Historisch Archief 1877-1940
No. 1451
D E A M S T ft A M M E R WEEKBLAD V O O R NEDERLAND.
van een smakelijk gerecht hangt van het hoogere genot bij het eten af. Hoe smakelijker het gerecht, hoe lichter het
ook verteert en des te beter komen de voedingstoffen, die het bevat, tot haar recht. Deze waarheid verklaart het succes
van MAGGI'8 SPIJZEN en SOEPEN-AROMA.
Het is voor de zorgzame Huisvrouw een alom gerenommeerd, goedkoop middel om vleesch, sauzen, soepen en zwakken bouillon,
zoo ook groenten, eierspijzen, melk enz. een krachtigen, aangenamen smaak en geur te geven. Eerst bij het opdienen bij te voegen
Te verkrijgen bij kruideniers en comestibleshandelaars.
Omdat het zeer geconcentreerd is, neme men nooit te veel.
MAOQI's onderscheidingen: 5 groote Prijzen, 30 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 7 Eere-Pr\jzen, zesmaal bniten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs.
Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Oeneraal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HOEN, Amsterdam.
DE WAARDE
PllltlUIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIimillllllMtlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltll
durende den Zondag waart in een piëtistiesch
Engelsch home, heb ik daar voor 't eerst
mogen kennis maken. Eenige keeren name
lijk ik wist dit ongevraagd natuurlijk, door
babbelkousje Margaret eenige malen kwam
't bericht, dat geen der beide zoons dien
Zondag aanwezig zouden zijn, en zoo werd
mij verzocht, niet naar Londen te gaan. Zoo
ging alles best... tot
Tot ik op 'n ochtend, na mij reeds eenige
dagen koortsig gevoeld te hebben, my in
mijn spiegeltje bekeek, en zag... dat ik vol
roode vlekjes zat. My'n oogen brandden mij,
en ik voelde mij niet in staat, beneden te
verschijnen.
Het gelukte mij, my in communicatie te
stellen met een der dienstboden en door haar
liet ik her ladyship" vriendelijk verzoeken,
eens even boven te willen komen. Spoedig
verscheen zy'. Ik maakte haar op mijn eigen
aardige huidroodheid opmerkzaam en op mijn
algemeen ziektegevoel.
Curious, very curious, indeed." 1) Meer
geen woord. Weg was zij, alleen, buiten de
deur reeds, kwam nog de mededeeling, dat
zij den dokter zou doen ontbieden.
Met een paar uur verscheen onze escu
laap ; een elegante oude heer, uitstekend ge
schikt voor den père-noble-rol in
tooneelstukken van aristocratisch milieu.
Na eenige scherpe bespiedingen, als gold
't een Terra incognita.... Maar mijn lieve
jonge dame, u hebt, u hebt... German
meazles." 2)
Gén Engelsche dus, noch Fransche of
Hollandsche, maar Duitsche mazelen had ik.
Dat dit erg, hél erg was.... 't zou mij
later blijken
Kort na des dokters heengaan, 'n briefje
van her ladyschip". De dokter had German
meazles" geconstateerd; ik móést die uit Hol
land hebben meegebracht vier maanden
was ik reeds op 't buiten een hoogst
strenge afzondering zou ten mijnen opzichte
gehouden worden. Overigens had her lady
ship" den dokter verzocht ter voorko
ming van voor mij te hooge rekening [au
bon entendeur salut, dacht ik] niet te vaak
te komen; zy echter had de noodige wenken
van hem ontvangen.
OI die koorts, maar vooral die eenzaam
heid en... die koude, hartelooze behandeling!
My'n eerste bitter-harde les in den vreemde.
Paard noch ezel mocht op Zondag worden
benut, telken morgen werd vél moois uit
den bybel gelezen.... Maar schier als een
uitgestootene" liet men mij liggen en het
bitter-beetje hartelijkheid, een bloem op Zon
dag, een groet door de dienstbode, die zich
af en toe bij mij moest... wagen, 't werd
mij door Margaret bewezen.
Na drie dagen, de dokter ten tweede male.
Mijn honger [ik mag er haast wel dorst-kuur
bijvoegen] mocht ophouden. Wat meer voed
sel werd mij op mijn hokje gebracht.
Toen 't was den vijfden dag een
tweede briefje van her ladyship". Daarin
werd gewenscht" op raad van den doctor
was deze wensch ontstaan dat ik een bad
zou nemen en daarna de lucht zou ingaan.
Nauwkeurig werd den door mij te volgsn
weg aangegeven, werd 't bankje beteekend,
waarop ik my mocht nederzetten. ...
Baden; daarna in de lucht... en ik was
nog vol roode vlekken.... Ook al was 't
warm nu, achtte 'k een luk-of-raak-kwestie,
of dit mij al dan niet schaden zou, maar 't
was her ladyships wish" en dus....
Een uur heb ik toen in den tuin getoefd.
Behalve hél de in de verte Margaret van
uit haar ezelwagen, mij met de hand
toewuivend, heb ik niemand gezien; ook niet
den volgenden dag, toen mij door de dienst
bode namens her ladyship" verzocht werd,
't experiment te herhalen.
?HllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilllliliiiiiiiiiniimiiiiiiiiiiiiitlMliliiitilniitfmmina
UIT DB NATUUR.
CIII. Na den regen.
Wie 's zomers na een flksche regenbui wel
eens op de bladeren van boomen en struiken
gelet heeft, zal ongetwijfeld hebben opge
merkt, dat verreweg de meeste bladeren al
heel spoedig weer droog zijn. Lang voor het
zonnetje de bovenste laag van het zand weer
mul heeft gemaakt is van de planten het
rijkelijk neergevallen hemelnat al weer ver
dwenen. Men zou zeggen, dat de bladeren
het hebben ingezogen.
Dat ia ook dikwijls verteld, in dicht en
ondicht. Allerliefste kinderversjes zingen van
blad- en bloemenknopjes, die de regendropjes
drinken; maar dat zijn poëtische jokkentjes,
waarover geen verstandig mensch zich ergert,
al weet hij 't beter.
Neen, 't behoort vrijwel tot de
zeldzaamheden in de plantenwereld, dat een blad het
regenwater drinkt. Integendeel, de meeste
bladeren dragen zorg, het frissche nat zoo
spoedig mogelijk kwijt te raken. Kijk er maar
eens naar,wanneer een regenbui u buiten over
valt, of loop er anders even voor den tuin in.
Sommige planten worden heelemaal niet nat,
als 't sputtert en spat; Akeleien en Gebroken
Hartjes bijvoorbeeld. Die hebben zich tegen
het hemelwater gedekt met een waterproof
overtrekje, zoo iets als een waslaag. Ook als
ge ze begiet, springen de droppels terug en
ze rollen, of 't kwik was, over de bladvlakten.
Andere planten vertoonen in hun nerven
een heel stroomgebied van adertjes, beekjes
en rivierbeddingen, die'mooi en doelmatig
het hemelwater saam doen vloeien inde hoofd
nerf der bladeren, en het eendrachtig of naar
den voet van het blad, of naar den top af
voeren.
Bij kruiden .met stijve, groote schuin op
staande bladeren, zooals paardebloemen, dis
tels, beetwortels en dergelijke stroomt het
regenwater in de richting van den stempel;
vloeit het daarlangs naar beneden in den bodem,
dan kunt ge er zeker van zijn, dat de meeste
zuigwortels zich in 't midden onder de plant
bevinden; want die drinken" het water.
Als de bladeren, die van droogte slap hin
gen, na de bui zich dadelijk weer overeind
richten, dan is dat niet het directe gevolg
iiiliiMtmiiiuii
Dien avond gewerd mij 't derde briefje.
Den volgenden ochtend had ik mij, na een
bad, te steken in een voor mijn deur te vin
den japon; dan zou de ezelwagen mij aan
de achterdeur wachten en tien dagen zou ik
ergens in boarding gaan, ter algeheele
uitluchting. Daarna mocht ik terugkeeren.
Ik verzocht her ladyship" te spreken.
Geen mogelijkheid. Zoo bleef mij niets over
dan in te stappen, De koetsier bracht mij
naar een eenzame boerenwoning. Over 't
eten daar, over de doodelijke verveling bij
dat stok-oude boerenpaar.. . over de minder
grootsche begrippen op 't punt van gewone
zindelijkheid... ik doe er liever 't zwij
gen toe.
Gén bloem, gén versnapering, geen zweem
van eenige attentie gewerd mij van de zy'de
der kasteelbewoners. Alleen Margaret reed
af en toe met haar ezelwagen voorbij, hield
dan even stil en groette vriendelijk.
Maar van mijn wedervaren op 't punt van
christelyk-Engelsche- menschelijkheid had ik
naar huis een klein, klein schetsje gegeven,
en vóór mije tien dagen om waren, luidde
moeders' brief: Kind, kom naar huis." En
gul zij 't bekend : te bitter gestemd voelde
ik mij tegenover die in eigen oogen zoo hoog
staande, maar o! zoo koude, hartelooze en
bekrompen adelijke Engelsche, om langer
haar brood te willen eten. Nii schreef ik
een briefje naar her ladyship".
Er moet toen iets van 'n scènetje zijn voor
gevallen tusschen Margaret en haar moeder.
Dien eigen namildag reed Margaret tot dicht
aan 't huisje, tikte toen met haar zweep
tegen een der ruitjes : Oh, please, do'nt go
away; do'nt do that." 3) Toen snel daarop :
But do'nt mention my passing here, when
mama comes. 4).
Margaret's aardig gezichtje zag inderdaad
bedroefd, en ik meende iets van roodgeweende
oogen te bespetiren. Ik wenkte haar nog
even te blijven.
I dare not" (ik durf niet) en weg reed zij.
Een goed uur later kwam her ladyship".
Ze bleek uiterst verwonderd te zijn, toen
ik even maar, en op hoogst bescheiden wijze,
iets zeide van 't waarom" van mijn zoo
plotseling vertrek.
Niets, totaal niets scheen zij te begrijpen
van mijn verontwaardiging, of beter gezegd
van haar groote tekortkoming in menschelijk
heid. Van eenig excuus dus ook geen sprake.
Na tien dagen geen dag eerder ? mocht
ik mijn koffer pakken.
Mijn kamertje vond ik ontsmet, wat ik 't
meest aan mijn nog al achteloos behandelde
kleeren bemerkte. Mijn afscheid van Mar
garet deed mij aan, en een oogenblik voelde
ik spijt over mijn besluit. De afrekening
echter met her ladyship" deed weer zóó
zeer de kleinzielige koudhartighèid van deze
uitkomen, dat ik in mijn overtuiging gesterkt
werd, 't ddar niet lang te kunnen uithouden.
Mij werd door deze schatrijke burchtvrouwe
van mijn salaris, £ 3.10 (? 42) afgehouden
voor doktersbezoek, voor medicijnen, voor
mijn boarding van tien dagen, zelfs voor mijn
rijtuig, waut nu was de ezelwagen zelfs te
goed, om mij naar 't station te brengen!
Twee dagen daarna lag ik bij moeke" te
bed... de reactie was niet uitgebleven.
1) Merkwaardig, inderdaad, zér merk
waardig.
2) Duitsche mazelen.
3) Ga asjeblieft niet weg; doe 't toch niet.
4) Zeg mama, als zij komt, niets er van,
dat ik hier ben geweest.
IIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIItllllllltllllllllllllllllllllllllinill
van het nat worden door den regen; ze
worden er alleen stofschoon door, en dat is
ook al wat waard. Maar het verkwikken"
geschiedt van onder op door het water, dat
de bladeren langs den kortsten weg naar de
wortels hebben gevoerd.
Gaat de regenafvoer naar den top van het
blad, wat 't meeste gebeurt, dan bevinden
zich de fijne zuigwortels in den bodem aan
den omtrek van de plant; do punten van de
bladeren zijn dan dikwijls slap en buigen
om, of aan hun spitse punt droppelt het nat
voortdurend neer. Bij alleenstaande boomen
is dat heel mooi waar te nemen; vooral bij
beuken, olmen en linden op zandgrond. Als
van 't eene afdakje of 't andere stroomt het
water van de hooger staande bladeren op de
lagere en meer naar buiten geplaatste neer, tot
het van de onderste en buitenste als een
gordijn neervalt op den grond en den
regenkring" vormt; daar onder liggen in den grond
de meeste fijne wortels geborgen.
Toch zijn er enkele planten, die juist het
tegengestelde schijnen te doen, en die dauw
en regenwater zoolang mogelijk willen be
waren. Wie op düuvium woont, zal op een
morgenwandeling wel eens getroffen zijn door
ee i groote waterparel in een keurig geplooid
blaadje van een lage plant met een tros van
kleine gele bloempjes; dat is het
Lieve-Vrouwenmanteltje. Bij heldere middagzon schittert
daar de dauwdrop nog in, en nog dagen na
de laatste regenbui blinkt de groote parel in
het half dichtgevouwen blad.
Zooiets zal altijd wel mooi gevonden zijn ;
maar in den laatsten dertig jaren zijn de
plantkundigen, en na hen de plantenvrienden,
begonnen met te gissen en te onderzoeken,
wat de beteekenis van zulke verschijnselen
toch wel mag wezen, of welk nut de plant
zou kunnen trekken uit een dergelijke bijzon
derheid.
De biologie, de wetenschap die zich bovenal
met zulke zaken in 't planten en dierenleven
bezighoudt, is nog jong, en de stomme dingen
kunnen ons niet vertellen wat 't fijne van
de zaak is; daardoor moet er vaak worden
gegist en dus ook gemist; maar de bioloog
geeft ook alleen zijn gegronde meening tot
verklaring, en ruilt die graag voor een latere
en betere, als een onderzoeker met deugdelijke
bewijzen komt.
Vrouwenarbeid bij den gemeentenen
telefoondienst in Nederland.
Het altijd werkende, altijd bezige, altijd naar
nieuwe feiten en nieuw terrein voor arbeid en
onderzoek vorschende Nat. Bureau van Vrou
wenarbeid in Den Haag, onder leiding van de
dames Suse Groshaus en Marie Jungius, heeft
thana weer gepubliceerd de resultaten van een
onderzoek van wege het Bureau ingesteld,
naar den vrouwen-arbeid by den Gemeente
lijken Telefoondienst in Nederland, bijeen
gebracht en bewerkt door mej. Suse Groshaus.
De telefoon is een dier uitvindingen, die
men mag aanduiden als een der grootste
verrassingen der vorige eeuw, voor het bedrijf
waarvan een toekomst is weggelegd van groote
beteekenis. En met veel grond kan vermoed
worden, dat, waar thans de vrouwenarbeid
bij dezen tak van publieken dienst vrijwel
algemeen is, deze in toekomst zich tot een
der belangrijkste vrouwenberoepen zal ont
wikkelen.
Reeds eenige jaren nu was bij het Bureau
het plan aanhangig, om naar dit vrouwen
beroep in opkomst een onderzoek in te stel
len, aan welk voornemen in 1902 een begin
van uitvoering werd gegeven door de ver
zending van een lijst met 9 vragen aan
12 directiën van gemeentelijke telefoondien
sten: Amsterdam met 114, Rotterdam met
71, Den Haag met 31, Arnhem met 21, Maas
tricht met O, Wageningen met 4, Eindhoven
met 3, Enschedémet 3, Meppel met 3,
Venloo met 2. Helmond met 2 en Rhenen niet
l vrouwelijke employébij den telefoondienst,
waarin omtrent de arbeidsvoorwaarden in
lichtingen werden verzocht.
Van de daarop verkregen antwoorden volgt
hier een korte samenvatting. Het loon der
telefonisten te Amsterdam bedraagt: voor
1ste kl. ?10 tot ?12 per week; 2de kl. / 6
tot ?9; adspirant ?5; leerling ?4. Dat der
1ste en 2de kl. kan bij gebleken ijver en ge
schiktheid om de twee jaar met ? l per week
verhoogd worden. Het salaris der
opzichtereasen bedraagt ? 700 tot ? 1000. Te Rot
terdam hebben de telefonisten ? 7 tot ? 11
per week, de leerlingen ?5; in den Haag:
de telefonisten ? 360 tot ? 600; leerlingen ? 5,
in Arnhem ongeveer evenzoo; Maastricht
? 28 per 4 weken, Wageningen, Eindhoven
en Enschedépi. m. ?6 per week als minjmum.
Bij ziekte wordt er t >. Amsterdam 3/4 van
het loon uitbetaald gedurende hoogstens 3
maanden, daarna H van het loon van ten
hoogste 6 maanden. In Rotterdam wordt 50,
resp. 35 cent per dag ingehouden by ziekte,
en gestort in een pot, die jaarlijks onder allen
wordt verdeeld. Bij langdurige ziekte kan
een jaar verlof op half loon worden toege
staan. In de andere plaatsen is er geen be
paalde regeling, maar wordt bij ziekte het
salaris geheel of gedeeltelijk betaald.
De werktijd bedraagt over 't algemeen in
de grootere plaatsen hoogstens 7 uur per dag.
Er is echter nachtdienst aan verbonden, die
te Amsterdam duurt van 's avonds 10 tot
's morgens 8 uur, terwijl ook een beperkte
Zondagsdienst tot de taak behoort.
Vacantie wordt over 't algemeen gegeven.
In Amsterdam en Rotterdam wordt gegeven
ne week, in de andere plaatsen meestal 14
dagen.
In de, aan deze verzameling van feiten
toegevoegde beschouwing over den dienst
der telefonisten wordt er op gewezen, dat de
arbeid der telefonisten inderdaad vermoeiend
is, en de arbeidsduur van 7 uur dan ook
inderdaad niet te kort is te achten. De ver
moeienis is over 't algemeen van nerveuzen
aard. Een gemakkelijk leventje" is dan ook
de dienst allesbehalve!
Wat de vacantie betreft wordt in het
RapZoo is het ook gegaan met een plant, die
meer nog dan het Vrouwenmanteltje bekend
en beroemd is door zijn eigenaardigheid, om
een groot deel van het regenwater zoo lang
mogelijk te bewaren, inplaats van het spoedig
te transporteeren naar
de plaats, waar liet be
hoort en goeden dienst
kan bewijzen. Dat is de
wilde kaardebol, die ook
in ons land op zandig
'bouwland langs
boschkanten en op ruigten
geen zeldzaamheid is.
k vond er nog onlangs
veel bijeen in 't Gooi
bij Valkeveen; in
ZuidLirnburg is het een ge
wone wegkanter.
De middelste bladeren
van die hooge kaardebol
zijn zoo met hun stelen
saamgegroeid, dat ze
rondom de hoofdstengel
een kom vormen, die bij
forsche exemplaren wijd
en diep genoeg is om
een halven liter water
te bevatten. Merkwaar
dig is het, dat dit regen
water dagen en weken
in de kommen blijft staan
en dus maar heel lang
zaam verdampt. Kleine
vogeltjes koinen er
's morgens drinken en
vinden er bovendien
vaak insecten in, die er
op een of andere wijze
zijn ingevallen. In dorre
streken, waar de^e
kaardebollen bij massa's
groeien, kan dat in tijden
van droogte een uit
komst voor de dorstige
vogeltjes zijn. De Zuid-Franschen noemen de
plant daarom heel poëtisch: Cabaret des Oiseaux
of wel Fmtaine. de Vénus. De beteekenis van
dit waterbekken voor het leven van de plant
wordt door de botanici verschillend opgegeven.
Kerner, de schrijver van het Plantenleven,
beschouwde ze als een versperring, die het aan
port er op aangedrongen, om den
vacantietijd wat langer te doen duren dan den termijn
van 8 dagen, zooals in Amsterdam en Rot
terdam en zelfs langer dan 14 dagen. Zou
het aldus vraagt de schrijfster te veel
gevergd zijn, de werkende vrouwen in het
genot te stellen van 2 jaarlijkscfie vacantiën,
te zamen 3 a 4 weken bedragende?"
S.
Burgerlijkheid. De keuken van den Czar.
De ziel van het hotel.
Carmen Sylva heeft gezegd : Wie aan het
toilet eener vrouw raakt, raakt haar zelve."
Zoo is het. Een argelooze, onbeduidende
op- of aanmerking geuit over hoed, mantel,
japon of handschoenen tegen de vrouw, die
er zich mee tooit, maakt haar wreveligheid
gaande. De eerlijk uitgesproken meening of
bedenking omtrent haar kleeding voelt zij
zóó pijnlijk, als werd haar karakter aangerand.
Het woord, dat op man en vrouw werkt
als de venijnize, heftige steek van een wesp,
is : burgerlijk. Wie zou het wagen, te zeggen
tot man of vrouw : Alles goed en wel, hoor,
maar,... burgerlijk ben je tóch!!"
O wee !
Hetgeen in onze toongevende kringen
eerst werd bestempeld als bg, op zijn Engelsch
uitgesproken, dus klinkend: bie tsjie, later als
burgerlijk" toen als bur" en ten siotte kort
weg als bu", verplaatst de personen, voor
wier karakteriseering bovengenoemde woor
den worden gebezigd, opeens, in een sfeer
van belachelijke minderwaardigheid. Het
bruuske bur" en het onmelodische bu"
zijn waarschijnlijk een gevolg onzer up-to-date
haastigheid. De moderne mensch woekert
met zijn tijd.
De statige koopmans-deftigheid van Am
sterdam en Rotterdam, is door de
hedendaagsche vliegerigheid verminkt tot het afschu
welijke A'dam" R'dam".
Treurig en belachelijk.
Dames, die over een zee van tijd beschik
ken, schrijven tegenwoordig boven haar
brieven, het van
nerveuse-gejaagdheid-trillende A'dam" R'dam". Treurig, dat botweg
het onaesthetische nadoen. Belachelijk, want
het in koortshitte blakend A'dam" R'dam"
wordt dikwijls gevolgd door een zeurig,
langdradig relaas, dat evengoed ongeschreven
had kunnen blijven. Ik veroorloof mij de
vrijheid, dit burgerlijk te vinden op gevaar af,
dat de schuldigen mij dit kwalijk zullen
nemen. Het is niet gemakkelijk, onder woor
den te brengen, wat wél, wat niet bur" is.
En tóch ! Het burgerlijk element is zelfvol
daan, weet zich kwalijk schuil te houden,
gluurt gaarne om een hoekje, en openbaart
zich in : kleeding, meubileering, lectuur,
houding, manieren, eten, drinken, woorden
keus, uitspraak, stembuiging, zelfs in lachen
en schreien. In alles. Wanneer het er is, dan
komt het altijd voor den dag.
De geestige, vlotte romancière Pierre de
Coulevain, die voor de fijnste nuanceering,
voor de meest subtile gewaarwordingen, juiste
termen heeft, verklaart zelf, dat zij een af
geronde, alles-omvattende verklaring van
burgerlijkheid" vrij moeielijk vindt. Pittig
lijkt mij haar uitweiding over bourgeoisisme
in haar jongste werk Sur la branche. Zij luidt
aldus: Men vindt er karakteristieke trekjes
van bij menschen, die een goede opvoeding
genoten, en die in het bezit zijn van een
groote mate geestesbeschaving, en bij wie
smaak en schoonheidszin ontwikkeld werden.
Het openbaart zich in bekrompen begrippen,
in ergerlijke onverdraagzaamheid, in blinde
koppigheid, in volslagen ongeschiktheid vrij
heid te begrijpen en die ook edelmoedig te
ongewenschte gasten uit de insectenwereld
onmogelijk maakt, langs de stengel op te
kruipen, en de bloem te bereiken, waar ze
meer kwaad dan goed zouden doen. Voor
deze meening was veel te zeggen; immers
Een vogelfonteintje.
de vele insecten mieren, rupsen, kevers ver
dronken gevonden in de bekkens, schenen
het te bewijzen.
Francis Darwin, de zoon van Charles, den
grondlegger van den biologische wetenschap,
bestudeerde de zaak nader; hij vond op de
oppervlakte van het kaardenblad talrijke
schenken. Burgerlijkheid heeft haar eigen
atmosfeer, die men aanstonds voelt.
Boer, werkman en kunstenaar zijn niet
burgerlijk. Napoleon I was burgerlijk. Napo
leon III was het niet. Balzac, Guy de
Maupassant waren niet burgerlijk, Zola was het wél.
Engeland en Spanje zijn niet burgerlijk ;
Duitschland is het wél en zijn Keizer is het
niet. Frankrijk dreigt het te worden, en dat
maakt mij wanhopend. . . . Frankrijk bur
gerlijk ! dit verhoede de hemel !
Tegen Pierre de Coulevain's definities, zou
ik geen enkele bedenking weten aan te voeren.
* *
*
Uit New-York komt bericht aan de
Allgeineine Nord-Deutsche Zeitung over het
Amerikaansche nieuwtje, gedoopt: de ziel van het
hotel".
Voorname, Amerikaansche hótelhouders
zijn op het denkbeeld gekomen, aan hun
personeel nog een werkkracht te verbinden,
die niet beter kan worden aangeduid dan :
de ziel van het hotel".
Deze ziel huist in een jonge dame. Een
meisje, dat een goede opvoeding heeft geno
ten, dat musiceert, een paar talen spreekt,
golf en tennis speelt, keurig danst, onberis
pelijke buigingen maakt, dat altijd bij-de-hand
is, wanneer men haar noodig heeft, dat tactvol
verdwijnt, wanneer men haar missen kan.
Een jonge dame, die zich smaakvol kleedt
en kapt, die altijd vriendelijk, vroolijk,
opgewekt en spraakzaam is. Een jonge dame,
die het den gasten zóó aangenaam maakt,
dat zij hun verblijf in het hotel verlengen,
bij het afscheid beloven terug te komen. Een
jonge dame, wier oogen alles zien, aan wier
ooren niets ontgaat. Een jonge dame, die er
op let, dat de gasten zich vermaken, die
verveling weert, die hen minzaam met
elkander in kennis brengt, die spelletjes
bedenkt, en uitstapjes regelt, alsof zij haar
le^en lang niets anders gedaan had. Zulk een
ziel" in een hotel is onbetaalbaar, en feitelijk
onmisbaar. De jonge dame, door den
hotelhouder aangesteld, wordt wél betaald en flink
ook. Zij mag echter nooit aan de gasten laten
merken dat haar attenties, haar vroolijkheid,
haar opgewekte conversatie in goud worden
omgezet. Het moet den schijn hebben, alsof
de ziel" handelt uit pure menschenmin.
* *
#
De Amerikaansche feministe Charlotte
Perkins Gilman, die zoo gekant is tegen de
toebereiding van spijzen binnenshuis; die van
oordeel is, dat koken veel rommel maakt,
en dat de omslachtigheid dezer bezigheid
veel kostbaren tijd rooft, kon wel eens met
de haar eigen rapheid van tong, den Czaar
aller Russen aan het verstand brengen zyn
keuken wat bescheidener in te richten. De
keizerlijke keuken in Rusland doet vermoe
den, dat Nicolaas II, met zijn toegeknepen
mond en somberen blik, een moderne
chevalier a la triste figure" een lekkerbek is,
die voor een Lucullus uit het grauw ver
leden niet onderdoet. Het personeel voor
de bereiding der spijzen bestaat uit : twee
chefs, beiden Franschen, die ongeveer even
veel verdienen als een minister bij ons in
westelijk Europa. Zij staan aan het hoofd
van 4 onderchefs, 38 koks, 20 leerlingen en
32 keukenjongens.
Een afzonderlijke afdeeling vormt de pastei
bakkerij, waar het hoogst gezag ook bij een
Franschman berust. Het personeel van die
bakkerij bestaat uit twee opperbakkers, twee
opperbanketbakkers en 20 helpers.
Charlotte Gilman, laat ons, vrouwen, de
gezelligheid van onze bescheiden keukens!
Mocht gij te eeniger tijd opruiming gaan
houden in de keizerlijke keukens in Rusland,
dan komen wij u gaarne een handje helpen...
als u en wij toegelaten worden.
CAPRICE.
miiiiiiMiiiiimiimiiiiiitummiiiiiiiimiimuititniitiittHiitMtiiiiii
kleine organen die vocht houden en afscheiden
en, zoo hij meende, ook opslurpen; op den
bodem der kommen staan die kliertjes"
het dichst bijeen. En nu was er maar een
stap noodig, om tot de onderstelling te komen,
dat deze kaardebol een vleesch-etende of
eigenlijk vleeschdrinkende plant zou zijn.
De talrijke diertjes in de bekkens gaan tot
ontbinding over, eiwit of tenminste
stikstofhoudende vochten verspreiden zich in 't
water en met de zuigcellen" zou de plant
dit voedzame vocht binnen halen.
Dat is tot nu toe voor waar, of tenminste
voor zeer waarschijnlijk gehouden. Ik las 't
nog deze week in een pas verschenen boekje
Das Sinnesleben der Pjlanzen; overigens een
heel aardig werkje. Maar er is ondertusschen
als een wijzer gekomen, die 't wég-redeneerde,
of wat hier doelmatiger was, het wég-experi
menteerde.
Dr. Rostock heeft in de Botanische Zeitung
het resultaat van zijn zeer nauwkeurig onder
zoek medegedeeld. Hij heeft ontdekt, dat uit
elk der vermeende zuigcellen, wanneer ze
met water in aanraking werden gebracht,
draden voortkwamen, drie dunne en n
dikke ; deze kronkelen samen en vormen een
doorschijnend kogeltje van een lijm-of
gomachtige stof, het bolletje laat los en verdikt"
zoodoende het regenwater in de kommen;
hierdoor komt het, dat dit zoo lang aanwezig
blijft; want hoe sterker de verdamping ge
schiedt, hoe meer de oplossing" geconcen
treerd wordt.
Er wordt hier geen vocht ingezogen
door de plant, maar juist afgescheiden.
Francis Darwin had dus niet de juiste ver
klaring getroffen. Kerner in zooverre wel,
als de aanwezigheid van het vocht schade
lijke insecten belet, de bladeren te vernielen.
De bloem kan zichzelf redden door zijn
scherpe en stekelige omwinsels; wat ook af
te leiden is uit de omstandigheid, dat de
Cabaret des oifeaux het best voorzien is vóór
den bloeitijd; tijdens den bloei verslappen
meestal reeds de wanden van de bassins, of
deze drogen bijna geheel uit.
E. HEIMANS.