Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.H52
B... Is dan voor den overtuigden
hervormingsgezinde het hoogste goed,
dat kan verkregen worden, een of twee
zetels mér ia eene Kamer met een
4-jarig mandaat, hooger nog dan het
Taste geloof in zijne beginselen? Het
is zulk een waar woord: in het isole
ment ligt onze kracht, maar waarom
toch kunnen, als de stembus staat ge
opend te worden, ook de hervormings
gezinde vrijzinnigen evenmin als de
anti-revolutionairen, naar die waarheid
handelen? Is de menschheid dan ge
doemd, maar altijd de heerschappij der
beginselloosheid te blijven dragen?"
Mr. Yan Gilse verklaarde zich dan voor
standers van evenredige vertegenwoordiging,
want:
n ... tot immoreele bondgenootschap
pen, als nu weder tusschen roomschen
en anti-revolutionairen, tusschen con
servatieven en ijveraars voor
sociaalpolitieke hervormingen gesloten, bestaat
daarbij noodzaak noch aanleiding."
Inderdaad is er, in de 8 jaar tijd?, heel
wat voorgevallen. De vleugel der vrijz
Hnig-democraten heeft zich, gansch met in
stemming en medewerking ook van mr. van
Gilse, in 1901 van de liberale Unie afge
scheiden, heeft een wél-omschreven program
van beginselen en een uitgebreid program
van beginselen, en dus werd daarmee aan
«r. van GHlse's en anderer verlangen voldaan
naar een partij, die den strijd voor begin
selen hooger zou stellen dan het
beginselloos geknoei" om mandaten.
Ook te Rotterdam vond dit proces plaats,
en de Vrijzinnig-democratische Bond kreeg
«laar een afdecling, onder bekwame leiding,
die, ontstaan uit den tegenzin tegen het
karakterloos gedoe der beide liberale
kiesTereenigingen, den fieren strijd voor begin
selen zou voeren.
Maar ach er mocht wel eens weer een
mr. van Gilse komen, die nogmaals een
artikel ging schrijven in de Vragen des Tijds,
over de wijze, waarop de vrijzinnigen te
Rotterdam nu reeds, na zoo korten tijd van
bestaan, den strijdbijl begraven!
Wie, die de briefwisseling tusschen de
Vrijzinnig-demokratische kiesvereeniging
eener-, en de beide liberale
kiesvereenigingen anderzijds, in de N.K.Crt. van 15 April jl.
heeft gelezen, gevoelt geen medelijden met
dien schrijver van 1897, die, thans te Arnhem
staande aan den vechtpost der Anih. ('rt,
dat van zijn vroegere stadgenooten, die
medestanders van hem zijn, moest beleven !
In 1897 werd door mr. van Gilse en de
'zijnen oppositie gevoerd tegen de oud
liberalen en wenschten zij, dat de
Uniemannen zelfstandig candidaten zouden
stellen.
Thans... ach, het laat zich bijna niet
uitspreken! Thans ... verzocht de
vrijzinnigdemocratische bond. afd. Rotterdam, beleefd
een onderhoud met de beide andere
kiesvereenigingen en wordt... afgewe/.en! afge
wezen ! Zelfs een bespreking wordt niet
neodig geacht! Is er ooit een kiesvereeniging
van vroede mannen met erger minachting
bejegend? Neen!
En wat doen de vrijzinnig-democraten?
Gaan zij thans onversaagd strijden voor
hunne beginselen, in de districten I, II en
IV, waar aftreden gewoneliberalen, waarvan
twee leden der kiesvereeniging Vooruit
gang", die teijen de grondwetsherziening,
en tegen het blanko-artikel is? Geeft zij
op die minachtende bejegening het antwoord
wat iedereen zou geven die eer en trots
voelt in zijn borst, n.l.: Geen bespreking,
dan zullen wij onafhankelijk en zelfstandig
den strijd voeren"?
Neen, zij besluit... de candidaten der
liberalen in de genoemde districten te aan
vaarden ! 't Is haast ongeloofelijk, men zou
het, van die briefwisseling kennis nemende,
voor onmogelijk hebben gehouden, maar...
't is waarheid.
Maar er is nog erger: zelfs omtrent de
houding in IV, waar de heer .Mees aftreedt
en niet herkozen wenscht te worden, en
waar men dus blanco staat voor den strijd,
zal... afgewacht worden, 't Is kras ! En dat
alles, uit wees, dat men het anders mr. van
Kaalte, die er zit krachtens de genade der
liberalen, wat te lastig zal maken !
Ach, mr. van Gilse, mochten uw gulden
woorden van 1897 toch nps eens doordrin
gen tot uw huidige partijgenooten in Rot
terdam, die ter wille van n zetel in de
kamer, ja, zelfs maar bij de kans, dat er
n zetel verloren gaat, hunne beginselen
in dr/e districten al vast hebben wegtreborgen,
en in nog n district elk oogenblik bereid
zijn, dit tegen elk aannemelijk bod alsnog
te doen. Herhaald mag nog wel eens wor
den uw vraag van '97: Is de menschheid
dan gedoemd, maar altijd de heerschappij
der beginselloosheid te blijven dragen?
En het antwoord moet, helaas voor u
luiden, rja mr. van Gilse, als 't aan uw
partijgenooten te Rotterdam ligt, wM!''
L. H. W.
De Vernieuwde Schoolstrijd.
Geachte liedaiiie!
Is mij een woord van repliek veroorloofd,
dan zou ik willen beginnen met het slot van
uw antwoord, l" zegt: Wij gelooven inder
daad, dat de Mackay van 18S!) voor de
verantwoordelijk(heid) als Kxc. geplaatst, in 11MJ4
een minder aanstoot gevend ontwerp zou
hebben gegeven." Ik ben zoo vrij (hoewel
over gelooveu" moeilijk getwist kan worden)
van opinie te verschillen. En waarom'.' Was
Mackay nooit minister geweest, dan zou er
misschien grond zijn voor uw gelooven. Doch
waar hij minister is geweest, en dus wist
wat eraan vast was; ook wist, dat hij mis
schien nogeens kon geroep' n worden op te
treden, daar zou het mij zeer verbaasd hebben,
had hij een ontwerp onderteekend van
nog meer beteekenis, als we denken aan de
ook door hem onderteek e.nde motie van 19(11,
dat hij feitelijk in kort tijdsbeloop onuit
voerbaar achtte, 't Kan echter 7.ijn, dat ik
nog te weinig denk aan de verrassingen, die
op het veld der diplomatieke handelingen
zich kunnen voordoen.
Verder heb ik geenszins voorbij gezien,
wat de kern van uw betoog was. Immers
de antithese, waarop u doelt, wekte toch feite
lijk bij u deze gedachte op als een soort re
presaillemaatregel: geen verdere subsidie aan
bijzondere scholen; duidelijk springt dit in
't oog, als ik in uw antwoord lees, wat op
de 4e kolom alinea l is te vinden. Daartegen
ben ik opgekomen in de 4de alinea van
mijn stuk.
D.och is liet mij nu vergund nog eerder
daarop in te gaan, dan kan ik geenszins
bilüjken, wat u. n in 't eerste n in't tweede
stuk schrijft. De school moet dienen als wapen!
Nog daargelaten, of het van veel innerlijke
kracht getuigt, als de openbare school niet
opgewassen is tegen de bijzondere, staan
beiden in, finantieel opzicht gelijk (bovendien
kan de tegenpartij ook tegen-schooltjes op
richten), zoo rijst de vraag bij me op : is niet
reeds lang de school (i. c. de openbare) als
een wapen gebruikt? Gaan we toch de jaren
van den schoolstrijd na, dan zien we, dat
het streven der linkerzijde immer geweest is,
de openbare school als wapen te gebruiken.
Wat u dus verwijt aan de rechterzijde, nl.
de school te willen gebruiken als een: dwingt
hen om in te gaan (wat ik volstrekt niet
toegeef), dat is sinds jaren door de tegen
partij geschied. Aan de Nederlandsche jeugd
moest een Christendom boven
geloofsverdeeldheid ingeprent worden; daartoe zou de open
bare school met haar Christelijke en maat
schappelijke deugden dienst doen. Nu zegt
u: De neutrale Staat, in ons land met ge
mengde bevolking, kan niet anders geven
dan een neutrale school; in dien zin dat zij
voor kinderen uit huisgezinnen van verschil
lend geloof bruikbaar is, zij het dan ook
onmogelijk, dat zij aan zoovele velschillende
menschen in elk opzicht voldoet." Heel aardig
geredeneerd. Maar zoo kan men wel van
alles zeggen, dat het neutraal is. Neen, was
die school werkelijk neutraal, dan zou er
voor uw antwoord en eerste stuk nog iets te
zeggen zijn. Thans ziende op het doel,
waartoe de openbare school werd opgericht
bevreemdt het my, dat u niet protesteert
tegen ... u zelf. Niet de rechter-, doch de
linkerzijde heeft den strijd in 't ieveu geroe
pen, omdat er geen recht werd gedaan. Een
van beiden blijft dus m. i. gebiedende eisch :
of de scholen worden volkomen gelijk gesteld,
óf de overheid trekke zich geheel terug.
Of de scholen gelijk. Daar komt het
opaan, omdat wij op willen komen voor een
goed onderlegde jeugd. De Overheid moet
het onverschillig zijn, waar men zijn kennis
opdoet. Als ze maar zorgt, dat men die op
kan doen op de plaats, waar men verlangt.
Nu zegt u : neen, dat is de bedoeling D et.
De school als stormram gebruikt! Maar, ge
achte Redactie! hoe is 't mogelijk bij die
woorden nog te blijven staan. Is dat waar,
waaromkan mendandesubsidie vanl88!J goed
keuren ? Reeds dit is een gevaarlijk wapen
gebleken. Sints dat jaar is het getal bijzon
dere scholen zeer toegenomen. Nu kan men
die subsidie billijken, omdit men onvermo
gende geuaoedsbezwaarden wil laten pro
teeren. Maar dreigt de maatschappij van dien
kant gevaar, dan is toch zoo iets niet geoor
loofd. Bij gevaar is geen sprake meer van
utiliteits- of billijkheidsgronden. Bovendien:
dan zou men er toe moeteu komen het op
richten van bijzondere scholen te rerbieden.
Doch sints men dat niet doet, is het gevaar
gekomen en zal het blijven. Misschien zou
was de nu voorgestelde wet niet geko
men het wat langer geduurd hebben, eer
het gevaar ten volle zichtbaar werd; maar
het was in ieder geval blijven dreigen. Daar
om te meer bevreemdt mij uw eerste stuk,
en ook het tweede.
Maar de Staatsgelden dan ? U zegt: Recht
op staatshulp hebben deze (bijz. scholen)
zeker niet". Ik zou vragen : waar is de grond
voor deze apodictische uitspraak ? Boven
dien: met welk recht geeft dan de Staat
aan 't openbaar onderwijs geld ? Volgens de
Grondwet? Maar die schept toch geen recht?
Men is dat toen eenvoudig overeengekomen.
De vraag is (evenals b. v. bij het kiesrecht) :
volgens welke natuurwet of andere wet heeft
de Staat zich de bero<c/<lheid toegeëigend
overal openbare scholen op te richten ? Staat
dit niet vast, dan zie ik niet in, waarom de
bijzondere school ook niet recht zou hebben
op hulp.
Of ten slotte 't mooie eraf is, wordt
de bijz. school finaal geholpen, daarop wil
ik thans niet ingaan; ook de toon van dat
gedeelte was niet erg uitlokkend tot repliek.
Alleen dit. Toen Nederland in opstand kwam,
gaf Prins Willem zijn vermogen om ons te
helpen ; later onder Maurits en Erederik Hen
drik werd dit anders. Was toen 't mooie er
af? Met de school heeft iets dergelijks plaats.
En thans gaan we trachten nog meer dat
onderwijs te verbeteren.
Hopende ook voor mijn replieke en plaats
te mogen ontvangen, teeken ik mij hoogach
tend l'u;.])n: Di'.
II. J. C. PIEKSON.
Ressen, 10 April '05.
* *
Nu wij in twee artikelen uitvoerig ons
standpunt hebben toegelicht, zullen wij
ons bepalen tot enkele opmerkingen.
l o. e heer l'ierson dient niet alleen
de mogelijkheid te erkennen van ver
rassingen, die op het veld der diploma
tieke handelingen zich kunnen voordoen;
maar vooral te letten op de /lerxoMilijke
tjeaanllti'id van een Excellentie, die de «e
bij haar handelingen leidt (Maekay en
Loeff, of Kuyper).
2o. Tegenover de legio feiten van
pressie en dwang, uitgeoefend door de
kerkel ijken om de bijzondere sehool te
bevolken, en ons betoog, dat de
kerkelijken, krachtens hun overtuiging, als
brave christenen, het dwingt hen om
in te gaan" geroepen zijn toe te passen,
stel t onze geachte opponent zij n verklaring:
trut i/.- rolxtrekt nii't tnei/i-i'/'." Dat ant
woord lijkt ons weini» afdoende; juister
gezegd: een antwoord al te ver beneden
des heeren Pierson's kennis en scherp
zinnigheid!
.'!o. Dat de openbare school als een
wapen tegen de orthodoxie is bedoeld
en gebruikt, en nog als zoodanig in eere
| wordt gehouden, behoeft krachtiger betoog,
dan het bezigen van eenige woorden,
als: aan do \ederlandschejeugdmoest
een christendom boven verdeeldheid in
geprent worden.'' Zeker, niets op aarde
is volmaakt, en zoo ook de openbare
school niet; daar is nu en dan wel eens
een onderwijzer geweest, die opzettelijk
do neutraliteit schond; maar dat in "t
algemeen die school zich tot doel stelt
of gesteld heeft, om de kinderen ontrouw
te maken aan liet geloot' hunner ouders,
het is eenvoudig een tfinji-it. De bijzondere
sehool, in de eerste plaats
gi>d*dien*lcltool is dan ook niet opgericht,
om hetgeen op de openbare school werd
geleerd, maar om hetgeen daar niet
op het leer-program stond, aangezien de
ouders, of de leiders, het noodig achtten
het onderwijs geheel en al onder den
invloed, of zooals De Standaard het
noemt, onder de inwerking" te brengen
van Christus heiligen naam."
4o. De neutrale staat heeft, door de
neutrale school, de eenig mogelijke als
staatsschool, te stichten, en ieder de vrij
heid te geven, zelf daarbuiten voor'het
onderwijs van zijn kroost te zorgen
recht gedaan, maar in 1889 heeft hij
bovendien, door voor de onvermogende
orthodoxe geloovigen een subsidie voor
het door hen bekostigd onderwijs te geven,
nog een daad van tegemoetkoming ver
richt, iets waartoe hij, al vonden ook
wij deze tegemoetkoming aan de be
hoeften der arme ouders prijzenswaardig,
allerminst was verplicht. Toen werd
etniet aan gevaar gedacht integendeel:
aan pacificatie. Waar die pacificatie
echter gebleken is, een gevaar met zich
te brengen, oen steeds wassend gevaar...
nu, met de Antithese, de godsdienst
oorlog is afgekondigd, en daarbij de bij
zondere school als irapen zal dienen
tegen den -neutralen staat... die, naar de
laatste belofte van Kuyper ook kerke
lijke theologische faculteiten zal stichten,
is het toch wel wat onnoozel den
voorstanders van den neutralen staat
toe te voegen: de pacificatie bleek al een
gevaar in zich te sluiten, waarom zoudt
gij dan niet een nog veel grooter gevaar
met staatsgeld te voorschijn roepen?
Daarom behoeft inen nog niet de bij
zondere scholen te verbieden", maar de
heer Pierson moet, toen hij over dit
verbieden schreef, begrepen hebbea, dat
wij recht hadden te waarschuwen: wat
Kuyper es. nu doet ia een rnorbernding
run I-'fnnscJie fopxtrrndm."
5o. Het recht van den neutralen staat
om een openbare school te bekostigen,
berust eenvoudig op het feit, dat die
school in overeenstemming met zijn
wezen, als neutrale staat, verkeert, en
volstrekt onmisbaar is.
<io. Daar komt in bovenstaande repliek
n woord voor, dat ons hindert. Verschil
van meeuing zal ons niet licht ergeren,
maar waar wij lezen, dat hetgeen wij
over de offervaardigheid der Calvinisten
schreven, niet beantwoord zal worden:
ook omdat de too:i v u dat gedeelte
niet erg uitlokkend tot repliek was, ge
voelen wij onze bedoeling miskend.
Dat gedeelte luidde:
Doch wat de veorstandjrs van gods
dienstscholen wij noüineti ne godsdienst
scholen, wijl het opvoeden voor het eeuwig
leven en het inprenten van het ware ge
loof, toch wel hoof.lzaak mag worden ge
acht! nu, wat deze vermogende voor
standers van godsdienstscholen steeds ver
zwijgen, het is het onschatbaar geluk, dat
hun wordt toebedeeld, door zulk een
onderwijs, zelf, uit eiijcn zat, te bekostigen.
Die menschen t T linkerzijde, wat hebben
zij in deze wereld tot vertroosting, en wat
wacht hun hiernamaals? Maar wij zoo
zouden we zoo gaarne de geloovigen hooren
spreken wij redden hier kinderzielen;
wij werken hier voor de eeuwigheid ; wij
tasten in den buidel en koopen daar ons
eigen en anderer zaligheid mee. . . . Wij
begeeren geen staatsgeld, want even als
we tegen Staatsliefdadigheid zijn, omdat
daardoor de particuliere barmhartigheid
zal afnemen willen wij ook liet govaar
niet loopen van meer aan ons gel.l dan
aan onze heruelsche toekomst te denken. . .
't Mooie zou er zoo afgaan. . . en wij, en
wie weet hoe velen, zullen het slachtoffer
worden van onze S'hrielheid, ondanks
onzen rijkdom in den geloove.
Maar neen. juist met de subsidie vau
l,SS!) schijnt het mooie er eerst te zijn
aangekomen, en weldra, als de schatkist
nog krasser zal zijn aangesproken, blijft
er ter tretuigenis van de offervaardigheid
der ('alvinistische geloovigen al weinig
meer over dan de giftenlijst voor de bij
zondere school, die jaarlijks een tachtig
of negentig mille, uit heel het land
tesamen gebracht, aan-vijst. Welk een
.?ommetje voor zooveel gezeten en rijke
nienschen, die weten dat zij geroepen zijn
het leven van alle leven, de inwerking
van ..Christus' heiligen naam", den kin
deren te doen gedijen."
Afgescheiden van den toon, wordt hier
een hoofdi[uaestie aangeroerd, nu het
gaat om zooveel geld uit de staatskas
voor betrekkelijk vermogenden.
l'en antwoord d. o. had niet mogen
uitblijven.
Maar wat nu i/rn tooit betreft: wijs
ons n uitdrukking aan, die niet vol
komen in harmonie is met de door de
Antithese-mannen zoo dikwijls gesproken
tii'il. \\'(ini'(iiit mixji'ii irij hen, i/ip l/ff sti'ri/
iil'i'l' llt'l i'H lii'Hlrl, fn'i'i' ZOtlilc en ~/t/li//t"id,
<>r< r ('l/rixfiix1 li'ihi/i'H Hilftiil lieblirn, in
ilaarinre den ',t<><!*ili<'it*t/>orlt>g iil/rn/cii <ii
iiiii/i'nri ii, niet iinn In/ii ironrd Ifnidi-it?
De lieer l'ierson, wij gelooven het graag,
schijnt het niet te bevroeden, maai- ge
heel onze strijd tegen den
antirevolutionnairen leider, zijn blad en zijn
slaafsche volgelingen, vindt wel liet meest
zijn oorsprong in de weerzinwekkende
houding dezer Calvinisten, die met
(Jodswoord op de lippen, voor de menigte
zicli als liet zont der maatschappij
presenteerond, aan de meest voor de hand lig
gende consequenties van hun vrome taal
zich onttrekken, en door hun voorbeeld het
waarheidsgevoel hij de natie verzwakken
- - als nog nimmer geschied is voer hen.
"SYaarlijk, dit is geen bijzaak.
Bij de sluiting van dit debat, betuigen
\\ ij echter gaarne, dat de toon van des
heeren Pierson's schrijven allerminst
aanleiding zou mogen zijn. een toon aan
te slaan, die hem aanstoot zon kunnen
geven. H«t.
in de Hoofflstail.
Op Palm-Zondag voerde onze
Zangvereeniging van Toonkunst als naar gewoonte
Bach's Mattheus Passion uit.
Men was er ditmaal weder in geslaagd
Messchaert voor de parlij van Christus te
winnen en daardoor verkreeg de uitvoering
een cachet van wijding, dat aan het geheel
op bijzondere wijze ten goede kwam. Het is
onmogelijk zich de heerlijke Christus-partij
van Bach voor te stellen, zonder zich de
wedergave van. Messchaert te binnen te
brengen ; en als men spreekt van de creatiën
van dr. Gunz als Evangelist, van Fillunger als
de sopraan, dan zal men voortaan daarbij moeien
voegen, den Christus vaa Messchaert. En het
is, alsof bet ieder jaar nog mooier wordt.
Meine Seele ist betrübt bis zu dein Tod"
wie hoort niet die aandoenlijke woorden,
door Messchaert zoo onnavolgbaar gezongen,
in zijn hart natrillen, nog dagen lang nadat
de uitvoering achter den rug is?
En zoo zou men kunnen voortgaan en wijzen
op ieder recitatief, waarvan door onzen grooten
zanger een meesterstuk gemaakt is.
In n adem met hem genoemd te worden
verdient mevrouw] de Haan-Manifarges.
Inderdaad, dat was eveneens van het begin
tot het einde verheven en edel, wat zij ons
te genieten heeft gegeven. Niet alleen als
meesteres op het gebied van den zang, maar
ook als kunstenares, die vermag te boeien
en te ontroeren door diepte van uitdrukking
zullen hare soli, du lieber Heiland du", Ach
nun ist mein Jesus hin". Erbarme dich"
met viool solo, Erbarm 'es Gott" en Ach
Golgatha" nog lang in onze herinnering
voortleven
Zooals ik verleden week reeds opmerkte,
ligt de sopraan-partij mevrouw Oldenboom
niet zoo gunstig Haar orgaan leent zich meer
voor rollen als Hannchen uit Haydn s
Jahreszeiten". Het breede en het pathetische van
Bach's muziek kan zij met haar lichte en
heldere stem minder goed weergeven. Echter
dit is iets wat uitsluitend met de stem van
mevrouw Oldenboom te maken heeft; in het
geheel niet mei hare intelligentie, want zij
bewees door haar voordracht de beste be
doelingen te hebben en het juiste begrip
voor Bach's muziek.
De heer T'rlus is een regelmatige gast op
de Palmzondag-concerten van Toonkunst.
Zijn stem lijkt mij grooter geworden van
volume. Zijn hoogte beheerscht hij nog even
gemakkelijk als vroeger; maar ... hoe komt
het dat niet alles zuiver was? Vroeger was
juist zijn onberispelijke intonatie spreek
woordelijk. Laat mij hopen dat slechts een
Voorbijgaande indispositie de oorzaak is van
's heeren Urlus detoneeren. In zijne beide
Aria's O Schnierz'' en Ich wül bei meinem
Jesu warhen'' ontwikkelde hij een schoonen
toon, even als in zijne recitatieven und
(Petrus) weinete bitterlich" en Aber Jesus
Siiiriee abermal laut, und verschied." Vooral
de laatste woorden werden zeer
stemmingsvol weergegeven. Overigens was de beer
Urlus niet steeds consequent in'zijn opvatting
van cie recitatieven. Meestal zong hij ze
gevoelvol, een enkelen keer levendig, b.v.
bij Und siehe da, der Vorhang i m Tempel
zerriss in zwei Stiick." Dit zeer terecht! Maar
waarom nu de woorden da speiete sie aus
iri sein Angesicht und schlugen ibn mit
Ea usten" ook niet wat kernachtiger gezongen ?
Zou het niet zeer verklaarbaar zijn dat de
stem des Verhalers bij het beschrijven van dit
voorval en andere dergelijke gebeurtenissen
trut van verontwaardiging?
(lok de heer Zalsinau, die de kleinere
bas-soli zong, mocht er niet in slagen, naar
mijn meening, steed.s d : juiste uitdrukking
te trell'cn. De Christus-toon is hier misplaatst,
vooral bij de woorden van den lloogepriester
Kr bat Gott gelastert" en dergelijke. De
lloogepriester behoort tot de dramatis
personae" en zal daarom steeds met den klank
zijner stem da beteekenis der woorden moeten
illustreert'n. Bij den zooeven genoemden zin
moet do uitdrukking heftig zijn, evenals ook
het koor zijn hier volgenden uitroep Er ist
des 'l'odes schuldig" met heftigheid weergeeft.
In het tweede deel zong de heer Zulsman
de Arioso Am Abend da es ktïhlo war"
welke vroeger door Messchaert gezongen werd.
Deze verandering is m.i. zeer juist. Hoe
gaarne men dit schoone stuk ook door den
i heer Messchaert zal hooren zingen, het past
j toch niet in den mond van den
Christusvertolker. Overigens zong de heer Zalsman
het heel mooi. De daaropvolgende aria Mache
dich mein ller/.e rein" werd vroeger gecou
peerd. Ditmaal viel zij ook aan den heer
Zalsman ten deel. Enkele gedeelten gelukten
hem zeer goed, vooral de zachtere. I lier en
daar had men in de hoogte een. meer ge.dekten
toon gewenscht en minder gebruik van het
portamento. Overigens mag men er dankbaar
voor zijn dat dit stuk met zijn schoone
begeleiding eens uitgevoerd is. Zou het niet
mogelijk zijn de gebeele L'assion eens ten
gehoore te brengen, zonder ceuige coupure?
B.v. het eerste deel 's middagt en het tweede
's avonds ?
De koren werden met groot.o zekerheid ge
zongen. Vooral de koren der Joden lieten
aan vastheid niets te wenschen over. Alleen
klonken dealten, van mijn plaa's af, wat zwak
tegenover dii sopranen en het mannenkoor.
Ik geloof overigens dut de plaatsing van bet
koor. zooals die thans was, de voorkeur ver
dient boven die van de vorige maal. Jammer
| was het dat het koor nu en dun detoneerde.
| Daaraan kon zich het oor tocli maar niet
i gewennen. Dat enkele koralen een halven
toon zakten i-i nog ni^ zoo slim als dut bij
andere de sopranen ;M J e e n den diapuson
kwijt raakten.
liet is en blijft gevaarlijk koralen zonder
begeleiding te doen zingen, als men niet ge
heel zeker is van de toonvastheid van het
kooi'. En wanneer kun men dit eigenlijk zijn ?
Ju de gegeven omstandigheden zou het stellig
beter geweest zijn alle koralen met begelei
ding van orchest of orgel, of beiden te doen
uitvoeren. Deruanceeringen hadden toch
duurom niet prijs gegeven behoeven te worden.
Het kmipenkoor zong ditmaal Hink en toch
niet tu\v. .Ven had blijkbaar de stemmen met
zorg uitgelezen. Hij het slotkoor van het eerste
deel, toen de knapen zich voogden bij de
sopranen, schoten de alten nog meer tekoit
in kracht, liet zou misschien aanbeveling
verdienen, daar een deel der sopranen met
de alten te laten medegaan, om den cantas
firmus niet al te veel overwicht te gaven.
Het orgel werd door den heer Hendriks
voortreffelijk bespeeld en de heer Kroon be
geleidde de Secco-recitatieven op het klavier
ditmaal gelukkig niet zoo haastig al» bij een
vroegere gelegenheid, ten gevolge waarvan
de indruk thans ook veel wijdingsvoller was.
Toch verdragen enkele plaatsen nog meer
rust. Alles dient ondergeschikt gemaakt te
worden aan den zin der woorden.
De heer Timmner speelde zeer mooi de
viool-solo bij de alt-nria Erbarme dich"; het
glissando dat hij een enkele maal aanwendde,
ware nog beter geheel achter wege gebleven.
Ook de andere Keeren solisten uit bet or
chest en dit in zijn geheel gaven veel te ge
nieten.
De heer Mengelberg dirigeerde het geheel met
groote zekerheid en thans ook met veel meer
wijding dan vroeger; zóó is het mogelijk gewor
den dat ik herhaaldelijk en sterk onder den
indruk ben gekomen van Bach's mu'.iek,
ondanks dat niet alles zoo goed slaagde als
wel wenschelijk was en als de dirigent ook
wel gaarne gehad zou hebben.
Xu nog het eerste koor in niet zoo'n ont
zettend langzaam tempo; dan kan ook de
uitvoering van dit heerlijke, grandiose num
mer door het mooie koor van Toonkunst
tot een aangrijpend effect komen.
AxT. AVERKAMI*.
Iets over IK n Qoicliot op het tooneel, en de
Spaanscüe taal, In tenant
De feestelijke herdenking te Spanje de»
eerste verschijning van Don Quichot zal
niet weinig bijdragen om het boek oji
nieuw in duizenden handen te brengen.
Hier te lande is Don (Jukhot al zeer
spoedig vertaald en populair geworden.
K ven over de helft der 17de eeuw beleefde
eene vertaling reeds drie drukken.
Don Quichot moest hier te lande, vooral
te Amsterdam, spoedig bekend worden om
de Spaansche en Portugeesche Joden, onder
welke er waren, die uitsluitend Spaansch
of Portugeesch kenden en verstonden. De
Portugeesche en Spaansche taal is door
Portugeesche en Spaansche Joden lang in
eere gehouden. Thans nog wordt in de
Portugeesche Synagoge het gebed voor de
Koningin, de Koningin Moeder, den Prins,
den Burgemeester van Amsterdam, en de
overheid, als ^ ro3gcr in de Portugeesche taal
uitgesproken, terwijl kwitanties van het
kerkbestuur in dezelfde taal zyn gesteld.
Spaansch vindt onder de Joden ook thans
vele beoefenaars, bijna uitsluitend ten
dienste van den handel.
In de 17de eeuw worJ Spaansch en Por
tugeesch door vele Spaansche en Portu
geesche Joden gesproken en geschreven,
alsof zij nog in eigen land waren. Er kwam
zelfs een krant uit in de Spaansche taal.
Althans in de Colleetion D. Henriques de
Gastro Mz. wordt een heele bunde!; aldus
omschreven : (jyzeta de. Am <ti-ni'n/i. JiH/n'i' ?*?(>
i-a fata de Uar-id Tartan. Annee Ki/ti, arm'
!?'! ;i«W.\ e.i'^licativm. Amsterdam /o'/'N.
~L vol: EdiiioH i'n fxixinnol de la i/a~>'tti'
intiditleé: Amïter<liiinnelic Courant"
fa/'t//ioi/r les ji/tfs i'orf. et e*iiagnol* duns Ie*
Vele boeken door Joden in het Spaansch of
Portugeesch geschreven, zijn te Am sterdam
gedrukt en uitgegeven. De beoefening der
Spaansche en Portugeesche literatviur is niet
van voorbijgaamlen aard treweest. Mr. Isaiic
da Costa is vóór dat hij als Christen gedoopt
was, eenige jaren president van de Portu
geesche Joodsche letterkundige vereeniainpr
Concordia Crescimus" geweest: die heeft
bestaan van 17S9 182(i.
liet Spaansch heeft op de Nederlandsche
letteren grooten invloed gehad. Constantijn
Jluygens, die 98 zijner sneldichten aan het
Spaansch heeft ontleend, zei van de taal:
My dunckt de Spuansche tael is
mannelick om hooren". De romantische richting
der 17e eeuw tegenover de klassieke, heeft
uit de Spaansche letterkunde voornamelijk
liaar kracht geput. Kr is uit het Spaansch
zeer veel vertaald. Prof'. Jan te Winkel
beeft dit in een meer dan lezenswaard ar
tikel overtuigend en met bewijzen aange
toond: De invloed der Spaansche letter
kunde op de Xoderlandsche in de 17de eeuw."
De beoefening van het Spaansch en het
lofwaardig blijven hangen der Joden aan
eigen taal, blijkt uit hun kornedicspelen in
een pakhuis op den Ouden Schans. De
regenten van den schouwburg zagen er
nadeel in voor de Godshuizen en verzochten
burgemeesters dit komediespelen te verbie
den. De Joden richtten daarom aan liet
liestunr vnn Amsterdam het volgende ver
zoekschrift :
Aan de Ed. Groot Agtbare Heeren
P.urgemeesteren der Stad Amsterdam, Geven met
onderdanige eerbiedigheyt te kennen eenige
liefhebbers in de S/xfuiKhe comediën dat zij
Suppliunten al omtrent negen jaeren lang
hebben geëxerceert d'Spuensche Comediën op
een Camer olf Packsolder te verthoonen oll'
speelen, en dat eens in de week naenientlijck
alle Woensdagen, als wanneer op 't
Schonburgh niet en wort verthoont nogh gespeelt,
en sulx in geender deelen, tot nuedeel van de
voornoemde Schouburg; dat vervolgens zij,
Supplianteu niet alleen de eer en gunst heb
ben gehad, dat d'Heeren Kegenten van de
voornoemde Schouburgh d'voornoemde
F/Hiemirlie ('omedii' hebben comen sieri ver
thoonen, maar zelfs de Supplianten bevolen
oll' versogt op seker bequarnen dugh op 't
Schouburgh te willen comen speelen, soo als
sij fiompt? dieuvolgemls eenige reijsen heb
ben geduen tot nut en voordeel van de
Harnien. 't Is sulx dat sij Supplt? sijn
verbooden dese exersitie verder te excrsercn. ende
dewijle de suppU? bfliocftii/r en gcin-i-filcfrde
inniKc)ien nijn m meext (die de Xcderlwidsclir f«el
ii'/i't en nprfl'i'ii no;/li rfrtin<i>i, soo ist, dat sij
haer toevlugt nemen tot l'Ed. Groot Aghtb.
iiii't nijti/c/lrnkte sui/ti'ii ti liidilen en rermrkeii dnt
ivi tii'ti t:1 uien en aan de suppl'1'" gratis te
gedogen om de ?, oorn. Spnc'itücln' Coini'die eens
per week te mogen exerceeren, offereerende
luier telken daertoe versogt oll' gelast sijnde
de voorn. Spaensche Comedie op de Schou
burgh tot voordeel van d'harmeii te verthoo
nen en te speelen."
(Israëlitisch jaarboekje 18."^).
Do Burgemeesters van Amsterdam be
sloten op dit verzoek van Spaanselie en
Portugeesche Joden --- het werd in 1708
gedaan niet in te gaan. /ij ga\en ge
hoor aan de regenten van den Schouw burg,
die meenden, dat