De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 16 april pagina 5

16 april 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1451 D E A M S T ft A M M E R WEEKBLAD V O O R NEDERLAND. van een smakelijk gerecht hangt van het hoogere genot bij het eten af. Hoe smakelijker het gerecht, hoe lichter het ook verteert en des te beter komen de voedingstoffen, die het bevat, tot haar recht. Deze waarheid verklaart het succes van MAGGI'8 SPIJZEN en SOEPEN-AROMA. Het is voor de zorgzame Huisvrouw een alom gerenommeerd, goedkoop middel om vleesch, sauzen, soepen en zwakken bouillon, zoo ook groenten, eierspijzen, melk enz. een krachtigen, aangenamen smaak en geur te geven. Eerst bij het opdienen bij te voegen Te verkrijgen bij kruideniers en comestibleshandelaars. Omdat het zeer geconcentreerd is, neme men nooit te veel. MAOQI's onderscheidingen: 5 groote Prijzen, 30 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere-Pr\jzen, zesmaal bniten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs. Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Oeneraal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HOEN, Amsterdam. DE WAARDE PllltlUIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIimillllllMtlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltll durende den Zondag waart in een piëtistiesch Engelsch home, heb ik daar voor 't eerst mogen kennis maken. Eenige keeren name lijk ik wist dit ongevraagd natuurlijk, door babbelkousje Margaret eenige malen kwam 't bericht, dat geen der beide zoons dien Zondag aanwezig zouden zijn, en zoo werd mij verzocht, niet naar Londen te gaan. Zoo ging alles best... tot Tot ik op 'n ochtend, na mij reeds eenige dagen koortsig gevoeld te hebben, my in mijn spiegeltje bekeek, en zag... dat ik vol roode vlekjes zat. My'n oogen brandden mij, en ik voelde mij niet in staat, beneden te verschijnen. Het gelukte mij, my in communicatie te stellen met een der dienstboden en door haar liet ik her ladyship" vriendelijk verzoeken, eens even boven te willen komen. Spoedig verscheen zy'. Ik maakte haar op mijn eigen aardige huidroodheid opmerkzaam en op mijn algemeen ziektegevoel. Curious, very curious, indeed." 1) Meer geen woord. Weg was zij, alleen, buiten de deur reeds, kwam nog de mededeeling, dat zij den dokter zou doen ontbieden. Met een paar uur verscheen onze escu laap ; een elegante oude heer, uitstekend ge schikt voor den père-noble-rol in tooneelstukken van aristocratisch milieu. Na eenige scherpe bespiedingen, als gold 't een Terra incognita.... Maar mijn lieve jonge dame, u hebt, u hebt... German meazles." 2) Gén Engelsche dus, noch Fransche of Hollandsche, maar Duitsche mazelen had ik. Dat dit erg, hél erg was.... 't zou mij later blijken Kort na des dokters heengaan, 'n briefje van her ladyschip". De dokter had German meazles" geconstateerd; ik móést die uit Hol land hebben meegebracht vier maanden was ik reeds op 't buiten een hoogst strenge afzondering zou ten mijnen opzichte gehouden worden. Overigens had her lady ship" den dokter verzocht ter voorko ming van voor mij te hooge rekening [au bon entendeur salut, dacht ik] niet te vaak te komen; zy echter had de noodige wenken van hem ontvangen. OI die koorts, maar vooral die eenzaam heid en... die koude, hartelooze behandeling! My'n eerste bitter-harde les in den vreemde. Paard noch ezel mocht op Zondag worden benut, telken morgen werd vél moois uit den bybel gelezen.... Maar schier als een uitgestootene" liet men mij liggen en het bitter-beetje hartelijkheid, een bloem op Zon dag, een groet door de dienstbode, die zich af en toe bij mij moest... wagen, 't werd mij door Margaret bewezen. Na drie dagen, de dokter ten tweede male. Mijn honger [ik mag er haast wel dorst-kuur bijvoegen] mocht ophouden. Wat meer voed sel werd mij op mijn hokje gebracht. Toen 't was den vijfden dag een tweede briefje van her ladyship". Daarin werd gewenscht" op raad van den doctor was deze wensch ontstaan dat ik een bad zou nemen en daarna de lucht zou ingaan. Nauwkeurig werd den door mij te volgsn weg aangegeven, werd 't bankje beteekend, waarop ik my mocht nederzetten. ... Baden; daarna in de lucht... en ik was nog vol roode vlekken.... Ook al was 't warm nu, achtte 'k een luk-of-raak-kwestie, of dit mij al dan niet schaden zou, maar 't was her ladyships wish" en dus.... Een uur heb ik toen in den tuin getoefd. Behalve hél de in de verte Margaret van uit haar ezelwagen, mij met de hand toewuivend, heb ik niemand gezien; ook niet den volgenden dag, toen mij door de dienst bode namens her ladyship" verzocht werd, 't experiment te herhalen. ?HllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilllliliiiiiiiiiniimiiiiiiiiiiiiitlMliliiitilniitfmmina UIT DB NATUUR. CIII. Na den regen. Wie 's zomers na een flksche regenbui wel eens op de bladeren van boomen en struiken gelet heeft, zal ongetwijfeld hebben opge merkt, dat verreweg de meeste bladeren al heel spoedig weer droog zijn. Lang voor het zonnetje de bovenste laag van het zand weer mul heeft gemaakt is van de planten het rijkelijk neergevallen hemelnat al weer ver dwenen. Men zou zeggen, dat de bladeren het hebben ingezogen. Dat ia ook dikwijls verteld, in dicht en ondicht. Allerliefste kinderversjes zingen van blad- en bloemenknopjes, die de regendropjes drinken; maar dat zijn poëtische jokkentjes, waarover geen verstandig mensch zich ergert, al weet hij 't beter. Neen, 't behoort vrijwel tot de zeldzaamheden in de plantenwereld, dat een blad het regenwater drinkt. Integendeel, de meeste bladeren dragen zorg, het frissche nat zoo spoedig mogelijk kwijt te raken. Kijk er maar eens naar,wanneer een regenbui u buiten over valt, of loop er anders even voor den tuin in. Sommige planten worden heelemaal niet nat, als 't sputtert en spat; Akeleien en Gebroken Hartjes bijvoorbeeld. Die hebben zich tegen het hemelwater gedekt met een waterproof overtrekje, zoo iets als een waslaag. Ook als ge ze begiet, springen de droppels terug en ze rollen, of 't kwik was, over de bladvlakten. Andere planten vertoonen in hun nerven een heel stroomgebied van adertjes, beekjes en rivierbeddingen, die'mooi en doelmatig het hemelwater saam doen vloeien inde hoofd nerf der bladeren, en het eendrachtig of naar den voet van het blad, of naar den top af voeren. Bij kruiden .met stijve, groote schuin op staande bladeren, zooals paardebloemen, dis tels, beetwortels en dergelijke stroomt het regenwater in de richting van den stempel; vloeit het daarlangs naar beneden in den bodem, dan kunt ge er zeker van zijn, dat de meeste zuigwortels zich in 't midden onder de plant bevinden; want die drinken" het water. Als de bladeren, die van droogte slap hin gen, na de bui zich dadelijk weer overeind richten, dan is dat niet het directe gevolg iiiliiMtmiiiuii Dien avond gewerd mij 't derde briefje. Den volgenden ochtend had ik mij, na een bad, te steken in een voor mijn deur te vin den japon; dan zou de ezelwagen mij aan de achterdeur wachten en tien dagen zou ik ergens in boarding gaan, ter algeheele uitluchting. Daarna mocht ik terugkeeren. Ik verzocht her ladyship" te spreken. Geen mogelijkheid. Zoo bleef mij niets over dan in te stappen, De koetsier bracht mij naar een eenzame boerenwoning. Over 't eten daar, over de doodelijke verveling bij dat stok-oude boerenpaar.. . over de minder grootsche begrippen op 't punt van gewone zindelijkheid... ik doe er liever 't zwij gen toe. Gén bloem, gén versnapering, geen zweem van eenige attentie gewerd mij van de zy'de der kasteelbewoners. Alleen Margaret reed af en toe met haar ezelwagen voorbij, hield dan even stil en groette vriendelijk. Maar van mijn wedervaren op 't punt van christelyk-Engelsche- menschelijkheid had ik naar huis een klein, klein schetsje gegeven, en vóór mije tien dagen om waren, luidde moeders' brief: Kind, kom naar huis." En gul zij 't bekend : te bitter gestemd voelde ik mij tegenover die in eigen oogen zoo hoog staande, maar o! zoo koude, hartelooze en bekrompen adelijke Engelsche, om langer haar brood te willen eten. Nii schreef ik een briefje naar her ladyship". Er moet toen iets van 'n scènetje zijn voor gevallen tusschen Margaret en haar moeder. Dien eigen namildag reed Margaret tot dicht aan 't huisje, tikte toen met haar zweep tegen een der ruitjes : Oh, please, do'nt go away; do'nt do that." 3) Toen snel daarop : But do'nt mention my passing here, when mama comes. 4). Margaret's aardig gezichtje zag inderdaad bedroefd, en ik meende iets van roodgeweende oogen te bespetiren. Ik wenkte haar nog even te blijven. I dare not" (ik durf niet) en weg reed zij. Een goed uur later kwam her ladyship". Ze bleek uiterst verwonderd te zijn, toen ik even maar, en op hoogst bescheiden wijze, iets zeide van 't waarom" van mijn zoo plotseling vertrek. Niets, totaal niets scheen zij te begrijpen van mijn verontwaardiging, of beter gezegd van haar groote tekortkoming in menschelijk heid. Van eenig excuus dus ook geen sprake. Na tien dagen geen dag eerder ? mocht ik mijn koffer pakken. Mijn kamertje vond ik ontsmet, wat ik 't meest aan mijn nog al achteloos behandelde kleeren bemerkte. Mijn afscheid van Mar garet deed mij aan, en een oogenblik voelde ik spijt over mijn besluit. De afrekening echter met her ladyship" deed weer zóó zeer de kleinzielige koudhartighèid van deze uitkomen, dat ik in mijn overtuiging gesterkt werd, 't ddar niet lang te kunnen uithouden. Mij werd door deze schatrijke burchtvrouwe van mijn salaris, £ 3.10 (? 42) afgehouden voor doktersbezoek, voor medicijnen, voor mijn boarding van tien dagen, zelfs voor mijn rijtuig, waut nu was de ezelwagen zelfs te goed, om mij naar 't station te brengen! Twee dagen daarna lag ik bij moeke" te bed... de reactie was niet uitgebleven. 1) Merkwaardig, inderdaad, zér merk waardig. 2) Duitsche mazelen. 3) Ga asjeblieft niet weg; doe 't toch niet. 4) Zeg mama, als zij komt, niets er van, dat ik hier ben geweest. IIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIItllllllltllllllllllllllllllllllllinill van het nat worden door den regen; ze worden er alleen stofschoon door, en dat is ook al wat waard. Maar het verkwikken" geschiedt van onder op door het water, dat de bladeren langs den kortsten weg naar de wortels hebben gevoerd. Gaat de regenafvoer naar den top van het blad, wat 't meeste gebeurt, dan bevinden zich de fijne zuigwortels in den bodem aan den omtrek van de plant; do punten van de bladeren zijn dan dikwijls slap en buigen om, of aan hun spitse punt droppelt het nat voortdurend neer. Bij alleenstaande boomen is dat heel mooi waar te nemen; vooral bij beuken, olmen en linden op zandgrond. Als van 't eene afdakje of 't andere stroomt het water van de hooger staande bladeren op de lagere en meer naar buiten geplaatste neer, tot het van de onderste en buitenste als een gordijn neervalt op den grond en den regenkring" vormt; daar onder liggen in den grond de meeste fijne wortels geborgen. Toch zijn er enkele planten, die juist het tegengestelde schijnen te doen, en die dauw en regenwater zoolang mogelijk willen be waren. Wie op düuvium woont, zal op een morgenwandeling wel eens getroffen zijn door ee i groote waterparel in een keurig geplooid blaadje van een lage plant met een tros van kleine gele bloempjes; dat is het Lieve-Vrouwenmanteltje. Bij heldere middagzon schittert daar de dauwdrop nog in, en nog dagen na de laatste regenbui blinkt de groote parel in het half dichtgevouwen blad. Zooiets zal altijd wel mooi gevonden zijn ; maar in den laatsten dertig jaren zijn de plantkundigen, en na hen de plantenvrienden, begonnen met te gissen en te onderzoeken, wat de beteekenis van zulke verschijnselen toch wel mag wezen, of welk nut de plant zou kunnen trekken uit een dergelijke bijzon derheid. De biologie, de wetenschap die zich bovenal met zulke zaken in 't planten en dierenleven bezighoudt, is nog jong, en de stomme dingen kunnen ons niet vertellen wat 't fijne van de zaak is; daardoor moet er vaak worden gegist en dus ook gemist; maar de bioloog geeft ook alleen zijn gegronde meening tot verklaring, en ruilt die graag voor een latere en betere, als een onderzoeker met deugdelijke bewijzen komt. Vrouwenarbeid bij den gemeentenen telefoondienst in Nederland. Het altijd werkende, altijd bezige, altijd naar nieuwe feiten en nieuw terrein voor arbeid en onderzoek vorschende Nat. Bureau van Vrou wenarbeid in Den Haag, onder leiding van de dames Suse Groshaus en Marie Jungius, heeft thana weer gepubliceerd de resultaten van een onderzoek van wege het Bureau ingesteld, naar den vrouwen-arbeid by den Gemeente lijken Telefoondienst in Nederland, bijeen gebracht en bewerkt door mej. Suse Groshaus. De telefoon is een dier uitvindingen, die men mag aanduiden als een der grootste verrassingen der vorige eeuw, voor het bedrijf waarvan een toekomst is weggelegd van groote beteekenis. En met veel grond kan vermoed worden, dat, waar thans de vrouwenarbeid bij dezen tak van publieken dienst vrijwel algemeen is, deze in toekomst zich tot een der belangrijkste vrouwenberoepen zal ont wikkelen. Reeds eenige jaren nu was bij het Bureau het plan aanhangig, om naar dit vrouwen beroep in opkomst een onderzoek in te stel len, aan welk voornemen in 1902 een begin van uitvoering werd gegeven door de ver zending van een lijst met 9 vragen aan 12 directiën van gemeentelijke telefoondien sten: Amsterdam met 114, Rotterdam met 71, Den Haag met 31, Arnhem met 21, Maas tricht met O, Wageningen met 4, Eindhoven met 3, Enschedémet 3, Meppel met 3, Venloo met 2. Helmond met 2 en Rhenen niet l vrouwelijke employébij den telefoondienst, waarin omtrent de arbeidsvoorwaarden in lichtingen werden verzocht. Van de daarop verkregen antwoorden volgt hier een korte samenvatting. Het loon der telefonisten te Amsterdam bedraagt: voor 1ste kl. ?10 tot ?12 per week; 2de kl. / 6 tot ?9; adspirant ?5; leerling ?4. Dat der 1ste en 2de kl. kan bij gebleken ijver en ge schiktheid om de twee jaar met ? l per week verhoogd worden. Het salaris der opzichtereasen bedraagt ? 700 tot ? 1000. Te Rot terdam hebben de telefonisten ? 7 tot ? 11 per week, de leerlingen ?5; in den Haag: de telefonisten ? 360 tot ? 600; leerlingen ? 5, in Arnhem ongeveer evenzoo; Maastricht ? 28 per 4 weken, Wageningen, Eindhoven en Enschedépi. m. ?6 per week als minjmum. Bij ziekte wordt er t >. Amsterdam 3/4 van het loon uitbetaald gedurende hoogstens 3 maanden, daarna H van het loon van ten hoogste 6 maanden. In Rotterdam wordt 50, resp. 35 cent per dag ingehouden by ziekte, en gestort in een pot, die jaarlijks onder allen wordt verdeeld. Bij langdurige ziekte kan een jaar verlof op half loon worden toege staan. In de andere plaatsen is er geen be paalde regeling, maar wordt bij ziekte het salaris geheel of gedeeltelijk betaald. De werktijd bedraagt over 't algemeen in de grootere plaatsen hoogstens 7 uur per dag. Er is echter nachtdienst aan verbonden, die te Amsterdam duurt van 's avonds 10 tot 's morgens 8 uur, terwijl ook een beperkte Zondagsdienst tot de taak behoort. Vacantie wordt over 't algemeen gegeven. In Amsterdam en Rotterdam wordt gegeven ne week, in de andere plaatsen meestal 14 dagen. In de, aan deze verzameling van feiten toegevoegde beschouwing over den dienst der telefonisten wordt er op gewezen, dat de arbeid der telefonisten inderdaad vermoeiend is, en de arbeidsduur van 7 uur dan ook inderdaad niet te kort is te achten. De ver moeienis is over 't algemeen van nerveuzen aard. Een gemakkelijk leventje" is dan ook de dienst allesbehalve! Wat de vacantie betreft wordt in het RapZoo is het ook gegaan met een plant, die meer nog dan het Vrouwenmanteltje bekend en beroemd is door zijn eigenaardigheid, om een groot deel van het regenwater zoo lang mogelijk te bewaren, inplaats van het spoedig te transporteeren naar de plaats, waar liet be hoort en goeden dienst kan bewijzen. Dat is de wilde kaardebol, die ook in ons land op zandig 'bouwland langs boschkanten en op ruigten geen zeldzaamheid is. k vond er nog onlangs veel bijeen in 't Gooi bij Valkeveen; in ZuidLirnburg is het een ge wone wegkanter. De middelste bladeren van die hooge kaardebol zijn zoo met hun stelen saamgegroeid, dat ze rondom de hoofdstengel een kom vormen, die bij forsche exemplaren wijd en diep genoeg is om een halven liter water te bevatten. Merkwaar dig is het, dat dit regen water dagen en weken in de kommen blijft staan en dus maar heel lang zaam verdampt. Kleine vogeltjes koinen er 's morgens drinken en vinden er bovendien vaak insecten in, die er op een of andere wijze zijn ingevallen. In dorre streken, waar de^e kaardebollen bij massa's groeien, kan dat in tijden van droogte een uit komst voor de dorstige vogeltjes zijn. De Zuid-Franschen noemen de plant daarom heel poëtisch: Cabaret des Oiseaux of wel Fmtaine. de Vénus. De beteekenis van dit waterbekken voor het leven van de plant wordt door de botanici verschillend opgegeven. Kerner, de schrijver van het Plantenleven, beschouwde ze als een versperring, die het aan port er op aangedrongen, om den vacantietijd wat langer te doen duren dan den termijn van 8 dagen, zooals in Amsterdam en Rot terdam en zelfs langer dan 14 dagen. Zou het aldus vraagt de schrijfster te veel gevergd zijn, de werkende vrouwen in het genot te stellen van 2 jaarlijkscfie vacantiën, te zamen 3 a 4 weken bedragende?" S. Burgerlijkheid. De keuken van den Czar. De ziel van het hotel. Carmen Sylva heeft gezegd : Wie aan het toilet eener vrouw raakt, raakt haar zelve." Zoo is het. Een argelooze, onbeduidende op- of aanmerking geuit over hoed, mantel, japon of handschoenen tegen de vrouw, die er zich mee tooit, maakt haar wreveligheid gaande. De eerlijk uitgesproken meening of bedenking omtrent haar kleeding voelt zij zóó pijnlijk, als werd haar karakter aangerand. Het woord, dat op man en vrouw werkt als de venijnize, heftige steek van een wesp, is : burgerlijk. Wie zou het wagen, te zeggen tot man of vrouw : Alles goed en wel, hoor, maar,... burgerlijk ben je tóch!!" O wee ! Hetgeen in onze toongevende kringen eerst werd bestempeld als bg, op zijn Engelsch uitgesproken, dus klinkend: bie tsjie, later als burgerlijk" toen als bur" en ten siotte kort weg als bu", verplaatst de personen, voor wier karakteriseering bovengenoemde woor den worden gebezigd, opeens, in een sfeer van belachelijke minderwaardigheid. Het bruuske bur" en het onmelodische bu" zijn waarschijnlijk een gevolg onzer up-to-date haastigheid. De moderne mensch woekert met zijn tijd. De statige koopmans-deftigheid van Am sterdam en Rotterdam, is door de hedendaagsche vliegerigheid verminkt tot het afschu welijke A'dam" R'dam". Treurig en belachelijk. Dames, die over een zee van tijd beschik ken, schrijven tegenwoordig boven haar brieven, het van nerveuse-gejaagdheid-trillende A'dam" R'dam". Treurig, dat botweg het onaesthetische nadoen. Belachelijk, want het in koortshitte blakend A'dam" R'dam" wordt dikwijls gevolgd door een zeurig, langdradig relaas, dat evengoed ongeschreven had kunnen blijven. Ik veroorloof mij de vrijheid, dit burgerlijk te vinden op gevaar af, dat de schuldigen mij dit kwalijk zullen nemen. Het is niet gemakkelijk, onder woor den te brengen, wat wél, wat niet bur" is. En tóch ! Het burgerlijk element is zelfvol daan, weet zich kwalijk schuil te houden, gluurt gaarne om een hoekje, en openbaart zich in : kleeding, meubileering, lectuur, houding, manieren, eten, drinken, woorden keus, uitspraak, stembuiging, zelfs in lachen en schreien. In alles. Wanneer het er is, dan komt het altijd voor den dag. De geestige, vlotte romancière Pierre de Coulevain, die voor de fijnste nuanceering, voor de meest subtile gewaarwordingen, juiste termen heeft, verklaart zelf, dat zij een af geronde, alles-omvattende verklaring van burgerlijkheid" vrij moeielijk vindt. Pittig lijkt mij haar uitweiding over bourgeoisisme in haar jongste werk Sur la branche. Zij luidt aldus: Men vindt er karakteristieke trekjes van bij menschen, die een goede opvoeding genoten, en die in het bezit zijn van een groote mate geestesbeschaving, en bij wie smaak en schoonheidszin ontwikkeld werden. Het openbaart zich in bekrompen begrippen, in ergerlijke onverdraagzaamheid, in blinde koppigheid, in volslagen ongeschiktheid vrij heid te begrijpen en die ook edelmoedig te ongewenschte gasten uit de insectenwereld onmogelijk maakt, langs de stengel op te kruipen, en de bloem te bereiken, waar ze meer kwaad dan goed zouden doen. Voor deze meening was veel te zeggen; immers Een vogelfonteintje. de vele insecten mieren, rupsen, kevers ver dronken gevonden in de bekkens, schenen het te bewijzen. Francis Darwin, de zoon van Charles, den grondlegger van den biologische wetenschap, bestudeerde de zaak nader; hij vond op de oppervlakte van het kaardenblad talrijke schenken. Burgerlijkheid heeft haar eigen atmosfeer, die men aanstonds voelt. Boer, werkman en kunstenaar zijn niet burgerlijk. Napoleon I was burgerlijk. Napo leon III was het niet. Balzac, Guy de Maupassant waren niet burgerlijk, Zola was het wél. Engeland en Spanje zijn niet burgerlijk ; Duitschland is het wél en zijn Keizer is het niet. Frankrijk dreigt het te worden, en dat maakt mij wanhopend. . . . Frankrijk bur gerlijk ! dit verhoede de hemel ! Tegen Pierre de Coulevain's definities, zou ik geen enkele bedenking weten aan te voeren. * * * Uit New-York komt bericht aan de Allgeineine Nord-Deutsche Zeitung over het Amerikaansche nieuwtje, gedoopt: de ziel van het hotel". Voorname, Amerikaansche hótelhouders zijn op het denkbeeld gekomen, aan hun personeel nog een werkkracht te verbinden, die niet beter kan worden aangeduid dan : de ziel van het hotel". Deze ziel huist in een jonge dame. Een meisje, dat een goede opvoeding heeft geno ten, dat musiceert, een paar talen spreekt, golf en tennis speelt, keurig danst, onberis pelijke buigingen maakt, dat altijd bij-de-hand is, wanneer men haar noodig heeft, dat tactvol verdwijnt, wanneer men haar missen kan. Een jonge dame, die zich smaakvol kleedt en kapt, die altijd vriendelijk, vroolijk, opgewekt en spraakzaam is. Een jonge dame, die het den gasten zóó aangenaam maakt, dat zij hun verblijf in het hotel verlengen, bij het afscheid beloven terug te komen. Een jonge dame, wier oogen alles zien, aan wier ooren niets ontgaat. Een jonge dame, die er op let, dat de gasten zich vermaken, die verveling weert, die hen minzaam met elkander in kennis brengt, die spelletjes bedenkt, en uitstapjes regelt, alsof zij haar le^en lang niets anders gedaan had. Zulk een ziel" in een hotel is onbetaalbaar, en feitelijk onmisbaar. De jonge dame, door den hotelhouder aangesteld, wordt wél betaald en flink ook. Zij mag echter nooit aan de gasten laten merken dat haar attenties, haar vroolijkheid, haar opgewekte conversatie in goud worden omgezet. Het moet den schijn hebben, alsof de ziel" handelt uit pure menschenmin. * * # De Amerikaansche feministe Charlotte Perkins Gilman, die zoo gekant is tegen de toebereiding van spijzen binnenshuis; die van oordeel is, dat koken veel rommel maakt, en dat de omslachtigheid dezer bezigheid veel kostbaren tijd rooft, kon wel eens met de haar eigen rapheid van tong, den Czaar aller Russen aan het verstand brengen zyn keuken wat bescheidener in te richten. De keizerlijke keuken in Rusland doet vermoe den, dat Nicolaas II, met zijn toegeknepen mond en somberen blik, een moderne chevalier a la triste figure" een lekkerbek is, die voor een Lucullus uit het grauw ver leden niet onderdoet. Het personeel voor de bereiding der spijzen bestaat uit : twee chefs, beiden Franschen, die ongeveer even veel verdienen als een minister bij ons in westelijk Europa. Zij staan aan het hoofd van 4 onderchefs, 38 koks, 20 leerlingen en 32 keukenjongens. Een afzonderlijke afdeeling vormt de pastei bakkerij, waar het hoogst gezag ook bij een Franschman berust. Het personeel van die bakkerij bestaat uit twee opperbakkers, twee opperbanketbakkers en 20 helpers. Charlotte Gilman, laat ons, vrouwen, de gezelligheid van onze bescheiden keukens! Mocht gij te eeniger tijd opruiming gaan houden in de keizerlijke keukens in Rusland, dan komen wij u gaarne een handje helpen... als u en wij toegelaten worden. CAPRICE. miiiiiiMiiiiimiimiiiiiitummiiiiiiiimiimuititniitiittHiitMtiiiiii kleine organen die vocht houden en afscheiden en, zoo hij meende, ook opslurpen; op den bodem der kommen staan die kliertjes" het dichst bijeen. En nu was er maar een stap noodig, om tot de onderstelling te komen, dat deze kaardebol een vleesch-etende of eigenlijk vleeschdrinkende plant zou zijn. De talrijke diertjes in de bekkens gaan tot ontbinding over, eiwit of tenminste stikstofhoudende vochten verspreiden zich in 't water en met de zuigcellen" zou de plant dit voedzame vocht binnen halen. Dat is tot nu toe voor waar, of tenminste voor zeer waarschijnlijk gehouden. Ik las 't nog deze week in een pas verschenen boekje Das Sinnesleben der Pjlanzen; overigens een heel aardig werkje. Maar er is ondertusschen als een wijzer gekomen, die 't wég-redeneerde, of wat hier doelmatiger was, het wég-experi menteerde. Dr. Rostock heeft in de Botanische Zeitung het resultaat van zijn zeer nauwkeurig onder zoek medegedeeld. Hij heeft ontdekt, dat uit elk der vermeende zuigcellen, wanneer ze met water in aanraking werden gebracht, draden voortkwamen, drie dunne en n dikke ; deze kronkelen samen en vormen een doorschijnend kogeltje van een lijm-of gomachtige stof, het bolletje laat los en verdikt" zoodoende het regenwater in de kommen; hierdoor komt het, dat dit zoo lang aanwezig blijft; want hoe sterker de verdamping ge schiedt, hoe meer de oplossing" geconcen treerd wordt. Er wordt hier geen vocht ingezogen door de plant, maar juist afgescheiden. Francis Darwin had dus niet de juiste ver klaring getroffen. Kerner in zooverre wel, als de aanwezigheid van het vocht schade lijke insecten belet, de bladeren te vernielen. De bloem kan zichzelf redden door zijn scherpe en stekelige omwinsels; wat ook af te leiden is uit de omstandigheid, dat de Cabaret des oifeaux het best voorzien is vóór den bloeitijd; tijdens den bloei verslappen meestal reeds de wanden van de bassins, of deze drogen bijna geheel uit. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl