De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 16 april pagina 1

16 april 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N'. 1451 DE AMSTERDAMMER A°. 1905. WEEKBLAD YOOK NEDERLAND On.cLer recLaoti© Dit nummer bevat een bijvoegsel. ?v a. n_ J. ZD E K! O O. Uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDOBF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar "....... mail * 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Dit blid U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Cajiucinea tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 16 April. Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit DuiUchland, Oostènrijlt en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfenuig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ : De Ver nieuwde Schoolstrijd.?16 April 190?, door B. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een waar schuwend woord, door P. FEUILLETON: Een slachtoffer van de B U," III, slot, door V. A. Buis. KUNST ES LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad door Ant. Averkamp. Tentoonstelling in Pulchri Studio, door Plasschaert. :?Gevaarlyke romans? door Henri Calker. INGEZONDEN. Kritiek en goede manieren, door dr. R. C. Boer. Geen manieren en averechtsche paedagogie, door G. H. Rössing. De Berner Con ventie, door dr. C. J. Wynaends Francken. Nederland en de Berner Conventie, door J. B. Schepers. VOOR DAM ES : Hoe wereld wijs te worden, II, slot, door Vrouwke." Vrouwenarbeid bij den gemeentelijke telefoon dienst in Nederland, door S. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Overzicht van het leven van Miguel de Cervantes de Saavedra (met portret en af b.), door D. E. A. J. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. De Dame van Amsterdam, door N. v. Middel h o ven. D AM RUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. De Vernieuwde Schoolstrijd. Een woord m protest. Geachte Redactie. Uw hoofdartikel in het no. van heden heeft mij zeer verbaasd. Immers wie had van u, die meestal zoo waardig de zaken kunt bespreken en beschouwen, zulk een stuk verwacht. Ik dacht eerst: heb ik de Groene" wel voor , me, of is het soms een ander blad. Helaas, het was maar al te waar. Daarom kan ik niet nalaten een enkel woord van protest te doen hooren, tevens ten zeerste betreurend hetgeen thans door u is geschreven over de onderwij sno veile. U gaat af op hetgeen door den heer Ketelaar is gesproken en meegedeeU, maar u vergeet, dat deze week in De Nederlander reeds een paar punten (in een ingezonden fctuk) zijn ' weerlegd. Dit geeft al te denken. Hadt u verder een paar dagen gewacht, dan zoudt u uit den mond van heer Lohman dit kunnen . hooren (ik cursiveer): Men heeft staaltjes genoemd van dwang tegenover de ouders ' om hun kinderen naar de bijzondere school te zenden. Zoo die juist zijn wat echter te betwijfelen valt, want spreker krijgt haast geen courant in handen of deze gevallen ran den lieer Ketelaar worden uit de plaats zelve ontkent dan is dit beslist af te keuren. Maar wat zegt men dan wel van den dwang, die wordt opgelegd aan de ouders, welke worden gesteld voor de keus tusschen een dure bijzondere en een goedkoopere openbare school" (Kamer overzicht van De Nederlander van heden). Ziet, Mynheer de Redacteur, als men dit laatste hoort, als inen daarby bedenkt, hoe b.v. gebleken is, dat in sommige gemeenten de hondenbelasting nog meer opbrengt dan de schoolgeldheffing der openbare school dan begrijp ik niet, hoe u thans te velde trekt tegen de huidige onderwysnovelle, zonder eerst van beide zijden de zaak te hebben onderzocht. Evenmin begrijp ik dezen zin: Alles is toch ondergeschikt gesteld aan de theologi sche partijwinst, en zoo is het thans werkelijk reeds de vraag : hoeverre men den neutralen Staat er toe zal durven dwingen om het ge loof of de gelooven van de Staatsgelden te voorzien, ten einde hem om te zetten in een zoogenaamdChristelyken Staat." Alweer dacht ik dat oude, afgezaagde idee: de niet-voorgtanders der bijzondere school brengen alleen, de Staatsgelden bijeen. Maar brengen de voorstanders dan geen belasting op? En ndien dat het geval is, hebben ze dan geen recht op een uitkeering voor hun 'scholen? Of 'moeten ze maar blyven bedelen om een halve restitutie? Waarlijk ik had van u niet verwacht eene redeneering als van den heer Borgesius, die Donderdag 11. zeide, dat hij in de wet wel zou willen schrijven, dat een deel van de kosten voor het bijzonder onder wijs altijd moet blijven voor rekening van de christelijke liefdadigheid! (Volgens Kameroverzicht van De A'vondpost). Zouden recht en gerechtigheid in ons land langzamerhand gaan verdwijnen ? Ten slotte nog eene opmerking over het eind van uw artikel. Hier klom mijn ver bazing ten top. Immers het bleek, dat u nog absoluut onbekend is met het z.g.n. Unierapport van 17 April 1900 1). Hadt u dit gelezen, en ook gezien wie in de Com missie zaten (o. a. de heer ^E. Mackay), dan zou zeer zeker uwe opmerking over een bezadigd en gemoedelijk Katholiek alsLotft', of een even zoo gestemd anti-revolutionair 1) Zie bl?. 227, Zes-en-twintigste Jaarver slag van de Unie", D. van Sijn en Zoon, ?f .Rotterdam. als Mackay" in de pen zijn gebleven. Immers daaruit zou m. i. blyken, dat u omtrent Mackay zich wel een klein beetje vergist. Het speet me zeer, dat ik in uw blad geen meerdere waardeering vond van hetgeen de Rechterzijde voorstelt. Ik had gehoopt, dat het slotwoord van dr. Weststrate in zijn arti kel over de opleiding van den onderwij zer enz." (?Onze Eeuw", Maartaflevering; men lette ook op blz. 405?C) ook by u weerklank zou mogen vinden. Het heeft niet al zoo mogen zijn. Nu er een finale en radi cale oplossing der schoolkwestie wordt voor gesteld, deugt ook dit niet, en worden on edele drijfVeeren der Rechterzijde toegedicht. De Rechterzijde is misschien te radicaal. Zoo bij beetjes en stukjes had het moeten ge beuren; en onderwijl moet de minderheid (?) dan maar goed gevoelen, dat ze minderheid is, genadebrood eet: zoo gewent de natie van lieverlede eraan, dat ook kerkelijk on derwijs aanspraak mag maken op Staaishulp. Neen, mijnheer de Redacteur, dubbel spijt het me in uw blad de laatste gecursiveerde woorden ie vinden. Ik had eerder van u een waardeerina; verwacht als van den heer Tutein Nolthenius, op blz. 14 enz. van Ue stille Stem". Uw artikel viel me zeer tegen. Hopende een plaats in uw blad te mogen ontvangen, teeken ik mij hoogachtend Uw Dw. Dr. Ressen, 2 April '05. H. J. C. PIERSOX. * * # Dat ons artikel De Vernieuicde School strijd'1'' den heer Pierson zeer is tegen gevallen", verwondert ons minder, dun de wijze, waarop hij zijn protest" schrijft. Immers over de tegenstelling: de paci ficatie van 188!), en de vernieuwde school strijd van 19:35 onder de werking der antithese, zwijgt hij geheel. Het schijnt zoowaar, dat hij van deze basis onzer redeneering, gansehelijk geen kennis heeft genomen. En toch, we hebben haatzoo duidelijk blootgelegd. Een bijzondere school, bezocht door de kinderen van ouders, die zelf inder daad gemoedsbez waren hebben tegen het openbaar onderwijs, zoodat die ouders, te onbemiddeld om scholen te stichten, zich rampzalig zouden gevoelen, wijl hun kroost toch het openbaar onderwijs moest ontvangen waarom zou men weigeren eenige subsidie toe te staan? De bijzondere school, als een middel om dezulken te helpen, daarvoor kunnen wij niet-kerkelijken staatsbijstand nuttig en noodig achten, en in hoofdzaak werd in 1889 aan deze gedacht, toen men van radicale en liberale zijde tot pacificatie" medewerkte. Wel wist men ook toen, dat er op deze scholen velen gingen, wier ouders van gemoedsbezwaardheid weinig last hadden, en dat er drijvers hestonden, wien het minder te doen was om gemoedsbez waarden te bevredigen, dan wel om gemoedsbezwaarden aan te kweeken, maar desondanks heeft men door vriendelijke tegemoetkoming -aan de behoefte der werkelijk bezwaarden willen voldoen. Nu, vijftien jaar later staat de zaak iets anders. Wij schreven: Het is thans niet meer te doen om de bijzondere school, de school met den bijbel of het kruis, het bestaan gemakkelijk te maken, opdat een aanmerkelijk deel der natie, zonder al te zwaren druk, haar in stand kunne houden; maar is nu geworden: Staats hulp voor de bijzondere school, om de Staatsschool, ten onder te brengen. En zoo behoort dus de school niet langer beschouwd te worden eenvoudig als middel tot verstandelijke en zedelijke ontwikkeling om het kind te sterken voor het maatschap pelijke leven, maar is zij bm\>nal het yeduclite wapen in den strijd tegen de migelooviyen, die terecht dienen te worden gebracht. Als wapen in dezen zin heeft men de school dan ook allereerst te betrachten bij den thans gevoerden strijd in de Karaer." De school als \VAPEX nu wij eerst recht leven onder de antithese: vóór of tegen den Christus", zooals het heet. Voorts wezen wij er op, dat De Stan daard, anders gezegd Kuyper, niet meent te mogen rusten vóór alle gedoopte kinderen op de bijzondere school komen, onder de inwerking van christus heiligen naam" ; dat het gaat om het eeittrig leven van het kind; om te voorkomen, dat hut in de hel belande; en als een volstrekt logisch gevolg hiervan: mogen dus de mannen der antithese geen enkel middel, dat er maar even door kan, sparen, om het bijbelsche dwingt hen om in te gaan" op de ouders en kinderen toe te passen. En nu komt daar de heer Pierson, met de opmerking, dat wij van Kete laars mededeelingen omtrent het oefenen van pressie, ten einde de openbare school te ontvolken, geen melding hadden mogen maken, wijl eenige daarvan weersproken zijn Op die tegenspraak echter is weder zooveel bevestiging en vermeerdering van gewaarborgde gevallen gevolgd, dat men er in 't algemeen wezenlijk nog wel op af zal kunnen gaan. Maar tot des heeren Piersons geruststelling zijn wij daar niet op af gegaan." Wij schreven: maar ook, bij aftrek <ran enkele weer sproken opgaven, ja zelfs zonder eenige optelling van feiten, zal ieder, bekend met de gewoonten en neigingen van orthodox-geloovigen, weten. dat het bijbe'sche dwingt hen om in te gaan" zooveel mogelijk wordt opgevolgd en dit niet door de lichtminigen, nwar meest nog door de ernstige broederen, die zich geroepen ge voelen zielen te redden". Kn dit thans (onder de antithese, nu voor den Hiaat der Nederlanden, den godsdienstoorlog is afge kondigd) nog veel meer dan vroeger." - Hier had dus de geachte inzender, indien hij wilde protesteeren, behooren aan te tbonen, dat de mannen der anti these, volgens wie het de vraag is: of het kind in de hel of in den hemel zal komen, zich onthouden mogen van al die dwang-," liever gezegd, van al die christelijke krijgs-middelen, welke hun God ter beschikking heeft gesteld. Of Lohman b. v. meent, dat zulk zielenredden (want dat is het toch!) beslist is af te keureu" en of Kuyper en wie meer dit beamen, wat heeft men daaraan, wanneer inmiddels de leer wordt verkondigd: alle kinderen moeten met het oog op hun bestemming voor een eeuwig leven, op de school onder de beademing van Christus' heiligen naatn worden gebracht! Immers wie dit meent, kan onmogelijk zich op den oordeelsdag verantwoord rekenen, als hij moet zeggen: Heer, ik heb den kindertjes wel de deur opengezet, maar niet hen gedreven en gedwongen in te aaan, op dat Uw school vol wierd. Wij weten niet of de heer Pierson een man is der antithese ? maar ware hij dit, hij zou, dunkt o na, bij een schrijven als bij ons toezond, moeten protesteèren tegen... zichzelf. Trouwens, ieder die de vromen, bij erva ring kent, weet wel in welke richting deze zich bewegen. Elk streng dogmatisch ge loof heeft een fanatieken kant, schreven wij, maar nu, waar gedurende vele jaren door Kuyper en zijn handlan gers, het fanatisme is aangeblazen als middel tot politieke partij stichting ... en men ten slotte, met de antithese tot politieke leus te ver heffen, het dogmatisch fanatisme tot een staatkundig fanatisme heeft omgezet, hetwelk de school eischt, om den neutralen Staat tot een soort van dogmatisch geloofs-instituut te helpen omscheppen, moet het den heer Pierson, dunkt ons. ook duidelijk zijn, dat de mannen ter linkerzijde onmogelijk aan die school, als inipen tegen den neutralen Staat, de gelden door hen begeerd kunnen toestaan. Bij het voorbijzien van deze basis onzer redeneering : de tegenstelling: der paci ficatie, van 1889 en de Antithese-school st rijd nut l!M>r>, komt het den heer Pier son als een teleurstelling voor, dat wij niet bet recht van het kerkelijk-onderwijs op gelijkstelling met het openbaar onderwijs voorstaan. Inderdaad, wrij zijn daar tegen gekant. . De neutrale Staat, in ons land met gemengde bevolking, kan niet anders geven dan een neutrale school; neutraal in dien zin, dit zij voor kinderen uit huisgezinnen van verschillend seloof bruikbaar is, zij het dan ook onmo gelijk, dat zij aan zoovele verschil lende menschen in elk opzicht voldoet. Zijn er nu personen, met deze school zóó weinig tevreden, zóó zeer bezwaard van gemoed, dat zij een eigen, een bijzon dere school willen oprichten, waarom zouden zij dat op hun kosten niet doen ? Omdat zij daartoe het vermogen niet bezitten, ze te arm zijn ... ? Welnu, hier ligt o.i. de grond, voor den Staat die o»m'»)ogendi n helpen. Maar hoe staat het nu met de heelen halfvermogenden die tezamen zelf wel een school zouden kunnen bekos tigen ? Hecht op staatshulp hebben deze zeker niet. In 1889 heeft men, bij wijze van jiiici/iciitii', door vriendelijke tegemoet koming van radicalen en liberalen, hen met de onvermogende gemoedsbezwaar den eenigermate laten profiteeren ; men zag er iets billijks in, hen niet alles te laten betalen. Maar dat de Staat gehou den zou zijn, deze hun godsdienstscholen te bekostigen, werd niet erkend. En nu is het met deze niet-on ver mogende voorstanders van de Chris telijke" school een bijzonder geval. Zij richten scholen op, niet omdat het onder wijs op de openbare school te gebrekkig is, neen, eenvoudig om de kinderen te brengen onder do inwerking van Chris tus' heiligen naam"; om hen op te voeden met het oog op de bestemming j voor een eeuwig leven" ... iets, waarmee i de neutrale Staat zich niet kan of mag inlaten... Hoe zal men dan. met recht daarvoor het Staatsgeld vragen en eischen? Doch wat do voorstanders van gods dienstscholen wij noemen ze gods dienstscholen, wijl het opvoeden voor het eeuwig leven en het inprenten van het ware geloof, toch wel hoofdzaak ma g worden» geacht! nu, wat deze ver mogende voorstanders van godsdienst scholen steeds verzwijgen, het is het onschatbaar geluk, dat hun wordt toe bedeeld, door zulk een onderwijs, zelf, uit eigen zak, te bekostigen. Die men schen ter linkerzijde, wat hebben zij in deze wereld tot vertroosting, en wat wacht hun hiernamaals ? Maar wij zoo zouden we zoo gaarne de geloovigen hooren spreken wij redden hier kinder zielen ; wij werken hier voor de eeuwig heid; wij tasten in den buidel en koopen daar ons eigen en anderer zaligheid mee ... Wij begeeren geen staatsgeld, want even als we tegen Staatsliefdadigheid zijn, omdat daardoor de particuliere barmhartigheid zal afnemen willen wij ook het gevaar niet loopen van meer aan ons geld dan aan onze hemelsche toekomst te denken... 't Mooie zou er zoo afgaan... en wij, en wie weet hoe velen, zullen het slachtoffer worden van onze schrielheid, ondanks onzen rijkdom in den geloove. Maar neen, juist met de subsidie van 1889 schijnt het mooie er eerst te zijn aangekomen, en weldra, als de schatkist nog krasser zal zijn aangesproken, blijft er ter getuigenis van de offervaardigheid der Calvinistische geloovigen al weinig meer over dan de giftenlijst voor de bijzondere school, die jaarlijks een tachtig of negentig mille, uit heel het land tesamen gebracht, aanwijst. ? Welk een sommetje voor zooveel gezeten en rijke menschen, die weten dat zij geroe pen zijn het leven van alle leven, de inwerking van Christus' heiligen naam", den kinderen te doen gedijen! Doch nog eens, de periode van de bijzondere school als in hoofdzaak voor gemoedsbezwaarden, hebben \ve reeds achter ons liggen. Wat thans gevraagd wordt moet niet strekken als tegemoetkoming voor arme geloovigen, maar als strijdpenninguit de Openbare kas tegen den Neutralen Staat. Hoe zou het mogelijk zijn dit recht te noemen Y Omdat de kerkelijken ook belasting betalen voor de Openbare School ? Maar dat is een school der gemeenschnp, die er zijn moet. En hoeveel be talen wij als leden der gemeenschap niet voor zaken, die wij ten onze nadeelen kunnen achten Y Hieruit spruit geen recht voort om ons zelf te ont trekken of restitutie te vorderen. Van recht zou men eerst kunnen spre ken, als men kon aantoonen, dat een Neutrale Staat wplicht is voor gods dienst-scholen te zorgen; en al ware dit ongerijmde ook gerijmd te achten, wie kan van recht, gewagen op geld uit de schatkist tot het smeden van wapenen tegen het neutraal karakter van den Staat in den door de Antithese afgekondigden burgeroorlog ? Neen, te hedeltn behoeft de minderheid niet - - indien zij zelf het recht en de gerechtigheid in ons land maar hoog houdt, en als Christinne van de daad geld over heeft voor haar in den hemel te beloonen werk. Bovendien, reeds in 1889 was er ook onder de linkerzijde een stemming om den gemoedsbez waarden zoo veel mogelijk tegemoet te komen. Deze bestaat nog. Maar even als de libe ralen hun fouten ten opzichte der school gehad hebben, die wij steeds bestre den zoo zijn thans de Calvinisten bezig de hunnen te maken, en spreken wij gaarne onomwonden onze meening daar over uit. Wat wij nu beleven, we hebben het in ons No. van 2 April gezegd het is een Voorbereiding van Fransche toestanden. Nog deze verklaring: wij wisten zeer wel dat Mackay in de Commissie voor het Unierapport was gezeten. Maar Minis ter te zijn, is nog heel iets anders dan mede zulk een rapportie ontwerpen. Wij gelooven inderdaad, dat de Mackay van 1889 voor de verantwoordelijk als Exc. geplaatst, in 1904 een minder aanstoot gevend ontwerp zou hebben ingediend. 16 April 1805. Ruiger Jan Schiniinelpenuinck benoemd tot Raadpensionaris. Wat oen verschil als we de kalmte van onze dagen vergelijken met den toestand van een eeuw geleden. Sedert 1795 waren we geheel afhankelijk van Frankrijk; toen Napoleon zich daar van het gezag hail meester gemaakt moesten we aan zijn wil gehoorzamen. Onze Staatsregeling van 1798 werd op aandrang van den eersten consul in 1801 gewijzigd in een staatsbewind van twaalf personen. Na zijn uitroeping tot Keizer wilde Napoleon geen republikeinsche vorm, maar een eenhoofdig bestuur in ons land, waar Rutger Jan Sjhimmelpenninck president zou worden met den titel van Raad pensionaris. Te Deventer geboren op 31 October 1761, werd Schimmelpenninck de tweede zoon in een gezin van acht kinderen. Zijn vader, Gerrit S^himmelpenninck, was een groot handelsman met veel fortuin, zijn moeder heette Hermanna Koolhaas. De opvoeding van Jan Rutger werd met groote zorg ge leid. Van zijn vroegste jeugd af was hij buitengewoon schrander van geest en vol belangstelling, /ijn karakter muntte als kind reeds uit door een groote mate van oprechtheid en gevoel van billijkheid. Na het attoopen der Latijnsche school werd hij student te Leiden in 1780, waar hij al spoedig onder de leden van het corps en de professoren der universiteit, buitengewoon gezien was. Een oproer in die stad in 1794, dat door de gebrekkige inrichting der plaat selijke wapening een groot onheil dreigde te worden werd door hem en zijn vriend den medestudent Hoyinck van Papendrocht geheel bedwongen. Ter nagedachtenis daar aan ontvingen de beide jonge mannen een gouden gedenkpenning van de regeering. De dissertatie waarop Schimmelpenninck promoveerde had tot onderwerp: een be hoorlijk ingerichte volksregeering", een werk dat al spoedig vertaald werd en waarmede hij veel naam maakte. Haat tegen alle des potisme bleek duidelijk uit dat schrijven. Amsterdam werd door Schimrneipenninck gekozen ajs plaats voor zijn rechtelijke loopbaan. Zijn groote welsprekendheid en heldere blik maakten hem tot een advokaat van den eersten rang. In den tijd der Patriotten sprak hij zich duidelijk uit ten gunste van hen die een verandering wenschten. In zoo verre was hij zijn tijd vooruit, dat toen reeds eene volksvertegenwoordiging door hem werd aangeprezen, geschoeid op de leest van tegenwoordig. De revoluti* in 1795 bracht een veran dering mee in de carrière van den hoogontwikkelden rechtsgeleerde. Hij werd tot voorzitter benoemd van den gemeenteraad in Amsterdam, een betrekking die door hem aanvaard werd met een redevoering die ru^t gaf aan de geschokte gemoederen. Die redevoering en een besluit dat op zijn voor stel door den gemeenteraad werd aan genomen, maakte dat geen burgerbloed vergoten werd, en Rutger Jan Schimmelpenninck hoe langer hoe meer gezien werd en bemind. De beroemde Luzac schreef in die dagen in de Gazctte de Legde, dat het nageslacht nooit zou vergeten wat Schim melpenninck toen voor ons land deed. Zijn liberale beginselen bracht hij ook in de eerste nationale vergadering waar hij afge vaardigde was. Zijn vaderlandschliefde uitte hij daar zoo helder en wel «prekend, dat een Franschman die tegenwoordig was, het be treurde dat die woorden niet werden be waard als een handleiding voor staatslieden, zooals in Frankrijk die van een Mirabeau. In 1791 werd S. gekozen tot gezant in Parijs, omdat Frankrijk den waren stand van zaken der B<4£afsche republiek wilde leeren kennen. 8. nam de benoeming aan uit vaderlandschliefde, en had de voldoening volkomen voor dien post berekend te blijken. Dat hij te Parijs meer dan elders op de hoogts kwam van den Europeeschen toe stand, blijkt uit een geheim schrijven van 13 ct. 1798, aan den agent van Buitenlandsche zaken in 's Gravenhage. Hoe h(j over ons land oordeelt ziet men uit deze woorden : En vestig ik nu hot oog op ons vaderland, welk een verontrustend verschiet doemt dan voor mij op! Ik ken den uitgeputten staat van deszelfs financiecn; ik ken den jammerlijken toestand van deszelfs zieltogeiiden handel; ik ken het schromelijke verval van alle bronnen van welvaart, en ik besef' de gevolgen die daaruit moeten voortsprui ten. Maar nog oneindig zwarter wordt het tafereel wanneer ik deszelfs tegenwoordig staatkundig bestaan beschouw op den post waarin ik hier geplaatst ben." Hij vindt verder dat ons lot afhangt van den algemeenen loop van zaken in Europa. De verwarring noemt hij algemeen, de staats orkanen loeien, de zee is verbolgen en ons kleine land is aan de woede der baren overgegeven." Te Parijs werd S. hooggeacht en dat zijn diensten in den vreemde door ons land werden gewaardeerd blijkt o. a. uit een ge schenk van ? 74,000 dat Amsterdamsche kooplieden hem aanboden. Dat kapitaal," schrijft zijn zoon later, werd de grondslag van zijn vermogen." Bonaparte beschikte dat Schimmelpen ninck het congres te Amiens zou bijwonen als afgezant van de Bataafsche republiek. Op dat congres zoo schrijft de heer G. van Lennep in zijn notice biblioyraphique sur R. J. S. in 1820, kwamen de talenten en bekwaamheden van den grooteu staatsman in vollen glans uit. Door zijn handigheid en verzoenend optreden, gepaard aan het vertrouwen dat hij den markies van Cornwallis wist in te boezemen, evenals aan den broer van den eersten consul, Jozef Bona parte, werden de vredesonderhandelingen die dreigden te worden verbroken, weer

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl