De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 30 april pagina 7

30 april 1905 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1453 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Be tentoonstelling in het Stedelijk Museum. II. (Slot). Ook de studeerkamers, in Groep V en Groep VA voorgesteld zijn niet ge heel en al bevredigend. Het interieur, dat als voorbeeld gegeven wordt is, de heer Penaat zegt het ons reeds uit niet Het eikenhouten boekenkastje in Groep VA is in zijn soort ook eenvoudig en heeft geen in het oog loopend slechte eigenschappen. Alleen de versiering maakt het niet beter. Dit is de vloek die rust op alle gedachtelooze, liefdelooze, aange plakte opsmukking, waarvan de eenige bedoeling is, met de minste onkosten en de geringste middelen het groote publiek Groep V. Kamer van omstreeks 1820. bij elkaar behoorende elementen opge bouwd". Daar zou, op zich zelf, niets tegen te zeggen zijn, ware het niet dat de style Louis Seize en de style Empire ieder te zeer een afgesloten geheel vormen, dan dat de elementen dezer beide stijlen met goeden uitslag bij elkander gebruikt zouden kunnen worden. De meubelen der werkkamer van koning Lodewijk Napo leon, nog in het Paleis op den Dam aan wezig, geven een gansch ander denkbeeld van een studiekamer uit het begin der 19e eeuw, dan wat nu in Groep V bij een werd geplaatst.' Een mahoniehouten cilinder-bureau schijnt der commissie de Schreeklichste der Schrecken", maar als zij dat van koning Lodewijk Napoleon fezien had, zou zij de overtuiging ge regen hebben, dat zulk een meubel een den indruk van schijnbaren rijkdom te geven. Het moet er uit zien alsof de eigenaar er veelgeld voor betaald heeft." Aan deze beschouwing knoopt de heer Penaat de volgende ontboezeming vast, die wel verdient, door ons publiek met aandacht te worden gelezen. In elke goede periode, zelfs in de laatste vóór den zondvloed van leelijkheid, diede 19e eeuw bracht, merken wij op, met hoe weinig middelen een harmonisch en be langwekkend geheel verkregen werd. De motieven, die den grondslag van eiken stijl vormen zijn niet veel in aantal, maar zij hebben steeds de verdienste, te passen in den tijd en bij de menschen. De nijverheid van onzen tijd, die de mode volgt, kan geen stijl geven. Uit alle hoeken, uit alle tijden worden de Arbeiderskamer, zooals zij is. uitmuntend kunstwerk kan zijn. Over de boekenkasten laat de heer Penaat zich aldus uit: Beide zijn eenvoudig, vooral die van Groep V. Het effect wordt hier bereikt door de prettige tegenstelling van het bruine, zacht glimmende hout, met de groene geplooide stof in het boven deel der deuren, door den eenvoudigen, van zelf sprekenden vorm en 'de goede verhouding der onderdeelen. Hier ziet men aan een vrij goed voorbeeld hoe met geringe middelen wat bereikt kan worden. iinilliliiMliiiliiniiiiiiiullllliMimiiilHliiimimiiMiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi Het Damvraagstnk. Na een jaar gesluimerd te hebben is te Amsterdam het Damvraagstuk vrij onver wacht weer aan de orde gekomen. In de dag bladen doken geruchten op van bouwplan nen en koopaanbiedingen met betrekking tot het terrein van de voormalige koopmansbeurs. Vermoedelijk opgeschrikt door die geruchten, stelde het genootschap Architectura et Amicitia'' een adres aan den aad op, waarin het zijn, reeds in Mei 1902 gedaan en in Januari 1903 afgewezen ver zoek herhaalt: het daarheen te willen lei den, dat er tot verbetering van den Dam een prijsvraag worde uitgeschreven, een maatregel, die elders reeds meermalen ge bleken is (sic!), tot gunstige resultaten te kunnen leiden," eene vraag waartegen m. i. weinig steekhoudends is aan te voeren. Waar het om gaat is als bekend te onder stellen, zoodat ik zeker met de deur in huis mag vallen, zonder eene algemeene inleiding. Een jaar geleden, in De Amsterdammer van 8 Mei 1904, schreef ik naar aanleiding van de Damkwestie het volgende: Waar, gelijk trouwens in elke gedijende, motieven gezocht, omdat de mode, de concurrentie en de hedendaagsche wijze van voortbrengen, dat zoo verlangen." De Groepen VI en VLv willen doen zien, welk een tegenstelling er bestaat tusschen de kamer, door een jong meisje van thans bewoond en tusschen die, waarin een dame der 18e eeuw zich ophield. De heer Penaat wijst op de dwaasheid, om plaatjes en waaiers" aan den wand te hangen, hij veroordeelt de baniboesstoeleii, meestal inet een dito bij haar ontwikkelings proces zich steeds ver vormende stad is waar te nemen, de tijd en de omstandigheden breede gaten slaan in het oude schoon, gaten welker aanvulling niet steeds gelukt, bezit de Damkwestie eene des te dieper ingrijpende beteekenis. Hier immers wordt eene unieke gelegenheid geboden om in het hart der stad een partij te scheppen, die geroepen is om in samenwerking en aan sluiting met het reeds bestaande den indruk, dien het moderne Amsterdam voortaan zal maken, zoo al niet te beheerschen, dan toch een zeer voorname rol daarbij te spelen. De regeling van die kwestie verdient dus wel, met alle mogelijke attentie gewikt en gewo gen te worden in alle opzichten. In dien zin genomen zou het nog zoo kwaad niet wezen als de gemeenteraad inging op het hem ge zonden adres en de zaak voorloopig aange houden werd. Wanneer dientengevolge nu maar niet tevens kans ontstond, dat de schutting om het terrein een blijvend sieraad van Dam en Damrak werd, waarvan eens de traditioneele oude inwoners, zich nauwelijks de stichting kunnen herinneren." In het jaar dat sedert verliep is de kwestie echter geen centimeter nader tot hare optheetafel, die op slinksche wijze onze huizen zijn binnengesmokkeld." Misschien gaat hij te ver, als hij het gebruik van bamboes voor meubelen geheel afkeurt. Maar dat het van weinig smaak getuigt, een vertrek vol met Tapansche waaiers te hangen, kan gereedelijk worden erkend. De Engelsche schilder Whistler moet de eerste geweest zijn, die in zijn atelier zulk een wijze van versiering toepaste. De heer Penaat vindt dit een averechtsch gebruik", al acht hij veel geoorloofd, als er slechts goede smaak bij wordt getoond. Nu deze mode algemeen is geworden in Europa zijn de Japanners in het groot waaiers gaan maken, die niets meer van de vroegere schoonheid vertoonen. De heer Penaat wijst er op, dat een hanger met foto's, door de grauwe kleur, vloekt met alles wat in de kamer V!A aanwezig is. Daar valt niets tegen in te brengen, maar aan den anderen kant is het toch begrijpelijk, dat iemand de fotografiën der menschen, die hem lief zijn, graag om zich heen ziet. Ook in 18e eeuwsche kamers hingen silhouetSprtretten, in de aardige ovale lijstjes, ie tegenwoordig, en te recht, weer zoo gezocht zijn. In zulk een omlijsting kunnen ook fotografiën wel voldoen. Misschien zullen er menschen zijn die, na zij in het boekje des heeren Penaat gelezen hebben, hoe deze het hangen van foto's aan den wand afkeurt, hun portretten gaan afnemen, of die, verne mende, hoe hun ameublement wordt afgekeurd, het gaan wegdoen. "Wij be twijfelen echter, of daar veel door gewonnen wordt. Want als iemand, jarenlang in een omgeving heeft gewoond, zonder dat zij hem hinderde, bewijst dit, dat zijn smaak er niet door gekwetst werd. Hoe komt dan diezelfde persoon er toe, plotseling te veranderen? Alleen omdat hij zich den smaak van den heer Penaat laat opdringen. Doch iemand, die zoo weinig zelfstandigheid bezit, zal telkens veranderen, als er maar weer iemand komt, die hem wat anders voorpraat. Er wordt geklaagd, dat er tegen woordig zooveel snobs" zijn; een ten toonstelling als die welke nu in het Stedelijk Museum wordt gehouden, zal dat aantal vergrooten, ofschoon dit na tuurlijk niet de bedoeling der commissie was. De Groepen VII en VÜA geven keukens te zien. De oude keuken is niet zeer compleet. Wie er oen gulden voor over heeft, kan beneden in het Museum er een veel betere vinden, die door Mr. J. E. van Someren Brand, den helaas over leden conservator, werd ingericht. De nieuwe keuken is al zeer pover, wat blijkbaar door den heer Penaat erkend wordt, als hij zegt, dat in het moderne keukengerief een nieuwe kiem van schoon heid ligt, van welke schoonheid echter in Groep V!!A niets te zien is, daar het moderne keukengerij van de beste soort" er geheel ontbreekt. Stoelen, in chronologische volgorde langs den muur gezet, vertoont Groep VIII. Hier moest natuurlijk genomen worden, wat men krijgen kon; het ware echter geenszins onmogelijk geweest, een andere reeks te vormen, waarbij de 19e eeuw in een gunstiger licht zou gekomen zijn. Want tot 1850 toe werden stoelen gemaakt, dia in menig opzicht aan hooge eischen voldoen. Wat tusschen 1850 en 1875 werd voortgebracht toont ons wel het treurige einde van de 18de eeuwsche aristocratische stoelen". Terwijl, wat wij tot dusverre bespraken, zoomin voorheen als thans de woningen van het eigenlijke volk stoffeerde, zijn toch de proletariërs niet geheel en al vergeten. Door de firma Meijerink Meijer werden namelijk een paar arbeiderskamers gemeubileerd, en wel de eene met wat op het oogenblik het meest gevraagd wordt, de andere daarentegen met zaken, die zich meer aansluiten aan hetgeen thans door onze moderne meubelkunste naars wordt voortgebracht. Dat de tweede kamer het verre van de eerste wint, zal ieder beschaafd bezoeker dadelijk toe geven. Maar het volk oordeelt anders. Een schoonmaakster, die haar werk in de tentoonstellingszalen verrichtte, bekeek de twee kamertjes met groote aandacht en vond het leelijke kamertje prachtig! Het andere vond zij kaal en ongezellig, voor de kostbare platen, die daar aan de muren gehangen waren had zij geen oog. Er zal nog heel wat water door de Maas stroomen, eer het volk een anderen smaak krijgt. Had de volksklasse vroeger zoo veel smaak? Wisten toen zelfs de aanlossing gebracht. Want dat het in de laatste weken bekend werd hoe van eenige zijden koopaanbiedingen, naar het heet ten bedrage van zes ton d. i. weinig meer dan de helft van het verwachte miljoen, aan de gemeente werden gedaan, zou bij voorspoedigen gang van zaken alleen kunnen leiden tot de be bouwing van het bewuste terrein. HetDamvraagstuk, wel verre van dan tevens te zijn op gelost, zou dan eerst recht aan de orde komen. Immers dan zou oh, blij verschiet! de som ter beschikking staan, waarmede de gemeente Amsterdam den Dam zou gaan verfraaien. Kdpch, dan zou de nieuwe en grootste moeilijkheid pas ontstaan: Wat te doen voor die dubbeltjes 'i Het spreekwoord, dat men dwaas doet de huid van den beer te verkoopen eer het beest geschoten is, houdt veel levenswijs heid in en kan dengeen, die het betracht voor ontgoocheling 'en voor een mal figuur redden, maar wie het te letterlijk en te konsekwent gaat toepassen, zal ongetwij feld zichzelf menigmaal kortzichtigheid te verwijten hebben. Laat mij er ter loops aan herinneren dat nu onlangs het huizen blok tusschen Dam, Beurssteeg en KromElleboogsteeg in ne hand is, een blok, zienlijken het mooie van het leelijke te onderscheiden ? Tegenwoordig is men al gauw geneigd, deze beide vragen in bevestigenden zin te beantwoorden, of schoon de geschiedenis zeker aanleiding moest geven, om niet te boud te spreken. Wat weet men eigenlijk van de inrich ting der 17e eeuwsche arbeiderswoningen ? Onze wetenschap berust op de schildesinds 1660, geen kunstkracht genoeg meer aanwezig was, om een oorspronkelijken meubelstijl te scheppen. Het publiek verlangde, wat in Frank rijk smaak was; de rijken kregen de nieuwste snufjes, de minder gegoeden bleven een mode ten achteren. Van 1870 tot 1890 ongeveer gaf Duitschland bij ons den toon aan, sinds kwam Engeland in Groep VA. Kamer van omstreek&1;i880. rijen en prenten uit dien tijd. Doch de schilders en teekenaars hebben natuurlijk geïdealiseerd, al schijnen zij ook nog zulke realisten. En het geeft geen hoog denkbeeld van den kunstsmaak onzer 17e eeuwsche patriciërs, dat zij de schil ders, die wij zoo hoog stellen, vrij wel geignoreerd hebben. Rembrandt ging in 1656 failliet, een gebeurtenis, waarvan men, zoo men wil, het volgend jaar het twee-en-halve-eeuwfeest kan herdenken. Toen moest onze grootste meester zijn verbazende kunstverzameling verkoopen en werden zijn eigen schilderijen, in grooten getale aanwezig, voor spotprijzen weggegooid. De werken van Jan Lijs, Both en Berchem werden in de 17e eeuw heel wat beter betaald, dan de beste stukken van Ruysdael, Hobbema zijn plaats, en kregen wij meubelkunste naars die hun krachten aan den van Groot-Brittanje uitgeganen internationa len stijl beproeven. De voortbrengselen van die nieuwste richting vallen echter nog niet onder het bereik van de minder gegoeden, die zich nu nog met de meubelen uit den iijd van Napoleon III of uit dien van het Duitsche fabriekswerk moeten behelpen. Het zou zeker aardig geweest zijn, indien ook interieurs van den laatsten tijd ter vergelijking met het overjge in het Stedelijk Museum waren opgesteld. Menigeen had die liever gezien, dan vele der toonbeelden van leelijkheid, die nu te aanschouwen gegeven werden. Laat ons hopen, dat de commissie zich door een druk bezoek voor" de moeite, Arbeiderskamer, zooals zij zijn kon. of Van der Neer. De meubelen die wij nu zoo fraai vin den, omdat zij inderdaad een Hollandsch karakter hebben, werden hier te lande reeds omstreeks 16(50 door andere, in den stijl van Lodewijk XIV, vervangen. Na dien tijd maken onze meubelen al de wisselingen, die de stijlen in Frankrijk ondergingen, mede. Sinds zijn wij aan het volgen gebleven, waarin op zich zelf geen kwaad schuilt, doch dat toch bewijst, hoe in Nederland, dat door zijne vooruitspringen ie rooilijn van groote beteekenis is voor het plan van het Damplein. Komt het nu eens tot af braak of verbouwing van dit blok, r een ontwerp voor de verfraaiing van den Dam is vastgesteld, dan zou misschien voor goed de doorvoering daarvan onmogelijk zijn. Wanneer de gemeente Amsterdam dan ook tot den verkoop van haar terrein wacht voor zij zich een duidelijke voorstelling wil maken van de verfraaiing, die zij den Dam zou wenschen te doen ondergaan, dan is het hoogstwaarschijnlijk dat de kontiikten niet uitblijven. De verkoop van het terrein der oude Beurs zonder dat tevens over den toekomstigen staat van het overige deel van de oostzijde van den Dam iets beslist wordt, kan het buitengewoon moeilijk, zoo al niet onmo gelijk maken om voor dit gedeelte te zijner tijd nog eens eene bevredigende oplossing daar te stellen. Het zou wat moois wezen en Abdera waardig als het eens blijken moest dat het gebouw, voor den koopprijs van welks grond de verbetering van den Dam moet worden doorgevoerd, in de eerste plaats voor amotie in aanmerking kwam omdat het den hindie zij zich gaf beloond moge zien. Zal ook niet aanstonds ieder bereid bevonden worden om, na zijn bezoek aan het Ste delijk Museum, zijn oude meubeltjes, waaraan hij misschien gehecht is, weg te doen, om ze door andere te vervangen, wat zeker niemand zal eischen, allicht kan toch het zien der mooie oude voor werpen den smaak eenigszins meer gekuischt maken. A. W. WEISSMAN. iiiiMimiiiiiiMimiiiiiniiiiil derlijksten sta-in-den-weg was voor eene verfraaiing van het plein ! Inderdaad, de bebouwing van het Beurs terrein is een onderdeel, en nog niet eens het belangrijkste, van het geheele Dam vraagstuk. Het zou m. i. van kortzichtig heid getuigen als men eene regeling der details liet voorafgaan aan het geheel, als aan een zoo belangrijk onderdeel be gonnen wordt, eer vastgesteld is de polossing van het ensemble. Urbain Gohier heeft eens tot het Fransche legerbestuur ongeveer het volgende kompliment gericht: Notre grand tat-major oublie toujours l'essentiel; a Madagascar c'était la quinine, en 1870 c'était un plan de campagne." Zal men nu over jaren er op moeten wijzen hoe met eene overeen komstige zorgeloosheid Amsterdam tegen over het belangrijkste vraagstuk, dat bij de modernisatie en vervorming van zijn stadsbeeld aan de orde kan komen, stond zonder eenigszins te weten waarheen en wat het wilde, zonder plan de campagne"? Het gemeentelijk plan is het resultaat van een allereenvoudigst aftreksommetje. Van het totale oppervlak besloten tusschen de gevellijnen van Beursstraat en Damrak zijn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl