Historisch Archief 1877-1940
No. 1450
DE AMSTERDAM M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
A. Alletó. Olflenzeel, Rotterttai.
Het is niet naar aanleiding van deze ten
toonstelling alleen dat Allebétegenover de
Marissen, Mauve, Israëls gerekend zal worden
en erkend reeds is, als een Petü-Mattre. Hij
heeft al de eigenaardige kenmerken die dit
begrip bepalen. H13 is een zeer kostelijk schilder.
Ge bespeurt altijd in zyn werk de fraaie en
arbeidzame zorg, die alles na-zag, alles naging,
alles na-speurde, niets los-liet. Hij zweefde nooit.
Dit is het zuiverst iteeken waaraan ge den
petit-mattre kunt herkenen. Hu is nooit los
van den vasten grond; hij zweeft nooit over
den afgrond die het schoone is. Zijn probiteit
in kunst is boven alle bedenking maar
hij wordt nooit gekweld zooals de grooten
of de verschrikkelijken door een stulpende
lyriek, maar die tevens de dans is voor
het goddelijke aantreedt in het inwendige.
Ge bespeurt bij Allebénooit iets van het
buitengewone. Ge bewondert de gaafheid,
de zuiverheid der hand, de volheid der kleur,
maar ik herhaal, ge bespeurt den afgrond
nooit. Met deze neigingen gaat samen een
andere. De geest van den petit mattre
omvaamt de dingen zelf nooit met zoo bui
tengewone ontroering, dat hij alleen aan
deze, zelf in hun schoon onderling verband,
genoeg zou hebben. Hij is zelfs in zyn stil
levens nog genreschilder. Br moet een ver
haal in zijn. Een fijne anekdote, of een min
der fijne. Er moet in liggen wat er vroeger
te veel in lag : een gedachte. En deze soort
gedachten zijn niet de bezieleilde hartstochten
zooals ze zich openbaren in een Eousseau of
in een Daubigny nee, het is haast een ge
zegde uit een conversatie, een glimlach in
een gesprek, n allusie tussc tien de woorden
door. Zij kan daarvan alle bekoring hebben,
maar zi] mist wat de gewone conversatie
eveneens mist: eeuwigheid. Het gezegde is
na een een paar minuten onbelangrijk, de
gedachte, zoo 't nog gedachte en niet enkel
geestigheid was, is verdampt dus. Wat deze
geesten daarentegen wel zijn en wat de
wankelheid, die ze tegenover zich zelven hebben, toch
niet verhindert: ze zijn soms enthousiasten,
soms goede docenten. Ze zijn eoms enthou
siasten en hun werk ontvangt er den invloed
van. De invloeden in Allebéwerkende zijn:
Delacroix, De Camps. De Delacroix-invloed
is te bespeuren in de scène uit Hamlet, waar
naast de houding vooral het gezicht der
vrouw het gansche Delacroix-type heeft. Van
Decamps zijn de voorbeelden te over. Van
Leys schijnen o. a. de als gestolten mineralen
zijnde kleuren eenigermate te komen. De
kleur in het Aan het olhek" (uit 69) heeft
het email-achtige - maar mist tevens het
vibreerende, wat zelfs de daarop van gedegen
heid lijkende kleuren van Matthijs Maris
altijd behielden: l'dme y tremble toujours.
Het Leidsche gasthuis" uit 03 is een frag
ment. Het stelt voor een groep van
menschen, staande voor een gebouw, gegroepeerd
in de gewone historische schilderij-manier
mocht ik haast zeegen. De kleur is reeds
vaat en gestolten, zooals ze dat nog meer
zal zijn in Aan het Tolhek", dat uit 1869
een goed specimen is als werk van een
Allebé, en ook daardoor niet onverdiend een
plaats zou kunnen hebben in 't museum.
Een jongen zit op een tolboom, een meisje
staat er voor. Ze lezen saam van een houten
bord, zooals er bij die slagboomen staan. Er
achter, achter den tolboom, staan een viertal
schapen, waarvan ge de werklijk uitmuntend
geschilderd, maar daarom toch niet buiten
gewoon gevoelde koppen ziet. Een hoop
andere détails kompleteeren de anecdote. Een
stok, waarmee gewezen wordt, een hoed op
den grond. Het is werklijk met volheid ge
schilderd, maar de vibratie, het innerlijk,
hartstochte-vol leven ontbreekt te veel. dan
dat het een grootsch werk zou zy'n. Romanti
scher dan dit alles echter is de Slager"
(uit 66) waarin alles in een bloederige kleur
gehouden is : niet zonder doel vrees ik. Uit
74 zijn hier In een vijver in Artis.
teekeningen van dieren zooals de papegaaien, de kal
koen, een slapend aapje, uit 72 zijn de kro
kodillen. Omstreeks dezen tijd is ook het
doode Hondje" uit 74. Een zwart dood
gekuipt diertje ligt haast alleen voor den
toeschouwer. Er is gelukkig niet te veel
bij-werk aangebracht, zoodat de gedachte vol
uit zich bezig houdt met dit mager lijfje,
met dezen gezwollen kop, die het beest haast
niet meer op een hond doet lijken. Het is
goed geaquarelleerd, niet zonder teerheid,
en is, me dunkt, een aangename winst voor
het Boyman's Museum. Uit 85 is er nog
een: het Vrouwekopje". Een vrouw, tot
aan het middel haast in zwarte mantel, bruine
hoed op met zwart lint, en een parasol, meen
ik, bij zich. Het is eveneens een aangename
aquarel.
* *
*
Er zijn hier negen lithographieën: de
kindren, een landschapje met de boomen,
globaal aangeduid qua vorm tegen de lucht,
een fragment van een schilderij, een portret
uit 58, een portret uit 60. Dit portret, dunkt
me het uitnemendste van al de litho's-por
tretten, die hier zijn. Het is een niet oude,
-eer jonge man, met zwart dik haar, achter
overgekamd. De lach tintelt van z'n oogen.
Het geheel gezicht is uiterst fijn behandeld.
De mond zet zich tot een lach. Het lachen
inwendig in de oogen al en het te lachen
beginnen met het gansche gezicht is een van
de bekoringen van deze tentoonstelling. De
andere litho's zijn zeer bekend: de Greive,
de Heidring (niet bizonder), de Multatuli.
En merkwaardigerwijze, causeur ontmoet
causeur, in een schilderijtje uit 1902 Bij den
waarzegger" is niet alleen in de kleur, maar
ook eveneens in houding van het vrouwtje,
dat zich naar den man buigt, iets van
liochussen, den illustrator, den schilder, den
aquarellist, die soms zeer rijn kon wezen en
buitengewoon begaafd van toets. Dit zijn
eenige opmerkingen. Ik heb niet ieder werk
besproken. Ik besprak enkelen, die typisch
waren of mijn voorstelling van hem illu
streerden. Allebéis daarenboven een leer
meester, het was (maar het kon waarschijn
lijk niet) beter geweest, dat hij een schilder
alleen gebleven was. Hij is geen wonder
maar van zulke degelijke petit maitres zijn
er ons niet te veel.
PLASSCHAERT.
Over hedendaagsche
hulsinrichting.
II. (Slot).
Het beginsel waarvan de moderne kunst
zeide uit te gaan, stond diametraal tegen
over dat van het voorgaande oudheid
kundige tijdperk. Als hare algemeene
leuze kan gelden de inscriptie op het ten
toonstellingsgebouw van de Secession"
te "VVeenen: Der Zeit ihre Kunst, der
Kunst ihre Freiheit". Zij streefde naar
eigen karakter, wilde de kunst maken
tot eene getrouwe en zelfstandige weer
spiegeling van haren tijd en daartoe alle
navolging van historische stijluitingen
pijnlijk vermijden. Zij wenscht zich niet
duceeren van een gangbaar, kleurloos
type, dat niet door bijzondere .eigen
schappen moeilijk van de hand te zet
ten was. En de bewoner was van den
anderen kant gedwongen zich te houden
aan een zeker normaal-ameublement, dat
bijzondere maten noch vormen bezat maar
overal te gebruiken was. Hij beperkte
zich voorts tot de onmisbare stukken en
zeer lezenswaardig en fraai geïllustreerd
boekwerk over The decoration of houses"
(Londen, Batsford 1898) de beide schrij
vers Edith Wharton en Ogden Codman Jr.
enkele woorden. Zij komen daarbij, naar
aanleiding van de zucht mooi te vinden
en te willen bezitten wat bij een ander
gezien wordt, tot deze merkwaardige slot
som : Men in these matters, are less
exacSchoorsteenmantel met aansluitende betimmering.
op het verleden te inspireeren, maar op
het heden. Het denkbeeld is overigens
verre van nieuw. Reeds in 1 840, om een
enkel bewijs te noemen, toen na de prijs
vraag van de Nicolaï-kerk te Hamburg
Scott's ontwerp in 13de eeuwsche gothiek
ter uitvoering werd aangewezen, schreef
Semper over den plicht,elken tijd zijn eigen
kunsttaal te doen spreken, niet minder
overtuigd dan de vurigste voorvechter
onzer hedendaagsche moderne beweging
het had kunnen doen.
Plotseling eene geheel oorspronkelijke,
niéuwe kunst uit het niet te doen ver
rijzen, al mag dit misschien aanvankelijk
ook het ideaal van sommige modernen
geweest zijn, bleek aldra niet mogelijk.
En waar het beproefd werd, was afdoende
kritiek dikwijls te leveren door met
Lessing te zeggen : Het nieuwe er van
is niet goed en het goede niet nieuw."
Voor meerdere van zulke uitingen
schijnt de aanvankelijk buitengewone be
wondering na eenigen tijd van kalm
nadenken niet wel anders te verklaren
dan door aan te nemen dat de waarne
ming van Alphonse Karr La plus char
mante femme du monde unit toujours
par s'apercevoir que la première venue
a un avantage sur elle, c'est ctre une
autre" ook opgaat met betrekking tot
de rivaliteit der kunstvormen.
alleen was het streven gericht
op het vormen van een karakter in over
eenstemming met den algemeenen tijd
geest, maar ook en vooral met dat van
den bewoner in het bijzonder.
Eenigen tijd geleden las ik ergens de
gelegenheid ontbreekt mij op te zoeken
waar hoe een modern Engelscb bouw
meester zoo ver ging in het streven zijne
landhuizen in overeenstemming te bren
gen met den persoon van den bewoner,
dat diens physieke gesteldheid het ont
werp, de grootte en hoogte der vertrek
ken beheerschte.
Ik meen dat Ibsen bouwmeester Solness
ongeveer de woorden in den mond legt :
Hoe moet ik voor dien man bouwen,
ik ken hem niet." Deze opvatting is zeker
de meest aangewezene, die bovendien zal
leiden tot behoud en kornpletecring van
het door den ontwerper voorgestelde
ensemble.
Bouw- en meubelkunst worden weder
om in n adem genoemd ; en zulks te
recht. Hunne harmonische samenwerking
immers is onmogelijk wanneer zij op
uiteenloupende beginsels zijn gebaseerd.
In den laatsten tijd wordt dan ook steeds
meer inge/ien hoe ter wille van de
eenheid bouw en inrichting eerier woning
in dezelfde hand behooren te berusten en
dat niet, als de architect zijn taak be
indigt, onafhankelijk van hem stoffeer
der en meubelmaker de hunne beginnen.
l let moet erkend worden dat de omstan
digheden het tentoonspreiden eenereigen
persoonlijkheid in de huisinrichting aller
minst begunstigden, dit zelfs bijna onmo
gelijk maakten.
Dat tusschen konsument en producent,
in casu tusschen bouwer en bewoner
geene nauwere aanraking bestond, heeft
ook op het type onzer woningen een
buitengewoon ongunstigen invloed uit
geoefend. Huizen ontstonden in overvloed,
en toch had bijna niemand een tehuis.
De groote meerderheid der konsumenten
betrok huurwoningen ; de producent werd
door winstbejag geleid. De laatste ver
viel dus als van zelf tot het
promoest bovendien steeds bedenken dat
meubles sont apelez qu'on peut
transporter". De aldus ingerichte kamer doet
onwillekeurig denken aan een onstabielen
toestand, een tijdelijken staat; men ge
voelt dat als het ware de bewoner zich
er op inrichtte om bij het eerste alarm
zijn boeltje te kunnen pakken. Hij is
slechtste gast in het huis dat hij betrekt
en mag er geen spoor van zijn aanwezig
heid achterlaten.
Hoe weinig aantrekkelijk is ondanks
al de dure meubels, al de kostbare
garnituren menige door een voornaam meu
belmaker, hij zij modern van zin of
ouderwetsch, ingerichte woning. Daarin
wreekt zich het gemis aan eene persoon
lijkheid, er ontbreekt de weerklank van een
persoonlijk inzicht, dat van den bewo
ner. Zulke kamers zijn doodsch, leven
loos. Menigeen is feitelijk in zijn eigen
woning nog meer de gast dan zijne loges.
Maar van hoeveier kunstzin zou met
De Genestet te zeggen wezen: AYees
u zelve zeide ik tot iemand, maar hij
kon niet, want hij was niemand".
Het schijnt evenwel den meesten
menschen nu eenmaal uitermate moeilijk te
vallen eigen behoeften te formuleeren,
hunne eigen stoffelijke en geestelijke ver
langens te ontleden. En toch moeten deze
den grondslag leveren tot hunne huisin
richting, wil deze inderdaad het beeld
hunner persoonlijkheid zijn en daaraan
door iets eigendornmelijks, door een per
soonlijk cachet eene meerdere of mindere
mate van belangwekkendheid ontleenen.
Aan deze moeilijkheid wijdden in een
ting than women, because their demands,
besides being simpler, ure uncomplicated
by the feminine tendency to want things
because othcr peoplc havo them rather
than to have things because they are
?wantod."
Inderdaad zal het strikt rekening hou
den met de eischen van praktische bruik
baarheid, die wel beschouwd inelkgeval ver
schillend luiden, nog het ontstaan van een
eigen karakter uitlokken. Wat van een
bouwwerk in zijn geheel geldt, slaat ook
op de inrichting. Si l'on dispose un difice
d'une maniere convenable al'usageduquel
on Ie destine, ne différera-t-il pas
sensiblement d'un autre difice destine a un
autre usage-' N'aura-t-il pas
naturellement un caractore et qui, plus est, son
caractère propre P"
In deze woorden ligt een beginsel, dat te
hooren verkondigen door een zoo klassiek
meester als J. Ij. Durand in zijn 1825
te Parijs verschenen Précis des Lecons
d'architecture données a l'Ecole Royale
Polvtechnique", misschien, ja waarschijn
lijk menigeen niet weinig verwondert.
't Rekening te houden met de praktische
eischen van elk bijzonder geval nu is niet
mogelijk bij produktie in het groot; deze
leid t all ich t tot karakterlooze, schematische
voortbrenging.
Het soms goedkoope, inaar bijna zonder
uitzondering naar aesthetisch gehalte min
derwaardige fabrieksgoed beheerschte
eenige jaren geleden de markt. De machine
scheen niet te wezen dienares maar
heerscheros en drong hare produkten op,
ook aan wie er niet mede ingenomen
was. Zoo raakte de machine in discrp.
diet ten onrechte evenwel omdat
men van haar vroeg wat zij niet geven
kon : het en-gros en werktuigelijk voort
brengen van vormen, die een persoonlijk
kunstenaars-temperament eischten.
Nadat enkelen den terugkeer tot het
handwerk van vroeger als de eenige
uitkotnst hadden voorgesteld, leidde een
juister begrip over de taak de machine
aan de eene zijde, ook tot een juister
gebruik, aan de andere tot het zoeken
naar vormen, die zich leenden tot
werktuigelijke verveelvuldiging. De rechte,
dikwijls stijve en strakke vormen van
het moderne meubel in het algemeen
zijn zeker deels hieraan toe te schrijven.
Misschien ging evenwel de reaktie te ver.
Er had eene wissel werking bestaan tus
schen de zucht naar versiering en ornament
en de mogelijkheid deze met behulp der
machine te bevredigen. Wat Nietzsche
noemt de Kunst der Kunstwerken" stak
ieders oogen uit. Zij leidde ten slotte
tot de bekende jammerklacht dat een
toestand ontstond die een verkeerde
wereld waardig was: overladen, aan
matigende en bovendien valsche pronk
was goedkoop, smaakvolle eenvoud
wanneer die al te koop was duur.
Deze omstandigheid heeft destijds de
liefhebberij voor oudheden niet weinig
in de hand gewerkt, en eene mededin
ging in het leven helpen roepen waar
over de kunstenaars nog wel zich beklagen.
Als reaktie tegen den geest der vooraf
gaande periode bleek het geheim der
nieuwe kunst dikwijls nog meer gezocht
te worden in het durven weglaten van
alle traditioneel en konventieel geworden
vormen, dan in het vinden van andere.
Menig specimen van modern huisraad
wil dan ook den indruk maken, niet meer
te zijn dan als 't ware het geraamte van
het voorwerp in kwestie, eene schema
tische voorstelling ervan. Dit gaf aanlei
ding tot het verwijt van opzettelijk ge
zochte armoede en kaalheid. Er is echter
geene reden om niet aan te nemen, dat ook
de moderne kunst onzer dagen eenzelfden
ontwikkelingsgang zal doormaken als
hare voorgangsters. Deze immers zagen
eene aanvankelijk harde vormenspraak
met verloop van tijd steeds rijker en
soepeler worden, tot zij ten slotte alle
kracht van uitdrukking verloor,
verwaferde en verdween.
De moderne opvatting in de kunst
nijverheid kon als punt van uitgang
genomen hebben hetgeen Henri Mayex
in La Composition décorative" schreef:
Une forme doit ecre belle en elle-mème
et on ne doit jamais compter sur Ie
decor appliquépour en sauver les
imperfections." Deze opvatting vergemak
kelijkt den uitvoerder noch den ontwerper
zijn taak. Het ontbreken der sier vormen,
deed de volle aandacht vallen op de
hoofdvormen. De innerlijke waarde steeg.
Het zoeken naar juiste verhoudingen,
opwegendj tegen het rijkst decor, trad
op den voorgrond; aan de samenstelling,
de materialen-keuze en de bewerking werd
meerdere zorg gewijd. Duidelijk vooral is
dit streven waar te nemen in de moderne
vaderlandsche kunstnijverheid. Zij ken
merkt zich over het algemeen door eene
zeer groote mate van ernst en degelijk
heid en wordt beheerscht door het stre
ven naar eene logische samenstelling.
Misschien kon zonder dit konstruktieve
beginsel, zonder de waarheidsliefde, noch
de bruikbaarheid in iets op te offeren, vaak
de ernst gevoegelijk iets minder strak en
hoekig wezen; kon, wat de meubels
betreft, de timmerman een iets kleiner,
de meubelmaker een iets grooterrol spelen.
Wuftheid was in geen tijdperk van
haren ontwikkelingsgang eigen aan de
kunst van ons land, maar in geene periode
te voren was zij strenger van opvatting
dan in deze. Door alles heen klinkt de
stem van rede en overleg en logica. Dit
veroorzaakt soms een koelen indruk, die
etkamer van ten landhuis te Arnhem. Bufi'etwand.