Historisch Archief 1877-1940
N'. 1451
DE AMSTERDAMMER
A°. 1905.
WEEKBLAD YOOK NEDERLAND
On.cLer recLaoti©
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
?v a. n_ J. ZD E K! O O.
Uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDOBF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar "....... mail * 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Dit blid U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Cajiucinea tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 16 April.
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit DuiUchland, Oostènrijlt en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfenuig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ : De Ver
nieuwde Schoolstrijd.?16 April 190?, door B.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een waar
schuwend woord, door P. FEUILLETON:
Een slachtoffer van de B U," III, slot, door
V. A. Buis. KUNST ES LETTEREN:
Muziek in de Hoofdstad door Ant. Averkamp.
Tentoonstelling in Pulchri Studio, door
Plasschaert. :?Gevaarlyke romans? door Henri
Calker. INGEZONDEN. Kritiek en
goede manieren, door dr. R. C. Boer.
Geen manieren en averechtsche paedagogie,
door G. H. Rössing. De Berner Con
ventie, door dr. C. J. Wynaends Francken.
Nederland en de Berner Conventie, door J.
B. Schepers. VOOR DAM ES : Hoe wereld
wijs te worden, II, slot, door Vrouwke."
Vrouwenarbeid bij den gemeentelijke telefoon
dienst in Nederland, door S. Allerlei, door
Caprice. UIT DE NATUUR, door E.
Heimans. Overzicht van het leven van
Miguel de Cervantes de Saavedra (met portret
en af b.), door D. E. A. J. FINANCIEELE
EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D.
Stigter. De Dame van Amsterdam, door
N. v. Middel h o ven. D AM RUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
De Vernieuwde Schoolstrijd.
Een woord m protest.
Geachte Redactie.
Uw hoofdartikel in het no. van heden heeft
mij zeer verbaasd. Immers wie had van u, die
meestal zoo waardig de zaken kunt bespreken
en beschouwen, zulk een stuk verwacht. Ik
dacht eerst: heb ik de Groene" wel voor
, me, of is het soms een ander blad. Helaas,
het was maar al te waar. Daarom kan ik
niet nalaten een enkel woord van protest te
doen hooren, tevens ten zeerste betreurend
hetgeen thans door u is geschreven over de
onderwij sno veile.
U gaat af op hetgeen door den heer Ketelaar
is gesproken en meegedeeU, maar u vergeet,
dat deze week in De Nederlander reeds een
paar punten (in een ingezonden fctuk) zijn
' weerlegd. Dit geeft al te denken. Hadt u
verder een paar dagen gewacht, dan zoudt
u uit den mond van heer Lohman dit kunnen
. hooren (ik cursiveer): Men heeft staaltjes
genoemd van dwang tegenover de ouders
' om hun kinderen naar de bijzondere school
te zenden. Zoo die juist zijn wat echter
te betwijfelen valt, want spreker krijgt haast
geen courant in handen of deze gevallen ran den
lieer Ketelaar worden uit de plaats zelve ontkent
dan is dit beslist af te keuren. Maar wat
zegt men dan wel van den dwang, die wordt
opgelegd aan de ouders, welke worden gesteld
voor de keus tusschen een dure bijzondere
en een goedkoopere openbare school" (Kamer
overzicht van De Nederlander van heden).
Ziet, Mynheer de Redacteur, als men dit
laatste hoort, als inen daarby bedenkt, hoe
b.v. gebleken is, dat in sommige gemeenten
de hondenbelasting nog meer opbrengt dan
de schoolgeldheffing der openbare school
dan begrijp ik niet, hoe u thans te velde
trekt tegen de huidige onderwysnovelle, zonder
eerst van beide zijden de zaak te hebben
onderzocht.
Evenmin begrijp ik dezen zin: Alles is
toch ondergeschikt gesteld aan de theologi
sche partijwinst, en zoo is het thans werkelijk
reeds de vraag : hoeverre men den neutralen
Staat er toe zal durven dwingen om het ge
loof of de gelooven van de Staatsgelden te
voorzien, ten einde hem om te zetten in een
zoogenaamdChristelyken Staat." Alweer dacht
ik dat oude, afgezaagde idee: de
niet-voorgtanders der bijzondere school brengen alleen,
de Staatsgelden bijeen. Maar brengen de
voorstanders dan geen belasting op? En
ndien dat het geval is, hebben ze dan geen
recht op een uitkeering voor hun 'scholen?
Of 'moeten ze maar blyven bedelen om een
halve restitutie? Waarlijk ik had van u niet
verwacht eene redeneering als van den heer
Borgesius, die Donderdag 11. zeide, dat hij in
de wet wel zou willen schrijven, dat een
deel van de kosten voor het bijzonder onder
wijs altijd moet blijven voor rekening van de
christelijke liefdadigheid! (Volgens
Kameroverzicht van De A'vondpost). Zouden recht
en gerechtigheid in ons land langzamerhand
gaan verdwijnen ?
Ten slotte nog eene opmerking over het
eind van uw artikel. Hier klom mijn ver
bazing ten top. Immers het bleek, dat u
nog absoluut onbekend is met het z.g.n.
Unierapport van 17 April 1900 1). Hadt u
dit gelezen, en ook gezien wie in de Com
missie zaten (o. a. de heer ^E. Mackay), dan
zou zeer zeker uwe opmerking over een
bezadigd en gemoedelijk Katholiek alsLotft',
of een even zoo gestemd anti-revolutionair
1) Zie bl?. 227, Zes-en-twintigste Jaarver
slag van de Unie", D. van Sijn en Zoon,
?f .Rotterdam.
als Mackay" in de pen zijn gebleven. Immers
daaruit zou m. i. blyken, dat u omtrent
Mackay zich wel een klein beetje vergist.
Het speet me zeer, dat ik in uw blad geen
meerdere waardeering vond van hetgeen de
Rechterzijde voorstelt. Ik had gehoopt, dat
het slotwoord van dr. Weststrate in zijn arti
kel over de opleiding van den onderwij
zer enz." (?Onze Eeuw", Maartaflevering;
men lette ook op blz. 405?C) ook by u
weerklank zou mogen vinden. Het heeft niet
al zoo mogen zijn. Nu er een finale en radi
cale oplossing der schoolkwestie wordt voor
gesteld, deugt ook dit niet, en worden on
edele drijfVeeren der Rechterzijde toegedicht.
De Rechterzijde is misschien te radicaal. Zoo
bij beetjes en stukjes had het moeten ge
beuren; en onderwijl moet de minderheid (?)
dan maar goed gevoelen, dat ze minderheid
is, genadebrood eet: zoo gewent de natie
van lieverlede eraan, dat ook kerkelijk on
derwijs aanspraak mag maken op Staaishulp.
Neen, mijnheer de Redacteur, dubbel spijt
het me in uw blad de laatste gecursiveerde
woorden ie vinden. Ik had eerder van u
een waardeerina; verwacht als van den heer
Tutein Nolthenius, op blz. 14 enz. van Ue
stille Stem". Uw artikel viel me zeer tegen.
Hopende een plaats in uw blad te mogen
ontvangen, teeken ik mij hoogachtend
Uw Dw. Dr.
Ressen, 2 April '05. H. J. C. PIERSOX.
* *
#
Dat ons artikel De Vernieuicde School
strijd'1'' den heer Pierson zeer is tegen
gevallen", verwondert ons minder, dun
de wijze, waarop hij zijn protest" schrijft.
Immers over de tegenstelling: de paci
ficatie van 188!), en de vernieuwde school
strijd van 19:35 onder de werking der
antithese, zwijgt hij geheel. Het schijnt
zoowaar, dat hij van deze basis onzer
redeneering, gansehelijk geen kennis
heeft genomen. En toch, we hebben
haatzoo duidelijk blootgelegd.
Een bijzondere school, bezocht door
de kinderen van ouders, die zelf inder
daad gemoedsbez waren hebben tegen het
openbaar onderwijs, zoodat die ouders,
te onbemiddeld om scholen te stichten,
zich rampzalig zouden gevoelen, wijl hun
kroost toch het openbaar onderwijs moest
ontvangen waarom zou men weigeren
eenige subsidie toe te staan?
De bijzondere school, als een middel
om dezulken te helpen, daarvoor kunnen
wij niet-kerkelijken staatsbijstand nuttig
en noodig achten, en in hoofdzaak werd
in 1889 aan deze gedacht, toen men van
radicale en liberale zijde tot pacificatie"
medewerkte. Wel wist men ook toen,
dat er op deze scholen velen gingen,
wier ouders van gemoedsbezwaardheid
weinig last hadden, en dat er drijvers
hestonden, wien het minder te doen was
om gemoedsbez waarden te bevredigen,
dan wel om gemoedsbezwaarden aan te
kweeken, maar desondanks heeft men
door vriendelijke tegemoetkoming -aan
de behoefte der werkelijk bezwaarden
willen voldoen.
Nu, vijftien jaar later staat de zaak
iets anders.
Wij schreven:
Het is thans niet meer te doen om de
bijzondere school, de school met den bijbel
of het kruis, het bestaan gemakkelijk te
maken, opdat een aanmerkelijk deel der natie,
zonder al te zwaren druk, haar in stand
kunne houden; maar is nu geworden: Staats
hulp voor de bijzondere school, om de Staatsschool,
ten onder te brengen.
En zoo behoort dus de school niet langer
beschouwd te worden eenvoudig als middel
tot verstandelijke en zedelijke ontwikkeling
om het kind te sterken voor het maatschap
pelijke leven, maar is zij bm\>nal het yeduclite
wapen in den strijd tegen de migelooviyen, die
terecht dienen te worden gebracht.
Als wapen in dezen zin heeft men de
school dan ook allereerst te betrachten bij
den thans gevoerden strijd in de Karaer."
De school als \VAPEX nu wij eerst
recht leven onder de antithese: vóór
of tegen den Christus", zooals het heet.
Voorts wezen wij er op, dat De Stan
daard, anders gezegd Kuyper, niet meent
te mogen rusten vóór alle gedoopte
kinderen op de bijzondere school komen,
onder de inwerking van christus heiligen
naam" ; dat het gaat om het eeittrig leven
van het kind; om te voorkomen, dat hut
in de hel belande; en als een volstrekt
logisch gevolg hiervan: mogen dus de
mannen der antithese geen enkel middel,
dat er maar even door kan, sparen, om
het bijbelsche dwingt hen om in te gaan"
op de ouders en kinderen toe te passen.
En nu komt daar de heer Pierson,
met de opmerking, dat wij van Kete
laars mededeelingen omtrent het oefenen
van pressie, ten einde de openbare school
te ontvolken, geen melding hadden mogen
maken, wijl eenige daarvan weersproken
zijn Op die tegenspraak echter is weder
zooveel bevestiging en vermeerdering van
gewaarborgde gevallen gevolgd, dat men
er in 't algemeen wezenlijk nog wel op
af zal kunnen gaan. Maar tot des
heeren Piersons geruststelling zijn wij daar
niet op af gegaan." Wij schreven:
maar ook, bij aftrek <ran enkele weer
sproken opgaven, ja zelfs zonder eenige optelling
van feiten, zal ieder, bekend met de gewoonten
en neigingen van orthodox-geloovigen, weten.
dat het bijbe'sche dwingt hen om in te gaan"
zooveel mogelijk wordt opgevolgd en dit niet
door de lichtminigen, nwar meest nog door
de ernstige broederen, die zich geroepen ge
voelen zielen te redden". Kn dit thans
(onder de antithese, nu voor den Hiaat der
Nederlanden, den godsdienstoorlog is afge
kondigd) nog veel meer dan vroeger."
- Hier had dus de geachte inzender,
indien hij wilde protesteeren, behooren
aan te tbonen, dat de mannen der anti
these, volgens wie het de vraag is: of
het kind in de hel of in den hemel zal
komen, zich onthouden mogen van al
die dwang-," liever gezegd, van al die
christelijke krijgs-middelen, welke hun
God ter beschikking heeft gesteld.
Of Lohman b. v. meent, dat zulk
zielenredden (want dat is het toch!) beslist is
af te keureu" en of Kuyper en wie
meer dit beamen, wat heeft men
daaraan, wanneer inmiddels de leer wordt
verkondigd: alle kinderen moeten met
het oog op hun bestemming voor een
eeuwig leven, op de school onder de
beademing van Christus' heiligen naatn
worden gebracht! Immers wie dit
meent, kan onmogelijk zich op den
oordeelsdag verantwoord rekenen, als hij
moet zeggen: Heer, ik heb den kindertjes
wel de deur opengezet, maar niet hen
gedreven en gedwongen in te aaan, op
dat Uw school vol wierd. Wij weten
niet of de heer Pierson een man is der
antithese ? maar ware hij dit, hij zou,
dunkt o na, bij een schrijven als bij ons
toezond, moeten protesteèren tegen...
zichzelf.
Trouwens, ieder die de vromen, bij erva
ring kent, weet wel in welke richting deze
zich bewegen. Elk streng dogmatisch ge
loof heeft een fanatieken kant, schreven
wij, maar nu, waar gedurende vele
jaren door Kuyper en zijn handlan
gers, het fanatisme is aangeblazen
als middel tot politieke partij
stichting ... en men ten slotte, met
de antithese tot politieke leus te ver
heffen, het dogmatisch fanatisme tot een
staatkundig fanatisme heeft omgezet,
hetwelk de school eischt, om den neutralen
Staat tot een soort van dogmatisch
geloofs-instituut te helpen omscheppen,
moet het den heer Pierson, dunkt
ons. ook duidelijk zijn, dat de mannen
ter linkerzijde onmogelijk aan die school,
als inipen tegen den neutralen Staat, de
gelden door hen begeerd kunnen toestaan.
Bij het voorbijzien van deze basis onzer
redeneering : de tegenstelling: der paci
ficatie, van 1889 en de Antithese-school
st rijd nut l!M>r>, komt het den heer Pier
son als een teleurstelling voor, dat wij
niet bet recht van het
kerkelijk-onderwijs op gelijkstelling met het openbaar
onderwijs voorstaan.
Inderdaad, wrij zijn daar tegen
gekant. .
De neutrale Staat, in ons land met
gemengde bevolking, kan niet anders
geven dan een neutrale school; neutraal
in dien zin, dit zij voor kinderen uit
huisgezinnen van verschillend seloof
bruikbaar is, zij het dan ook onmo
gelijk, dat zij aan zoovele verschil
lende menschen in elk opzicht voldoet.
Zijn er nu personen, met deze school
zóó weinig tevreden, zóó zeer bezwaard
van gemoed, dat zij een eigen, een bijzon
dere school willen oprichten, waarom
zouden zij dat op hun kosten niet doen ?
Omdat zij daartoe het vermogen niet
bezitten, ze te arm zijn ... ? Welnu, hier
ligt o.i. de grond, voor den Staat die
o»m'»)ogendi n helpen.
Maar hoe staat het nu met de
heelen halfvermogenden die tezamen zelf
wel een school zouden kunnen bekos
tigen ?
Hecht op staatshulp hebben deze zeker
niet. In 1889 heeft men, bij wijze van
jiiici/iciitii', door vriendelijke tegemoet
koming van radicalen en liberalen, hen
met de onvermogende gemoedsbezwaar
den eenigermate laten profiteeren ; men
zag er iets billijks in, hen niet alles te
laten betalen. Maar dat de Staat gehou
den zou zijn, deze hun godsdienstscholen
te bekostigen, werd niet erkend.
En nu is het met deze niet-on ver
mogende voorstanders van de Chris
telijke" school een bijzonder geval. Zij
richten scholen op, niet omdat het onder
wijs op de openbare school te gebrekkig
is, neen, eenvoudig om de kinderen te
brengen onder do inwerking van Chris
tus' heiligen naam"; om hen op te
voeden met het oog op de bestemming j
voor een eeuwig leven" ... iets, waarmee i
de neutrale Staat zich niet kan of mag
inlaten... Hoe zal men dan. met recht
daarvoor het Staatsgeld vragen en eischen?
Doch wat do voorstanders van gods
dienstscholen wij noemen ze gods
dienstscholen, wijl het opvoeden voor
het eeuwig leven en het inprenten van
het ware geloof, toch wel hoofdzaak ma g
worden» geacht! nu, wat deze ver
mogende voorstanders van godsdienst
scholen steeds verzwijgen, het is het
onschatbaar geluk, dat hun wordt toe
bedeeld, door zulk een onderwijs, zelf,
uit eigen zak, te bekostigen. Die men
schen ter linkerzijde, wat hebben zij in
deze wereld tot vertroosting, en wat
wacht hun hiernamaals ? Maar wij zoo
zouden we zoo gaarne de geloovigen
hooren spreken wij redden hier kinder
zielen ; wij werken hier voor de eeuwig
heid; wij tasten in den buidel en koopen
daar ons eigen en anderer zaligheid
mee ... Wij begeeren geen staatsgeld,
want even als we tegen
Staatsliefdadigheid zijn, omdat daardoor de particuliere
barmhartigheid zal afnemen willen
wij ook het gevaar niet loopen van meer
aan ons geld dan aan onze hemelsche
toekomst te denken... 't Mooie zou er
zoo afgaan... en wij, en wie weet hoe
velen, zullen het slachtoffer worden van
onze schrielheid, ondanks onzen rijkdom
in den geloove.
Maar neen, juist met de subsidie van
1889 schijnt het mooie er eerst te zijn
aangekomen, en weldra, als de schatkist
nog krasser zal zijn aangesproken, blijft
er ter getuigenis van de offervaardigheid
der Calvinistische geloovigen al weinig
meer over dan de giftenlijst voor de
bijzondere school, die jaarlijks een tachtig
of negentig mille, uit heel het land
tesamen gebracht, aanwijst. ? Welk
een sommetje voor zooveel gezeten en
rijke menschen, die weten dat zij geroe
pen zijn het leven van alle leven, de
inwerking van Christus' heiligen naam",
den kinderen te doen gedijen!
Doch nog eens, de periode van de
bijzondere school als in hoofdzaak voor
gemoedsbezwaarden, hebben \ve reeds
achter ons liggen.
Wat thans gevraagd wordt moet niet
strekken als tegemoetkoming voor arme
geloovigen, maar als strijdpenninguit de
Openbare kas tegen den Neutralen Staat.
Hoe zou het mogelijk zijn dit recht te
noemen Y
Omdat de kerkelijken ook belasting
betalen voor de Openbare School ?
Maar dat is een school der
gemeenschnp, die er zijn moet. En hoeveel be
talen wij als leden der gemeenschap
niet voor zaken, die wij ten onze
nadeelen kunnen achten Y Hieruit spruit
geen recht voort om ons zelf te ont
trekken of restitutie te vorderen.
Van recht zou men eerst kunnen spre
ken, als men kon aantoonen, dat een
Neutrale Staat wplicht is voor gods
dienst-scholen te zorgen; en al ware
dit ongerijmde ook gerijmd te achten,
wie kan van recht, gewagen op geld
uit de schatkist tot het smeden van
wapenen tegen het neutraal karakter van
den Staat in den door de Antithese
afgekondigden burgeroorlog ?
Neen, te hedeltn behoeft de minderheid
niet - - indien zij zelf het recht en de
gerechtigheid in ons land maar hoog
houdt, en als Christinne van de daad
geld over heeft voor haar in den hemel
te beloonen werk. Bovendien, reeds in
1889 was er ook onder de linkerzijde
een stemming om den gemoedsbez waarden
zoo veel mogelijk tegemoet te komen.
Deze bestaat nog. Maar even als de libe
ralen hun fouten ten opzichte der school
gehad hebben, die wij steeds bestre
den zoo zijn thans de Calvinisten
bezig de hunnen te maken, en spreken
wij gaarne onomwonden onze meening
daar over uit. Wat wij nu beleven,
we hebben het in ons No. van 2
April gezegd het is een Voorbereiding
van Fransche toestanden.
Nog deze verklaring: wij wisten zeer
wel dat Mackay in de Commissie voor
het Unierapport was gezeten. Maar Minis
ter te zijn, is nog heel iets anders dan
mede zulk een rapportie ontwerpen. Wij
gelooven inderdaad, dat de Mackay van
1889 voor de verantwoordelijk als Exc.
geplaatst, in 1904 een minder aanstoot
gevend ontwerp zou hebben ingediend.
16 April 1805.
Ruiger Jan Schiniinelpenuinck benoemd
tot Raadpensionaris.
Wat oen verschil als we de kalmte van
onze dagen vergelijken met den toestand
van een eeuw geleden. Sedert 1795 waren
we geheel afhankelijk van Frankrijk; toen
Napoleon zich daar van het gezag hail
meester gemaakt moesten we aan zijn wil
gehoorzamen. Onze Staatsregeling van 1798
werd op aandrang van den eersten consul
in 1801 gewijzigd in een staatsbewind van
twaalf personen. Na zijn uitroeping tot
Keizer wilde Napoleon geen republikeinsche
vorm, maar een eenhoofdig bestuur in ons
land, waar Rutger Jan Sjhimmelpenninck
president zou worden met den titel van
Raad pensionaris.
Te Deventer geboren op 31 October 1761,
werd Schimmelpenninck de tweede zoon in
een gezin van acht kinderen. Zijn vader,
Gerrit S^himmelpenninck, was een groot
handelsman met veel fortuin, zijn moeder
heette Hermanna Koolhaas. De opvoeding
van Jan Rutger werd met groote zorg ge
leid. Van zijn vroegste jeugd af was hij
buitengewoon schrander van geest en vol
belangstelling, /ijn karakter muntte als
kind reeds uit door een groote mate van
oprechtheid en gevoel van billijkheid. Na
het attoopen der Latijnsche school werd
hij student te Leiden in 1780, waar hij al
spoedig onder de leden van het corps en de
professoren der universiteit, buitengewoon
gezien was. Een oproer in die stad in 1794,
dat door de gebrekkige inrichting der plaat
selijke wapening een groot onheil dreigde
te worden werd door hem en zijn vriend
den medestudent Hoyinck van Papendrocht
geheel bedwongen. Ter nagedachtenis daar
aan ontvingen de beide jonge mannen een
gouden gedenkpenning van de regeering.
De dissertatie waarop Schimmelpenninck
promoveerde had tot onderwerp: een be
hoorlijk ingerichte volksregeering", een werk
dat al spoedig vertaald werd en waarmede
hij veel naam maakte. Haat tegen alle des
potisme bleek duidelijk uit dat schrijven.
Amsterdam werd door Schimrneipenninck
gekozen ajs plaats voor zijn rechtelijke
loopbaan. Zijn groote welsprekendheid en
heldere blik maakten hem tot een
advokaat van den eersten rang. In den tijd der
Patriotten sprak hij zich duidelijk uit ten
gunste van hen die een verandering
wenschten. In zoo verre was hij zijn tijd vooruit,
dat toen reeds eene volksvertegenwoordiging
door hem werd aangeprezen, geschoeid op
de leest van tegenwoordig.
De revoluti* in 1795 bracht een veran
dering mee in de carrière van den
hoogontwikkelden rechtsgeleerde. Hij werd tot
voorzitter benoemd van den gemeenteraad
in Amsterdam, een betrekking die door hem
aanvaard werd met een redevoering die
ru^t gaf aan de geschokte gemoederen. Die
redevoering en een besluit dat op zijn voor
stel door den gemeenteraad werd aan
genomen, maakte dat geen burgerbloed
vergoten werd, en Rutger Jan
Schimmelpenninck hoe langer hoe meer gezien werd
en bemind. De beroemde Luzac schreef in
die dagen in de Gazctte de Legde, dat het
nageslacht nooit zou vergeten wat Schim
melpenninck toen voor ons land deed. Zijn
liberale beginselen bracht hij ook in de
eerste nationale vergadering waar hij afge
vaardigde was. Zijn vaderlandschliefde uitte
hij daar zoo helder en wel «prekend, dat een
Franschman die tegenwoordig was, het be
treurde dat die woorden niet werden be
waard als een handleiding voor staatslieden,
zooals in Frankrijk die van een Mirabeau.
In 1791 werd S. gekozen tot gezant in
Parijs, omdat Frankrijk den waren stand
van zaken der B<4£afsche republiek wilde
leeren kennen. 8. nam de benoeming aan
uit vaderlandschliefde, en had de voldoening
volkomen voor dien post berekend te blijken.
Dat hij te Parijs meer dan elders op de
hoogts kwam van den Europeeschen toe
stand, blijkt uit een geheim schrijven van
13 ct. 1798, aan den agent van
Buitenlandsche zaken in 's Gravenhage. Hoe h(j
over ons land oordeelt ziet men uit deze
woorden :
En vestig ik nu hot oog op ons vaderland,
welk een verontrustend verschiet doemt
dan voor mij op! Ik ken den uitgeputten
staat van deszelfs financiecn; ik ken den
jammerlijken toestand van deszelfs zieltogeiiden
handel; ik ken het schromelijke verval
van alle bronnen van welvaart, en ik besef'
de gevolgen die daaruit moeten voortsprui
ten. Maar nog oneindig zwarter wordt het
tafereel wanneer ik deszelfs tegenwoordig
staatkundig bestaan beschouw op den post
waarin ik hier geplaatst ben." Hij vindt
verder dat ons lot afhangt van den
algemeenen loop van zaken in Europa. De
verwarring noemt hij algemeen, de staats
orkanen loeien, de zee is verbolgen en ons
kleine land is aan de woede der baren
overgegeven."
Te Parijs werd S. hooggeacht en dat zijn
diensten in den vreemde door ons land
werden gewaardeerd blijkt o. a. uit een ge
schenk van ? 74,000 dat Amsterdamsche
kooplieden hem aanboden. Dat kapitaal,"
schrijft zijn zoon later, werd de grondslag
van zijn vermogen."
Bonaparte beschikte dat Schimmelpen
ninck het congres te Amiens zou bijwonen
als afgezant van de Bataafsche republiek.
Op dat congres zoo schrijft de heer G. van
Lennep in zijn notice biblioyraphique sur
R. J. S. in 1820, kwamen de talenten en
bekwaamheden van den grooteu staatsman
in vollen glans uit. Door zijn handigheid
en verzoenend optreden, gepaard aan het
vertrouwen dat hij den markies van
Cornwallis wist in te boezemen, evenals aan den
broer van den eersten consul, Jozef Bona
parte, werden de vredesonderhandelingen
die dreigden te worden verbroken, weer