De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 23 april pagina 2

23 april 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.H52 B... Is dan voor den overtuigden hervormingsgezinde het hoogste goed, dat kan verkregen worden, een of twee zetels mér ia eene Kamer met een 4-jarig mandaat, hooger nog dan het Taste geloof in zijne beginselen? Het is zulk een waar woord: in het isole ment ligt onze kracht, maar waarom toch kunnen, als de stembus staat ge opend te worden, ook de hervormings gezinde vrijzinnigen evenmin als de anti-revolutionairen, naar die waarheid handelen? Is de menschheid dan ge doemd, maar altijd de heerschappij der beginselloosheid te blijven dragen?" Mr. Yan Gilse verklaarde zich dan voor standers van evenredige vertegenwoordiging, want: n ... tot immoreele bondgenootschap pen, als nu weder tusschen roomschen en anti-revolutionairen, tusschen con servatieven en ijveraars voor sociaalpolitieke hervormingen gesloten, bestaat daarbij noodzaak noch aanleiding." Inderdaad is er, in de 8 jaar tijd?, heel wat voorgevallen. De vleugel der vrijz Hnig-democraten heeft zich, gansch met in stemming en medewerking ook van mr. van Gilse, in 1901 van de liberale Unie afge scheiden, heeft een wél-omschreven program van beginselen en een uitgebreid program van beginselen, en dus werd daarmee aan «r. van GHlse's en anderer verlangen voldaan naar een partij, die den strijd voor begin selen hooger zou stellen dan het beginselloos geknoei" om mandaten. Ook te Rotterdam vond dit proces plaats, en de Vrijzinnig-democratische Bond kreeg «laar een afdecling, onder bekwame leiding, die, ontstaan uit den tegenzin tegen het karakterloos gedoe der beide liberale kiesTereenigingen, den fieren strijd voor begin selen zou voeren. Maar ach er mocht wel eens weer een mr. van Gilse komen, die nogmaals een artikel ging schrijven in de Vragen des Tijds, over de wijze, waarop de vrijzinnigen te Rotterdam nu reeds, na zoo korten tijd van bestaan, den strijdbijl begraven! Wie, die de briefwisseling tusschen de Vrijzinnig-demokratische kiesvereeniging eener-, en de beide liberale kiesvereenigingen anderzijds, in de N.K.Crt. van 15 April jl. heeft gelezen, gevoelt geen medelijden met dien schrijver van 1897, die, thans te Arnhem staande aan den vechtpost der Anih. ('rt, dat van zijn vroegere stadgenooten, die medestanders van hem zijn, moest beleven ! In 1897 werd door mr. van Gilse en de 'zijnen oppositie gevoerd tegen de oud liberalen en wenschten zij, dat de Uniemannen zelfstandig candidaten zouden stellen. Thans... ach, het laat zich bijna niet uitspreken! Thans ... verzocht de vrijzinnigdemocratische bond. afd. Rotterdam, beleefd een onderhoud met de beide andere kiesvereenigingen en wordt... afgewe/.en! afge wezen ! Zelfs een bespreking wordt niet neodig geacht! Is er ooit een kiesvereeniging van vroede mannen met erger minachting bejegend? Neen! En wat doen de vrijzinnig-democraten? Gaan zij thans onversaagd strijden voor hunne beginselen, in de districten I, II en IV, waar aftreden gewoneliberalen, waarvan twee leden der kiesvereeniging Vooruit gang", die teijen de grondwetsherziening, en tegen het blanko-artikel is? Geeft zij op die minachtende bejegening het antwoord wat iedereen zou geven die eer en trots voelt in zijn borst, n.l.: Geen bespreking, dan zullen wij onafhankelijk en zelfstandig den strijd voeren"? Neen, zij besluit... de candidaten der liberalen in de genoemde districten te aan vaarden ! 't Is haast ongeloofelijk, men zou het, van die briefwisseling kennis nemende, voor onmogelijk hebben gehouden, maar... 't is waarheid. Maar er is nog erger: zelfs omtrent de houding in IV, waar de heer .Mees aftreedt en niet herkozen wenscht te worden, en waar men dus blanco staat voor den strijd, zal... afgewacht worden, 't Is kras ! En dat alles, uit wees, dat men het anders mr. van Kaalte, die er zit krachtens de genade der liberalen, wat te lastig zal maken ! Ach, mr. van Gilse, mochten uw gulden woorden van 1897 toch nps eens doordrin gen tot uw huidige partijgenooten in Rot terdam, die ter wille van n zetel in de kamer, ja, zelfs maar bij de kans, dat er n zetel verloren gaat, hunne beginselen in dr/e districten al vast hebben wegtreborgen, en in nog n district elk oogenblik bereid zijn, dit tegen elk aannemelijk bod alsnog te doen. Herhaald mag nog wel eens wor den uw vraag van '97: Is de menschheid dan gedoemd, maar altijd de heerschappij der beginselloosheid te blijven dragen? En het antwoord moet, helaas voor u luiden, rja mr. van Gilse, als 't aan uw partijgenooten te Rotterdam ligt, wM!'' L. H. W. De Vernieuwde Schoolstrijd. Geachte liedaiiie! Is mij een woord van repliek veroorloofd, dan zou ik willen beginnen met het slot van uw antwoord, l" zegt: Wij gelooven inder daad, dat de Mackay van 18S!) voor de verantwoordelijk(heid) als Kxc. geplaatst, in 11MJ4 een minder aanstoot gevend ontwerp zou hebben gegeven." Ik ben zoo vrij (hoewel over gelooveu" moeilijk getwist kan worden) van opinie te verschillen. En waarom'.' Was Mackay nooit minister geweest, dan zou er misschien grond zijn voor uw gelooven. Doch waar hij minister is geweest, en dus wist wat eraan vast was; ook wist, dat hij mis schien nogeens kon geroep' n worden op te treden, daar zou het mij zeer verbaasd hebben, had hij een ontwerp onderteekend van nog meer beteekenis, als we denken aan de ook door hem onderteek e.nde motie van 19(11, dat hij feitelijk in kort tijdsbeloop onuit voerbaar achtte, 't Kan echter 7.ijn, dat ik nog te weinig denk aan de verrassingen, die op het veld der diplomatieke handelingen zich kunnen voordoen. Verder heb ik geenszins voorbij gezien, wat de kern van uw betoog was. Immers de antithese, waarop u doelt, wekte toch feite lijk bij u deze gedachte op als een soort re presaillemaatregel: geen verdere subsidie aan bijzondere scholen; duidelijk springt dit in 't oog, als ik in uw antwoord lees, wat op de 4e kolom alinea l is te vinden. Daartegen ben ik opgekomen in de 4de alinea van mijn stuk. D.och is liet mij nu vergund nog eerder daarop in te gaan, dan kan ik geenszins bilüjken, wat u. n in 't eerste n in't tweede stuk schrijft. De school moet dienen als wapen! Nog daargelaten, of het van veel innerlijke kracht getuigt, als de openbare school niet opgewassen is tegen de bijzondere, staan beiden in, finantieel opzicht gelijk (bovendien kan de tegenpartij ook tegen-schooltjes op richten), zoo rijst de vraag bij me op : is niet reeds lang de school (i. c. de openbare) als een wapen gebruikt? Gaan we toch de jaren van den schoolstrijd na, dan zien we, dat het streven der linkerzijde immer geweest is, de openbare school als wapen te gebruiken. Wat u dus verwijt aan de rechterzijde, nl. de school te willen gebruiken als een: dwingt hen om in te gaan (wat ik volstrekt niet toegeef), dat is sinds jaren door de tegen partij geschied. Aan de Nederlandsche jeugd moest een Christendom boven geloofsverdeeldheid ingeprent worden; daartoe zou de open bare school met haar Christelijke en maat schappelijke deugden dienst doen. Nu zegt u: De neutrale Staat, in ons land met ge mengde bevolking, kan niet anders geven dan een neutrale school; in dien zin dat zij voor kinderen uit huisgezinnen van verschil lend geloof bruikbaar is, zij het dan ook onmogelijk, dat zij aan zoovele velschillende menschen in elk opzicht voldoet." Heel aardig geredeneerd. Maar zoo kan men wel van alles zeggen, dat het neutraal is. Neen, was die school werkelijk neutraal, dan zou er voor uw antwoord en eerste stuk nog iets te zeggen zijn. Thans ziende op het doel, waartoe de openbare school werd opgericht bevreemdt het my, dat u niet protesteert tegen ... u zelf. Niet de rechter-, doch de linkerzijde heeft den strijd in 't ieveu geroe pen, omdat er geen recht werd gedaan. Een van beiden blijft dus m. i. gebiedende eisch : of de scholen worden volkomen gelijk gesteld, óf de overheid trekke zich geheel terug. Of de scholen gelijk. Daar komt het opaan, omdat wij op willen komen voor een goed onderlegde jeugd. De Overheid moet het onverschillig zijn, waar men zijn kennis opdoet. Als ze maar zorgt, dat men die op kan doen op de plaats, waar men verlangt. Nu zegt u : neen, dat is de bedoeling D et. De school als stormram gebruikt! Maar, ge achte Redactie! hoe is 't mogelijk bij die woorden nog te blijven staan. Is dat waar, waaromkan mendandesubsidie vanl88!J goed keuren ? Reeds dit is een gevaarlijk wapen gebleken. Sints dat jaar is het getal bijzon dere scholen zeer toegenomen. Nu kan men die subsidie billijken, omdit men onvermo gende geuaoedsbezwaarden wil laten pro teeren. Maar dreigt de maatschappij van dien kant gevaar, dan is toch zoo iets niet geoor loofd. Bij gevaar is geen sprake meer van utiliteits- of billijkheidsgronden. Bovendien: dan zou men er toe moeteu komen het op richten van bijzondere scholen te rerbieden. Doch sints men dat niet doet, is het gevaar gekomen en zal het blijven. Misschien zou was de nu voorgestelde wet niet geko men het wat langer geduurd hebben, eer het gevaar ten volle zichtbaar werd; maar het was in ieder geval blijven dreigen. Daar om te meer bevreemdt mij uw eerste stuk, en ook het tweede. Maar de Staatsgelden dan ? U zegt: Recht op staatshulp hebben deze (bijz. scholen) zeker niet". Ik zou vragen : waar is de grond voor deze apodictische uitspraak ? Boven dien: met welk recht geeft dan de Staat aan 't openbaar onderwijs geld ? Volgens de Grondwet? Maar die schept toch geen recht? Men is dat toen eenvoudig overeengekomen. De vraag is (evenals b. v. bij het kiesrecht) : volgens welke natuurwet of andere wet heeft de Staat zich de bero<c/<lheid toegeëigend overal openbare scholen op te richten ? Staat dit niet vast, dan zie ik niet in, waarom de bijzondere school ook niet recht zou hebben op hulp. Of ten slotte 't mooie eraf is, wordt de bijz. school finaal geholpen, daarop wil ik thans niet ingaan; ook de toon van dat gedeelte was niet erg uitlokkend tot repliek. Alleen dit. Toen Nederland in opstand kwam, gaf Prins Willem zijn vermogen om ons te helpen ; later onder Maurits en Erederik Hen drik werd dit anders. Was toen 't mooie er af? Met de school heeft iets dergelijks plaats. En thans gaan we trachten nog meer dat onderwijs te verbeteren. Hopende ook voor mijn replieke en plaats te mogen ontvangen, teeken ik mij hoogach tend l'u;.])n: Di'. II. J. C. PIEKSON. Ressen, 10 April '05. * * Nu wij in twee artikelen uitvoerig ons standpunt hebben toegelicht, zullen wij ons bepalen tot enkele opmerkingen. l o. e heer l'ierson dient niet alleen de mogelijkheid te erkennen van ver rassingen, die op het veld der diploma tieke handelingen zich kunnen voordoen; maar vooral te letten op de /lerxoMilijke tjeaanllti'id van een Excellentie, die de «e bij haar handelingen leidt (Maekay en Loeff, of Kuyper). 2o. Tegenover de legio feiten van pressie en dwang, uitgeoefend door de kerkel ijken om de bijzondere sehool te bevolken, en ons betoog, dat de kerkelijken, krachtens hun overtuiging, als brave christenen, het dwingt hen om in te gaan" geroepen zijn toe te passen, stel t onze geachte opponent zij n verklaring: trut i/.- rolxtrekt nii't tnei/i-i'/'." Dat ant woord lijkt ons weini» afdoende; juister gezegd: een antwoord al te ver beneden des heeren Pierson's kennis en scherp zinnigheid! .'!o. Dat de openbare school als een wapen tegen de orthodoxie is bedoeld en gebruikt, en nog als zoodanig in eere | wordt gehouden, behoeft krachtiger betoog, dan het bezigen van eenige woorden, als: aan do \ederlandschejeugdmoest een christendom boven verdeeldheid in geprent worden.'' Zeker, niets op aarde is volmaakt, en zoo ook de openbare school niet; daar is nu en dan wel eens een onderwijzer geweest, die opzettelijk do neutraliteit schond; maar dat in "t algemeen die school zich tot doel stelt of gesteld heeft, om de kinderen ontrouw te maken aan liet geloot' hunner ouders, het is eenvoudig een tfinji-it. De bijzondere sehool, in de eerste plaats gi>d*dien*lcltool is dan ook niet opgericht, om hetgeen op de openbare school werd geleerd, maar om hetgeen daar niet op het leer-program stond, aangezien de ouders, of de leiders, het noodig achtten het onderwijs geheel en al onder den invloed, of zooals De Standaard het noemt, onder de inwerking" te brengen van Christus heiligen naam." 4o. De neutrale staat heeft, door de neutrale school, de eenig mogelijke als staatsschool, te stichten, en ieder de vrij heid te geven, zelf daarbuiten voor'het onderwijs van zijn kroost te zorgen recht gedaan, maar in 1889 heeft hij bovendien, door voor de onvermogende orthodoxe geloovigen een subsidie voor het door hen bekostigd onderwijs te geven, nog een daad van tegemoetkoming ver richt, iets waartoe hij, al vonden ook wij deze tegemoetkoming aan de be hoeften der arme ouders prijzenswaardig, allerminst was verplicht. Toen werd etniet aan gevaar gedacht integendeel: aan pacificatie. Waar die pacificatie echter gebleken is, een gevaar met zich te brengen, oen steeds wassend gevaar... nu, met de Antithese, de godsdienst oorlog is afgekondigd, en daarbij de bij zondere school als irapen zal dienen tegen den -neutralen staat... die, naar de laatste belofte van Kuyper ook kerke lijke theologische faculteiten zal stichten, is het toch wel wat onnoozel den voorstanders van den neutralen staat toe te voegen: de pacificatie bleek al een gevaar in zich te sluiten, waarom zoudt gij dan niet een nog veel grooter gevaar met staatsgeld te voorschijn roepen? Daarom behoeft inen nog niet de bij zondere scholen te verbieden", maar de heer Pierson moet, toen hij over dit verbieden schreef, begrepen hebbea, dat wij recht hadden te waarschuwen: wat Kuyper es. nu doet ia een rnorbernding run I-'fnnscJie fopxtrrndm." 5o. Het recht van den neutralen staat om een openbare school te bekostigen, berust eenvoudig op het feit, dat die school in overeenstemming met zijn wezen, als neutrale staat, verkeert, en volstrekt onmisbaar is. <io. Daar komt in bovenstaande repliek n woord voor, dat ons hindert. Verschil van meeuing zal ons niet licht ergeren, maar waar wij lezen, dat hetgeen wij over de offervaardigheid der Calvinisten schreven, niet beantwoord zal worden: ook omdat de too:i v u dat gedeelte niet erg uitlokkend tot repliek was, ge voelen wij onze bedoeling miskend. Dat gedeelte luidde: Doch wat de veorstandjrs van gods dienstscholen wij noüineti ne godsdienst scholen, wijl het opvoeden voor het eeuwig leven en het inprenten van het ware ge loof, toch wel hoof.lzaak mag worden ge acht! nu, wat deze vermogende voor standers van godsdienstscholen steeds ver zwijgen, het is het onschatbaar geluk, dat hun wordt toebedeeld, door zulk een onderwijs, zelf, uit eiijcn zat, te bekostigen. Die menschen t T linkerzijde, wat hebben zij in deze wereld tot vertroosting, en wat wacht hun hiernamaals? Maar wij zoo zouden we zoo gaarne de geloovigen hooren spreken wij redden hier kinderzielen; wij werken hier voor de eeuwigheid ; wij tasten in den buidel en koopen daar ons eigen en anderer zaligheid mee. . . . Wij begeeren geen staatsgeld, want even als we tegen Staatsliefdadigheid zijn, omdat daardoor de particuliere barmhartigheid zal afnemen willen wij ook liet govaar niet loopen van meer aan ons gel.l dan aan onze heruelsche toekomst te denken. . . 't Mooie zou er zoo afgaan. . . en wij, en wie weet hoe velen, zullen het slachtoffer worden van onze S'hrielheid, ondanks onzen rijkdom in den geloove. Maar neen. juist met de subsidie vau l,SS!) schijnt het mooie er eerst te zijn aangekomen, en weldra, als de schatkist nog krasser zal zijn aangesproken, blijft er ter tretuigenis van de offervaardigheid der ('alvinistische geloovigen al weinig meer over dan de giftenlijst voor de bij zondere school, die jaarlijks een tachtig of negentig mille, uit heel het land tesamen gebracht, aan-vijst. Welk een .?ommetje voor zooveel gezeten en rijke nienschen, die weten dat zij geroepen zijn het leven van alle leven, de inwerking van ..Christus' heiligen naam", den kin deren te doen gedijen." Afgescheiden van den toon, wordt hier een hoofdi[uaestie aangeroerd, nu het gaat om zooveel geld uit de staatskas voor betrekkelijk vermogenden. l'en antwoord d. o. had niet mogen uitblijven. Maar wat nu i/rn tooit betreft: wijs ons n uitdrukking aan, die niet vol komen in harmonie is met de door de Antithese-mannen zoo dikwijls gesproken tii'il. \\'(ini'(iiit mixji'ii irij hen, i/ip l/ff sti'ri/ iil'i'l' llt'l i'H lii'Hlrl, fn'i'i' ZOtlilc en ~/t/li//t"id, <>r< r ('l/rixfiix1 li'ihi/i'H Hilftiil lieblirn, in ilaarinre den ',t<><!*ili<'it*t/>orlt>g iil/rn/cii <ii iiiii/i'nri ii, niet iinn In/ii ironrd Ifnidi-it? De lieer l'ierson, wij gelooven het graag, schijnt het niet te bevroeden, maai- ge heel onze strijd tegen den antirevolutionnairen leider, zijn blad en zijn slaafsche volgelingen, vindt wel liet meest zijn oorsprong in de weerzinwekkende houding dezer Calvinisten, die met (Jodswoord op de lippen, voor de menigte zicli als liet zont der maatschappij presenteerond, aan de meest voor de hand lig gende consequenties van hun vrome taal zich onttrekken, en door hun voorbeeld het waarheidsgevoel hij de natie verzwakken - - als nog nimmer geschied is voer hen. "SYaarlijk, dit is geen bijzaak. Bij de sluiting van dit debat, betuigen \\ ij echter gaarne, dat de toon van des heeren Pierson's schrijven allerminst aanleiding zou mogen zijn. een toon aan te slaan, die hem aanstoot zon kunnen geven. H«t. in de Hoofflstail. Op Palm-Zondag voerde onze Zangvereeniging van Toonkunst als naar gewoonte Bach's Mattheus Passion uit. Men was er ditmaal weder in geslaagd Messchaert voor de parlij van Christus te winnen en daardoor verkreeg de uitvoering een cachet van wijding, dat aan het geheel op bijzondere wijze ten goede kwam. Het is onmogelijk zich de heerlijke Christus-partij van Bach voor te stellen, zonder zich de wedergave van. Messchaert te binnen te brengen ; en als men spreekt van de creatiën van dr. Gunz als Evangelist, van Fillunger als de sopraan, dan zal men voortaan daarbij moeien voegen, den Christus vaa Messchaert. En het is, alsof bet ieder jaar nog mooier wordt. Meine Seele ist betrübt bis zu dein Tod" wie hoort niet die aandoenlijke woorden, door Messchaert zoo onnavolgbaar gezongen, in zijn hart natrillen, nog dagen lang nadat de uitvoering achter den rug is? En zoo zou men kunnen voortgaan en wijzen op ieder recitatief, waarvan door onzen grooten zanger een meesterstuk gemaakt is. In n adem met hem genoemd te worden verdient mevrouw] de Haan-Manifarges. Inderdaad, dat was eveneens van het begin tot het einde verheven en edel, wat zij ons te genieten heeft gegeven. Niet alleen als meesteres op het gebied van den zang, maar ook als kunstenares, die vermag te boeien en te ontroeren door diepte van uitdrukking zullen hare soli, du lieber Heiland du", Ach nun ist mein Jesus hin". Erbarme dich" met viool solo, Erbarm 'es Gott" en Ach Golgatha" nog lang in onze herinnering voortleven Zooals ik verleden week reeds opmerkte, ligt de sopraan-partij mevrouw Oldenboom niet zoo gunstig Haar orgaan leent zich meer voor rollen als Hannchen uit Haydn s Jahreszeiten". Het breede en het pathetische van Bach's muziek kan zij met haar lichte en heldere stem minder goed weergeven. Echter dit is iets wat uitsluitend met de stem van mevrouw Oldenboom te maken heeft; in het geheel niet mei hare intelligentie, want zij bewees door haar voordracht de beste be doelingen te hebben en het juiste begrip voor Bach's muziek. De heer T'rlus is een regelmatige gast op de Palmzondag-concerten van Toonkunst. Zijn stem lijkt mij grooter geworden van volume. Zijn hoogte beheerscht hij nog even gemakkelijk als vroeger; maar ... hoe komt het dat niet alles zuiver was? Vroeger was juist zijn onberispelijke intonatie spreek woordelijk. Laat mij hopen dat slechts een Voorbijgaande indispositie de oorzaak is van 's heeren Urlus detoneeren. In zijne beide Aria's O Schnierz'' en Ich wül bei meinem Jesu warhen'' ontwikkelde hij een schoonen toon, even als in zijne recitatieven und (Petrus) weinete bitterlich" en Aber Jesus Siiiriee abermal laut, und verschied." Vooral de laatste woorden werden zeer stemmingsvol weergegeven. Overigens was de beer Urlus niet steeds consequent in'zijn opvatting van cie recitatieven. Meestal zong hij ze gevoelvol, een enkelen keer levendig, b.v. bij Und siehe da, der Vorhang i m Tempel zerriss in zwei Stiick." Dit zeer terecht! Maar waarom nu de woorden da speiete sie aus iri sein Angesicht und schlugen ibn mit Ea usten" ook niet wat kernachtiger gezongen ? Zou het niet zeer verklaarbaar zijn dat de stem des Verhalers bij het beschrijven van dit voorval en andere dergelijke gebeurtenissen trut van verontwaardiging? (lok de heer Zalsinau, die de kleinere bas-soli zong, mocht er niet in slagen, naar mijn meening, steed.s d : juiste uitdrukking te trell'cn. De Christus-toon is hier misplaatst, vooral bij de woorden van den lloogepriester Kr bat Gott gelastert" en dergelijke. De lloogepriester behoort tot de dramatis personae" en zal daarom steeds met den klank zijner stem da beteekenis der woorden moeten illustreert'n. Bij den zooeven genoemden zin moet do uitdrukking heftig zijn, evenals ook het koor zijn hier volgenden uitroep Er ist des 'l'odes schuldig" met heftigheid weergeeft. In het tweede deel zong de heer Zulsman de Arioso Am Abend da es ktïhlo war" welke vroeger door Messchaert gezongen werd. Deze verandering is m.i. zeer juist. Hoe gaarne men dit schoone stuk ook door den i heer Messchaert zal hooren zingen, het past j toch niet in den mond van den Christusvertolker. Overigens zong de heer Zalsman het heel mooi. De daaropvolgende aria Mache dich mein ller/.e rein" werd vroeger gecou peerd. Ditmaal viel zij ook aan den heer Zalsman ten deel. Enkele gedeelten gelukten hem zeer goed, vooral de zachtere. I lier en daar had men in de hoogte een. meer ge.dekten toon gewenscht en minder gebruik van het portamento. Overigens mag men er dankbaar voor zijn dat dit stuk met zijn schoone begeleiding eens uitgevoerd is. Zou het niet mogelijk zijn de gebeele L'assion eens ten gehoore te brengen, zonder ceuige coupure? B.v. het eerste deel 's middagt en het tweede 's avonds ? De koren werden met groot.o zekerheid ge zongen. Vooral de koren der Joden lieten aan vastheid niets te wenschen over. Alleen klonken dealten, van mijn plaa's af, wat zwak tegenover dii sopranen en het mannenkoor. Ik geloof overigens dut de plaatsing van bet koor. zooals die thans was, de voorkeur ver dient boven die van de vorige maal. Jammer | was het dat het koor nu en dun detoneerde. | Daaraan kon zich het oor tocli maar niet i gewennen. Dat enkele koralen een halven toon zakten i-i nog ni^ zoo slim als dut bij andere de sopranen ;M J e e n den diapuson kwijt raakten. liet is en blijft gevaarlijk koralen zonder begeleiding te doen zingen, als men niet ge heel zeker is van de toonvastheid van het kooi'. En wanneer kun men dit eigenlijk zijn ? Ju de gegeven omstandigheden zou het stellig beter geweest zijn alle koralen met begelei ding van orchest of orgel, of beiden te doen uitvoeren. Deruanceeringen hadden toch duurom niet prijs gegeven behoeven te worden. Het kmipenkoor zong ditmaal Hink en toch niet tu\v. .Ven had blijkbaar de stemmen met zorg uitgelezen. Hij het slotkoor van het eerste deel, toen de knapen zich voogden bij de sopranen, schoten de alten nog meer tekoit in kracht, liet zou misschien aanbeveling verdienen, daar een deel der sopranen met de alten te laten medegaan, om den cantas firmus niet al te veel overwicht te gaven. Het orgel werd door den heer Hendriks voortreffelijk bespeeld en de heer Kroon be geleidde de Secco-recitatieven op het klavier ditmaal gelukkig niet zoo haastig al» bij een vroegere gelegenheid, ten gevolge waarvan de indruk thans ook veel wijdingsvoller was. Toch verdragen enkele plaatsen nog meer rust. Alles dient ondergeschikt gemaakt te worden aan den zin der woorden. De heer Timmner speelde zeer mooi de viool-solo bij de alt-nria Erbarme dich"; het glissando dat hij een enkele maal aanwendde, ware nog beter geheel achter wege gebleven. Ook de andere Keeren solisten uit bet or chest en dit in zijn geheel gaven veel te ge nieten. De heer Mengelberg dirigeerde het geheel met groote zekerheid en thans ook met veel meer wijding dan vroeger; zóó is het mogelijk gewor den dat ik herhaaldelijk en sterk onder den indruk ben gekomen van Bach's mu'.iek, ondanks dat niet alles zoo goed slaagde als wel wenschelijk was en als de dirigent ook wel gaarne gehad zou hebben. Xu nog het eerste koor in niet zoo'n ont zettend langzaam tempo; dan kan ook de uitvoering van dit heerlijke, grandiose num mer door het mooie koor van Toonkunst tot een aangrijpend effect komen. AxT. AVERKAMI*. Iets over IK n Qoicliot op het tooneel, en de Spaanscüe taal, In tenant De feestelijke herdenking te Spanje de» eerste verschijning van Don Quichot zal niet weinig bijdragen om het boek oji nieuw in duizenden handen te brengen. Hier te lande is Don (Jukhot al zeer spoedig vertaald en populair geworden. K ven over de helft der 17de eeuw beleefde eene vertaling reeds drie drukken. Don Quichot moest hier te lande, vooral te Amsterdam, spoedig bekend worden om de Spaansche en Portugeesche Joden, onder welke er waren, die uitsluitend Spaansch of Portugeesch kenden en verstonden. De Portugeesche en Spaansche taal is door Portugeesche en Spaansche Joden lang in eere gehouden. Thans nog wordt in de Portugeesche Synagoge het gebed voor de Koningin, de Koningin Moeder, den Prins, den Burgemeester van Amsterdam, en de overheid, als ^ ro3gcr in de Portugeesche taal uitgesproken, terwijl kwitanties van het kerkbestuur in dezelfde taal zyn gesteld. Spaansch vindt onder de Joden ook thans vele beoefenaars, bijna uitsluitend ten dienste van den handel. In de 17de eeuw worJ Spaansch en Por tugeesch door vele Spaansche en Portu geesche Joden gesproken en geschreven, alsof zij nog in eigen land waren. Er kwam zelfs een krant uit in de Spaansche taal. Althans in de Colleetion D. Henriques de Gastro Mz. wordt een heele bunde!; aldus omschreven : (jyzeta de. Am <ti-ni'n/i. JiH/n'i' ?*?(> i-a fata de Uar-id Tartan. Annee Ki/ti, arm' !?'! ;i«W.\ e.i'^licativm. Amsterdam /o'/'N. ~L vol: EdiiioH i'n fxixinnol de la i/a~>'tti' intiditleé: Amïter<liiinnelic Courant" fa/'t//ioi/r les ji/tfs i'orf. et e*iiagnol* duns Ie* Vele boeken door Joden in het Spaansch of Portugeesch geschreven, zijn te Am sterdam gedrukt en uitgegeven. De beoefening der Spaansche en Portugeesche literatviur is niet van voorbijgaamlen aard treweest. Mr. Isaiic da Costa is vóór dat hij als Christen gedoopt was, eenige jaren president van de Portu geesche Joodsche letterkundige vereeniainpr Concordia Crescimus" geweest: die heeft bestaan van 17S9 182(i. liet Spaansch heeft op de Nederlandsche letteren grooten invloed gehad. Constantijn Jluygens, die 98 zijner sneldichten aan het Spaansch heeft ontleend, zei van de taal: My dunckt de Spuansche tael is mannelick om hooren". De romantische richting der 17e eeuw tegenover de klassieke, heeft uit de Spaansche letterkunde voornamelijk liaar kracht geput. Kr is uit het Spaansch zeer veel vertaald. Prof'. Jan te Winkel beeft dit in een meer dan lezenswaard ar tikel overtuigend en met bewijzen aange toond: De invloed der Spaansche letter kunde op de Xoderlandsche in de 17de eeuw." De beoefening van het Spaansch en het lofwaardig blijven hangen der Joden aan eigen taal, blijkt uit hun kornedicspelen in een pakhuis op den Ouden Schans. De regenten van den schouwburg zagen er nadeel in voor de Godshuizen en verzochten burgemeesters dit komediespelen te verbie den. De Joden richtten daarom aan liet liestunr vnn Amsterdam het volgende ver zoekschrift : Aan de Ed. Groot Agtbare Heeren P.urgemeesteren der Stad Amsterdam, Geven met onderdanige eerbiedigheyt te kennen eenige liefhebbers in de S/xfuiKhe comediën dat zij Suppliunten al omtrent negen jaeren lang hebben geëxerceert d'Spuensche Comediën op een Camer olf Packsolder te verthoonen oll' speelen, en dat eens in de week naenientlijck alle Woensdagen, als wanneer op 't Schonburgh niet en wort verthoont nogh gespeelt, en sulx in geender deelen, tot nuedeel van de voornoemde Schouburg; dat vervolgens zij, Supplianteu niet alleen de eer en gunst heb ben gehad, dat d'Heeren Kegenten van de voornoemde Schouburgh d'voornoemde F/Hiemirlie ('omedii' hebben comen sieri ver thoonen, maar zelfs de Supplianten bevolen oll' versogt op seker bequarnen dugh op 't Schouburgh te willen comen speelen, soo als sij fiompt? dieuvolgemls eenige reijsen heb ben geduen tot nut en voordeel van de Harnien. 't Is sulx dat sij Supplt? sijn verbooden dese exersitie verder te excrsercn. ende dewijle de suppU? bfliocftii/r en gcin-i-filcfrde inniKc)ien nijn m meext (die de Xcderlwidsclir f«el ii'/i't en nprfl'i'ii no;/li rfrtin<i>i, soo ist, dat sij haer toevlugt nemen tot l'Ed. Groot Aghtb. iiii't nijti/c/lrnkte sui/ti'ii ti liidilen en rermrkeii dnt ivi tii'ti t:1 uien en aan de suppl'1'" gratis te gedogen om de ?, oorn. Spnc'itücln' Coini'die eens per week te mogen exerceeren, offereerende luier telken daertoe versogt oll' gelast sijnde de voorn. Spaensche Comedie op de Schou burgh tot voordeel van d'harmeii te verthoo nen en te speelen." (Israëlitisch jaarboekje 18."^). Do Burgemeesters van Amsterdam be sloten op dit verzoek van Spaanselie en Portugeesche Joden --- het werd in 1708 gedaan niet in te gaan. /ij ga\en ge hoor aan de regenten van den Schouw burg, die meenden, dat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl