De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 14 mei pagina 5

14 mei 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1455 DEA M STERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. VOORDEELEN van den alom gerenommeerden AROMA om te kruiden. aan groenten, vleezen, sauzen, soepen en zwakke bouillon.. Hierin eemg en onovertroffen. i* Fijnste Aroma »o Hi+nret Itnnrffdnlin ' wees vooral spaarzaam in 't gebruik, daar de oorspronkelijke smaak t- UIlPi Oi wUUl UOPIiy , ,jer gerechten wei verhoogd, doch niet verdrongen moet worden. 3°BméJkkelijkSte IR gebrUlk in tegenstelling met de vaste extracten. ~?~~~~~~?""^ | Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal' vanaf 30 cent per flacon. j Agentuur voor Nederland en Koloniën PAÜl HOEN, ImsWaa. MAGQrs onderscheidingen: 5 groote Prijzen, 30 Gonden Medailles. 8 Eere-Diploma's, 7 Eere-Prjjzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parjja. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiaiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiniii E Jammer, maar begrijpelijk. ft De heele reformbeweging is te kliekerig, onwillekeurig verbindt men er de astraallichamen van oudere kolonie-dames mee. Te veel wordt er ook gepraat over het leelijk" der nieuwe kleeding, en daarbij vergeten dat toch de gewone, de nette" manier van zich te kleedeu, hoe gracieus ook voor 'n Parisiennetje, dikwijls slechts gekarikaturiseerd wordt door de Hollandsche vrouw. Maar van twee dingen die leelijk zijn, zal bij de meer derheid der menschen, dat van beiden waaraan zij gewoon zijn, mooi, en dat wat hun vreemd voorkomt, leelijk heeten. Al het doordraven maakte, dat men de kern der zaak voorbijzag, en niet trachtte of niet wilde zien de goede idee die toch aan bijna iedere beweging ten grondslag ligt. Al haaiende vergaten ook de draagsters dier idee, dat een hygiënische, gemakkelijke dracht voor het jonge geslacht het eenieje moest zijn, waarvoor in het openbaar propaganda gemaakt behoorde te worden. Zoo kwam het, dat nog te weinig moeders, die zelf het corset trouw bleven, dit toch aan hun dochters, als van-zelf-sprekend, ont hielden. , De medici zijn het zoo roerend oneens over het al of niet schadelijke van het corset, dat volwassenen vrijwel kunnen dragen wat ze willen: het dessous-réforme of het vermale dijde pantser. Aan beide zijden zijn autoriteiten te consulteeren, die aanraden, wat de patiënte zelve het liefst is. Iets anders is het, of we, na al wat er tégen het corset gezegd en ge schreven is, er onze kinderen nog in zullen steken. De verstandige moeder zegt hierop energiek neen". Zy ziet in, dat er een kern van waar heid moet zijn in wat de tegenstanders van het corset zeggen: is niet sen steunsel, in iederen vorm onnatuur? Nu moge zulk een steun zwakken, ziekelijken vrouwen nuttig zijn, en haar die zich er sinds jaren aanwenden een noodzakelijkheid: maar er is geen enkele reden om jonge ruggen tot een zekere hulpbehoevendheid op te voeden. Waar wij de steunkracht der spieren ver vangen door een mechanischen steun, zullen deze, zich als natuurlijk gevolg daarvan, min der ontwikkelen, verminderen van elasticiteit en omvang, en bij drukking zelfs tot atrofie overgaan. Evenmin als het vrouwelijk dier, heeft de vrouw een onnatuurlijken steun noodig. Maar van af de prille jeugd moet dan ook het lichaam der aanstaande vrouw gelegenheid worden gegeven, zich krachtig te kunnen ontwikkelen, tot het den graad van weerstandsen uithoudings vermogen bereikt heeft, die tot het dier van zelf' komt. En de natuur zorgt dat het jonge menschenlichaam ook vanzelf, sterk wordt, zich zelf ophoudt en zich beweegt met natuurlijke gratie, indien de beschaving" haar hierin niet tegenwerkt. Daarom heeft de moeder van tegenwoordig, de moeder die nadenkt, geen keus: Zij mag niet haar kind doen worden het zenuwachtig, anaemiscu persoontje dat zy zelf is. En daar om mag zij niets riskeeren! Zy voelt het aan haar zelf, ziet het aan haar tijdgenooten, wat de onnatuur maakte van de vrouw. Haar eigen moeie lichaam zegt haar dat onnatuur nooit goed k&n zyn: en zij zal het corset voor haar kind verwerpen, als zijnde een vol komen onnatuurlijk kleedingstuk. Daarom alleen. Ach waren alle menschen wijs! Ach, als al de reform-ijveraarsters het ovèr-halen en overdrijven eens nalieten, zich onthielden van medische en artistieke beweringen, waar toch altijd weer iets tegen te zeggen valt en alleenlijk het corset bestreden als zynde een onnatuurlijk kleedingstuk, dat niet past bij de natuurlijke, geestelijk en lichamelijk gezonde opvoeding, die wij het komende geslacht als eerste geschenk behooren te geven! iiiiiiiiiiiiiiiiii llflIlllllllllllllllltllllllllllllllllllllIllllllltllllllllllllllllltllllllltlllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIII (Slot volgt.) COSMOPOLITA. AcWüiMd der vrouwelijke leerlingen.*) Proeven, te Breslau met 18 jongens en 17 meisjes genomen, gaven het volgende resultaat: De meisjes waren achterlijk bij de jongens, wat betreft het vermogen om de leerstof in zich op te nemen, maar nog meer ten aanzien van de gave om het geleerde terug te geven; ook deden zij dit veel minder nauwkeurig. Wordt de taak verzwaard, dan s? ringt de achterlijkheid der meisjes nog duidelijker in het oog. Zoo is b. v. haar weerstandsvermogen tegen suggestie geringer; bij moeilijke vragen over het onderscheid der kleuren van stollen maken zij meer fouten. Bij Lobsiens onder zoek wonnen de meisjes het maar een enkelen keer; iri verreweg de meeste gevallen toon den de jongens meer geschiktheid om zelf standig iets te produceeren. Een onderzoek bij mannelijke en vrouwe lijke studenten heeft aan den dag gebracht dat de laatsten wel minder vergeten, maar de zaken veel minder juist weergeven, men kon op haar mededeelingen minder aan. Men vraagt zich af: Is deze achterlijkheid bij zooveel leden van het vrouwelij k geslacht een tijdelijke f komt ze op eiken leeftijd voor. Men beeft tot nu toe alleen opge merkt dat op ongeveer 14-jarigen leeftijd de knapen, die pas of nog niet hun ontwikke lingsperiode zijn ingetreden, beter het geleerde reproduceeren dan meisjes, die reeds geheel ontwikkeld zijn ... Wanneer de meisjes uit zich zelf iets vertellen, deelen zij bij voorkeur iets over personen, de jongen over zaken mee. Bijzonder groot is het onderscheid tusschen meisjes en jongens waar zij kleuren beoordeelen ; de eersten toonen minder belangstel ling, hebben minder kennis, oordeelen opper vlakkiger. Men zou eerder het tegendeel hebben gedacht! Men beschouwt gewoonlijk de kleuren als tot het gebied der vrouw behoorende ; bonte kleuren spelen een groote rol in haar kleeding, handwerken, de meubi leering van haar huis, terwijl de man zich met de nuchtere afwisseling van zwart en wit 1) Naar W. STERN. vergenoegt.Maar zoo eenvoudig is de zaak niet. Wij staan voor het feit dat de kleurenwereld als kunstenaar te zien, te begrijpen en te reproduceeren een vermogen is, voornamelijk den man eigen. Met alle achting voor schil deressen achten wij het onbetwistbaar dat zij zich gewoonlijk tot nabootsing bepeiken. En men moet vooral in 't oog houden dat eigen lijk de modes in kleuren, de samenvoeging van kleuren door mannen worden bepaald. Daar de liefde der vrouw voor kleuren meestal subjectief is, speelt zij natuurlijk in het dagelijksch leven een grooter rol dan in het bestaan van den man. Diens belangstel ling is meer objectief, meer belangeloos; ze toont zich meer in zuiver objectieve beschou wing en treedt op in de heilige uren van zuiver artistiek genot en van scheppende kunst". Die Deutsche Schule. UIIIIIIIMUIMIlillllllllllllllllllllllHIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIMIMIItimitMI Raadgevingen van een schoonheids-specialiteit. Internationale Vrouwenbond voor ?vogelbescherming. Freifrau Mathilde v. Schiller. Adelina Patti. Titels en handel. De zoogenaamde schoonheids-specialiteiten, de dames Pomeroy, Adair en haar bende agentessen hebben geen klagen over slappe tijden. Wie aan gezichts-massage zich wijdt, de geheimenissen bestudeert om oude, geele en gerimpelde vrouwengezichten, jeugdig, blank en satijnig-glad te maken, kan overtuigd zijn, werk in overvloed te vinden. Een en ander betreffende de methode-Pomeroy heb ik reeds vroeger vermeld. Het loopt nog steeds storm in de salons der specialiteiten van dames, zoekend verloren bekoorlijkheden terug te vinden. Vrouwen zijn gesteld op een goed uiterlijk, haar aangeboren ijdelheid wordt ontwikkeld door de houding van het sterke geslacht dat met grievende openhartigheid der vrouwen schoonheid verheerlijkt. Een mooie vrouw is een kijkje waard; zóó denken mannen, jon gelingen, zelfs kleine jongens er over. Hun oog zoekt vrouwen-sehoonheid zooals de bloem de zon. Mevrouw de Récamier was een schitterende verschijning. Toen zij op rijper leeftijd nog eens een compliment kreeg over haar uiter lijk, antwoordde zij: Over mijn uiterlijk maak ik mij geen illusie meer, want de schoor steen vegertj es kijken niet meer naar mij." In de salons der schoonheids-specialiteiten is beauty" natuurlijk schering en inslag der gesprekken. Een dezer druk bezochte mas sage- wrijf-stoombad- en electriseer-autoriteiten zegt: Wij hebben geen handen en geen tijd genoeg, om de dames te helpen. Wij moeten in orde maken, wat de vrouwen door eigen toedoen vernietigen. Diepe rimpels, scherpe trekken om mond en neus, onderkin zouden veel minder voorkomen, wanneer de schoonheids-kwestie meer uit een moreel en hygiënisch oogpunt beschouwd werd. Om jeugdig en frisch te blijven moet men het leven een beetje philosoflsch opvatten en een buitengewone matigheid in spijs en drank betrachten. Driftbuien, zenuwachtigheid, ge jaagdheid en tobben maken de vrouw oud vóór haar tijd. Veel eten en drinken maakt haar dik en plomp, waardoor haar schoonheid aanmerkelijk vermindert. Deze specialiteit, blijkbaar een voorstandster van: prévenir vaut mieux que guérir" heeft gelijk. Zij kan haar denkbeelden gerust uiten, zonder nig gevaar voor de drukte en klandisie in haar salons te zien verminderen want, driftige, nerveuse, gejaagde, tobberige en gulzige vrouwen zijn moeilijk te bewegen met haar booze neigingen te breken, zelfs al verbeuren zij er grootendeels haar schoonheid mee. * * * Dat de voortdurende vermindering van onze nuttige vogelsoorten, in 't bijzonder van de zangvogels niet slechts ten onzent, maar ook bij onze Duitsche naburen ernstige voor zorgen noodig maakt en reeds geruimen tijd de aandacht van ornithologen en vogelvrien den heeft getrokken, mag als bekend onder steld worden. Wij kennen bijvoorbeeld de Nederlandsche Vereeniging tot bescherming van vogels, waarvan freule Sophie van Citters secretaresse is, en hebben hier meer malen op het wenschelijke van het lidmaat schap gewezen, dat binnen ieders bereik valt (/ 0.50 de jaarlijksche bijdrage). Thans zien wij echter hoe zich met Berlijn als hoofd zetel een internationale vrouwenbond voor vogelbescherming heeft gevormd (Berlijn, W. Potsdamerstrasse 138). Uit de circulaire door het bestuur verspreid, ontleenen wij de vol gende bijzonderheden: Te Montegrado bij Milaan, waar trekvogels in massa's zich ver zamelen, werden op n dag 300 kilogram zwaluwen met netten gevangen en het cijfer der jaarlijks op die wijs in de Zuidelijke lan den gedoodde vogels loopt in de honderd duizenden. Dat de mode aan die moorden op groote schaal niet vreemd blijft, bewijst het feit, dat alleen door eene Fransche modefirma in n jaar 25,000 distelvinken besteld werden en dat, naar een Engelsch bericht, op n verkooping, op n dag 000,000 vogell'jfjes voor modezaken werden genomen. Deze gruwelijke modedwaasheid eischt be strijding en daarom is onder presidium van gravin v. d. Groeben bovengemelde bond gesticht. De bond zal zich met alle reeds bestaande vereenigingen dus ook met onze Nederlandsche takken in verbinding stel len, en ook deze jaarlijksche contributie (?0.30) kan geen bezwaar zijn voor degenen, die hun penningske willen oll'eren. * -x-* Nu wij in het Cervantes- en het Schillerteekeu verkeeren en o ;er de heele wereld levende kunstenaars van het woord zich ge roepen achten over deze XVIIde en XVIIIde eeuwsche schrijvers hun oordeel te zeggen een oordeel, dat gewoonlijk of 05» hooge bewondering of op een matiger graad van vereering neerkomt is de pers ook bezig de nog levende nabestaanden van de gehuldigden op te sporen. Zoo werd in 1892 de laatste afstammeling van Columbus. een Spaansche hertog, in zijn voorzaat, gehuldigd en zijne tegenwoordig heid bij alle feesten in Spanje op prijs ge steld. Dit kan bij de Cervantesfeesten niet geschieden, daar in het einde der achttiende de familie Cervantes is uitgestorven. Daaren tegen is er behalve Freiherr Alexander von Gleichen?Ruszwurm te München, een aangehuwd familielid, nóg een familielid van Schiller in leven, Freifrau Mathilde v. Schiller. Zij is de laatste naamdraagster van den dich ter. Zij is weduwe van Freiherr Friedrich v. Schiller, den eenigen zoon van Schiller's oudsten zoon Karl. Zij werd den 30sten No vember 1855 als eenig kind van den Wurtembergschen Oberstleutnant" v. Alberti op den Hohenasperg geboren, dezelfde mili taire vesting, waar Friedrich Schiller een halve eeuw' te voren Schubart, toenmaals daar gevangen, uit deelneming een bezoek bracht, en waarvan Schubart al de gruwelen heeft meegedeeld. Op achttienjarigen leeftijd leerde Mathilde den kleinzoon van Schiller kennen, welke als ritmeester bij het 5de kurassier-regiment in Oostenrijk diende, doch eerst vele jaren later huwden de jongelieden. De kommandant van den Hohenasperg was tot dat oogenblik onverbiddelijk gebleven, ook omdat hij de positie van Oostenrijksche militairen kende, die slechts zelden langen tijd in n garnizoen lagen. In negen jaren tijds moest Schiller's kleinzoon dertienmaal van garnizoen verwisselen. Dat werd hem om zijn huislijk leven toch wel wat te kras. In 1865 nam Schiller daarom ontslag uit den dienst en vertrok met zijn vrouw naar Bregenz, bloedend van harte, daar hij zijn zoontje Karl in een Hongaarsch stadje door den dood had verloren. Twaalf jaren later werd Ma thilde weduwe en op dit oogenblik leeft zij te Stuttgart, in de nabijheid van de familie von Gleichen en stelt er prijs op de Schillermusea in het kasteel Greifenstein, te Weimar en te Marbach met kostbare relikwieën van haar beroemden grootvader te verrijken. ->.- # * Behalve in de schouwburgzaal van haar kasteel Craig-y-Nos in Wallis, laat Adelina Patti zich zelden meer in het openbaar hooren, maar met de beroemde honderdjarigen der laatf te jaren schijnt zij, die van het eeuwcijfer nog een veertigtal z >mers verwijderd is, toch een bod naar onvergankelijke jeugd en hoogen ouderdom te doen. Zij heeft on langs een nieuw photographisch portret doen vervaardigen en neemt men in aanmerking, dat zij 46 jaar geleden te Nieuw York debu teerde en twee jaar later voor de eerste maal in Covent Garden in La Sonnambula" op trad, dan zijn de trekken van barones Cederström merkwaardig jong gebleven. Een paar jaar geleden bleek ook hare stem du temps l'irréparable outrage" aiet te hebben on dergaan. * *, * In de vroege middeneeuwen meer bij zonder de riddertijden, die spoedig na de uitbreiding van het Christendom in Europa aanbraken werd het handeldrijven niet hoog geteld en de edelen, heeren en ridders, de graven, markiezen en hertogen, landvoogden en grondbezitters verrijkten zich op an dere manier dan door koop en verkoop van goederen. Tegenwoordig is daarin wel eenigszins wijziging ontstaan en zou het moeilijk vallen de loten van den Europeeschen adel aan te duiden, die niet op een of andere wijs bij handel en handels-ondernemingen betrokken zijn. Het uitoefenen van een be roep of een ambacht blijft echter voor de getitelden nog uitzondering. Wij 'hebben onlangs de opening van Lady's Wimborne's boekwinkel in Londen vermeld en vinden thans de aristocratische namen der Warwick's, Dufl-Gordon's, Abercorn's en WyndhamQuin's als handelaars in boter en room, hoe den, kleederen en kunstvoorwerpen vermeld. Indien Dumas waarheid spreekt, dat Ie commerce l'argent des autres" is dan on derstellen wij, dat waar déEngelsche aristo cratie, op het voorbeeld van de burgerfamilie Chamberlain en Co., bandelsbedrijf gaat uit oefenen, zij l'argent des autres" behoeft. Eeuwige wisseling l CAPRICE. * * * Kucheloff. Benoodigdheden: 500 gramtarwebloem, % liter melk, 4 theelepeltjes versche gist, zes eieren, 125 gram witte suiker, 125 gram krenten, l geraspte citroenschil. Bereiding : los de gist op in de melk, klop de eieren en maak van het geheel een week deeg. Plaats het in een geboterden vorm, die slechts ter helfte mag gevuld worden. Als het beslag gerezen ia, laat het dan l % uur in den oven bakken. (Recept uit La femme d'aujourd'hui). UIT DE NATUUR. CVIL By beuken, brem en nachtegalen. Eindelijk hebben we dan ook een zomersenen Zondag gehad, warm, zonnig en bijna windstil, een van die dagen, die honderd gulden waard zijn, als ze in vrijen tijd vallen, zooals een goede kennis van mij beweert. Ik druk de waarde van zoo'n dag liever niet in gangbare munt uit. Natuurgenot is onbetaalbaar, dat is mijn eerlijke meening. 't Is iets dat niemand ons weer kan ontnemen, een verworven goed, dat bij ziekte en v-erdriet door de herinnering alleen ons kan troosten en moed inspreken. Weinige tijden van het jaar maken zoo'n diepen indruk op een natuurvriend als de eerste weken van Mei. Zie nu in deze dagen in den morgen of in den namiddag, als de zon nog niet of niet meer hoog staat, een bosch uit de verte, en van nabij een weiland met bloemen of een plas op de heide. Het bosch, vooral het gemengde bosch, het parkbosch, waar beuk en berk, eik en den en spar dooreen staan. Wat is dat een weekstemmend mooi gezicht, zoo 's morgens tusschen acht en tien bij zonnig weer of 's avonds als tle hemel vol koperwolken drijft. Het is niet de kleur alleen van 't sappig groen van pas ontbotte hooge beuken, dat als wolken hangt tusschen donkergroene sparremassa's; niet die grijsgrauwe koepels van dennen, zwevend boven het lichte loof van lijsterbes en vogelkers; niet de stammentinten van bemoste beuken, koperen dennen en'zilverwitte berken ; 't is ook niet de tint alleen van dat zachtbewegend berkeloof, ook niet de fijne kruinenlijn van toppen die eindeloos golvend langs den bleeken hemel gaat,; 't is de massa die het doet, de over stelpende macht van lichtend loof, die overal met volle kracht te voorschijn dringt uit nu nog zichtbare donkere twijgen, 't is het nieuwe leven, het jonge, teere, onbedorven schoone leven vol beloften, dat elk jaar op nieuw, al is 't maar enkele oogenblikken, ons jong doet zijn en eigen frissche jeugd met kracht te binnen brengt. 't Lijkt zoo oud en versleten, dat verheer lijken van de wisselende getijden, van Lente of Herfst, van zomermorgen of berijpte winterschoonheid ; net zoo afgezaagd als lof op jeugd, of groenen ouderdom. En toch, wij zien nog altijd, altijd weer met innig welbehagen naar frissche kinderkopjes, blozend als appels aan den boom bij dartel spel, of fleurend als half ontloken rozeknoppen bij 't ontwaken uit den slaap; even goed als naar de flinke grijsheid, die met fikschen veerkrachtigen stap een morgenwandeling doet. Dat zelfde wat in 't menschenleven ons zoo aantrekt, zoo aandoet vaak, het geluk van gezonde blijde jeugd en ongeschonden ouderdom, dat is het ook wat in de natuur, in voor- en najaar vooral, ons noo diep kan treffen. Ook de oude zon doet mee, om ons de illusie van jeugd op te dringen. Ze straalt zoo krachtig en kleurt alles zoo forsch, maar ze brandt noch schroeit; ze drijft haar licht door 't bleeke blad en witte bloemen heen, zonder ook het teerste spruitje te verleppen of te zengen. Ze spat vonken neer in 't gras : het worden bloemen; zonne vonken zijn het die duizend duizend paardebloemen; wat anders dan zonnetjes in 't klein ? Ze strooit haar vuur op gindschen boom in 't jonge blad en gouden regen daalt druplend neer; maar 't meeste en vurigst bemint ze de bremstruik. Ik kan niet langs zoo'n struik in vollen boei komen, zonder even staan te blij ven en me zat te zien. Het liefst heb ik hem een paar pas van den weg, half weggedoken onder een pas uitgeloopen beuk of eik. Het zonne licht dringt hier gefilterd door 't dunne lichte blad, daar ongeweerd door de openingen in het loof, tot zoo'n bos van donkergroene pieken door, en steekt er de lichtjes aan. Eerst fonkelt het maarzoowat, het licht kruipt langs de kleine blaadjes op, beglimt een bleek geel knopje, tot het opeens een open bloem ontsteekt en goudlicht glinsteren doet; dan volgen andere, een voor een, opeens doorstraalt de zon de plant en honderd vlammen flikkeren hoog en zetten heel de struik in gloed, dan is bloem niet voorradig. Zie hoe ze zwermen om de pas ontloken bloemen, misschien trekt de gloed, die van de bloemen straalt, ze aan. Nu ploft er een, een zwart bepelsde met witten kraag, op een der bloemen neer; en... geel is 't zwarte beest op eens, geel van 't poeder, dat zoo plotseling de bloem ontstoof. Die is nu meteen van Vorm veranderd, het bootje is uit n geslagen, het vlagje dat het schuitje overdekte is omhoog geklapt, de kiel met de zwaarden hangt loodrecht neer, en de stam per is door een wirwar van meeldraden heen gekruld, die een oogenblik te voren samen nog diep verscholen waren. Zoo gaat het een voor een met al de bloemen ; de harige bezoekers zette zich op de spitse takken neer en schuieren het stuifmeel samen, waarmee de brembloem ze zoo onverwachtsbepoeierde. Of zouden de diertjes het geweten hebben, dat ze zoo rijk begiftigd zouden worden ? Zouden zii weten, wat maar weinig menschen weten, dat de brembloem op deze wijze in n keer al zijn stuifmeel afgeeft aan den hommel, die met alle macht op het goudgele scheepje drukt? 't Is moeielijk te gelooven; maar wie zal bewijzen dat 't niet zoo is ? Er gebeurt zooveel geheimzinnigs in de planten en dierenwereld, waarbij wij alleen geloven en niet weten kunnen. Zie maar hoe telkens de pas weer toegevlogen diertjes de nog ge sloten en ongerepte bloemen kiezen en mijden de leeggestoven gapers, die ook wij al van verre kunnen onderscheiden. Zoo wordt de druk bevlogen bremstruik al door geler van 't bestuiven, want de bloe men lijken tweemaal grooter dan te voren. Kleinere zwakke diertjes komen nalezing hou den en teren op 't meel, dat den hommel niet trof en doelloos rondstoof bij het ont ploffen van de bloem. Misschien doen zij nog goeden dienst bij 't verspreiden van het kost baar stof en brengen zij 't op de ingekrulde stempels. Want als een nog onbestoven hom mel een bloem deed explodeeren, blijft ook de stempel onbestoven en groeit er straks geen zwarte peul vol zaden uit de bloem. Kijk, nu staat de brem weer eenzaam ; de vluchtige bezoekers zwerven verder rond en zoeken elders naar rijpe maar nog niet geleegde bloemen. De onvermoeide zanger in de vogelkers slaat nog lustig door, even blik kert een lichtend roode vlek door het groene loof en een groot zwart glinsterend oogje ziet in 't oog van een mensch, die door de takken tuurt. Dan trilt een blad, een vlerkje fladdert zacht, en ... een diep tjo-tjo van menschelijk malsche klanken stijgt op twintig passen verder uit de struiken; een tonenval, als droppels, die in snelle maat van boven neer op stille vijver vlakte tokkelen, doet ons het zien vergeten en dringt door de ooren in de ziel. Als 't avond wordt, als roodborst, merel, lijster eindelijk zwijgen, als alle tinten samenvloeien in een waas van groenig licht, de stilte zachtjes Brem in bloei. In 't midden, rechts en links, twee bestoven bloemen. het een fontein van vloeiend goud dat opspat uit honderd strakke groene buizen. Er boven, in de beuken, slaat de vink zijn schetterslag; meezen trilleren hoog en fijn er naart in de donkere sparrentoppen; in de vogelkers er achter zingt de nachtegaal met kracht, en rondom de gouden bremstruik gonzen diep zware zwart met roode hommels. Wat die er komen zoeken weet ik niet; het kan geen honing zijn, want die heeft de bremI zinkt op bloem en blad, dan stijgt nog uit de lage heesters datzelfde heerlijk tonenspel om hoog, dan davert de nachtegaalstriller door de slapende bladeren, dan rimpelen zware altfluittonen den avondnevel, en de enkele wandelaar uit de stad, die zoo lang buiten bleef, hoort straks bij de dankbare stilte in zijn ziel, midden in 't stadrumoer, nog den mach tigen meesterslag van den koninklijken zanger. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl