Historisch Archief 1877-1940
No. 1455
DEA M STERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
VOORDEELEN
van den alom
gerenommeerden
AROMA
om te
kruiden.
aan groenten, vleezen, sauzen, soepen en zwakke bouillon.. Hierin eemg
en onovertroffen.
i* Fijnste Aroma
»o Hi+nret Itnnrffdnlin ' wees vooral spaarzaam in 't gebruik, daar de oorspronkelijke smaak
t- UIlPi Oi wUUl UOPIiy , ,jer gerechten wei verhoogd, doch niet verdrongen moet worden.
3°BméJkkelijkSte IR gebrUlk in tegenstelling met de vaste extracten.
~?~~~~~~?""^ | Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal'
vanaf 30 cent per flacon. j Agentuur voor Nederland en Koloniën PAÜl HOEN, ImsWaa.
MAGQrs onderscheidingen: 5 groote Prijzen, 30 Gonden Medailles. 8 Eere-Diploma's, 7 Eere-Prjjzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parjja.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiaiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiniii
E Jammer, maar begrijpelijk.
ft De heele reformbeweging is te kliekerig,
onwillekeurig verbindt men er de
astraallichamen van oudere kolonie-dames mee. Te
veel wordt er ook gepraat over het leelijk"
der nieuwe kleeding, en daarbij vergeten dat
toch de gewone, de nette" manier van zich
te kleedeu, hoe gracieus ook voor 'n
Parisiennetje, dikwijls slechts gekarikaturiseerd
wordt door de Hollandsche vrouw. Maar van
twee dingen die leelijk zijn, zal bij de meer
derheid der menschen, dat van beiden waaraan
zij gewoon zijn, mooi, en dat wat hun vreemd
voorkomt, leelijk heeten.
Al het doordraven maakte, dat men de
kern der zaak voorbijzag, en niet trachtte of
niet wilde zien de goede idee die toch aan
bijna iedere beweging ten grondslag ligt. Al
haaiende vergaten ook de draagsters dier
idee, dat een hygiënische, gemakkelijke dracht
voor het jonge geslacht het eenieje moest zijn,
waarvoor in het openbaar propaganda gemaakt
behoorde te worden.
Zoo kwam het, dat nog te weinig moeders,
die zelf het corset trouw bleven, dit toch
aan hun dochters, als van-zelf-sprekend, ont
hielden. ,
De medici zijn het zoo roerend oneens over
het al of niet schadelijke van het corset, dat
volwassenen vrijwel kunnen dragen wat ze
willen: het dessous-réforme of het vermale
dijde pantser. Aan beide zijden zijn autoriteiten
te consulteeren, die aanraden, wat de patiënte
zelve het liefst is. Iets anders is het, of we,
na al wat er tégen het corset gezegd en ge
schreven is, er onze kinderen nog in zullen
steken.
De verstandige moeder zegt hierop energiek
neen". Zy ziet in, dat er een kern van waar
heid moet zijn in wat de tegenstanders van
het corset zeggen: is niet sen steunsel, in
iederen vorm onnatuur?
Nu moge zulk een steun zwakken, ziekelijken
vrouwen nuttig zijn, en haar die zich er sinds
jaren aanwenden een noodzakelijkheid:
maar er is geen enkele reden om jonge ruggen
tot een zekere hulpbehoevendheid op te voeden.
Waar wij de steunkracht der spieren ver
vangen door een mechanischen steun, zullen
deze, zich als natuurlijk gevolg daarvan, min
der ontwikkelen, verminderen van elasticiteit
en omvang, en bij drukking zelfs tot atrofie
overgaan.
Evenmin als het vrouwelijk dier, heeft de
vrouw een onnatuurlijken steun noodig. Maar
van af de prille jeugd moet dan ook het
lichaam der aanstaande vrouw gelegenheid
worden gegeven, zich krachtig te kunnen
ontwikkelen, tot het den graad van
weerstandsen uithoudings vermogen bereikt heeft, die
tot het dier van zelf' komt.
En de natuur zorgt dat het jonge
menschenlichaam ook vanzelf, sterk wordt,
zich zelf ophoudt en zich beweegt met
natuurlijke gratie, indien de beschaving"
haar hierin niet tegenwerkt.
Daarom heeft de moeder van tegenwoordig,
de moeder die nadenkt, geen keus: Zij mag
niet haar kind doen worden het zenuwachtig,
anaemiscu persoontje dat zy zelf is. En daar
om mag zij niets riskeeren! Zy voelt het
aan haar zelf, ziet het aan haar tijdgenooten,
wat de onnatuur maakte van de vrouw. Haar
eigen moeie lichaam zegt haar dat onnatuur
nooit goed k&n zyn: en zij zal het corset
voor haar kind verwerpen, als zijnde een vol
komen onnatuurlijk kleedingstuk.
Daarom alleen.
Ach waren alle menschen wijs! Ach, als
al de reform-ijveraarsters het ovèr-halen en
overdrijven eens nalieten, zich onthielden
van medische en artistieke beweringen,
waar toch altijd weer iets tegen te zeggen
valt en alleenlijk het corset bestreden als
zynde een onnatuurlijk kleedingstuk, dat
niet past bij de natuurlijke, geestelijk en
lichamelijk gezonde opvoeding, die wij het
komende geslacht als eerste geschenk
behooren te geven!
iiiiiiiiiiiiiiiiii
llflIlllllllllllllllltllllllllllllllllllllIllllllltllllllllllllllllltllllllltlllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIII
(Slot volgt.)
COSMOPOLITA.
AcWüiMd der vrouwelijke leerlingen.*)
Proeven, te Breslau met 18 jongens en 17
meisjes genomen, gaven het volgende resultaat:
De meisjes waren achterlijk bij de jongens,
wat betreft het vermogen om de leerstof in
zich op te nemen, maar nog meer ten aanzien
van de gave om het geleerde terug te geven;
ook deden zij dit veel minder nauwkeurig.
Wordt de taak verzwaard, dan s? ringt de
achterlijkheid der meisjes nog duidelijker in
het oog. Zoo is b. v. haar weerstandsvermogen
tegen suggestie geringer; bij moeilijke vragen
over het onderscheid der kleuren van stollen
maken zij meer fouten. Bij Lobsiens onder
zoek wonnen de meisjes het maar een enkelen
keer; iri verreweg de meeste gevallen toon
den de jongens meer geschiktheid om zelf
standig iets te produceeren.
Een onderzoek bij mannelijke en vrouwe
lijke studenten heeft aan den dag gebracht
dat de laatsten wel minder vergeten, maar de
zaken veel minder juist weergeven, men kon
op haar mededeelingen minder aan.
Men vraagt zich af: Is deze achterlijkheid
bij zooveel leden van het vrouwelij k geslacht
een tijdelijke f komt ze op eiken leeftijd
voor. Men beeft tot nu toe alleen opge
merkt dat op ongeveer 14-jarigen leeftijd de
knapen, die pas of nog niet hun ontwikke
lingsperiode zijn ingetreden, beter het geleerde
reproduceeren dan meisjes, die reeds geheel
ontwikkeld zijn ... Wanneer de meisjes uit
zich zelf iets vertellen, deelen zij bij voorkeur
iets over personen, de jongen over zaken mee.
Bijzonder groot is het onderscheid tusschen
meisjes en jongens waar zij kleuren
beoordeelen ; de eersten toonen minder belangstel
ling, hebben minder kennis, oordeelen opper
vlakkiger. Men zou eerder het tegendeel
hebben gedacht! Men beschouwt gewoonlijk
de kleuren als tot het gebied der vrouw
behoorende ; bonte kleuren spelen een groote
rol in haar kleeding, handwerken, de meubi
leering van haar huis, terwijl de man zich
met de nuchtere afwisseling van zwart en wit
1) Naar W. STERN.
vergenoegt.Maar zoo eenvoudig is de zaak niet.
Wij staan voor het feit dat de kleurenwereld
als kunstenaar te zien, te begrijpen en te
reproduceeren een vermogen is, voornamelijk
den man eigen. Met alle achting voor schil
deressen achten wij het onbetwistbaar dat zij
zich gewoonlijk tot nabootsing bepeiken. En
men moet vooral in 't oog houden dat eigen
lijk de modes in kleuren, de samenvoeging van
kleuren door mannen worden bepaald.
Daar de liefde der vrouw voor kleuren
meestal subjectief is, speelt zij natuurlijk in
het dagelijksch leven een grooter rol dan in
het bestaan van den man. Diens belangstel
ling is meer objectief, meer belangeloos; ze
toont zich meer in zuiver objectieve beschou
wing en treedt op in de heilige uren van
zuiver artistiek genot en van scheppende
kunst". Die Deutsche Schule.
UIIIIIIIMUIMIlillllllllllllllllllllllHIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIMIMIItimitMI
Raadgevingen van een
schoonheids-specialiteit. Internationale Vrouwenbond voor
?vogelbescherming. Freifrau Mathilde v.
Schiller. Adelina Patti. Titels en
handel.
De zoogenaamde
schoonheids-specialiteiten, de dames Pomeroy, Adair en haar bende
agentessen hebben geen klagen over slappe
tijden.
Wie aan gezichts-massage zich wijdt, de
geheimenissen bestudeert om oude, geele en
gerimpelde vrouwengezichten, jeugdig, blank
en satijnig-glad te maken, kan overtuigd zijn,
werk in overvloed te vinden. Een en ander
betreffende de methode-Pomeroy heb ik reeds
vroeger vermeld. Het loopt nog steeds storm
in de salons der specialiteiten van dames,
zoekend verloren bekoorlijkheden terug te
vinden.
Vrouwen zijn gesteld op een goed uiterlijk,
haar aangeboren ijdelheid wordt ontwikkeld
door de houding van het sterke geslacht dat
met grievende openhartigheid der vrouwen
schoonheid verheerlijkt. Een mooie vrouw is
een kijkje waard; zóó denken mannen, jon
gelingen, zelfs kleine jongens er over. Hun
oog zoekt vrouwen-sehoonheid zooals de
bloem de zon.
Mevrouw de Récamier was een schitterende
verschijning. Toen zij op rijper leeftijd nog
eens een compliment kreeg over haar uiter
lijk, antwoordde zij: Over mijn uiterlijk
maak ik mij geen illusie meer, want de schoor
steen vegertj es kijken niet meer naar mij."
In de salons der schoonheids-specialiteiten
is beauty" natuurlijk schering en inslag der
gesprekken. Een dezer druk bezochte mas
sage- wrijf-stoombad- en
electriseer-autoriteiten zegt: Wij hebben geen handen en geen
tijd genoeg, om de dames te helpen. Wij
moeten in orde maken, wat de vrouwen door
eigen toedoen vernietigen. Diepe rimpels,
scherpe trekken om mond en neus, onderkin
zouden veel minder voorkomen, wanneer de
schoonheids-kwestie meer uit een moreel en
hygiënisch oogpunt beschouwd werd. Om
jeugdig en frisch te blijven moet men het
leven een beetje philosoflsch opvatten en
een buitengewone matigheid in spijs en drank
betrachten. Driftbuien, zenuwachtigheid, ge
jaagdheid en tobben maken de vrouw oud
vóór haar tijd. Veel eten en drinken maakt
haar dik en plomp, waardoor haar schoonheid
aanmerkelijk vermindert. Deze specialiteit,
blijkbaar een voorstandster van: prévenir
vaut mieux que guérir" heeft gelijk. Zij kan
haar denkbeelden gerust uiten, zonder nig
gevaar voor de drukte en klandisie in haar
salons te zien verminderen want, driftige,
nerveuse, gejaagde, tobberige en gulzige
vrouwen zijn moeilijk te bewegen met haar
booze neigingen te breken, zelfs al verbeuren
zij er grootendeels haar schoonheid mee.
* *
*
Dat de voortdurende vermindering van
onze nuttige vogelsoorten, in 't bijzonder van
de zangvogels niet slechts ten onzent, maar
ook bij onze Duitsche naburen ernstige voor
zorgen noodig maakt en reeds geruimen tijd
de aandacht van ornithologen en vogelvrien
den heeft getrokken, mag als bekend onder
steld worden. Wij kennen bijvoorbeeld de
Nederlandsche Vereeniging tot bescherming
van vogels, waarvan freule Sophie van
Citters secretaresse is, en hebben hier meer
malen op het wenschelijke van het lidmaat
schap gewezen, dat binnen ieders bereik valt
(/ 0.50 de jaarlijksche bijdrage). Thans zien
wij echter hoe zich met Berlijn als hoofd
zetel een internationale vrouwenbond voor
vogelbescherming heeft gevormd (Berlijn, W.
Potsdamerstrasse 138). Uit de circulaire door
het bestuur verspreid, ontleenen wij de vol
gende bijzonderheden: Te Montegrado bij
Milaan, waar trekvogels in massa's zich ver
zamelen, werden op n dag 300 kilogram
zwaluwen met netten gevangen en het cijfer
der jaarlijks op die wijs in de Zuidelijke lan
den gedoodde vogels loopt in de honderd
duizenden. Dat de mode aan die moorden
op groote schaal niet vreemd blijft, bewijst
het feit, dat alleen door eene Fransche
modefirma in n jaar 25,000 distelvinken besteld
werden en dat, naar een Engelsch bericht,
op n verkooping, op n dag 000,000
vogell'jfjes voor modezaken werden genomen.
Deze gruwelijke modedwaasheid eischt be
strijding en daarom is onder presidium van
gravin v. d. Groeben bovengemelde bond
gesticht. De bond zal zich met alle reeds
bestaande vereenigingen dus ook met onze
Nederlandsche takken in verbinding stel
len, en ook deze jaarlijksche contributie
(?0.30) kan geen bezwaar zijn voor degenen,
die hun penningske willen oll'eren.
*
-x-*
Nu wij in het Cervantes- en het
Schillerteekeu verkeeren en o ;er de heele wereld
levende kunstenaars van het woord zich ge
roepen achten over deze XVIIde en XVIIIde
eeuwsche schrijvers hun oordeel te zeggen
een oordeel, dat gewoonlijk of 05» hooge
bewondering of op een matiger graad van
vereering neerkomt is de pers ook bezig
de nog levende nabestaanden van de
gehuldigden op te sporen.
Zoo werd in 1892 de laatste afstammeling
van Columbus. een Spaansche hertog, in zijn
voorzaat, gehuldigd en zijne tegenwoordig
heid bij alle feesten in Spanje op prijs ge
steld. Dit kan bij de Cervantesfeesten niet
geschieden, daar in het einde der achttiende
de familie Cervantes is uitgestorven. Daaren
tegen is er behalve Freiherr Alexander von
Gleichen?Ruszwurm te München, een
aangehuwd familielid, nóg een familielid van
Schiller in leven, Freifrau Mathilde v. Schiller.
Zij is de laatste naamdraagster van den dich
ter. Zij is weduwe van Freiherr Friedrich
v. Schiller, den eenigen zoon van Schiller's
oudsten zoon Karl. Zij werd den 30sten No
vember 1855 als eenig kind van den
Wurtembergschen Oberstleutnant" v. Alberti
op den Hohenasperg geboren, dezelfde mili
taire vesting, waar Friedrich Schiller een
halve eeuw' te voren Schubart, toenmaals
daar gevangen, uit deelneming een bezoek
bracht, en waarvan Schubart al de gruwelen
heeft meegedeeld. Op achttienjarigen leeftijd
leerde Mathilde den kleinzoon van Schiller
kennen, welke als ritmeester bij het 5de
kurassier-regiment in Oostenrijk diende, doch
eerst vele jaren later huwden de jongelieden.
De kommandant van den Hohenasperg was
tot dat oogenblik onverbiddelijk gebleven,
ook omdat hij de positie van Oostenrijksche
militairen kende, die slechts zelden langen
tijd in n garnizoen lagen. In negen jaren
tijds moest Schiller's kleinzoon dertienmaal
van garnizoen verwisselen. Dat werd hem
om zijn huislijk leven toch wel wat te kras.
In 1865 nam Schiller daarom ontslag uit den
dienst en vertrok met zijn vrouw naar
Bregenz, bloedend van harte, daar hij zijn zoontje
Karl in een Hongaarsch stadje door den dood
had verloren. Twaalf jaren later werd Ma
thilde weduwe en op dit oogenblik leeft zij
te Stuttgart, in de nabijheid van de familie
von Gleichen en stelt er prijs op de
Schillermusea in het kasteel Greifenstein, te Weimar
en te Marbach met kostbare relikwieën van
haar beroemden grootvader te verrijken.
->.- #
*
Behalve in de schouwburgzaal van haar
kasteel Craig-y-Nos in Wallis, laat Adelina
Patti zich zelden meer in het openbaar
hooren, maar met de beroemde honderdjarigen
der laatf te jaren schijnt zij, die van het
eeuwcijfer nog een veertigtal z >mers verwijderd
is, toch een bod naar onvergankelijke jeugd
en hoogen ouderdom te doen. Zij heeft on
langs een nieuw photographisch portret doen
vervaardigen en neemt men in aanmerking,
dat zij 46 jaar geleden te Nieuw York debu
teerde en twee jaar later voor de eerste maal
in Covent Garden in La Sonnambula" op
trad, dan zijn de trekken van barones
Cederström merkwaardig jong gebleven. Een paar
jaar geleden bleek ook hare stem du temps
l'irréparable outrage" aiet te hebben on
dergaan.
* *,
*
In de vroege middeneeuwen meer bij
zonder de riddertijden, die spoedig na de
uitbreiding van het Christendom in Europa
aanbraken werd het handeldrijven niet
hoog geteld en de edelen, heeren en ridders,
de graven, markiezen en hertogen,
landvoogden en grondbezitters verrijkten zich op an
dere manier dan door koop en verkoop van
goederen. Tegenwoordig is daarin wel
eenigszins wijziging ontstaan en zou het moeilijk
vallen de loten van den Europeeschen adel
aan te duiden, die niet op een of andere
wijs bij handel en handels-ondernemingen
betrokken zijn. Het uitoefenen van een be
roep of een ambacht blijft echter voor de
getitelden nog uitzondering. Wij 'hebben
onlangs de opening van Lady's Wimborne's
boekwinkel in Londen vermeld en vinden
thans de aristocratische namen der Warwick's,
Dufl-Gordon's, Abercorn's en
WyndhamQuin's als handelaars in boter en room, hoe
den, kleederen en kunstvoorwerpen vermeld.
Indien Dumas waarheid spreekt, dat Ie
commerce l'argent des autres" is dan on
derstellen wij, dat waar déEngelsche aristo
cratie, op het voorbeeld van de burgerfamilie
Chamberlain en Co., bandelsbedrijf gaat uit
oefenen, zij l'argent des autres" behoeft.
Eeuwige wisseling l
CAPRICE.
* *
*
Kucheloff. Benoodigdheden: 500
gramtarwebloem, % liter melk, 4 theelepeltjes versche
gist, zes eieren, 125 gram witte suiker, 125
gram krenten, l geraspte citroenschil.
Bereiding : los de gist op in de melk, klop
de eieren en maak van het geheel een week
deeg. Plaats het in een geboterden vorm,
die slechts ter helfte mag gevuld worden.
Als het beslag gerezen ia, laat het dan l % uur
in den oven bakken.
(Recept uit La femme d'aujourd'hui).
UIT DE NATUUR.
CVIL By beuken, brem en nachtegalen.
Eindelijk hebben we dan ook een zomersenen
Zondag gehad, warm, zonnig en bijna windstil,
een van die dagen, die honderd gulden
waard zijn, als ze in vrijen tijd vallen,
zooals een goede kennis van mij beweert.
Ik druk de waarde van zoo'n dag liever
niet in gangbare munt uit. Natuurgenot is
onbetaalbaar, dat is mijn eerlijke meening.
't Is iets dat niemand ons weer kan ontnemen,
een verworven goed, dat bij ziekte en v-erdriet
door de herinnering alleen ons kan troosten
en moed inspreken.
Weinige tijden van het jaar maken zoo'n
diepen indruk op een natuurvriend als de
eerste weken van Mei. Zie nu in deze dagen
in den morgen of in den namiddag, als de zon
nog niet of niet meer hoog staat, een bosch
uit de verte, en van nabij een weiland met
bloemen of een plas op de heide. Het bosch,
vooral het gemengde bosch, het parkbosch,
waar beuk en berk, eik en den en spar dooreen
staan. Wat is dat een weekstemmend mooi
gezicht, zoo 's morgens tusschen acht en tien
bij zonnig weer of 's avonds als tle hemel
vol koperwolken drijft. Het is niet de kleur
alleen van 't sappig groen van pas ontbotte
hooge beuken, dat als wolken hangt tusschen
donkergroene sparremassa's; niet die
grijsgrauwe koepels van dennen, zwevend boven het
lichte loof van lijsterbes en vogelkers; niet de
stammentinten van bemoste beuken, koperen
dennen en'zilverwitte berken ; 't is ook niet de
tint alleen van dat zachtbewegend berkeloof,
ook niet de fijne kruinenlijn van toppen die
eindeloos golvend langs den bleeken hemel
gaat,; 't is de massa die het doet, de over
stelpende macht van lichtend loof, die overal
met volle kracht te voorschijn dringt uit
nu nog zichtbare donkere twijgen, 't is het
nieuwe leven, het jonge, teere, onbedorven
schoone leven vol beloften, dat elk jaar op
nieuw, al is 't maar enkele oogenblikken,
ons jong doet zijn en eigen frissche jeugd
met kracht te binnen brengt.
't Lijkt zoo oud en versleten, dat verheer
lijken van de wisselende getijden, van Lente of
Herfst, van zomermorgen of berijpte
winterschoonheid ; net zoo afgezaagd als lof op jeugd,
of groenen ouderdom. En toch, wij zien nog
altijd, altijd weer met innig welbehagen naar
frissche kinderkopjes, blozend als appels aan
den boom bij dartel spel, of fleurend als
half ontloken rozeknoppen bij 't ontwaken
uit den slaap; even goed als naar de flinke
grijsheid, die met fikschen veerkrachtigen
stap een morgenwandeling doet. Dat zelfde
wat in 't menschenleven ons zoo aantrekt,
zoo aandoet vaak, het geluk van gezonde
blijde jeugd en ongeschonden ouderdom, dat
is het ook wat in de natuur, in voor- en
najaar vooral, ons noo diep kan treffen.
Ook de oude zon doet mee, om ons de
illusie van jeugd op te dringen. Ze straalt
zoo krachtig en kleurt alles zoo forsch, maar
ze brandt noch schroeit; ze drijft haar licht
door 't bleeke blad en witte bloemen heen,
zonder ook het teerste spruitje te verleppen
of te zengen. Ze spat vonken neer in 't gras :
het worden bloemen; zonne vonken zijn
het die duizend duizend paardebloemen;
wat anders dan zonnetjes in 't klein ? Ze
strooit haar vuur op gindschen boom in 't
jonge blad en gouden regen daalt druplend
neer; maar 't meeste en vurigst bemint ze
de bremstruik.
Ik kan niet langs zoo'n struik in vollen
boei komen, zonder even staan te blij ven en
me zat te zien. Het liefst heb ik hem een
paar pas van den weg, half weggedoken onder
een pas uitgeloopen beuk of eik. Het zonne
licht dringt hier gefilterd door 't dunne
lichte blad, daar ongeweerd door de openingen
in het loof, tot zoo'n bos van donkergroene
pieken door, en steekt er de lichtjes aan.
Eerst fonkelt het maarzoowat, het licht kruipt
langs de kleine blaadjes op, beglimt een bleek
geel knopje, tot het opeens een open bloem
ontsteekt en goudlicht glinsteren doet; dan
volgen andere, een voor een, opeens doorstraalt
de zon de plant en honderd vlammen flikkeren
hoog en zetten heel de struik in gloed, dan is
bloem niet voorradig. Zie hoe ze zwermen
om de pas ontloken bloemen, misschien trekt
de gloed, die van de bloemen straalt, ze aan.
Nu ploft er een, een zwart bepelsde met witten
kraag, op een der bloemen neer; en... geel
is 't zwarte beest op eens, geel van 't poeder,
dat zoo plotseling de bloem ontstoof. Die is nu
meteen van Vorm veranderd, het bootje is
uit n geslagen, het vlagje dat het schuitje
overdekte is omhoog geklapt, de kiel met
de zwaarden hangt loodrecht neer, en de stam
per is door een wirwar van meeldraden heen
gekruld, die een oogenblik te voren samen
nog diep verscholen waren. Zoo gaat het
een voor een met al de bloemen ; de harige
bezoekers zette zich op de spitse takken
neer en schuieren het stuifmeel samen, waarmee
de brembloem ze zoo onverwachtsbepoeierde.
Of zouden de diertjes het geweten hebben,
dat ze zoo rijk begiftigd zouden worden ?
Zouden zii weten, wat maar weinig menschen
weten, dat de brembloem op deze wijze in
n keer al zijn stuifmeel afgeeft aan den
hommel, die met alle macht op het goudgele
scheepje drukt? 't Is moeielijk te gelooven;
maar wie zal bewijzen dat 't niet zoo is ? Er
gebeurt zooveel geheimzinnigs in de planten
en dierenwereld, waarbij wij alleen geloven
en niet weten kunnen. Zie maar hoe telkens
de pas weer toegevlogen diertjes de nog ge
sloten en ongerepte bloemen kiezen en mijden
de leeggestoven gapers, die ook wij al van
verre kunnen onderscheiden.
Zoo wordt de druk bevlogen bremstruik
al door geler van 't bestuiven, want de bloe
men lijken tweemaal grooter dan te voren.
Kleinere zwakke diertjes komen nalezing hou
den en teren op 't meel, dat den hommel
niet trof en doelloos rondstoof bij het ont
ploffen van de bloem. Misschien doen zij nog
goeden dienst bij 't verspreiden van het kost
baar stof en brengen zij 't op de ingekrulde
stempels. Want als een nog onbestoven hom
mel een bloem deed explodeeren, blijft ook
de stempel onbestoven en groeit er straks
geen zwarte peul vol zaden uit de bloem.
Kijk, nu staat de brem weer eenzaam ; de
vluchtige bezoekers zwerven verder rond en
zoeken elders naar rijpe maar nog niet
geleegde bloemen. De onvermoeide zanger in
de vogelkers slaat nog lustig door, even blik
kert een lichtend roode vlek door het groene
loof en een groot zwart glinsterend oogje ziet in
't oog van een mensch, die door de takken tuurt.
Dan trilt een blad, een vlerkje fladdert zacht,
en ... een diep tjo-tjo van menschelijk malsche
klanken stijgt op twintig passen verder uit
de struiken; een tonenval, als droppels, die
in snelle maat van boven neer op stille vijver
vlakte tokkelen, doet ons het zien vergeten
en dringt door de ooren in de ziel. Als 't
avond wordt, als roodborst, merel, lijster
eindelijk zwijgen, als alle tinten samenvloeien
in een waas van groenig licht, de stilte zachtjes
Brem in bloei. In 't midden, rechts en links, twee bestoven bloemen.
het een fontein van vloeiend goud dat opspat
uit honderd strakke groene buizen.
Er boven, in de beuken, slaat de vink zijn
schetterslag; meezen trilleren hoog en fijn
er naart in de donkere sparrentoppen; in
de vogelkers er achter zingt de nachtegaal
met kracht, en rondom de gouden bremstruik
gonzen diep zware zwart met roode hommels.
Wat die er komen zoeken weet ik niet; het
kan geen honing zijn, want die heeft de
bremI
zinkt op bloem en blad, dan stijgt nog uit de
lage heesters datzelfde heerlijk tonenspel om
hoog, dan davert de nachtegaalstriller door
de slapende bladeren, dan rimpelen zware
altfluittonen den avondnevel, en de enkele
wandelaar uit de stad, die zoo lang buiten
bleef, hoort straks bij de dankbare stilte in zijn
ziel, midden in 't stadrumoer, nog den mach
tigen meesterslag van den koninklijken zanger.
E. HEIMANS.