Historisch Archief 1877-1940
No. 1453
DE -AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
de schaduwen warrelën op vele belichtte
gordijnen. Dans niet, maar wees alleen maar
lief, dat is nog moeilijker.
We hadden nog wat nagepraat en
ik ben door het park naar huis gegaan.
Boven het park was de maan; de boomen
bloeiden in stille opgetogenheid; om
hun kronen was een zeldzaam licht. De
enkele struiken, op het grasperk waren
zwart en stonden zwijgzaam, als menschen
in gedachten. Het vijverwater met haar
even plooien was stil, zooals een zwaan,
die kalm gezonken, in eerste sluimer, nog
enkele veeren samenvouwt. Maar door het
stille uur is zij toen plotseling gekomen ;
haar dunne kleed was als een vlinderzwerm
die opschrikt door de wind maar dan het
gras weer zoekt, zoo was het om haar heen.
Zij danste aan, om de ernstige struiken
heen en zocht haar schaduw, die, schuw,
?week achter haar, van 't maanlicht weg;
zij verschrikte alles om zich heen en was
een lente door het lage gras, dat plotseling
vol geheimen was. Zij wist dat wel, maar
danste eerst haar eigen schoon geheim en
was toen vol nieuwsgierigheid naar wat de
anderen wel wisten.
Toen daar, en ras, het manelicht al lichter
werd en in de kelken boog, heeft zij in hen 't
geheim van kleur en van beweging, als kleur
en als beweging van haar eigen ziel her
kend. Toen snel haar hand gestrekt en
plotseling ecu geplukt on is er dansend mee
om de anderen rond gedarteld. Die waren
toen niet schuchter meer, want wisten van
elkaar, dat beiden n geheim bewaarden.
Zij hief de bloem aan hare mond, die bleef
daar in een lange kus.
Kimst aan M
Mocht ik vroeger, al waardeerende het stre
ven der vereeniging, toch mijn sceptische
meening van het resultaat geuit hebbeu, be
treffende de/.e tentoenstelling kunnen de ver
wachtingen misschien optimistischer zij n. Deze
actie tot kunstontwikkeling van het volk is
evenwel altijd een berekend ingrijpende, en
vooral in aanmerking nemend de economi
sche levensomstandigheden der meerderheid,
die toch alle geestelijke ontwikkeling moeten
schragen, zou men narenen, dat wat beoogd
wordt, slechts op natuurlijke, evolutionnaire
wijze kan ontluiken. Alleen, 't is mogelijk,
dat door dit besturen de zelfmacht der evo
lutie iu verstel kte of in versnellende be
weging wor.lt gehraeht. Ken tentoonstelling
als deze. is de meest rationeele aanwending tot
het gewensehte doel. Ze laat zien door on
middellijke tegenstelling wat leeiijk en wat
mooi althans niet leelijk is. in de ge
daante der voorwerpen, die dagelijks onder
ieders oogen zijn, die de intieme wereld vor
men van elks beperkte dagelij ksche levens
kring: zijn meubels, 7,ijn huisraad, zijn kamer
inrichting.
't Kan niet ontkend worden (Jat bij den
luan u,t het volk in 't algemeen bij liet
inrichten zijner woning eenzelfde
parvenusmaak voorzit als bij den in goedendoen
geraakten burger. De vrouwen vooral nor
den bij het aanschaü'en der nette spul
len" voor hun mooie kamers, gedreven dooi
den prikkel uit te blinken tussclien de buur
vrouwen. Het is eerder pronkzucht dun
schoonheids/in die daar heerscht, of liever
't laatste is grootendeels overgegaan in het
eerste. Ze denken werkelijk mooi te vinden
de spiegelende gepolitoerde tafels met
A'
fcmiiiriiïiiiiiiiiiiiiinHlliltiliiliiiiiHiiiniiiiiniiiiiiiiiiiiiiimiiininiim
EEN HANDVOL GOUD,
DOOR
G (J STA V KRK XSSK N.
I.
Hij heette Peter Dierksen, maar ze noem
den heul allemaal l'eter Goud en zoo wil
ik hem ook noemen. Want er was een tijd
dat hij trotsch was op dezen naam en 'm
gaarne hoorde. In dien tijd leerde ik hem
kennen. Ik was in die dagen tot predikant
te Hamme benoemd, mijn haar was al ver
grijsd en ik had de vijf kruisjes al achter
den rug.
Toen ik voor 't eerst bij Peter (ioud kwam,
zat hij in 't zonnetje voor zijn huis e,ii keek
naar de knechts, die met ploegen en eggen
over het erf reden om op 't land te werken.
liet was begin Mei.
Hij had een mooie bezitting, misschien de
beste in 't dorp, maar maakte 't zich met
den landbouw niet erg druk.
Hij ontving mij met ten zekere
uederbuigende vriendelijkheid.
We spraken een poos over wind en weer,
zooals de landman zoo gaarne doet. Op eens
bekroop mij de lust hem over zijn leven te
hooren. Kn ik verzocht hem mij iets daar
van te vertellen.
IIij keek een heele poos voor zich i u
't zand, maakte met zijn eiken stok allerlei
krullen en kringetjes eu schudde 't grijze
hoofd.
Ik weet 't niet," zeide hij en keek mij
aan. Men zegt van u, dat güde menschen
in 't leven kent, zooals 't werkelijk is; maar
ik weet toch niet of ik u wat vertel."
En waarom, niet?"
Omdat ik niet 'wil, mijnheer, dat u me
naderhand een zalvende rede houdt en op
de vingers opteit: eerste zonde, tweede
zonde enz...."
Hij zag me met honend leedvermaak in
't gezicht.
Maar ik was van kind af onder zijns ge
lijken opgegroeid, ik Het me niet, bang maken.
Ge kunt doen wat gij wilt," zeide ik.. .
ik heb voor 't oogenblik geen andere ge
dachte, dan dat we hier niooi zitten, midden
in de ineizon, en dat we beter doen met
elkaar wat te vertellen, dan kringetjes in 't
zand te trekken."
Zoo!" zeide hij, en ik bemerkte de tevre
denheid, waarmede hij dat zeide: Zoo!..,1
ik zie wel, de lui hebben gelijk, gij kent de
menschen! Gij kent zelfs de grove men
schen !... Ik wil u wat vertellen. Ik was
een knecht, gelijk die twee die daareven
ons voorbij naar mijn land gingen. Ik be
zat niet meer dan deze bezitten, namelijk
een werkpak en den Zondagsche jas, een
paar lage eu een paar hooge laarzen, een
baleinen iweep en een meisje. Ik was twintig
jaar oud."
Hij knikte met den ijsgramven kop en
compliceerd gedraaide onderstellen en veel
hoekige bladen, de stoelen met hun ver
wrongen grillige leuningtn en met bebloemde
trijpen bekleediug, de kleedeu met hun bonte
blommen of ze er levendig opliggen," de
gordijnen inet hun wissewasjes van
haakwerkversiering en zig-zags gewijze uitgesneden, de
vuikachels met hun overvloed van onzinnige
nickel-versieringt-ii, de gouden schilderijen,
de blurlerige vaseu en monsterlijke bloem
potten, alle abeluinige snuisterijen, dienend tot
volledige garneering van zoo'n vertrek, dat
afgescheiden staat van het mitlien der
levensinrichling met zijn genietingen en zijn kom
mernissen van hen, die het bewonen. Ze vinden
mooi wat haar een zeker weeldevertoon kan
toestaan. Haar sehoonheidszin is besmet toen
ze nog dienstmeisje waren bij den
welgestelden kruidenier of veel geld verdienenden
aannemer, 'k Kwa-n verleden week in een
werkmansgezin en zag daar als eoii schuch
tere verschijning tusschen de andere meu
belen een heel eenvoudig oud ladetafeltje;
'k zei, dat ik 't nogal aardig vond, alleen
hinderden me de ronde hou-en knoppen, die
tot hand vat sol der laden dienden. S'roeger
jaren, vertelde me toen de julfrouw, hadden
er van die ronde beugels aan gehangen van
koper '? Toen ik haar sprak over de opzich
tige inrichting van zooveel kamers, en daar
mee mijne verwijzing naar deze tentoonstelling
wou inleiden, zei zé: ja, die ouwerwetsche
stukk-u zie je niet veei meer, wij ziju ojk:
menschen van de verlichte eeuw !"
't Zijn de grillen van wel verschoonbare
hoogmoed, die de woningopluistering leidt.
en hiervan moet de welmeenende voikjinan
eerst tot inzicht komen, willen tentoonstel
lingen als deze hem ten prolijte zijn. Kr is
in hem dikwijls moeilijk een afscheiding te
zien tusschen ruwheid en gezonden /.in, als
bij de intellectneelen tuss;hen sentimenta
liteit en zuivere ontroering, maar in zijn
ongenadigheid tot belachelijk maken, moet
hij dan ook zooveel overtolligs en volstrekt
nutteloos in de aaukieeding van ziju woning
bcspottenswaard kunnen vir.den. 't. Is dan
mogelijk, dut /.ijn zinnen weer plotseling naar
een andoren kant overslaan en zijn vermeende
betere opvattingen van het mooi en leelijk al te
strak aan resrels .v'"""'1'" worden. Maar die
ontwikkeling moet toch tot iets uitrijpen,
zoo maar voor alles op het jationneele en
de degelijkheid van meubels gelet \\ordt.
Wil allereerst een meubel, een gebruiks
voorwerp doelmatig samengesteld en solied
[ bcarbeid, 't moet altijd opnieuw gezegd
word'n. Buiten die eerste eigenschap vooral,
l.-'/n bet nooit mooi zijn. Dit is \r.j de
gobrnikskunst ook altijd een betrouwbaar
steunpunt tol liet vinden der M hooiiiieid.
't Staat vroolijker, zegu'en ze, een tafelkleid
met bloemen ; een bakstccnen bloempot is
l toch te oulinair (slaat te armoedig o:n ze
niet in een pot tiit den lweo.j.'u!di.'ii.-iKiü;tr te
zetten, ot' te omwikkelen met lo-e papier.
Maar de bloempot is er, om d c bloemen te
doen le-eii eu niet om met deze in wed
ijver van sier te gaan treden ; hot tafelkleed,
elfen eu rustig onder lampsohijnsel, is toch
gezelliger dan die diukke schilderij op stol',
met duiikere puMe.n eu \\arrige kleurvlakken.
Geniet van kleur en vorm. kijkende naar de
bloemen; laat het oog in onbepaalde staring
glijden over liet rustige kleed, dat de
ta'elvlakte bekleedt ; 't is een vlak, dat in de
kamer de geschiks:e gelegenheid biedt om
er een boek op te lezen, platen te bekijken.
domino te spelen, geld op al' te tellen etc.
Dit is een ViO'.ivnje in 't algemeen naar
aanleiding van deze U-nlounsieiling, die op
kiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiMinnuuinimiMiiiiiiiuiiiiiiiiiiniMiiiiimiiiminiiiiiii
wees niet do hand naar do voorplaats:...
Daar ging ik voor vijftig jaar, precies aU
die twee, die zooeven daar liepen."
Ik keek hem aan: gij waart knecht, juist
op d''ze hofstee?'
Hij knikte: Ja," zeide hij, eu ik pochte
op do danszaal... het was iu e< n meinacht...
dat ik eens eigenaar wou worden... juist op
deze hofstee l"
Daar vlonen de boerozoons op mij af...
twee van hen waren kinderen van dit huis...
ze wilden mij duc'itig a,'rossen. ,. maar ik
was sterk en had moed en tilde den oenen
op, den oudste van deze hofstee, cl! stootte
hem in v.ilde kracht, tegen de anderen...
hij viel rugirelings in de kamer aan de voe
ten der schreiende meisjes, een bloedstroom
gutste uit zijn mond. . . .
Ik zag het roode bloed... dan keek ik
naar mijn meisje. Ik zag in, dat ik moeilijk
in 't land kon blijven en... daarbuiten in
de meinacht zijn wij 't eens geworden, ik en
't meisje en ziju te voel naar Hamburg
gegaan en vandaar met het eerste
huidverhuizersschip naar Amerika govaren."
Jk keek rustig iu zijn oud verweerd gezicht.
Heefi uwe vrouw goede dagen beleefd ...
ginds aan m\ o zijde ?"
Hij toekende een wonderlijken kring in
liet zand eu keek voor zich. . . .
Sloven en zwoegen. . . ."
..Dat is menschenlot!" zei ik, maar trouwe.
vriendelijke liefde?"
tiet was een hard. wild leven. Wie was
daar trouw, wie was daar vriendelijk? Be
staat er niet een spreekwoord : trouw als
goud?... O ja, zoo varen we daar, wij goud
gravers, trouw als het goud. . . trouweloos
als liet goud ! Zoo waren we ! Dat heb ik
goed gezegd."
(ie hebt daar naar goud gegraven?"
.Neen. .. ik niet. . . ja toch. in den be
ginne, een paar maanden ! Wij lagen beide,
naast elkaar op de knieën in de boete zon.
We hadden geen spade, hadden geen pen
ning meer op zak. Daar vonden «e een
mansdiepe groeve. 11 ij, wien ze behoorde,
lag er in, zijn handen hielden de steenmassa
krampachtig omvat, hij lag daar door een
beroerte getroffen met groote wijd
opengespalkte oogen. Hij bad een houweel naast
zich liggen, dat namen we; zij, mijn vrouw,
schraapte met de handen bij elkaar wat ik
loshakte. Zoo hebben we drie maanden ge
werkt. Toen had ik zooveel, dat. ik. . . ."
Ik viel hem in de rede : gij moet toch
zeggen : ir ij hadden zooveel uwe vrouw
had toch meegewerkt."
Hij keek mij weer met grauwe oogen aan,
scherp en vorschend en'knikte met't hoofd.
Zeer juist," zeide hij. ik en mijn vrouw
en mijn houweel en mijn ezel als we alles i
noemen willen. Jk had me namelijk een j
ezel gekocht, die water aandroeg. Nu dan, l
we hadden er vijfhonderd dollar uitgekrabt, j
toen was ik wijzer geworden. Toen wist ik j
hoe men naar goud graven moest. Niet zoo, l
mijnheer, dat men zelf op de knieën lag en
het uit de aarde krabde a's een kip maar
zoo, dat uien het dui lieden ontnam, die liet
uitvoerige aanplakbiljetten uitdrukkelijk haar
strekking te kennen geeft: overtuigend aan te
toonen door 't nevens elkaar stellen van voor
werpen, wat mooi en wat leelijk is in de
tegenwoordige w. ninginrichting. Orer de
tentoonstelling in 't bijzonder, hoe belang
wekkend dan ook, moet gezegd werden, dat
de inhoud dat beoogde doel wel wat
voorbijstreeft. Kr Is t-; »eel wat onafhankelijk,
afgescheiden van de omgeving zijn gewich
tige verschijning als proeve van vroegere
meubelmakerskunst doet gelden. Kr zijn te
veel mooie antieke meubelen, die kostbare
zeldzaam heden zijn. Voor de vakmenschen
zeker is d.iardoor gelegenheid om met veel
profijt deze tentoonstelling te bezoeken, maar
zooais in dit blad ook reeds gelegd werd, 't
gevolg kan wezen, dat aldus een al te uitslui
tende . voorliefde voor oude meubelen ge
kweekt wordt. Daarbij moet gezegd zijn, dat
al wat oud is, nog niet geprefereerd kan
worden aan 't nieuwe; 't gemak dient den
mensch eu mag hij allereerst, zoeken. Kn al
vinden we nu bijv. een otiderwetsch
haardstel met eeu massalen koperen ketel, han
gende aan een ketting boven liet vuur, mooier
dan een hedeiidaagsch gas- of
petroleiuntpestel, als huisraad is, ter wille der
gerit-felijkheid, het laatste toch preferent. Met dit
kleine onderdeel is de leemte in deze ten
toonstelling, beoordeeld als taktiek der
vereeniging, te kenmerken. Misschien ook
is deze tentoonstelling nog slechts een voor
bereiding tot andere, en deze er vooral, om
te doen gewaarworden, hoe in het algemeen
a! wat tegenwoordig gemaakt wordt, zoowel
in arbeidskwaliteit als in knnsthoedanigheid,
ten achter slaat bij wat vroeger werd voort
gebracht.
Dat is dan wel een ste.'ige grond voor
verdere ontwikkeling, 't moet erkend zijn.
Zoo de oude meubelen en gebruiksvoorwerpen
al het onontbeerlijke materiaal vormen voor
studie der ernstige vakmannen, des te meer
is een kennisname daarvan nuttig voor de
leeken tot het verdrijven van bun aanhan
kelijkheid aan zooveel wansmakelijke en
z >ndor zin opgedrildc meubelen van tegen
woordig. De grief, die gemaakt werd aan do
oprichters van overdrijving bij -het tentoon
stellen van modern goed, kan ik niet
steunen, 'l Is immers een aanschouwelijke
onderrichting, en waarom mogen dan won
krasso voorbeelden gesteld worden van de
leelijkii,'id iu de tegenwoordige en in zoovele
magazijnen voorradig zijnde productie? Kris
heel vei-l op deze tentoonstelling waarbij we
dit systeem van vergelijking als een leerzaam
middel moeten loven 'k ver\\ ij,- onder meer
naar de serie si oelen - - maar. om 't nu eens aan
t-1 duiden hoc we zoo'n tentoonstelling <ok
e.'lis uitgebreider eu ai'goronder /oLldeii v, e
ischen te zien. kan gewezen worden naar de
twee kamers in den uithoek der zalen opge
steld, waarbij h<.t goode, voorbeeld zeer sober
en zond"!1 eeimce pietentie van schoonheid nog
is. Hoe kan bijv., om maar iets te noemen, een
keuken, met togonwooidig huisraad, smaakvol
worden ingericht '.'
W. Sn:r:xi!' U-T.
AM Ver wcy ia list DoM vertaald
,
\'iiii-iii, ini verlag der Matter iïr die
| kunst, Uerlin l 'JU-!.
i iet i.s een zeer zeldzame gebeurtenis <lat
eeu Hollandsen d:cbter over <le grenzen ver
taald word; i.'ie! een L'eheeio bloemlezing
imiiiitmtiiMim
uit de aarde gekrabd hadden. Dut ging zonder
twijfel gemakkelijker en vooral veel gau>ver!
Jk kocht twee ] aarden en een wagen en
bracht den gondgravers in de bergen levens
middelen, weldra ook brandewijn en gereed
schap. Spoedig had ik twee wagens dan
drin. . . zoo vergingen de jaren. J lel was zeer
bezwaarlijk, maar het bracht goud, menige
handvol goud !''
Waar wooiulet gij toen'."
Wonen? Bij dag op tien wagen of er
mui.-1, 's nachts onder den \vaj;eti."
Kn n we vrouw ?"
J lij maakte weer kringetje-» in't /.and. ,,Tk
geloof," zeide hij, het was vaak zeer koud
en onze leden waren stijf', als we 's morgens
ontwaakten. . . de khidcren schreeuwden . . .
ma ir het bracht goud, menige handvol goud."
\Vie heeft iets van dit goud genoten?
V.'ieu heeft het gelukkig gemaikt? Dat zou
ik wel eens willen weten !''
Gelukkig?... Ja... ik heb mijn woord ge
houden ... ik zit op deze hofstee!"
Zeer juist," zeide ik. Maar uw vrouw
en uwc' kinderen ?''
Zij is dood. Zij kon liet niet verdragen.
Kn ze was toch zoo ilink en zoo mooi. toen.
in den nacht ! Daar stonden »e!" zeide hij
en wees met zijn stok naar den ingang der
huizing. Daar!... Dan gingen we weg. /.e
was bijna /:oo groot als ik; ze. had licht haar
en had mij hij de hand genomen en de hemel
was vol sterren! Merkwaardig, zoo wa.s het!
Alsof het teisteren was, zoo zie ik 't. 'k Heb
lang niet aan haar gedacht."
Hij schudde 't hoofd.
Zij moet goed geweest zijn," zeide ik, en
ik voelde, hoe mijn oogen vlamden, trouw
en moedig, en ik zou haar meer zorg en
liefde gegund bobben en nu ze dood is
meer herinnering." Ik zag hem toornig aan.
Peter Goud legde; den stok dwars over zijn
knieën, steunde /.ijn handen erop en /.ag in
gedachten in het voor ons liggende land.
..(rij zijl dn eerste men-ch," zeide hij, met
wien ik graag eens praat, sinds ik weer hier
i u 't land ben. Ze zijn hier allemaal zoo
beleefd en zoo glad. De meesten hebben
veel respect, ze weten immers dat l'eter Goud
een grooteu geldzak heeft de anderen zijn
bang voor me en gaan me beleefd uit den
weg. (jij echter zijt grof als een lersche
goudgraver."
Jk schudde wrevelig 't hoofd, de vergelij
king beviel mij niet: maar ik gaf hem ge
lijk ,Ja," zeide ik, ik ben een goud
graver, ik iit hier om goud bij u te zoeken."
Gij wilt wat hebben vi or de zending?''
Neen, vandaag niet! Ik wil naar goud
in uw ziel graven.''
Zoo ?!"
Jk heb nog niets gevonden. Maar ik ge
loof, dat ik 't op den bodem zag glinsteren.
Wilt gij uw rede vervolgen '."'
Hij zag mij weer doordringend aan. in zijn
Oogeu flikkerde ie(s, ik kon niet uitmaken
of het toorn was of iets anders. Maar iets
zachts was het niet, want het glom als
staal glans.
..Wij hebben daar lang geleefd. In den
tegelijk. Er blijkt uit, dat Nederland, na
bijna twee eeuwen van onbeduidendheid of
plaatselijke beteekenis, nu wat de dichtkunst
betreft, meedoet en meerekent met de eerste
volken van Kuropa. De moderne poëzie van
de laatste twintig jaren heeft zich hoofd
zakelijk in Frankrijk en België, Duitschland
en Nederland geconcentreerd.
Het behoeft niet te verwonderen dat de
keus op Verwey is gevallen. Hoewel deze in
zijn eigen land weinig geëerd wordt zooals
men weet is dit een eigenschap van de
profeten zal liet m. i. den aandachtigen.
onoevooroordeelden, ernstigen lezer niet ont
gaan zijn, dat niemand zoozeer als hij de
vertegenwoordiger is van de groote
algemeeutnenschelijke ideeën van onzen tijd. Boven
dien zal elk die gehoor heeft voor verzen,
de krachtige en oorspronkelijke schoonheid
van zijn geluid waardeeren, al mag het waar
zijn dat hij wel eens door overmatige ge
bondenheid in stroefheid ontaardt. Deze
eigenschap heeft hij trouwens met de beste
vaderlamlsche dichters,als Spieghel, Potgieter,
en zelfs Hooft, geineen; terwijl de eenigeiu
ons land die eeu ongeëvenaarde kracht aan een
vlekkeloos zoet geluid wist, te paren, Vondel
geweest is, en dat niet eens in zijn vroegere
werk.
Do keus van de Duitscho vertalers, die hun
naam ongenoemd laten, is een eigenaardige,
! Het groote aantal van Vervvey's verzen dat
typisch Holhindsch is, van gevoel zoowel als
van landschap : en zijn gedichten die zijn
verhouding tot de veelal plaatselijke
toestanden van zijn tijd in beeld brengen,
zooals vooral ook do Boereu verzen ; zij kun
nen den vreemdeling goed en schoon lijken
en hem ontroeren, maar het is twijfelachtig
dat ze htm zoo/eer zouden aandoen of zoo
belangrijk zouden schijnen, dat hij ze zou
trachten Ie vertalen. Bij de verstrekkende,
verblij lende, verwantschap tussclien den
Duitschen en den' Hollandschen kunstenaar,
blijven er toch naliiurlijk groote gecsteslanden
over waar do wek'cn uiteenloopt n.
\ audaar dat men in deze vertaling-bloem
lezing r.iol die verzen moet zoeken die het
Hollandseh ha/1 juist zoo dierbaar zijn. Van
do bewonderenswaardige reeksen uit de
j Nieuwe Tuin:" Mijn Huis" en Verborgen
Wegen" zijn slechts enkele voorbeelden aan
wezig ; uit de Dagen en Daden" en do
... Kristait vvijg ' is te-amen slechts n gedicht
opgenomen, dat zeker het meest Duitsche
verwant schap to(.mt.
Behalve enkele, der moest karakteristieke
gedichten uit do Verzamelde", is voor den
DuitM-hon kunstenaar het belangrijkst dat
gedeelte van ..d,' N ie u w e Tuin" dat al ge mee nu
gedachten beval, en het linuideiide
Bniambosch", die gedichten dus welke o >k het minst
lloilandsch van beeld en laii [schap zijn.
De keus uit de Verzamelde Gedichten" is
zeer gelukkig. Ho:, zeer goed vertaald», i'or
cordinm" is niet alleen hel beste gedicht van
dien goluoleu bundel, maar tegelijkertijd als
i hot w.irehel monument van do artistieke strem
ming van die j a ren. ( Joon ge dicht hoeft zoozeer
de verheerlijking van de ei-.jen ziel in beeld
^ebrachl. zoo compleet en tevens zoo schoon.
Ivikele vac. de mooiste sonnetten uit dien
tijd maken de keuze volledig.
\ an de Nieuwe Tuin' vindt men eerst een
aantal van die voorafgaande sonnetten die
dooi' hun ongewoonheid /.eker het tegendeel
van populair zijn. Het is niet kwaad een
daar/au in zij a Duitschen vorm te l a.'o n zien.
dit kan er misschien enkelen een denkbeeld
van doen krijgen, hoevee', moois er i.n de/.e
verzen schuilt. Met zou niet onmogelijk zijn
dat men minder bang was voor het vreemde
in een andere taal dan in zijn eigene.
VI.
Per hang nach schönheit ist ein grossesglück.
Wie wenn im traum ein weisses rniidchenkleid
Flieht, winkt itn dunklen grim und danu die
rnaid
lus ofthe tritt indess inein fuss verzückt
Will folgen bis es lacht und ich weiss kaum
Woher auf einmal, wie ich froh gednckt
Krwache und von klang und glanz berückt
Taglang vergesse trage meinen traum :
So ist der geist wenn lieblich vor ihm steht
Kin bild und nachzugehn der f puren schimmer
Lockt den ins Schone ganz verlichten manu.
Der morgen geilt der mittag, und noch
immer
Flieht und erscheint worum niein geist sich
drebt
Bis niichtens ichdrob lachen und weinen kanii".
Het is jammer dat op bldz. 22 ecu
zinstorcnde vertaalfout voorkomt:
ihre fröste stechen
Die sonne warm" "
is natuurlijk het omgekeerde van wat in het
oorspronkelijk bedoeld wordt: de zon steekt
de koude warm. Zulke vergissingen komen
hier en daar in het boek meer voor, be; geen
zeer vergefelijk is waar het zulk een verdienste
voor den vertaler is een Hollandsch zoo goed
begrepen te hebben waar de meeste Hollan
ders met domme gezichten naar staan te kijken.
Op bldz. 71 word! in den dertieiiden rejjel
bij ongeluk Zon" door Sohn" vertaald, en
(hetgeen mij ernstiger lijkt daar het geen
vergis-ing is) in de vertaling van de Schoone
Schijn" leest men voor:
die een aard djordwaalde"
de uiets-zeggendo uitdrukking
der das meer dnrchschwommen."
Het komt hier juist zeer bizonder op het
woord aarde" aan, voor ieder die in den zin
van dit gedicht is doorgedrongen; terwijl
wat de Duitscher er voor geeft, ou/.in is.
De ischooue Schijn" is trouwens wel het
minst mooi vertaald van alles. Voor de zeer
fraaie uitdrukking: onschoolseh Natuur"
krijgen we het banale : reiner .Sch
pi'iingswelt." Jk ben evenwel de eerste om te
erkennen dat de vertaling van dit buiten
gewoon moeilijke vei.s eigenlijk een onmo
gelijkheid i-.
Dit gedicht en dat andere uit het Bran
dende Braambusch" :
Volg do verborgen paden
Van lust en weemoed."
hebben bovendien nog een /eer pro'ie
moeilijkheid in den vrijen, onregelmatige!)
versvorm. Aan den sch jonen, vloeienden
gang van den geluid-stroom hin iert liet
bovenmate wanneer er in de loiiglo vaneen
regel of in een rijni>te!iing veramierii gwoidt
gebracht. De vertalers van dit hoekje zijn
? hiermee in de.'.e twee verzen nocat vrij
j omgo.-prougen, (-n hoewei hun dicluerlijk
gevoel er voor zorgde dat nergens de ver
taling geen goed vers meer was, heeft het
i er toch zeer zeker' door geleden en een hardheid
l gekregen die het niet b-zit.
! Des te bewonderenswaardiger ziju do
vertalingen van Het Duindal" en De Nacht
in het Alliambra." waar deze zeifle moei
lijkheid glansrijk is o\erwonnen. liet. zijn
zender twijfel de 'neste van het boek. Als
vourbeel i vanl deze uitstekende kunst troef
ik de tweede afdeeling van het Ikmidal" in
zuil geheel.
imiMimniiiiiiiiii
miiiiiHiiiimiintiiimii.
huitsten tijd hadden we een blokhuis bene
den in 't dal. Daar weidden we onze
paarden en varkens, hielden ook een paar scha
pen, die we molken. Mijn vrouw bleef dan
in de hut en herbergde goudgravers. die
n uir Frisko gingen... en wij. mijn dochter
en ik. en naderhand de man mijner dochter,
we reden naar het kamp der goudzoekers
en verkochten onze waren. Zoo ging dat
jaren achtereen en we hadden al veel geld
ook een groot stuk land."
Kn rr.\e vrouw en dochter?''
.Ia, dat rtil ik u vertellen." zeide hij ruw,
(?n hoe het kwam, dat ik alleen weer hier
naar toe gekomen ben, naar het oudeland.
Mijn vrouw sliert'. .."
Waart gij bij haar ?"'
Neen, mijnheer, ik moest ze verlaten, an
ders had ik er vijf honderd dollar bij verspeeld.
Ik hal een groot transport waren naar het
kamp en het was he( t. de boel zou bederven !''
Ik zag hem ernstig aan. ..'/e \\as groot en
slank!" zei ik langzaam,- ..bijna zoo groot als
ik en hal licht haar en had mij bijdehand
genomen en de hemel was vol sterren . . . en
ze stierf allén, omdat voor vijfhonderd
dollar waren bedierven !"
Weder glinsterde 't iu zijn oogen, ditmaal
plots en schel.
.Met een heesche stem vervolgde l'eter
Goud: Ze stierf... kort, daarop kreeg ik
onaangenaamheden met mijn dochter of
eigenlijk met haar man."
I i oe kwam dat ?"
Dat kwam zoo. We waren alle drie naar
liet kamp gereden... ik weet het nog zeer
goed, 't i* ook pas twintig jaar geleden...
op de heenreis werd de kleine J.iddy gebo
ren, mijn eerste kleindochter, die moet uu
twintig jaar oud zijn."
Houdt ge geen correspondentie met uw
kinderen ?'"
Neen ... ik zei u dat ik onaangenaam
heden met ze kreeg! Toen we terugkwamen,
was het een kwade dag. Vooreerst Mas de ;
kleine l.iddy ziek. Ze was een lijn, teer pop- :
petje met verstandige blauwe oogen en hield
meer van mij dan van haar moeder. Dat ze
ziek werd, maakte me zenuwachtig. Dan,
toen wi' d) hut binnentraden zag ik dadelijk j
bet ongeluk. U moet weten, mijnheer, dat j
wij het goud dat we beza'en, naast het for
nuis begraven hadden. Xu hadden de varkens
den grond onder de deur open gewoeld, waren
ingebroken, hadden de plaats ontdekt en het
goüdhoudend gesteente er uitgehaald en in |
de hee'e hut verstrooid, liet schemerde nu;
voor de oogen. Ken plotselinge woede maakte
zich van mij meester, ik nam het grootste
pak dat aan mijn voeten lag en hief het
o]) . . het was een zwaar stuk en het flikkerde
iti den zonneschijn van den goudglans... en
gooide bet naar mijn dochter, want zij had
't goud begraven mijnbeer, en ze had het
slecht begraven. K u goud moet men goed
hegraven. Dat zeg ik, Peter Goud!"
Wat gebeurde verder ?"
Mijn schoonzoon reed met baar naar de
stad; ze iiad een gat in 't hoofd. Daar bleven
ze drie maanden, h'jt wou niet genezen."
Waar waart gij onderiusschen ?"
Jk bleef in de hut... bij de kleine
l.iddy. Ze moet nu twintig jaar zijn ze
had mooie blauwe oogen en licht haar. Toen
ik wegging kon ze al wat praten."
Hij zag in gedachten verzonken voor zich;
er was een andere trek om ziju mond: Ja,
de kleine Lidiv!" zeide hij.
Daarop kwamen de anderen terug, ' ver
volgde hij bedaard, do wonde was genezen
en ik nam 't mij toekomende deel goud en
ging daarmee naar l'visko. Toen ben ik bier
heen gekomen. Ziet ge, dat is mijn leven!"
.. Kn dat goudstuk," vroeg ik, waarmee
ge uw dochter neersloegt ?"
? 11 ij richtte zich plotseling op en ik zag
hoc zijn afgewerkte hand den stok niet den
harden knop omvatte.
Kom mee !''
Wij traden iu liet oude lage vertrek. Hij
opende de deur van een hoekkast, trok eeu
lade open en greep er in.
Kn dan had hij den groenachtigen steen
i u de hand. Het was jui-4 een handvol.
Hij zag mij aan met een wildon houenden
blik. Kr ziju over de honderd dollars aan
goud in. . . in dit handjevol '."
Ik blikte somber iu zijn vlammende oogen.
Honderd dollars?' zeide ik snel. Wat
jijn honderd dollars, vergeleken met een
enkelen vriendelijken blik? Honden! dollars
zonder liefde zijn zoo veel waard als een
gemeene grauwe steen!" Ik jcit/c deze woorden
niet, ik wierp ze henivoor de voeten, als den
grauwen steen waarvan ik sprak.
J lij zag mij sprakeloos aan. Daarop zeide
hij en ik bemerkte hoe diep zijn gedachten
gingen en hoe moeilijk hij ademhaalde: (rij
verstaat, toch niets van 't, leven, in 't geheel
niets !"
Niets? Ik leg u deze vraag voor, l'eter
Gonl.' Wat zoudt ge liever hebben... dezen
dooden, (lommen, groen-gelen steen of een
enkele vriendelijke blik van de kleine Kiddy ?"
Dit onverwachte woord sloeg als een zweep
slag over zijn gezicht, zijn lippen trokken
vaneen en ik zag zijn op elkaar geklemde
tanden, zijn oogen fonkelden van haat en hij
hief den steen op.
Jk zag hem aan niet kouden blik. Zoo
hebt gij er uitgezien toen gij den zoon deze
huizes neersloegt en tegen uw eigen dochter
dezen steen opnaanit !"
Daarop liet hij zijn hand zinken.
Ik ging weg. Toen ik mij bij de deur om
keerde, zag ik hem bij den hoekkast staan
met een somber, van haat en smart ver
trokken gezicht en met den handvol goud.
Kort daarop vierden wij Pinksteren. Jk
herinner mij nog nauwkeurig, dat ik, toen
ik op Pinkstermorgen voor de vergaderde
gemeente aan 't altaar stond, aan den man
dacht met den groenen steen in de hand en
ik bedacht hoe deze steen zijn hart was on
hoe noodig het was, dat hij een ander hart
kreeg en daar we nu tot Pinksteren hadden,
meende ik, kon er wel wat voor hem uit den
hemel vallen, al was 't maar een enkele vonk.
Zoo dacht ik.
(Slot i-ijlgt).