De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 14 mei pagina 3

14 mei 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1455 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. dicheyt vermaent en van den taefel des Heertn aft; behouden". 4) Het vergrijp behoorde echter tot de gedane zaken, die geeri keer nemen; weinige maanden later had de bevalling'plaatg. Vermoedelijk niet voor eerste maal, want reeds in 1(>52, op 15 Aug., werd een kind, dat Saskia met tot moeder kan hebben gehad, uit liet sterf huis op d« Breeutraat ?ebracht en in de Zuiderfcerk begraven. Volgens het doodooek yxn die kerk had dit kind tot vader: Rembrandt Lubbertez van Bijn. (Dit was een Felmjffcmt van den doodgraver, dieRembrandt Hsriueiisz. had moeten schrijven; de verpondinggboeken wijzen uit dat er destijds geen andere Rem b randt van Rijn op de Breestraat woonde). De gissing had alleszins recht van bestaan dat de meester alleen diiarom schroomde Hendrkkje te huwen, dewijl Saskia's testa ment hem het -vruchtgebruik der goederen van itus verzekerde tot hertrouwen toe. En zouder die inkomsten kon de in staat van insolventie verkeerende kunstenaar niet leven. Bij jojo faillissement werd haar door commis sarissen van de Desolate Bóedelkainer toege staan «nn een eikenhouten kast met inhoud (linnen, zil verwerk, en2. ter waarde van ?000) die reeds met Rembrandt's boedel was opge schreven, tot zich te -nemen indien zij wilde beëedigen dat die kast haar eigendom waf. Ware zij gehuwd geweest, en in gemeenschap van goederen, dan was haar goed ook met dat van Rembraodt verkocht geworden; of, wanmer buiten gemeenschap van goederen, dan hadden commissarissen den titel, krachtens welken zij afzonderlijk goed kon bezitten, wel dienen te vermelden. 5) Deze vrouw bieef tot haren dood des mees ters trouwe verzorgster eu gezellin. Haar portret in het Louvre-museum vertoont een tamelijk alledaagsch gezicht (doch wat bleet alledaagsch, onder het penseel van Rembrandt ?) toch een sympathiek gezicht, dat van een knappe burgerdochter." De zware oor hangers, de armbanden, het borstsieraad, liet boulwerk de mouwen en mantel toonen wel dat zij destijds voor Rembrandt geen dienstbode meer was. Hendrickje's gezondheid was wankelend; zij had reeds in Aug. Ib'ül haar testament gemaakt waarbij zij hare dochter Cornelia tot erfgename benoemde; of, wanneer deze zondtr lijffsgeboorte' mocht komen te overlijden, Titus van Rijn (i). Waarschijnlijk stierf zij vóór het jaar 1064, eu werd in d£ Westerkerk begraven. Sommige kunstken ners hebben hare trekken meenen te her kennen in die van de Venus, Cupido liefkozend. op de zich eveneens in het Louvre bevindende schilderij. Inderdaad, Rembrandt durfde wat aan: eene dienstmaagd uit den boerenstand te nemen tot dubbelgangster van de olym pische godin, fille de l'onde atnère !'' (Slot volgt.) S. KAI.IT. 1) Oud Holland 18.S7. p. 212. 2) l' Art et les Artbtes Hollandais I p. 83. 3) Aemstel's Oudheid. V. De kinderen van Rembrand.' 4) De Xavorscher 1893. p. 42. 5) N. de Roever. Een huwelijk van Kembrandt. (Oud Holland 1S83) 6) ld. Wiiln Kloos (w r F, ScMilr Willem Kloog etelt in de jongst versche nen aflevering van De N'ienwe Gids de lessen op school in de Fransche letterkunde tegenover de Duitsché, mei r in 't bizonder de bastaard-klassieke drama's van Raciiie en Corneille, .eu de romantische van Victor llugo tegenover de tooneelwerken van Schiller. Al het zoogenaamd klassieke" vonden wij, jongens, zegt Kloos zoo vervelend als hef lang was. Doch hoe anders dan bij die meer-of-min der drukke, maar altijd koud-knappe Fransche uiterlijkheden, voelden we ons in de Duitschéles, als b.v.: Schiller's Maria Stuart" werd behandeld ! En wij, jongens, hadden daar gelijk in : wij voelden dat zuiver, want Schiller, ofschoon men hem niet kan noemen een realist, staat, ondanks zijn tragische helden-paiade, toch veel dichter bij den modernen smaak, dan de uit een eenzijdig begrip der antieke kunst geborene koud-harmonisehe kunstconstructies der oude Fransche meesters, of het sonore tweede hands gewildebras van Victor llugo. Want wat die klassieke Fransehen, die, als menschen, veel onbeduidender waren dan Schiller, meestal misten, wat tenminste maar zelden in hun kunst voor den den dag kwam, had Schiller daarentegen, onder-door al de iimiiittiiiiimiiiiiiiiiuiiiiHi EEN HANDVOL GOUD, DOOR GQSTAV FREN*SSENT. III. (Slot). Het meisje schudde 't hoofd : ik heb hem niet gezien, moeder, maar ik zal eens naar hem omzien als ik weer terug ben en als ik hem ontmoet, zal ik hem groeten." Ach ja, doe dat! Hij heeft in 25 jaar niet geschreven. Zeg hern dat ik nu twee en-tachtig of drie en-tachtig jaar oud ben en als hij mij nog zien wil, het dan hoog tijd wordt. Xietwaar, dominee ?" Ja, moeder Thorrnahlen, het wordt tijd, hij moet komen!" Ach ja, alles is verkeerd ... Als gij hem dus ontmoet, groet hem dan." De vreemde knikte : Ik zal 't zeker niet vergeten, moeder," zeide zij vriendelijk. En toen we verder gicgen, hoorden we ze nog zeggen : Alles is verkeerd." Dat was namelijk haar gewone stopwoord. Xa eenige schreden stonden we in den tuin. van Peter Goud. Hij zat op de bank en toen hij ons zag, stond hij op. Zijn oogen bleven op het meisje naast mij gevestigd. Ik trad vlak langs hem heen. God heeft het goed gemaakt, buurman," zeide ik, deze hier is Liddy !" Liddy?! Liddy?!" schreeuwde hij. Hij drukte de vuist tegen 't voorhoofd, liet zijn stok vallen en strompelde achterwaarts. Hij was een zware man en door de jicht.geplaagd. Ik ben het, grootvader, en ik moet u een groet brengen \an mijn moeder, uw dochter." Als het niet waar is!" bracht hij met moeite uit. Ge zijt niet, Liddy !" Als ge mij niet gelooven wiit, zeide moepraehtig-school sche manieren van zijn werk, geweldig sterk: de menschelijkheid, bedoel ik, Xaar haar voorkomen te beoordeelen is Sehüler's- kunst een oratorische: zij doet nadrukkelijk-klinkend, met kracht en klem verzekerend, en bij 't accent van die stem, die ons wil overheeren, ziet men tegelijker tijd als een gebaar, dat tot eerbiedige aan dacht dwingt. Is men nog jong, dan sugge reert ons dat alles in sterke mate: men voelt dat rnen met een groot man" te doen heeft, en krijgt geestdrift voor dien overweldigenden mensch. Maar is men eenmaal de 40 voorbij, dan voelt men, onder alle appreciatie door, toch wel een heel klein beetje vriendelijke stnaling hier en daar spontaanlijk in ons opkomen, men gaat Schiller een weinig naïef vinden met zijn idealisme" .en voelt zich meer aangetrokken tot Goethe, die bijeedrustiger was en meer wereldwijs. Want, laten wij 't maar erkennen: Schiller was, met al zijn hoogheid en al zijn qualiteiten, niet precies een der kunstenaars van de allergrootste soort, die door de bovenaardschlijkende macht van hun genie, dat door ieder hunner volzinnen, ja, woorden heenstraalt, one doen vergeten, tei>wijl wij hen lezen, dat wij 't eigenlijk niet met hen eens zijn, kortom die ons hun levensvisie, hun gezicht op de dingen, gedurende de lezing, geheel en al accepteeren doen. Schiller was eigenlijk een lyrische natuur, die inwendig altijd bewogen werd, die voort durend bruiste en lyrisch reflecteerde, maar wiens emotie op verstandelijken grondslag stond. Schiller was een dramatisch voeler, zich uitsprekend in oratwischen trant. Zijn lyriek mist artistieke en psychische fijnheid: zij kan een breeden gang hebben, maar men zoekt er vergeefs nanr eigenlijk-gezegde indi vidualiteit. Slechts van tijd tot tijd, zooals in Die Gotter Griechenlands', waar het innerlijk gevoel overal klaar door de gedachte heentrilt en deze doet dansen in plastisch beweeg, is Schiller s lyrische kunst weten uit te stijgen boven de traditie s der achttiende eeuw. Over 't algemeen mist Schiller, als lyricus te veel het onmiddellijk-gevoelde directlijkgezegde of in. a. w. het literair-naïeve, wat die wonier-van een-mensch, de levenswijze en geniale Goethe, zoo vaak laat zien, terwijl hij tegelijkerlijd weet, dat hij 't laat zien. Doch daarentegen heeft Schiller wél, 't geen Goethe weer meer ontbrak, een steik ver mogen van geestesconcentratie, van y>lagtische vertastbaring zijner psychische energitën in een of meer middelpunten, waardoor hij de krachtige dramatische dichter is geworden, die al otterde hij, naar onzen smaak, te veel aan de klassicistische redenoeringsrradrie, toch genoeg moevement geeft, om bij do vertooning te boeien, en genoeg geestelijken inhoud en zuiver-artistieke kwaliteiten om bij de lezing met bewondering te slaan, -S- -XDe indruk, die zijne stukken maken, wordt voor een deel veroorzaakt door dcinwendiglyrische geestesgesteldheid van den dichter, waarmede hij den lezer suggereert, en d;e soms -zelfs zoo sterk wordt, dat de tekst zelf lyrisch gaat doen, zooals uit de Jungfrau j von Orleans" en Die Braut von Messiiia" | blijkt, en ook uit die bekende plaats in Maria ' Stuart", waar de gevangen koningin even in den tuin mag komen, met de, vo jr haar, achteralfe bedoeling, dat Elisabeth haar zal kunnen zieri. Schiller is geweest een geestelijke Macht, die, al mogen de tijden eu de inzichten ook zoo anders zijn geworden, en naar wij hopen, wat ver.ler gekomen, nog altijd zoowei onzen diepen eerbied als onze aanhankelijke liefde verdient en ook deze hij de lateren zal blij ven veidienen, om de grootheid van zijn willen, zijn beminnelijkheid van voelen, zijn geslaagdheid in 't volbrengen, waardoor hij altijd staan blijft als ne in de, rij dier groote figuren, die met recht en met rede een eerlijkgemeeiide buiging van ons eisc:it. Abeideen hem tot die onderscheiding uitverkoor, daar wij een groote massa even be kwame noveliisten hebben, die beter Engelsell dan hij schrijven. Mr. Maartens (iedereen weet dat dit zijn aangenomen naam is, zijn geslachtsnaam is Van der Poorten Schwartz) werd te Abenleen omschreven als een van de talrijkste kunstbeoefenaars van een wel onderwezen volk, vertrouwd met nieuwere taal- en letterkunde .bekend met de zelen en gewoonten van elke beschaafde natie. Het is ons bekend dat hij Engelsen schrijft met een aangeboren zuiverheid en dat hij een keurigen stijl bezit, welken maar weinigen die het Engolseh als hunne moedertaal spreken kunnen bezigen."" Over 't algemeen is dit waar, doch in dat oordeel is zekere zucht om mr. Maartens hooger aan te schrijven voor zijn meester schap in de taal, niet te miskennen." Xog vermeldt Tl/e Ry start der dat The distinguished Dutch novelist" veel tijd te Parijs en in het Zuiden van Frankrijk doorbrengt en te Londen lid van verschillende clubs en vriend van onderscheiden voorname Engelsche schrijvers is. Een photo beeldt hem af in zijn auto-kar. BOEKAANKONDIGING. HORACK VAN" OFKSL, Unt Armee de, pauvres. Meindert Boogaerdt Jun., uitgevers, Rotterdam?Anvers. Dit boekje vormt een ernstige aanklacht tegen het Belgische legerbestunr. Zijn er werkelijk toestanden in het leger aan gene zijde der Schelde, zooals Horace van Ollel ze ons beschrijft, dan hebben de autoriteiten in Belgiëjaren lang hun plicht verzaakt, en dan drukt niet minder op vele officieren de schuld van schromelijke laksheid, zoo niet erger Intusschen zij men voorzichtig in het nemea van conclusicn. Heeft b v. de schrijver genoeg buiten zijn vaderland gezien, om te kunnen verklaren : er is geen leger ter wereld waar het kader zoo laag op den ge woon soldaat neerziet als in let Belgische leger?" 't Is zelfs de vraag, of de toestanden hier met zulke schrille kleuren gemaald, geen uitzondering vormen in dit leger, al blijft het ergerlijk, dat zij bij uitzondering zouden kun nen voorkomen. Voor ons die er buiten staan ? schuilt nog een ander gevaar in dergelijke, lectuur. Zoo licht is men geneigd te zegden : nu dan is het bij ons toch veel beter, eu susten wij op die wijze niet alleen ons geweten, maar trach ten wij ook de klagers van boord te houden, terwijl het niet de vraag is, of ons, leger de vergelijking niet het Belgische kan doorstaan, maar wel, of wij aan het moreel en physiek van on/e levende strijdkrachten dip zorg en toewijding besteden, welke door allerlei om standigheden worden geboden en waarop onze landskinderen recht kunnen doen gelden. F. Maarten Maartens. In de vorige week beeft de Universiteit te Aberdeen den honorairen graad van L. L. D. (Leguin Doctor) toegekend aan de novellisteu Thomas llaidy en Maarten Maartens. The l'ytitDider van 3 Mei j.l. schri. ft over onzen landgenoot het volgende : Du positie van den laatsten novellist is geluel eenig en te recht draagt hij er roem op. Een Hollander die een erkend Engelsch schrijver is, geëerd en gevierd in GrootBrittanje en America, ofschoon met weinig naam in zijn eigen land. Hoe dit zij, mij ontbreekt eeuigszins het rechte begrip waarom iiiiiiiiiiiiiliiiiliiiiiiiillimiiillimiiiiiiiiillliiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiii der, moet ge mij in do eogen zien ! Ze zegt (.lat ik de oogen van grootmoeder heb." Ja, ja, die was ook zoo groot en haar oogen hadden die kleur." Als ge echter nog niet gelooft, moet ik over het goudkwarts spreken. Verder heeft ze niets gezegd; alleen dit : Spreek over het goudkwarts!" :' Peter Goud liet het grijze hoofd zinken en haalde diep en zwaar adem. Toen zag hij somber naar haar op. Wat wilt gij hier? Waarom hebt gij die groote reis gemaakt ? Hebben uwe ouders u gezegd dat ik rijk ben ?" De kleindochter had -zich hoog opgericht en uit de blauwe oogen vloog een trotsche vlammende blik. Wij hebben uw geld niet noodig we hebben genoeg te eten en te Irinken en we gaan alle ja ir een keer naar Frisko, om iets van du gioote wereld te zien, Dat is ons genoeg. Als ge echter meent, dat mijn moeder mij om der wille van 't goud gestuurd heeft, zoo kan ik u zeggen, dat moeder rijker is dan gij en wij allen; want ze is bij den goeden God.' Uw moe-Ier? Is ze dood?" Ja! eu ik moet u haar laatsten groet brengen." Peter Goud staarde lang voor zich heen, onbewegelijk; maar ik geloof dat zijn ziel in deze oo^enblikken ve.rweg reisde en aan twee graven stond aan de overzijde van het water, een oud graf eu een nieuw. Daarna richtte hij zich op : Het is goed," zeide hij zacht. \Ve zullen morgen meer met elkaar bepraten. Kom in huis." Toen hij zag dat ik Liddy goe iendag zeide, keerde n ij zich om en gaf mij de hand. Een paar dagen later begon Pe'er Goud te sukkelen; hij veiloor alle eetlust en 't duurde niet lang of hij kon niet meer loopeu. Xu zat hij in zijn leuning^toe! en keek naar buiten, naar de plaats. Hij was stil ge\vor 'eu. l iiïdy, die hem op 'HQ&ZOM bun llllllllHlllllltUlllllllimilClIlllllllilIHIIIUtfl Busten Baet, Geachte he> e liedaldeur ! In u\v blad van 4 Mei, dat mij onder de ogen komt, vind ik in de rubriek Tij 1schriften ' een brief aangehaald van mevr. Bosboom Tou-saint, wier mening tegenover <lrf mijne wordt gesteld.- .Mag ik echter op merken, dat ik Huet geenszins heb aange vallen in zijn kritieken op buitenlandse schrijvers, doch ik hem heb besproken als beitirrdt'linti' onzer eii]i:n, ?\'ederl,findxe h'ffn'kimde en zijn grote onbetrouwbaarheid als zodanig wenste aan te tonen. Ik heb in mijn artiekel zeer duidelik deze. bedoeling om schreven en er op gewezen door het bijbren gen van voorbeelden, hoe, ree.Is zonder de dichters zelve te kennen, deze onbetrouw baarheid blijkt uit de veelvuldige tegenspra ken door hemzelf. De buitengewone uitge breidheid der onderwerpen in zijn talrijke boeken Iaat mij niet (oe, mij een oordeel te vormen o .'er al hetgeen hij heeft neerge schreven. Ik wens daarom een verkeerde voorstelling uit de weg te ruimen, en de aandacht er op te vestigen, dat ik mij er toe bepaa'de hem te beschouwen aN kritiekus van onze nationale letteren en dat hij als zodanig mijns inziens, veel kwaad heeft ge sticht door on/-.e dichters, vooral onze grootste, verre, te onderschatten en met een buiten sporig gebrek aan eerbied te behandelen. Wat zijn Dante-studie betr< ft, ik kun me iMmiiiiilmmiiiilliiiliiiuiiifin een rustige, bezige manier verpleegde, meende in 't eerst dat hij voor alles onverschillig was. Inderdaad stelde hij in den veldarbeid en den toestand van 't vee niet. 't minste belang. De arts sprak van een lichten aanval van beroerte, die zich op den leeftijd van den patiënt en met zijn zwaar lichaam licht herbalen kon. Ik vroeg I.iddy : Hoe gedraagt hij zu!i tegen u V' Hij is vriendelijk," antwoordde zij, ..bijna week, maar hij spreekt weini.'. Als hij spreekt, heeft hij 't over grootmoeder en moeder. Bij deze beide zijn al xijn geJachten." Na een poos glimlachte zij zoo voor zich heen. Wat hebt g,', kind V' ..Ik lees, u-deren avond een kort stuk uit de evangeliën voor. Kerst zette hij een boos gezicht, later liet bij iiet stil begaan." Den anderen dag ging ik naar hem toe. Het was zoo teg-n de'i avond, in de sche mering. Toen ik in het stille huis trad, kwam Liddy me in 't half' donkere voorhuis tegemcet. Terwijl ze mij een hand gaf zeide ze met fluisterende stem : Grootvader slaapt .'" en ze wees naar 'n breedo deur van de huis kamer, die -.v ij d open stond. Met zachten tred gingen we over de tegels. Daar zat hij in 't lage, groote vertrek in zijn leuuinsstoel met 't gezicht van ons af. Hij sliep niet, hij was in diepe, ontroerende gedachten eu be woog heftig het grijze hoofd. Fn toen kwamen ook de woorden. Zeer klaar en duidelijk drongen ze tot ons door, die stil iraast elkaar op den drempel stonden. ,,/e heeft niet veel van 't leven gehad. Ze zou waarachtig beter af zijn geweest, als ik hier gebleven was. .. als een knecht ofdaglooner. l-'.en ellendige, slavernij is 't geweest en de zweep over baar! .. over haar! Kn ze had ztrlk zacht haar en zoo jonge, zachte oogen . . . IHe. straalden toen, toen l zeer wel voorstellen, dat mevr. Bosboom Touasaint die veel beter vond en aangenamer te lezen dan die van prof. Gunning. Toch zou ik ook daar kunnen vragen of hij wel voldoende het overweldigende van Dante's gedicht heeft vertolkt, of voor hem de Com media is, zoals ik haar zou willen zien, gelijk de heilige driehoek, de falanx Gods, waar mede de ondeugd bestreden wordt, zoals Vondel die in de Lucifer" beschrijft: Gelijk een driehoek steekt en straalt op [ons gezicht, Men zag een enkelheid in een driepuutig [licht Zo spiegelglad, gelijk een diamant geslepen. Of Huet niet dwaalt, waar hij van een terecht beroemde episode zegt : Hij ontheiligt den Louteringsberg door naar het hoofd van Flo rence en de Florentijnen de bitterste verwenschingen te slingeren," of waar hij Dante, die zijn eitren partij vormde, een Gibellijn geworden Guelf noem' ? Doch al ware zijn Dante-studie nu noch zo mooi; ik heb er juist ov.er geklaagd, dat hij met de werken van talrijke buitenlanders in zijn hoofd onze eigen nationale letteren zo groot onrecht heeft, gedaan in de hoofd stukken, welke hij in het biezonder daaratn wijdde. Men make dus een onderscheid tussen mijn oordeel wat betreft zijn houding tot onze vaderlandse letteren en een beschouwing van zijn overige krietiese nalatenschap. Is het niet recht, dat ik in de eerste plaats (eu onderzoek heb ingesteld, hoe Huet onze schrijvers heeft behandeld, dat ik het betreur, dat hij zich aan onze grootste dichters in het biezonder en onze gehele literatuur in het algemeen zo zeer vergrepen heeft, hetgeen door de losheid en levendigheid van zijn stijl een dubbel slechte invloed heeft gehad? liet verwondert me niet, dat Huet heeft voorge steld -een vreemde taal als moedertaal aan te nemen, doch wie, die de schoonheid van onze taal kent, zal zulk een voorstel beamen? Dante deed anders en verhief de volkstaal ten koste van het Latijn. Wel beweert Huet in zijn hoofdstuk over deze: Ken volk eert onwillekeurig als een godsgezant den grond legger zijner taal," doch we bespeuren daar van niets bij hèn. In de brief van mevr. Bosboom Toussaint wordt de volgende zin in uw blad gekursievcerd : Machtig groot is toch uw talent om om iets klaar v-oor te stellen, en behagelijk aan te bieden." Wie betwist dat? Ik ook heb mijn artiekel ingeleid met de woorden: ik wil geenzins ontkennen, dat hij een biezondere plaats inneemt door zijn leniu'e stijl, zijn fraai proza, door menige snedige opmer king'', en noch elders hulde gebracht aan zijn stijl, al misbruikt hij die om onze let teren te, bespotten, zo lat hij ons vaak tot een ergernis wordt. Ik verzoek dns mijn mening te te begrijpen, ik wens alleen dit op Huet aan te merken, dat zijn oordeel over onze, (vooral onze voor naamste) schrijvers zowel onbetrouwbaar, ongelijk, als onrechtvaardig is. Het komt me voor, dal de wijze, waarop ik in uw blad word trenoemd, zeer licht tot misverstand aanleiding zou kunnen geven, en daarom wenste ik mijn standpunt gaarne in het licht te stellen. l' ten zeerste dankzeggend voor de plaatsing dezer regelen. 's II a g e, 4 Mei. VAN EI.RIM.. De bovensta inde reg. h n werden door mij ingezonden aan de .\/emr, Hotlerdnmtche <_'oi<mn1. Mij dunkt, d.it de beleefdheid en recht-'aardigheid hadden geëist, dat het blad dit siukje had opgenomen; nochtans is dit niet gebeurd. De ruhtkteur geeft mij geen enkele reden voor zijn weigering op, en neemt voor x.ijn lezers een bonding aan, of hij een partikulier schrijven van mij heeft ontvangen, waaruit hij niet nu er overneemt dan hij nodig acht, zegge n enkele zin. In plaa'.s van mijn schrijven af te drukken, geeft hij mij een vaderlike berisping en roemt noch eens het oordeel v?.n mevr. Bosboom T. tegenover het mijne. Aldus spreekt, hij : c'est Ie ton qui fait la chanson. Kir aan den toon waarop de, tot nu toe onbekende, heer Elring ge meend heeft over Huet te mogen richten, hebben wij ons geërgerd. Tegenover dit u toon*) wijzen wij met vreugde <>\> de iraardeerinij *) van iemand als mevrouw Bosboom, zelve kunstenares" Zo wendt zich -lus de rcdaktcur van de inhoud van mijn artiekel af en verwijt mij de toon trvan. Is dit echter waar, dat bij zich geërgerd heeft ? Mag ik hem in herinnering brengen, wat hij in Febr. I',i04 omtrent mijn artiekel zeide. Ik geef het hier letterlijk weer: Opzienbarend is een opstel, onderteekend lililiiiiiiiiiintiiiini iintiliiiitilMiiiMifiiii van Elring, over Huet's beoordeelingswijze. Het past wel *) in Groot-Nederland," want de grondtoon is de klacht *) dat Huet geen eerbied genoeg heeft gehad voor Hollandsche kunst. Speciaal aan Vondel klaagt van Elring heeft Huet zich vergrepen. Maar aan dezen. geenzins alleen." Waarna de slotalinea s van mijn artiekel worden aangehaald zonder enig protest. Hoe komen deze plotselinge ergeinissen bij de redacteur na een jaar tijds ? Huet, die zijn serie artiekelen op zo schandelike (volgens De Gids op zo schitterende) wijze opende met zijn hoofdstuk over Vondel, zal toch door een ander waarlik niet met fluwelen woorden worden aangepakt, hij, die zelf nooit de hand schoenen gebruikte. liet niet opnemen van mijn korte ver dediging en het verzwijgen van enige reden wekken ten zeerste mijn bevreemding. Ik teken protest aan tegen zulk een optreden. En nu de redacteur nochmaals de brief van mevr. Bosboom?Tous?aint tegen mij uitspeelt, wil ik dan ten overvloede opmerken, dat zij haar oordeel geg-sven heeft, blijkbaar roordat zij Dante zelf had gelezen (hoe kan zij zich zonder Dante een voldoend juist begrip vormen, om dit oordeel over Huet uit te spreken ?) en geen andere kennis had van de Danteliteratuur dan een boek van prof. G., dat ze met moeite uitlas. Mij dunkt, dat een argumentering met zulk een brief, noch wel op een geheel verkeerde plaats aangehaald, al buitengewoon zwart moet heten. U, geachte heer Redakteur, dankzeggend voor de plaatsing dezer regelen. 'sHage, 6 Mei. VAN EI.RINO. *) Ik kursieveer. A A X T E K K M X (-f. Van belang acht ik debiief van mevr. B. T. over het behoud onzer taal,; die niet door de heer De Meester is aangehaald, waarin zij Huet's opzet onze moedertaal prijs te -geven fel bestrijdt, zij acht dit zelfvernietiging. Doch zij bemerkt niet, hoe Huet's kritieken over onze letteren daar nauw mee samen! >pen, zij zegt dan (ik kursieveer een deel : Gijzelf, gij zoudt er ook bij verliezen; geld was er mogelijk mee te winnen, als wij in'tfransch schreven, maar wit' zou in Frankrijk l.urt of i mg lieliben mor uice afschriften, die bij ons zoo genoten en onderscheiden worden, juist als ze over Hollandsche litteratuur loopen." In hoeverre die ondescheiding verdiend was, laat ik aan de lezers over te beoordeelen. v. E. NIEUWE UITGAVEN. Leren, kunst en mijst'n-k, door L. E. J. BROUWER. Delft, J. Waltnran Jr. Dn hiatfte d'iyen run Pompeji, door Emv. T!ri.\VF.R LYTTO.V. Vijfde goedkoope druk, Amster dam, Pb. van Kampen ec Zoon. . Hel jorii/e leren, hoe hel Ie kiveeken en IR lieacliermen. Ken boek voor ouders en opvoeders, door j ELISE VAX OAI.CAH. Leiden, Geb-. v. d. Hoek. jiijdriiijen en i»ed,dfel,inyen run hel Ifittorixclit Genootn-lHiji, i'tie deel. Amsterdam,.Tob. Muller. De macht vanden geest". Bibliotheek ter verspreiding van de kennis der geheime weten schappen, No. 2, Mi'/hoiien roor liet optrekken en ri-rzumeleii run kraeliten, nanr liet Engelsen, van KKXK.-T LOO.MIS, bewerkt do«r J. Borssox r>K T.A Rivii:i:ic. Uitgegeven dooi' de Vereeniging voor psychisch onderzoek te Amsterdam. ]'frxt.t<y over bet voorgevallene in de ge meente-verzamelingen in f 9(14. ;uui burgemees ter en wethouders aa'igcboden dour de vaste Raadscommissie van bijstand in het toezicht op het oud-archief der gemeente. tl nu om te<ien het /nn'i/i</f iK'ii'ftr.-if. door X. N. Oud-Beierhu.d, firma W. lloogwer!' Azn. \\et1ehjke reijel nrf ran den re<'ltl^toe*toinl dt r lii'iintlfcliC Chr''»tentn alx ltr>of,f:nrik en Omkeeiiinj ra-» tien m-litxtoetimd run a!,!e andere irifie-etenen ran Xedtrl<i:<,dxrh-]'n<i'ii' ah hij:aa/.", door mr. .ILSTI s. Batavia, 11. M van Dorp A ('o. J. WOKP, Kleine m>/zuk'e< r foor on<l nr,ij:erf i/ei' tti/jei'i' Ki-liool en muziekliene/"ennars, bewerkt en uitgebreid door S. VAN MII.I.ICEN, 12de druk. Groningen. J. B. Woltcrs. Xrltillerfeier te 's (Ireirenl.age KS05-9 J/ci' llidn. feestrede door E. F. KOSSMAN.V. Met eene Xederlandsche Schiller-bihliographie, door \VorTI-.-K Xr.i/ioFj-, Den Haag, Martinus Xijhoil'. DI' 'el.'ïnkroon o/t/jefchreren ilnor II. B., uit het Fngelsch vertfiald door M. Amsterdam, Dn Theosofische Uitgevers Maatschappij, V'ier li: ini/en on i' axtro!o(/ie, door ALI.AX LKO, 2e druk, uit het Eugelsch vertaald door CI.ARA STKKVI;I:I.. Amsterdam, Do Theosofische Uit gevers Maatschappij. l'ro en ('oulra, Stenografisch verslag van het i politiek debat, gehouden te Gouda op (i April limötusschen mr. M. W. F. Tienh en II. Oh. Vegtel. Gouda, J. T. Swartsenbuig. ze met me wegging... in den iranescbijn...." llij strekte den arm uit en wees op tien weg, aan weerskanten, waarvan de wil fe sleedoornboschjes stonden: ,.l'i'nir ging ze met mij uit haar vaderland, uit haar geboorteplaats en van vader en moeder weg. . . . En ik zelf? Als ik 't geluk bij elkaar tel, dat ik had... in vijftig jaar? Dat is weinig, erbarmelijk weinig. Dat zijn, geloof ik, in 't geheel geen vijf weken! Toen ik met haar over 't water voer naar het nieuwe land! Zij behoorde mij en rondom ons ruischte de groote, oneindige zee. Toen was ik geluk kig.... Later, toen ik de nieuwe aarde be trad, werd ik voortge*leurd... voort... altijd voort, tot ik den ellendiajen klomp, den groenen, in de hand had, den verdoemden groenen steen." llij leunde moede in den stoel terug en vervolgde stiller : Ik heb ergens iets verkeerd s;e laan. Ik ben ergens van den weg afgedwaald. Ver keerd ben ik gegaan ! Ergens hel) ik den Zundagsehen jas verloren en ben in lompen verder gegaan. Ergens verloor ik al mijn gouden schatten : liefde en trouw, gelooven en bidden.... Ergens verloren mijn oogen den zachten glans.. . en werden begeerig en hard.... Waar was 't toch? Waar gebeurde 't toch?... Ach, daar was 't, toen ik van boord kwam en den goudzoeker ontmoette, die mij een groenen steen liet zien, honderd dollar waard ! Een ellendigen groenen steen ! Toen! Sedert ben ik achter den groenen steen aangeloopen. . .. Tot ik hem had ! . . . Een handvol goud." Hij slingerde de, gebalde vuist van zich af. Weg met den steen ! . . . Ellendige steen !... O, had ik nog een enkele maal haar gezicht voor mij . . . die .zachte oogen en dat blonde haar... Neen, alleen baar gezicht zooals 't op 't laatst was, stil en vol kommer ... uitgeleden ! En 't gezicht van mijn kind ! . . . Toen legde I.iddy haar beven Ie handopiuijn iiiiiiimiiiimiiiijii llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIUIIIIIIlut arm en trad alleen aan zijn stoel. Hij schrok niet, hij zat stil terwijl zij zich over hem boog Laat de dooden rusten, grootvader, ' zeide ze met een diep ernstige stem. Laat ze rusten ! Die hebben 't goed ! Zorg gij maar dat gij den weg terugvindt waarop uwe dooden gingen. Gij zegt dat ge hem uit 't oog verloren hebt." Het ijsgrauwe hoofd zonk diep op do borst. dan zeide Peter Goud langzaam en met moeite : Geef den steen aan den dominee ... hij moet hem aan een museum veikoopen en voor de opbrengst moet hij wat goeds doen, iemand mee blijde maken. Maar hij moet niet zeggen van wien het goud komt. Hoort ge, kind ?" Den volgenden morden zeer vroeg, t rail Lidd v in mijn kamer. Met uitgerekten arm legde zij het groenjg glinsterende erts op de schrijftafel: Hij heeft den geheelen nacht niet geslapen," zeide zij, hij zegt dat hij vandaag nóg sterven moet. En ik geloof dat hij gelijk heeft. zijn kracht is weg, zijn adem zwak. Hij strijdt met moeite tegen flauwten.'.' Ik ging weer met haar mede. Toen hebben wij een stille ston ie door gebracht, wij beide alleen, IVter Goud en ik. Hij was vriendelijk en week. Tegen den avond ontving hij het heilige maal *). De zon scheen schuin in het groole vertrek op zijn bed. De zonnestralen v..mkelden om den gouden beker dien mijn hand omvat hield. Hij zag met vochtige oo^en, half verstrooid op het flikkeren en vonkelen : Een handvol goud !" zuchtte hij. In denzelfden nacht stierf hii. '-'?') In deluthersche staatskerk is hel avond maal niet alleen kerkelijke plechtigheid, maarwordt 't ook in huis (Hausgemeindel en aan zieken en stervenden toegediend.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl