Historisch Archief 1877-1940
No. 1453
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Be tentoonstelling in het
Stedelijk Museum.
II. (Slot).
Ook de studeerkamers, in Groep V
en Groep VA voorgesteld zijn niet ge
heel en al bevredigend. Het interieur,
dat als voorbeeld gegeven wordt is, de
heer Penaat zegt het ons reeds uit niet
Het eikenhouten boekenkastje in Groep
VA is in zijn soort ook eenvoudig en
heeft geen in het oog loopend slechte
eigenschappen. Alleen de versiering maakt
het niet beter. Dit is de vloek die rust
op alle gedachtelooze, liefdelooze, aange
plakte opsmukking, waarvan de eenige
bedoeling is, met de minste onkosten en
de geringste middelen het groote publiek
Groep V. Kamer van omstreeks 1820.
bij elkaar behoorende elementen opge
bouwd". Daar zou, op zich zelf, niets tegen
te zeggen zijn, ware het niet dat de
style Louis Seize en de style Empire
ieder te zeer een afgesloten geheel vormen,
dan dat de elementen dezer beide stijlen
met goeden uitslag bij elkander gebruikt
zouden kunnen worden. De meubelen der
werkkamer van koning Lodewijk Napo
leon, nog in het Paleis op den Dam aan
wezig, geven een gansch ander denkbeeld
van een studiekamer uit het begin der
19e eeuw, dan wat nu in Groep V bij
een werd geplaatst.' Een mahoniehouten
cilinder-bureau schijnt der commissie de
Schreeklichste der Schrecken", maar
als zij dat van koning Lodewijk Napoleon
fezien had, zou zij de overtuiging ge
regen hebben, dat zulk een meubel een
den indruk van schijnbaren rijkdom te
geven. Het moet er uit zien alsof de
eigenaar er veelgeld voor betaald heeft."
Aan deze beschouwing knoopt de heer
Penaat de volgende ontboezeming vast,
die wel verdient, door ons publiek met
aandacht te worden gelezen. In elke
goede periode, zelfs in de laatste vóór
den zondvloed van leelijkheid, diede 19e
eeuw bracht, merken wij op, met hoe
weinig middelen een harmonisch en be
langwekkend geheel verkregen werd. De
motieven, die den grondslag van eiken
stijl vormen zijn niet veel in aantal, maar
zij hebben steeds de verdienste, te passen
in den tijd en bij de menschen. De
nijverheid van onzen tijd, die de mode
volgt, kan geen stijl geven. Uit alle
hoeken, uit alle tijden worden de
Arbeiderskamer, zooals zij is.
uitmuntend kunstwerk kan zijn. Over
de boekenkasten laat de heer Penaat zich
aldus uit: Beide zijn eenvoudig, vooral
die van Groep V. Het effect wordt
hier bereikt door de prettige tegenstelling
van het bruine, zacht glimmende hout,
met de groene geplooide stof in het boven
deel der deuren, door den eenvoudigen,
van zelf sprekenden vorm en 'de goede
verhouding der onderdeelen. Hier ziet
men aan een vrij goed voorbeeld hoe met
geringe middelen wat bereikt kan worden.
iinilliliiMliiiliiniiiiiiiullllliMimiiilHliiimimiiMiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi
Het Damvraagstnk.
Na een jaar gesluimerd te hebben is te
Amsterdam het Damvraagstuk vrij onver
wacht weer aan de orde gekomen. In de dag
bladen doken geruchten op van bouwplan
nen en koopaanbiedingen met betrekking
tot het terrein van de voormalige
koopmansbeurs. Vermoedelijk opgeschrikt door
die geruchten, stelde het genootschap
Architectura et Amicitia'' een adres aan den
aad op, waarin het zijn, reeds in Mei 1902
gedaan en in Januari 1903 afgewezen ver
zoek herhaalt: het daarheen te willen lei
den, dat er tot verbetering van den Dam
een prijsvraag worde uitgeschreven, een
maatregel, die elders reeds meermalen ge
bleken is (sic!), tot gunstige resultaten te
kunnen leiden," eene vraag waartegen m. i.
weinig steekhoudends is aan te voeren.
Waar het om gaat is als bekend te onder
stellen, zoodat ik zeker met de deur in
huis mag vallen, zonder eene algemeene
inleiding.
Een jaar geleden, in De Amsterdammer
van 8 Mei 1904, schreef ik naar aanleiding
van de Damkwestie het volgende:
Waar, gelijk trouwens in elke gedijende,
motieven gezocht, omdat de mode, de
concurrentie en de hedendaagsche wijze
van voortbrengen, dat zoo verlangen."
De Groepen VI en VLv willen doen
zien, welk een tegenstelling er bestaat
tusschen de kamer, door een jong meisje
van thans bewoond en tusschen die,
waarin een dame der 18e eeuw zich
ophield. De heer Penaat wijst op de
dwaasheid, om plaatjes en waaiers" aan
den wand te hangen, hij veroordeelt de
baniboesstoeleii, meestal inet een dito
bij haar ontwikkelings proces zich steeds ver
vormende stad is waar te nemen, de tijd en
de omstandigheden breede gaten slaan in het
oude schoon, gaten welker aanvulling niet
steeds gelukt, bezit de Damkwestie eene des
te dieper ingrijpende beteekenis. Hier immers
wordt eene unieke gelegenheid geboden om
in het hart der stad een partij te scheppen,
die geroepen is om in samenwerking en aan
sluiting met het reeds bestaande den indruk,
dien het moderne Amsterdam voortaan zal
maken, zoo al niet te beheerschen, dan toch
een zeer voorname rol daarbij te spelen. De
regeling van die kwestie verdient dus wel,
met alle mogelijke attentie gewikt en gewo
gen te worden in alle opzichten. In dien zin
genomen zou het nog zoo kwaad niet wezen
als de gemeenteraad inging op het hem ge
zonden adres en de zaak voorloopig aange
houden werd. Wanneer dientengevolge nu
maar niet tevens kans ontstond, dat de
schutting om het terrein een blijvend sieraad
van Dam en Damrak werd, waarvan eens de
traditioneele oude inwoners, zich nauwelijks
de stichting kunnen herinneren."
In het jaar dat sedert verliep is de kwestie
echter geen centimeter nader tot hare
optheetafel, die op slinksche wijze onze
huizen zijn binnengesmokkeld." Misschien
gaat hij te ver, als hij het gebruik van
bamboes voor meubelen geheel afkeurt.
Maar dat het van weinig smaak getuigt,
een vertrek vol met Tapansche waaiers
te hangen, kan gereedelijk worden erkend.
De Engelsche schilder Whistler moet de
eerste geweest zijn, die in zijn atelier
zulk een wijze van versiering toepaste.
De heer Penaat vindt dit een averechtsch
gebruik", al acht hij veel geoorloofd, als
er slechts goede smaak bij wordt getoond.
Nu deze mode algemeen is geworden in
Europa zijn de Japanners in het groot
waaiers gaan maken, die niets meer van
de vroegere schoonheid vertoonen.
De heer Penaat wijst er op, dat een
hanger met foto's, door de grauwe kleur,
vloekt met alles wat in de kamer V!A
aanwezig is. Daar valt niets tegen in te
brengen, maar aan den anderen kant is
het toch begrijpelijk, dat iemand de
fotografiën der menschen, die hem lief
zijn, graag om zich heen ziet. Ook in
18e eeuwsche kamers hingen
silhouetSprtretten, in de aardige ovale lijstjes,
ie tegenwoordig, en te recht, weer zoo
gezocht zijn. In zulk een omlijsting
kunnen ook fotografiën wel voldoen.
Misschien zullen er menschen zijn die,
na zij in het boekje des heeren Penaat
gelezen hebben, hoe deze het hangen
van foto's aan den wand afkeurt, hun
portretten gaan afnemen, of die, verne
mende, hoe hun ameublement wordt
afgekeurd, het gaan wegdoen. "Wij be
twijfelen echter, of daar veel door
gewonnen wordt. Want als iemand,
jarenlang in een omgeving heeft gewoond,
zonder dat zij hem hinderde, bewijst
dit, dat zijn smaak er niet door gekwetst
werd. Hoe komt dan diezelfde persoon
er toe, plotseling te veranderen? Alleen
omdat hij zich den smaak van den heer
Penaat laat opdringen. Doch iemand,
die zoo weinig zelfstandigheid bezit, zal
telkens veranderen, als er maar weer
iemand komt, die hem wat anders
voorpraat. Er wordt geklaagd, dat er tegen
woordig zooveel snobs" zijn; een ten
toonstelling als die welke nu in het
Stedelijk Museum wordt gehouden, zal
dat aantal vergrooten, ofschoon dit na
tuurlijk niet de bedoeling der commissie
was.
De Groepen VII en VÜA geven keukens
te zien. De oude keuken is niet zeer
compleet. Wie er oen gulden voor over
heeft, kan beneden in het Museum er
een veel betere vinden, die door Mr. J.
E. van Someren Brand, den helaas over
leden conservator, werd ingericht. De
nieuwe keuken is al zeer pover, wat
blijkbaar door den heer Penaat erkend
wordt, als hij zegt, dat in het moderne
keukengerief een nieuwe kiem van schoon
heid ligt, van welke schoonheid echter
in Groep V!!A niets te zien is, daar het
moderne keukengerij van de beste soort"
er geheel ontbreekt.
Stoelen, in chronologische volgorde
langs den muur gezet, vertoont Groep
VIII. Hier moest natuurlijk genomen
worden, wat men krijgen kon; het ware
echter geenszins onmogelijk geweest, een
andere reeks te vormen, waarbij de 19e
eeuw in een gunstiger licht zou gekomen
zijn. Want tot 1850 toe werden stoelen
gemaakt, dia in menig opzicht aan hooge
eischen voldoen. Wat tusschen 1850 en
1875 werd voortgebracht toont ons wel
het treurige einde van de 18de eeuwsche
aristocratische stoelen".
Terwijl, wat wij tot dusverre bespraken,
zoomin voorheen als thans de woningen
van het eigenlijke volk stoffeerde, zijn
toch de proletariërs niet geheel en al
vergeten. Door de firma Meijerink Meijer
werden namelijk een paar arbeiderskamers
gemeubileerd, en wel de eene met wat
op het oogenblik het meest gevraagd
wordt, de andere daarentegen met zaken,
die zich meer aansluiten aan hetgeen
thans door onze moderne meubelkunste
naars wordt voortgebracht. Dat de tweede
kamer het verre van de eerste wint, zal
ieder beschaafd bezoeker dadelijk toe
geven. Maar het volk oordeelt anders.
Een schoonmaakster, die haar werk in
de tentoonstellingszalen verrichtte, bekeek
de twee kamertjes met groote aandacht
en vond het leelijke kamertje prachtig!
Het andere vond zij kaal en ongezellig,
voor de kostbare platen, die daar aan de
muren gehangen waren had zij geen oog.
Er zal nog heel wat water door de Maas
stroomen, eer het volk een anderen smaak
krijgt. Had de volksklasse vroeger zoo
veel smaak? Wisten toen zelfs de
aanlossing gebracht. Want dat het in de laatste
weken bekend werd hoe van eenige zijden
koopaanbiedingen, naar het heet ten bedrage
van zes ton d. i. weinig meer dan de helft
van het verwachte miljoen, aan de gemeente
werden gedaan, zou bij voorspoedigen gang
van zaken alleen kunnen leiden tot de be
bouwing van het bewuste terrein.
HetDamvraagstuk, wel verre van dan tevens te zijn op
gelost, zou dan eerst recht aan de orde komen.
Immers dan zou oh, blij verschiet!
de som ter beschikking staan, waarmede de
gemeente Amsterdam den Dam zou gaan
verfraaien. Kdpch, dan zou de nieuwe en
grootste moeilijkheid pas ontstaan: Wat te
doen voor die dubbeltjes 'i
Het spreekwoord, dat men dwaas doet de
huid van den beer te verkoopen eer het
beest geschoten is, houdt veel levenswijs
heid in en kan dengeen, die het betracht
voor ontgoocheling 'en voor een mal figuur
redden, maar wie het te letterlijk en te
konsekwent gaat toepassen, zal ongetwij
feld zichzelf menigmaal kortzichtigheid te
verwijten hebben. Laat mij er ter loops
aan herinneren dat nu onlangs het huizen
blok tusschen Dam, Beurssteeg en
KromElleboogsteeg in ne hand is, een blok,
zienlijken het mooie van het leelijke te
onderscheiden ? Tegenwoordig is men al
gauw geneigd, deze beide vragen in
bevestigenden zin te beantwoorden, of
schoon de geschiedenis zeker aanleiding
moest geven, om niet te boud te spreken.
Wat weet men eigenlijk van de inrich
ting der 17e eeuwsche arbeiderswoningen ?
Onze wetenschap berust op de
schildesinds 1660, geen kunstkracht genoeg meer
aanwezig was, om een oorspronkelijken
meubelstijl te scheppen.
Het publiek verlangde, wat in Frank
rijk smaak was; de rijken kregen de
nieuwste snufjes, de minder gegoeden
bleven een mode ten achteren. Van 1870
tot 1890 ongeveer gaf Duitschland bij ons
den toon aan, sinds kwam Engeland in
Groep VA. Kamer van omstreek&1;i880.
rijen en prenten uit dien tijd. Doch de
schilders en teekenaars hebben natuurlijk
geïdealiseerd, al schijnen zij ook nog
zulke realisten. En het geeft geen hoog
denkbeeld van den kunstsmaak onzer
17e eeuwsche patriciërs, dat zij de schil
ders, die wij zoo hoog stellen, vrij wel
geignoreerd hebben. Rembrandt ging in
1656 failliet, een gebeurtenis, waarvan
men, zoo men wil, het volgend jaar het
twee-en-halve-eeuwfeest kan herdenken.
Toen moest onze grootste meester zijn
verbazende kunstverzameling verkoopen
en werden zijn eigen schilderijen, in
grooten getale aanwezig, voor spotprijzen
weggegooid. De werken van Jan Lijs,
Both en Berchem werden in de 17e
eeuw heel wat beter betaald, dan de
beste stukken van Ruysdael, Hobbema
zijn plaats, en kregen wij meubelkunste
naars die hun krachten aan den van
Groot-Brittanje uitgeganen internationa
len stijl beproeven.
De voortbrengselen van die nieuwste
richting vallen echter nog niet onder het
bereik van de minder gegoeden, die zich
nu nog met de meubelen uit den iijd
van Napoleon III of uit dien van het
Duitsche fabriekswerk moeten behelpen.
Het zou zeker aardig geweest zijn,
indien ook interieurs van den laatsten
tijd ter vergelijking met het overjge in
het Stedelijk Museum waren opgesteld.
Menigeen had die liever gezien, dan vele
der toonbeelden van leelijkheid, die nu
te aanschouwen gegeven werden.
Laat ons hopen, dat de commissie zich
door een druk bezoek voor" de moeite,
Arbeiderskamer, zooals zij zijn kon.
of Van der Neer.
De meubelen die wij nu zoo fraai vin
den, omdat zij inderdaad een Hollandsch
karakter hebben, werden hier te lande
reeds omstreeks 16(50 door andere, in den
stijl van Lodewijk XIV, vervangen. Na
dien tijd maken onze meubelen al de
wisselingen, die de stijlen in Frankrijk
ondergingen, mede.
Sinds zijn wij aan het volgen gebleven,
waarin op zich zelf geen kwaad schuilt,
doch dat toch bewijst, hoe in Nederland,
dat door zijne vooruitspringen ie rooilijn
van groote beteekenis is voor het plan van
het Damplein. Komt het nu eens tot af
braak of verbouwing van dit blok, r een
ontwerp voor de verfraaiing van den Dam
is vastgesteld, dan zou misschien voor goed
de doorvoering daarvan onmogelijk zijn.
Wanneer de gemeente Amsterdam dan ook
tot den verkoop van haar terrein wacht
voor zij zich een duidelijke voorstelling wil
maken van de verfraaiing, die zij den Dam
zou wenschen te doen ondergaan, dan is
het hoogstwaarschijnlijk dat de kontiikten
niet uitblijven.
De verkoop van het terrein der oude Beurs
zonder dat tevens over den toekomstigen
staat van het overige deel van de oostzijde
van den Dam iets beslist wordt, kan het
buitengewoon moeilijk, zoo al niet onmo
gelijk maken om voor dit gedeelte te zijner
tijd nog eens eene bevredigende oplossing
daar te stellen.
Het zou wat moois wezen en Abdera
waardig als het eens blijken moest dat het
gebouw, voor den koopprijs van welks grond
de verbetering van den Dam moet worden
doorgevoerd, in de eerste plaats voor amotie
in aanmerking kwam omdat het den
hindie zij zich gaf beloond moge zien. Zal
ook niet aanstonds ieder bereid bevonden
worden om, na zijn bezoek aan het Ste
delijk Museum, zijn oude meubeltjes,
waaraan hij misschien gehecht is, weg
te doen, om ze door andere te vervangen,
wat zeker niemand zal eischen, allicht
kan toch het zien der mooie oude voor
werpen den smaak eenigszins meer
gekuischt maken.
A. W. WEISSMAN.
iiiiMimiiiiiiMimiiiiiniiiiil
derlijksten sta-in-den-weg was voor eene
verfraaiing van het plein !
Inderdaad, de bebouwing van het Beurs
terrein is een onderdeel, en nog niet eens
het belangrijkste, van het geheele Dam
vraagstuk. Het zou m. i. van kortzichtig
heid getuigen als men eene regeling der
details liet voorafgaan aan het geheel, als
aan een zoo belangrijk onderdeel be
gonnen wordt, eer vastgesteld is de
polossing van het ensemble.
Urbain Gohier heeft eens tot het Fransche
legerbestuur ongeveer het volgende
kompliment gericht: Notre grand tat-major
oublie toujours l'essentiel; a Madagascar
c'était la quinine, en 1870 c'était un plan
de campagne." Zal men nu over jaren er
op moeten wijzen hoe met eene overeen
komstige zorgeloosheid Amsterdam tegen
over het belangrijkste vraagstuk, dat bij
de modernisatie en vervorming van zijn
stadsbeeld aan de orde kan komen, stond
zonder eenigszins te weten waarheen en
wat het wilde, zonder plan de campagne"?
Het gemeentelijk plan is het resultaat
van een allereenvoudigst aftreksommetje.
Van het totale oppervlak besloten tusschen de
gevellijnen van Beursstraat en Damrak zijn