonel zei: nou,
dan gaan we maar naar de sociëteit."
Na nen was Heintz gewoonlijk heer en
meester op het bureel. Dat wisten ze wel
bij het regiment, en ieder die iets te vragen
luid, meldde zich vóór negenen, of na de koflie;
dan hield de oude Heintz" rapport, en 't is
gebeurd, dat een luitenant den
regementsordonnans zag opdagen met een: luit'nt, ik
moet u zeggen, asdat de majoor Heiutz op
't bureel is, als u hem soms zou willen
spreken."
Toen de luitenant op het bureel verscheen
wat zou er nou zijn?" veinsde Heintz een
beetje verbazing, 't Is zeker een vergis
sing ... 't zou anders net zijn, of ik u had
laten roepen, maar nou u er toch is. ... Ik
overvloed. Haar geschiedenis vertelt ze later
in heftige ontroering, maar nochtnans in af
geronde zinnen, een lange monoloog van
wel twintig bladzijden. Ze is dan (natuurlijk)
de mooie dochter van een rijken boer, ver
loofd met een braven, oppassenden, rijten
boerenzoon. Maar, nietwaar, een inensch
blijft ten slotte toch maar een mensch. Aan
wie veel heeft lief gehad, moet veel verge
ven worden. Trouwens, ze staan reeds on
der de geboden'' en een huwelijk zal alles
weer goed maken. Evenwel, op een avond
't is donker, zóó donker dat, enz., een deur
gaat open... mannen met lantaarns en ont
dane gezichten .. . kortom, de bruidegom is
onder zijn wagen gevallen en morsdood. Dit
kan gebeuren, waarom niet. Maar in den
regel zal 't niet gebeuren. En om nu juist
de uitzondering te kiezen. .. .
Wat nu volijt, is alles naar den eisch.
Door haar vaJer vervloekt, verjaagd van
huis en hof zonder een sou, verafschuwd en
nagejouwd door de omstanders, vrienden en
onderhoorigen. En dan ergens in een verlaten
hut schenkt_/e 't leven aan een meisje. Hevigen
strijd, diefstal uit honger, weer hevigen strijd
en dan 't kind te vondeling gelegd bij den
burgemeester van Heinsbroek, va ier van den
naar lichaam en ziel mismaakten jonaen, Nol.
't Kind, Marieke, groeit op, lief en braaf
en schenkt haar hart aan een braven boe
renzoon. Nol evenwel, de valschaard, vraagt
zijn aangenomen zusje ten huwelijk, niet uit
liefde, maar omdat hij den minnaar haat.
Marieke, vader zou et gèr hobbe, pront wie
mooder zaliger, es die nog leefde." Weer
hevige zielestrijd, o ! er is strijd genoeg in
dit boek ? weer een tragisch conflict, niet
door de omstandigheden noodzakelijk gewor
den, maar door den auteur in 't leven ge
roepen en dat ons daarom geheel onbewogen
laat. Want 't is niet waar, dat't de wensch
kan zijn van een vader, zoo rechtschapen
als hij wordt voorgesteld in dit boek, dat zijn
pleegdochtertje zal trouwen met Nol, wiens
valsehen aard hij kent. 't Is niet waar ook,
dat 't de wensc'i van de overleden moeder
was. 't Is niet waar, dat Marieke dit zou kun
nen gelooven. 't Is niet waar, dat ze afstand
van haar minnaar zou willen doen daarom.
't Is niet waar derhalve dat ze zich in hevigen
zielestrijd op den grond werpt en ... belooft
Nol te trouwen.
En zoo gaat dit boek inaar door. Peters
moeder Peter is de minnaar van Marieke
Peters moeder, een domme vrouw, wil niet,
dat haar kind zal trouwen met sen meisje, dat
geen vader kan aanwijzen, 't Gevolg hiervan
moet nu zijn een conflict, een breuk, tussehen
moeder en zoon. Want dat Peter en Marieke
om deze reden niet zouden trouwen, is voor
lezers met gezond verstand niet aannemelijk te
maken. Evenwel, 't schijnt er toch naar toe
te gaan. Maar de auteur heeft een andere
uitkomst bij de hand. Marieke's moeder
de heks vraagt haar pleegvader den
burgemeester ten huwelijk, om haar doch
ter daardoor een vader te geven. En nu blijkt,
dat de burgemeester al lang van de heks
houdt, 't Omgekeerde blijkt wel niet, maar
enfin, eind goed, al goed. De burgemeester
met de heks, daarachter Peter met Marieke,
twee paren, gelijk getrouwd. Nol, de valsch
aard, komt bij een poging tot moord op
Peter, zelf om 't leven. De ondeugd dus be
hoorlijk gestraft.
Neen, dit boek had gerust ongeschreven
kunnen blijven. Waar is 't, dat er zeer goede
gedeelten in voorkomen, b.v. waar de auteur
beschrijft hoe in Nols door haat en woede
verbijsterde zinnen zich wraakplannen vormen,
vaag eerst, maar vaster, al vaster vormen aan
nemende en eindelijk de sluipmoord op Peter.
Die bladzijden zijn uitnemend geschreven.
J. TEN CATK.
?llllllllltmtlllllimiHIIIIIIIMIIMMIIIIUIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIlIM
koop geregeld mijn sigaren op het hoekje
van de Voorstraat en de Markt, nou en dan
maak ik wel eens een praatje met de juf
frouw; die vertelt me zoo van alles... en
nou gisteren had ze het er over, dat ze naar
den ko'ouel wou gaan, omdat een van de
ollieieren wie wou ze niet zeggen haar
niet betaalde, ondanks alle waarschuwing. ...
Als u nou dut dien mijnheer eens zeggen
wou. . . ."
De, luitenant kleurde even. vroeg niet naar
den naam van den officier, en zei weggaande :
ik zal 't 'm zeggen, dankje wel, Ileintz."
't Was toen nog in de dagen, dat huwe
lijken van miiidcre militairen slechts bij uit
zondering werden toegestaan. Die trouwen
wilde, gaf' zich op. en kwam zoo hij daartoe
iu de termen viel op de lijst te staan".
Vaak duurde het jaren eer den ambtenaar
van den burgerlijken stand het bewijs kon
worden getoond, dat de korpscommandant
de vereischte vergunning had verleend.
Bij hooge uitzondering werd er wei eens
toestemming gegeven aan een trouwlustige,
die daartoe eigenlijk nog niet van
regeinei.tswege aan de beurt was; er waren gevallen ...
Heintz zag eens iemand opd.-'.gen, die heuseh
het huwelijk niet uit kon stellen.
Dat beweren jelui allemaal," zei Ileintz.
Is er wat aan 't handje?'1
Majoor... 't spijt me, dat ik het zeggen
moet, maar. . . ziet u, ... uieni md weet er
eigenlijk nog iets van. en. ..."
Toch is het zoo."
Begrepen, majoor als u er iets aan
kon doen."
Lieve jongen, als ik dat kon. was ik hier
geen schrijver."
Zoo bedoel ik het niet, majoor... maar,
ze is van zoo fatsoenlijke ouders, 't Krimpt
wel niet op wat weken meer of' minder, want
zooals ik u zei... nou ja, 't is een ongelukje. ..
verleden maand, met kermis. . . ."
't Was weer 't oude liedje, dacht Ileintz.
't Speet hem voor den jongen mar., hij mocht
dien wel, en verder. . . .
Majoor, zou u er dan niets aan kunnen
doen ?"
Ziet je meid er nog al knap uit?"
Wat dat aanbelangt ... ze mag er best
wezen . . . Mooier meid vind je in de heele
stad niet. al zvg ik 't zelf.''
Zoo..." Heintz zat een oogenblik in ge
dachten. Ja. il; kan er niets aan doen; 't is
de kolonel . . ."
Ja, maar u. majoor . . ."'
Voor mijn part trouwen jelui alle
de kolonel . . ."
A Is u nni m'n voorspraak zou will
Ileintz schudde liet hoofd, en
rees er een (lauwe hoop. dat hi
kunnen holpen : ..Kijk eens. als je
n wezen."
toen. als
nog zou
meid het
Vertellingen van den Ouden Veldhuis".
(Uit de loopbaan van een Indisch
sergeant), door DE VROEDE. Amers
foort, G. J. Slothouwer.
Ieder waande hem dood, morsdood en be
graven, dien braven Hendrik van meester
Nicolaas Anslijn Nz.; alleen zijn naam bleef
bewaard als die van een akeligen, saaien,
on-h illandschen jongen een scheldnaam
was er uitgegroeid.
Maar plots blijkt hij toch nog springle
vend; hij heet nu Hendrik Veldhuis, geboren
in een Zuid-Hollandsch dorp.
Uit liefde voor de Oost" werd hij kolo
niaal, ging heel zoet onmid lellijk naar Indi
en bracht het daar tot sergeant. Als han
delaar in brandstollen heet hij te Malang
de O'ide Veldhuis" en wanneer er op Java
een beetje wordt voortgeuiaakt met het zelf
bestuur, zien wij er hem nog eens als bur
gemeester.
Zelfs de seniliteitsbezwaren kunnen niet
gelden voor zoo'n man, die in zijn
modelleligheid van zich zelf verklaart!
Ik heb er altijd naar getracht met een
ieder goede maatjes te blijven... en ik moet
je verklaren, ik ben daarin tamelijk wel ge
slaagd. Zoo eens met iedereen op tijd ten
paar vriendelijke woordjes wisselen en
nooit, waar 't behoort, het verschuldigde
respect uit het oog verliezen, zie . . . dat heb
ik nog van dienst" overgehouden, die eigen
schap. Nooit aanmatigend: En zóó komt
het, dat te Malang, oud en jong, hoog of
laag, op z'n tijd een praatje aanknoopt met
mij, Veldhuis, den nederigen ou 1-sergeant.
Ja, ik ben wel ai eenige jaren om zoo te
zeggen toean iu den Oost", en zou d'r nou
ook zonder m'n pensioentje toch er royaal
kunnen komen maar ik gevoel me in m'n
nederigheid en eenvoud toch't beste, hoor!"
En zoo is ;ie man nu in zijn heele leven
geweest: een voorbeeld, een toonbeeld, een
model mensen ... in een woord een brave
Hendrik. Hij is geen afschaffer, drinkt op
zijn tijd een borreltje, maar gaat zich nimmer
te buiten; hij is zedig, en trouwt zijn goeie
Sarina"; hij is niet gierig en heeft een aardig
spaarduitje; hij herdenkt steeds met genot
het verledene en verheugt zich van harte iu
de verbeteringen, welke de nieu we tijd bracht;
hij luistert steeds naar goeden raad en is
anderen een raadsman ; hij is geen geleerde
en toch van alles op de hoogte, waardoor hij
in zijn nederige bescheidenheid goede wenken
weet te geven. Heb ik het goed begrepen,
dan heefc hij met een blanco strafregister den
dienst verlaten, en ik zou me al ten zeerste
vergissen, als hij niet met een schoone lei
zich aan de hemelpoort kan aanmelden. Ruim
drie honderd bladzijden is zijn levensbeschrij
ving groot en er is nu letterlijk geen enkel
? feit, waarover hij zich behoeft te schamen,
wat zeg ik, als deze Hendrik het leven
nog eens zou overdoen, zou zou het zijn al
copieerende het vorige.
's Mans leven ging als van een leien dakje.
Hij kon verklaren: lont ent pour Ie niien.i-ilniis
Ie meillt'iü' d/'f in/iiid/'H. Janrner genoeg, heeft
de auteur niet begrepen, dat men heel wat
talent in zijn ransel dient mee te voeren om
van zoo'n Ttti/emlheld een prtsentabele figuur
te maken, 't Boek is tamelijk vlot geschre
ven, en misschien, zal die deugd het althans
nog leesbaar doen zijn voor enkelen, die er
belang in stellen te weten, hoe het er vroeger
in het Indische, leger uitzag, misschien ook
kan het bij sommigen herinneringen aan het
la,/11 du lue opwekken, al zal het boek ook ten
dien opzichte veel teleurstellingen geven,
eenvoudig omdat de auteur niet teekenen kan.
Overigens... Geen enkele van de figuren
leeft. De brave sergeant vertelt omstandig
van zijn familiebetrekkingen en van z'n kame
raden, doch 't laat den lezer volkomen koud;
hij prijst telkens zijn ..goeie Sarina", edoch
dit meusch krijgen we niet te zien, geen
enkel trekje is karakteristiek elk sprankje
humor ontbreekt.
IIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllHlllllllUMIIIIIIItlllllllllllllllllllllllll
zelf eens aan den kolonel vroeg."
Zo u u denken, dat.. .dat als zij het vroeg..."
Het denkbeeld vond hij zo > mooi.
,,Wel ja. 'lis te probeeren, die vrouwlui
hebben altijd zoo'n aardig smoesje over zich."
En mijn meid..." hij glimlachte, ze kan
er woordje best doen."
Zoo, non laat ze 't dan maar probeeren."
Zou de kolonel het niet te aanstranterig
vinden ?"
't Is te wagen "
Dan zeker bij de kolonel aan huis?"
Heintz knikte ontkennend : voor dienst
zaken moet je hier wezen de kolonel
houdt niet van dat geloop bij zich aan huis."
Hier dan --- wanneer zou het schikken,
majoor ?"
De schrijver krabde zich even achter het
oor : Ja, wanneer ... hm ... Weet je wat;
morgen, tegen lia'f twaalf maar dan reken
ik er stellig op."
..Daar kan u van op aan. Ik dunk u al
va<t duizendmaal en als n er soms noz
wat aan kunt doen . . ."
'i Is goed wacht maar af wat 't geeft."
Den volgenden morgen, to< n de kolonel de
stukken had geteekend en zich gereed maakte
tot vertrek, zei Heintz: ..Kolonel, kunt u
tegen half twaalf even terugkomen ?"
Als 't moet, waarvoor?"
Ja, 't is iets voor 't garnizoen . . ."
Zoo, wat ; en is er haast
bij?"Als u voort e-ven toiu.'komt, tegen half
twaalf, als u toch naar huis gaat om kollie
te drinken "
| Dat is dan goed. tot straks dus."
! De kolonel verdween met den
kapiteinI adjudant ; de ordonnans ontving een opdracht
j die veel tijd vereischte. en even vóór half
twaalf verscheen hè' juffertje, dat trouwen
moest, een beetje nerveus, maar overigens
niet verlegen. Majoor, zou de kolonel
l het toestaan, denkt u ?"
' Ileintz mm haar eens op ze zag er
werkelijk heel knap uit, met een paar brutale
oogen in het hoofd en een pret lachje om
den mond . . . Kijk jij den kolonel maar eens
lief aan .. . voor lachebekjes als jij bent, doet-i
misschien nog wel wat. Ga jij i:iaar zitten,
de kolonel komt voort, en doe je manteltje
dan maar gerust al' 't is hier warm . . ."
Een paar minuten later verscheen de kolonel,
zeer verrast een aanlig gr/ichtje op 't bureel
te zien.
Hier is er een, die u wat te vragen heeft,
Kolonel. ..ze \\ ou u graag e ven a! l een spreken."
Heintz verwijderde zich. -loot de deur goed
toe en zette zich in het kamertje van den
ordonnans.
Is de kolonel nog op 't bureel." kwam
de oven-ie opioopen. een beetje gehaast. ,,ik
hoord" van den schildpad;1.... ik moet den
En wat ware er van het gegevene niet te
maken geweest. Neem eens even de Her
inneringen uit het leven van een Indisch
officier", door Van Rees verteld, 't is
nog een boek om niet van uit te schei
den. Hoe aardig wist ook Maurits ons het
Indische leven te schetsen, om van de vele
andere meer eigenlijke romans te zwijgen.
Ook zal ik zwijgen over hetgeen Sch jemacker,
Jacobs e. a. ten beste gayen, wijl dit meer
krijgsverhalen zijn, en de auteur van den
Ouden Veldhuis" zich daarvan zooveel mo
gelijk heeft onthouden. Zijn schuld is het,
als wij de tweede espeditie naar Atjeh slechts
als een wisje wasje gaan beschouwen.
Begrijp ik het wel, zoo is dit werkje be
doeld als een reclame voor de dienstneming
bij het Indische leger. De slottirade laat
dan ook aan duidelijkheid niets te wenschen
over: Moest ik voor een tweede maal een
loopbaan kiezen, voorwaar! wederom zocht
ik geen andere dan het kranige Indische
leger."
Wat daaraan voorafgaat, laat ik voor reke
ning van den auteur: Al die beroerde din
gen van Holland vind je hier niet. Geen
kou, geen diepe armoede, geen rusie over
politiek of godsdienst. Wij leven hier in
de Oost maar verdraagzaampjes en vreed
zaam naast elkaar voort."
Doch hoe dit zij, voor menig hollaudsche
jongen ligt er zeker in Indiëeen betere toe
komst dan in Holland, en 't mag worden
gezegd, dat er in Indiëthans veel wordt ge
daan zoowel om het materieel als het moreel be
lang van den soldaat te bevorderen. Wat de
auteur daaromtrent zijn held iu den mond legt
is vee'al waar zij het misschien ook wat te
rooskleurig enkele zijner opmerkingen zijn
de aandacht waard, en ze zouden die aandacht
vermoedelijk ook wel trekken, wanneer de
auteur slechts de gave hadde bezeten door
de gebeurtenissen in het verhaal zelve die
opmerkingen aan den lezer ontlokken.
Gedwongen geheel-onthouding, en verbod
van wilde echtverbintenissen acht de auteur
uit den booze, hij heeft misschien gelijk ;
de heeren in Holland hebben er geen kijk
op" zoo ongeveer redeneerde hij, hadde
hij nu maar dien kijk gegeven.
Merkwaardig is ook, wat omtrent de
dominée's wordt gezegd. Of ik Roomsch
ben. Neen . . . maar ik heb niet anders dan
veel goeds zien uitrichten door die Koomsche
heeren geestelijken in de Oost. Vi'tl meer dan
de dominée's . . . Met de dominee enkele
goede uitzonderingen daargelaten loopt de
mili'air niet erg weg." E.
Waarom een Open Brief1?
Door liet Bestuur van de Vereniging tot
Vereenvoudiging van onze Schrijftaal is een
Open Brief' gericht aan de heren A. Beets.
P. J. Blok, ('<. J. Boekenoogen. M. J. de Goeje,
J. E. lleeres, A. E. J. Holwerda, J. S. Speijer,
J. Verdam en S. G. de Vries, te Leiden.
In deze Open Brief wordt l o. nog eens
duldelik aangetoond wat reeds vroeger in
dit blad door dr. (iombault geschied is ,
dat de vereenvoudigings-voorstellen van de
Zuid-Afrikaanse Taalbond, waaraan boven
genoemde heren o ik hun sanktie verleend
hebben, wel d 'gelik zo goed als geheel"
overeenkomen met de voorstellen van de
Nederlandse Veren. t. \'.v. o. Schrijftaal, 't geen
in Hel ,S' -h/io/ula/l door hen was ontkend; en
wordt 2o. deze vraag tot hen gericht: Is nu, na
uw stellige uitspraak in 11/'t ,^c/n>olb'ad, dat
er onder n velen zijn. die de
vereenvoudigings voors'elleii betreffende de lniigi'iir/ in
strijd achten met het karakter en de wetten
van de Nederlandse taal, niet de tijd ge
komen om uw bewering met bewijzen te
staven?
Waarom is deze Open Brief" geschreven ?
Omdat het protest van genoemde heren
lliiliimiiiiiiiiiiiiiiMillinimiiiiiiiiiiiiiiiililiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiii
kolonel noodzakelijk nog even spreken."
Ileintz trok e,;n zeer bedenkelijk gezicht.
De kolonel heeft juist een belangrijk onder
houd; om n uur kunt u den kolonel thuis
vinden,?ik zal wel zeggen, dat u er geweest is."
Kan ik niet wachten?"
Ik weet niet hoe lang het duren zal,
Overste. De conferentie zal niet spoedig
alioopen, vrees ik."
't Spijt me zeg dan tegen den kolonel,
dat ik zoo vrij zal wezen tegen n uur even
bij hem aan huis te komen."
Een minuut of tien later kwam het juffertje
hei kolonelsbureel uit.
't Is zeker in orde" zei Heintz leukjes.
Zij keek hem even aan; zou die oude 't
begrijpen . . . ? Je zegt niets tegen m'n aan
staande, hoor," raffelde ze, haar hoedje recht
zettende.
We1 neen, laat-i straks de toestemming
maar komen halen ik zal het stuk wel
opmaken."
Toen de kolonel passeerde, een beetje
gegeneerd, zei hij : 't Is laat geworden. Heintz."
...Iu, Kolonel, de kollie smaakt nu dubbel."
Plotseling scheen aan het rijk van Ileintz
een einde te zullen komen. Er trad een
nieuwe kapitein-adjudant op een
ijzervreter, zeiden de onderoflicieren tot elkaar,
nu zal je grappen beleven met den ouden
Ileintz! Den eersten dag be^on het reeds.
..Wie heefl de brieven geopend ?" vroeg
de nieuwe kapitein-adjudant.
Dat doe ik," liet Heintz hooren. toonloos,
een beetje onverschillig.
Dan verzoek ik je er voortaanaf te blijven!"
De kapitein keek de brieven na en gaf er
Ileintz enkele te eopieeren, Voor alles doe
je dit werk al'."?Dien ouden kerel met z'u
kolonel's pretenties zal ik wel klein krijgen
van het oogcnblik af, dat ik adjudant ben !
had de kapitein Rijvers aan een paar collega's
verzekerd, de man is schrijver, niets meer
dan dat, maar hij is zich zoo langzamerhand
gaan verbeelden de regements-commandant
zelf' te zijn
Een uurtje later verscheen de kolonel.
i >ch, I leintz, duik medie lautsteaanschrijving
over de werving eens op, als straks de
over-te komt. moet ik er hem over spreken."
Ik kan niet!" zei lleiutz kalm copieerende.
Wat, kan je; niet ben je niet wel?"
Ik moet eopieeren voor den
kapiteinadjudant."
De kolonel begreep er niets van en keek
den adjudant aan, die onmiddellijk inviel :
ik zal dat stuk wel opzoeken." Dit bleek
echter gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Waar ligt dat stuk?" vroeg hij eindelijk,
ontstemd da' hij het Ileintz toch moest vragen.
..Waar liirt dat stuk?"
weer bij sommigen in ons land twijfel gewekt
zal-hebben aan de wetenschappelike zuiver
heid van de voorstellen van de Veren. t. V.
v. o. Schrijftaal.
Het argument van onwetenschappelikheid
werd in de laatste jaren niet meer gehoord.
Integendeel, van bevoegde zijde werd juist
gewezen op'de gezonde taaibegrippen van de
Vereenvoudigers. Zo b. v. nog onlangs door
prof. Symons in Het Museum van Aug.-Sept.
1904, waar deze, na de aandacht gevestigd
te hebbeu op de toenemende instemming, die
de Vereenvoudiging te beurt valt, aldus ver
volgt : Maar van nog meer belang acht ik
de toenemende overtuiging in
onderwijskringen, dat het breken met een spellingsysteem,
dat zooveel kostbaren tijd nutteloos in beslag
neemt, en wat van nog meer bet eekenis is,
met een buiyings-' en ijeslaci.tsregeling, die alle
i, e:onde taalber/rippen fan het kind in de, kiem
verstiU 1), weinig minder is dan een nationale
plicht."
Tans wordt het argument van onweten
schappelikheid weer vernomen onder andere '
vorm. De vereenvoudigings-voorstellen zou
den in strijd zijn met het karakter en de
wetten van de Nederlandse taal! Maar zonder
enig bewijs wordt deze beschuldiging geuit.
ilet bestuur van de Veren, tot V. v. o. S.
meende daarom 't recht te hebben aan do
heren Beets c. s. een nadere uiteenzetting te
vragen van hun wetenschappelike bezwaren.
't Is wenselik, dat deze kwestie eens voor
al, volkomen zuiger, tot geruststelling van
velen die plan hebben zich bij de Vereniging
aan te sloten, wordt opgelost. Nu vooral is dit
wenselik. Immers, van alle zijden gaan uit het
Lager Onderwijs stemmen op voor de
Vereenvouiiging. De Bond van Nederl. Onderwijzers
werd door het Nederl. Ond. Genootschap ge
volgd, en ook onder de Christelike en Katho
lieke Onderwijzers wint de beweging krachtig
veld. De mannen van het Lager Ou lerwijs
achten Vereenvou liging noodzakelik in het
belang van het moedertaal-onderwijs.
Maar, indien ze werkelik bezig zijn op
onverantwoordelike wijze de taalwetten te
verkrachten, moeten ze dan niet daarvan
worden teruggehouden ?
Vandaar de Open Brief", die om nadere
uitleg vraagt, en die o. a. deze punten onder
de aandacht van de Leidde heren brengt :
Ie. dat de onderscheiding van taalkundig
manneiik en vrouwelik geslacht in de l Se
eeuw slechts berustte op een knutselarij die
met we ensehap niets uit te staan had. ter .vijl
in de H)e eeuw De Vries en Te Winkel ge
tracht hebben, deze verlorengegane onder
scheiding op historiese gronden te herstellen,
iji'cn of nuf/i'noeg ijftn rekening houdend melde
Iccendc taal;
ie. dat onze naamvalsleer, van de
Tireeffiriieck af, tot onze tegenwoordige spraak
kunsten toe, kunstmatig op Latijnse of Duitse
leest geschoeid is, evenzeer in strijd in/'/ de
teelten c<m onze l'r/'nd-' tn'tl;
3e.dat deLeidsefakulteit, voor zover bekend,
nooit principieel een promoven ml
doktorandus heeft bestreden, wanneer deze het
in een van zijn stellingen voor de vereen
voudigde schrijftaal" opgenomen had ;
4e. dat het Tijd.-elirifl van de Maatschappij
der Nederlandsche Letterkunde''in de laatste
jaren herhaaldelik stukken in vereenvoudigde
spelling geplaatst heeft, van dr. De Vooys,
dr. Salverda de (irave en dr. Buitenrust
llettenm, terwijl ook dr. De Vooys en dr.
Hesseling in uitgaven, vanwege de Maat
schappij bezorg^, zich van deze spelling
bedienden. De wet van de Maatschappij laat
de leden in hun xpellhi'j vrij, maar het bestuur
zal toch zeker geen hm^verknoeiing dulden'.'
Ziehier iu 't kort uiteengezet, waarom
het Bes'nur van de Veren, tot V. v. o Schrijf
taal 't noodzake'ik achtte, een Open Brief"
tot de heren Beets c. s. te richten.
Zwolle, 2S Maart r.JU.>. P. VALKHOI-T.
Ij De kursivering is van mij.
Op z'n plaats."
De kapitein Mij vers verbeet zijn woede
maar hij zou zich kalm houden en niet door
drift zijn zaak bederven. Wijs mij dan die
plaats.'"
Daar in de kast, in de rooie portefeuille
't is een aanschrijving van '03, 17 Nov. '53."
Ilet stuk was nu spoedig gevonden. ,, Maar
er zijn toch nog wel meer aanschrijvingen
ov -r, Ileintz."
.lawel, kolonel, als ik met eopieeren
klaar ben . . ."
? De kolonel voorgevoelde het onweer, dat
tu-schen den adj udant en den schrij ver dreigde
los te barsten. Rjvers meende intusschen
de andere stukken te zullen vinden, haalde
alle portefeuilles over hoop, doch te vergeefs.
Toen de overste kwam waren ze nog niet
gevonden.
Och, Ileintz, kijk jij er eens naar," liet de
kolonel goedig hooren.
lleiutz stond van zijn schrijftafel op en begon
heel kalm de portefeuilles te ordenen.
Anders heb jij zoo'n stuk dadelijk."
Ja, Kolonel, maar als men eerst mijn boel
overhoop haalt, moet ik vóór alles er weer
orde in brengen, anders kan ik niets vinden."
Na eenig wachten kreeg de
regimentscommandant hetgeen hij verlangde, en Heiutz
zette zich weer aan 't eopieeren.
Dus, .jan zal ik er over schrijven," eindigde
de kolonel zijn onderhoud met de overste, en
gewoon dat Ileintz midden tusschen het
werk door luisterde naar 't geen de kolonel
besprak Ileintz, dan moetje den brief
maar concipieeren . . . je weet wel..."
Ik weet niets, kolonel, ik copieer."
Rij vers . . . als jij dan .. ." Maar de
kapiteinadjudant wist- ook niet precies wat de kolonel
bedoelde, liet geen deze een beet je on! s tem d e,
op die wij ze k wam je n iet verder; l leintz behoef
de je geen tekst en uitleg te geven. 's .Middags
zei hij het. ,.Rijvers, je kmit gerust wat aan
Heintz overlaten; hij kent al die loopjes."
Te veel misschien, Kolonel; hij waant zich
onmisbaar !"
Maar dat is-i word jij maar eens uit
dien papierrommel wijs dat is immers
onmogelijk; nog dagelijks moet ik rekening
houden met de aanschrijvingen, die al voor
mijn geboorte werden gegeven, alleen een
man als Ileintz heeft aanleg en geheugen
genoeg om uit zoo'n chaos wijs te worden.
J k zal je wel eerlijk bekennen, dat liet mij
soms duizelt."
De kapitein -a Ijudant wilde niet te veel
zeggen ? hij zou zich wel op de hoogte
stellen van dien papierrouimel. al kos^e dat
dan ook wat moeite.