De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 21 mei pagina 3

21 mei 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1456 P E AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. was, om succes te behalen, maar voor een die niet opzet naa'r het lagere had gegrepen. De heer v. Riemsdijk kon een antwoord op deze smadelijke qualificatie niet in de V. Gids opgenomen krijgen en zoo klopte hij by ons aan en stelden wij den beleedigde ons blad ten dienste. Nu, drie maanden later komt de heer v. Kiring met gelijk verzoek, na weigering van zijn briefdoor de N. K. C. Ken brief, zao kalm geschreven, zoo eenvou lig, redelijk en inlichtend, dat er geen enkele reden kon bestaan ora hem niet als antwoord op te nemen een brief boven dien, welke nauwelijks een halve kolom van dat blad beslaatMaar 'neen, de heer De Meester staat te hoog, om den heer v. Elring het genoegen van eenige tegenspraak te gunnen. Hij, de reJacteur, heeft het nu eenmaal gezegd, zooals het gezeg i behoort te worden : Aan den toon, waarop v. Elring gemeend heeft over Huet tömogen richten" had De Meester zich geërgerd en dan was het immers maar een tot nu toe onbekende v. Elring", terwijl de De Meester kan wijzen met vreugde" op de waardeering van iemand als mevr. Bosboom, zelve kunstenares. ' Wat zoo'n redacteur soms stevig in zijn schoenen staat; hoe zou Huei zich te goed hebben gedaan aan zooveel gezagsliefde I Wij zouden over deze geheele briefwisseling verder gezwegen hebben, gevoel len wij uit ou Ie relatie niet behoefte De Meester op e«n gevaar te wijzen, aan zijn positie verbomlen een gevaar voor hem zelf niet alk-en, maar o«k voor anderen, en in zekere mate ook voor den bloei der letterkunde. Een métier als liet zijne d.i. gansch alleen, zonder toezicht, zonder eenig tegenwicht, zelfs niet wat ontstaat ook door onderteekening van hetgeen hij schrijft, naar lust en luim, over de geheele literatuur, over al do werken van vrienden en van vijanden, als een let terkundig onze-lieve-heertje dag aan dag te zeggen wat hem in den mond komt dit vordert, veel aieer nog dan een schier on mogelijke kennis, een vastheid van karakter, waarmede slechts zeer weinigen bedeeld zijn. Nu zülien wij ons niet vermeten een oordeel uit te sprekeoi over de mate, waarin die beide voorwaarden van welslagen den heer De Mees'er eigen zijn. Waarschijnlijk verkeert hij zeif ten opzichte van zijn capaciteiten en deugden in 't onzekere maar dit meenen wij bij de/.e gelegenheid toch te mogen zeegen, wijl het bij eigen ouderzoek voor onzen vriend een vingerwijzing zou kunnen zijn: gedurende de vele jaren, dat wij hom als anoniem redacteur van de A". R. Cl. mochten waarnemen, en we tevens den heer W. G. v. Nouhuys als criticus in dagblad en tijdschrift kondt n gadeslaan, is ons steeds n roep ter oore gekomen, omtrent de partij (igheicïvan dun eerste en de onpartijdigheid van den laatste. In breede letterkundige kringen worden de beide hoeren vaak als twee uitersten tegen over elkander gesteld! Zeer waarschijnlijk is dit den heer De Meester zelf onbekend. Men moet niet ver geten, da menschen, die zoo oordeelen, spreken dit wel het allerlaatst uit tot den man wien het het meest aangaat, want in den regel vreezen zij, bij het uiten van hun lee Iwe/.en over vermeende miskenning, te eeniger tijd de wraak van den letterkundigen rechter, die in zijn overgroote macht, waar hij over een veel gt-lezen orgaan beschikt, hun niet weinig schaden kan. Zij gevoelen, te recht of ten onrechte, zich geplaatst als tegenDE KNOTS, DOOR L. H. A. DRABBE. Van buiten had de winkel in galanterieën zijn alledaagsche aanzien behouden. De kramerijen lagen, als altijd, rustig in de vitrine te pronk; juffertjes, iii haastigen gang naar kantoor, bleven, heel even, voor de ramen stilstaan, vluchtig bekijkend de handtaschjes, albums, ringetjes, kettinkjes, broches en handschoenendoozen. Maar toeli niet velen werden door de uitstalkast aangetrokken, want er waren meer van die zaakjes in de straat, wel drie, vier, de 'etalage toonde niks bizonders en de prijzen gingen tamelijk hoog, vergeleken bij die van de andere. Het gewone dagleven passeerde er langs de ramen, woeligonverschillig en niemand wist iets van de drukkende zorg, die daarbinnen, rondom de tafel in 't achterkamertje, de leden van 't gezin in somber gezwijg bij de pakken deed neerzitten. De ellende der laatste maanden, grootendeels veroorzaakt door toenemende concurrentie, had eergisteren haar beslag gekregen. Het faillissement was niet te koe ren geweest. Alle moeiten, ter voorkoming er van door den eerlijken winkelier aange wend, waren op niets uitgelopen. En 't was 'n duister-wroetend geldgetob gtweest, die laatste maanden l De leveranciers, ongeduldig, weigerden langer crediet en lieten de wissels presenteeren. Doch met geen mogelijkheid konden ze worden gehonoreerd ; 't geld was er niet. Uitstel op uitstel volgde. Toen kwa men de aanschrijvingen van 'n incasso-bureau, tot betaling binnen drie dagen; sommige wissels waren geprotesteerd, de kosten be liepen zes, zeven gulden voor elke acte van proiest. Zelf ging iij naar 't bureau toe, bang, zenuwachtig, altijd voor oogen hebbend 't schrikbeeld van 'n faillissement, wat de schande zou zijn voor z'n huis, de kwaadwillige be derver van z'n eerlijken naam en goede reputatie. Alles vertelde hij aan de heeren : van z'n langzamen achteruitgang, van z'n meerdere lasten door 't onderwijs van z'n kinderen, wien toch 'n behoorlijke opvoeding toekwam, van de knauwende concurrentie, want toen hij begon, was hij de nige en nou waren er al drie, waarvan n spotgoedkoopen prulleboel verkocht, onsolide goed, toch in trek vanwege de goedkoopte. Hij bood 'n onderhandsch accoord aan van vijf procent; met steun van 'n paar familie leden hoopte hij dat, als eerlij k willend man, te kunnen nakomen. Zelf had hij ook 'n paar dubieuze posten, klanten, op wie hij had vertrouwd, maar die de kwitanties telkens retour lieten gaan met de bemerking : niet thuis". De heeren van 't bureau stellen hem toen voor, zelf ook lid te worden en z'n debiteuren op te geven; misschien betaalden ze wel na aanschrijving, dan had hij tenminste weer contanten. En dat deed hij dan ook maar, ingodsnaarn; 't geld voor de contributie over een despootje, wiens gunst en ongunst voor hen verreikende gevolgen heeft. De schrijvers zijn in den reg>üzeer gevoelige lieden, en de kritiek tast hun niet slechts in hun eer, maar vaak ook in hun broodwinning aan. Dit kan geen reden zijn om. de kritiek het zwijgen op te leggen, maar zeker doet het met allen nadruk den eisch stellen, dat de criticus zich gedrage als een hoogst ernstig, bescheiden,zichzelf beheerschend inan. Indien men nu dikwijls stemtnen verneemt, waaruit men wel moet afleiden, dat velen deze onmisbare karaktertrekken bij den heer de Meester te zwak vertegenwoordig achten. heeft men o.i. nog niet het recht he-nditte verwijten, als bestonden er geen verzachtende omstandigheden, die voor een goed deel zijn gedragingen verontschuldigen kunnen. A\7ij denken hierbij allereerst aan het overkropt zijn met werk, niet alleen voor zijn cou rant, maar ook voor zijn tijdschriften en boekwwken, waarvoor hij met een ijver, nooit ge noeg to prijzen, in bezette en in vrije uren ploetert. Dit moet wel tengevolge hebben, dat zijn stijl in de dagblad-rubriek meestal lijdt aan een journalistieke slapheid, zonder eenige distinctie, waardoor ook de denkbeel den, welke hy bezig is uit te spreken, van een bleekheid worden overtogen, allerminst bevorderlijk om den gewenschten indruk te maken. Welk lezer van de N, E. Ct. b.v. zal uit het hierboven staande citaat, zonder het schrijven van v. Elring te kennen, zich nu duidelijk kunnen voorstellen, waarom deze heer zijn meening nader verdedigen wilde 1 Een ander voorbeeld ligt al weder voor de hand. Opzienbarend is een opstel, onderteekend Van Elring, over Huet's beoor ieelingswijze. Het past wel in Groot-Nederland," w:ant de grondtoon is de klacht dat Iluet geen eerbied genoeg heeft gehad voor Hollandsehe kunst. Speciaal aan Vondel klaagt Van Elring heeft Huet zich vergrepen Maar aan, dezen geonzins alleen". Zoo had hij in zijn courant geschreven, omtrent een artikel van Van Kiring, daaiaan toevoegende de slotalinea's /.onder eenig pro test. Ieder had natuurlijk deze woorden op gevat, zooal niet als een betuiging van ge heele instemming, althans als een verklaring, die van groote belangstelling blijk gaf, en wel allerminst als een hatelijkheid aan 't adres van (JTont-Ni'dfrlatid. Nu echter, vernemen wij, dat hij den titel van (,'rool-A'i'di'i'la.'»// een mal woord vindt, een woord dat Huet n.'ioit ge* kozen zou hebben wijl de/e een veel te sub tiele, fijne geest was, om chauvinist te zijn. Wij stellen ons alweder geen partij. Hou begrijpelijk echter, dat iemand, die zijn eerste uitlating zich nog herinnert, en nu zijn tweede als commentaar" leest, hem voor schuldig houdt aan het plegen van een kleine draaierij. Toch behoeft dit niet het geval te zijn. De lieer De Meester heeft zeer waarschijnlijk, toen hij zijn verslag schreef, niet den tijd gehad om zich behoorlijk uit te drukken; iets voor den verslaggever zoo noodig, om niet te woiden misverstaan. Ken andere verzachtende omstandigheid zien wij in het gedwongen zijn, uimniem een letterkundige rubriek te beheeren, nu en dan bijgestaan door enkele imoulcnu1 medewerkers. wien hè: veroorloofd is hun noriig of gal ter plaatse te deponeercn. Gevolg van een stel sel bij de jY. A'/V<(!(V Ji'itt-ni. ('t. n..g in cere, waarbij men er p'ijs op stelt, dat de krant zelf voor een soort van bovennatuurlijke groott' mogendheid doorgaat, u!s weid ze ge «iiiiiiinniiiiiHiHiiitiiifiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiMiiiiiiiinniiiiiiiiiMiiMiiiiii zou later wel gevonden worden. Maar er kwam niets op en, wat honderdmaal erger was, 't accoord werd door de crediteuren geweigerd. Jn extenso was hun uiteengezet, dat 't accepteereii er van voor hen de wijdte partij zou zijn, want da1, 'f bij faillissement zeker niet mé1' uit den boedel zou terecht komen. Muar ze weigerden. Ze stelden geen vertrouwen in hem en, zeien ze, op z'n familie hoefde hij niet meer te rekenen, want daar had hij al meer geld vai, opgenomen, dat nog niet eens was afgelost. Zo, wilden hem z'n streken eens flink inpeperen; 't was onwil van 'm geweest en slonzigheid in z'n zaken, anders niks; hij moest nu maar eens goed voelen en hardhandig worden aangepakt. Eiken dag was hij op 't bureau gaan infornieeren of ze van dezen en genen al bericht hadden ontvangen. Kn toen hij alles wist, do hope'o ,'ze zekerheid had van verloren man te zijn. had hij in z'n zenuwachtige over spanning met z'n vuist op de tafel gebonsd, stotterend, dat ze dan maar moesten doen met 'm wat ze niet laten konden. Hij had immers z'n uiterste best gedaan en van 'n kikker kon je geen veeren plukken ; als ze met alk1 geweld z'n ondergang wilden, dan moesten ze hun gang maar gaan ; hij was nooit 'n oplichter geweest, altijd eerlijk lïoor do wereld gegaan, maar de omstandigheden waren 'm boven den kop gegroeid, en hij kon onmo gelijk ijzer met handen breken. En eergisteren stond 't vonnis van de rechtbank in de kranten : failliet verklaard J. Drongers, winkelier in galanterieën, liet was de sehand", die hij niet al z'n macht luid willen v o irkcmen. De crediteuren hadden nu hun zin. Toen de curator kwam met de taxateurs om den inventaris op te nemen en de boeken in zien, was hij niet bij machte hen Ie woord te staan ; z'n vrouw, sterkeivan zenuwen, moest hem vervangen. In z'n jammerlijk gevoel van machteloos heid had hij er al aan geducht, zichzelf te kort te doen ; maar zijn verantwoordelijkheids besef weerhield hem van die daad; hij moest denken aan z'n vrouw en kinderen.want zonder hem stonden ze op straat. Hij zon maar naar een betrekking oni/.ien, de eenige weg die voor hem opening: geld om opnieuw te beginnen, ergens anders, bezat hij niet meer; z'n heele bedrijfskapitaaltje was er bij inge schoten. Dien morgen, in 't achterkamertje, toen z'n heide jongens naar school waren en hij met z'n vrouw en dochter nog 'n poos aan de ontbijttafel bleef nazitten, sprak hij er over, om op advertenties te gaan schrijven voor 'n kantoor. Maar dat bent u toch niet gewend, vader l zei z'n dochter. Gewend'.' Wat doet 'r d:'it toe! J k zul wel motte, en och, ik ben pas vijfenvijftig, ik ken boekhoue en 'k heb 'n goeie hand van schrijve ; gisterenavond stond 'r al een in, salaris naar bekwaamheid, 'K xal d'r maar op schrijve en vanavond en morgenavond en alle avonde lees 'k de advertenties na, net zoolang tot 'k wat heb; en as dat dondersche faillissement is atgeloopen gaan we verhuize, hier ver uit de buurt, hoe verder schreven door klerken, die in letterschrift teruggeven, wat hun uit den hemel regel recht wordt ingegoten; of wel geschreven door zulke roemruchte of geduchte personen, dat men hun namen voor 't groote publiek geheim meent te moeten houden, als bestond er gevaar, dat do, menschen van schrik uit hun stoel zouden vallen, als ze die eens in drukletteis mochten lezen! Een stelsel, dat gelukkig, vooral ten opzichte van de kunst en letterafdeeling der bladen, steeds meer wordt prijsgegeven, en dat voor een blad als de A". R. geheel niet meer te verdedigen is, daar in dit orgaan alle eenheid van rklititig in politiek en letteren ontbreekt, staande de Politiek als een oude tante naast de Letteren, welke een jonge dame van uit de jaren na'SO is. Hoe dit zij, met dit pruikorige stelsel hangt ten innigste samen de af keer van den redacteur om in het blad, tegen hem. ongenoemde, protesten op te nemen. Voor niets is men in zulk een krantenhuis banger, dan voor lieden, die een woordje willen meespreken, als ze zich op de toonen voelen getrapt; die een lelacteur ter verantwoording durven roepen, als ware het blad niet een uit den liooge geïm porteerd orakel, maar de spreekbuis van een doodgewoon, misschien wel wat prikkel baar en partijdig, mensen. Ah, wat zouden wij voor den heer De Meester gaarne een betere positie zien ge schapen ; minder gevaarlijk voor zijn karakteren geesteseigenschappen, tot inniger voldoe ning van zijn gemoedsleven, en breeder ont plooiing zijner niet gering te schatten talenten. Mocht bet hem eens gegeven zijn dat bedompte kluisje, met een alcoof, waarin hij alleen msig werken en slapen, wat te laten uitbouwen. Welk een weelde zou hot voor hem wozon : zijn naam aan de deur, een paar vertrekken meer, een stuk of wat ramen met eenonbelemmerden uitkijk, een goede ventilatie, ja, een goede ventilatie vooral. Och, als de fri-sche lucht er eens door heen mocht waaien 't kan niets geen kwaad of er dan al eens een paar papiertjes van de schrijftafel dwalen, immers bankjes zijn dat allerminst. lOn dan wat meer tijd, wat meer opgewektheid, wat moer lust ook om gaston te ontvangen en te herbergen. Wat zon dat veel aardiger voor hem zijn en ook voor ons. . . Want zjjn dakloozen, die bij ons logies vragen, zijn ons housch ! niet welkom wij ontfermen ons wel over hen maar ze zijn ons tot last. ('it dien hoo:'de alloen reeds mogen wij ons gerechtigd achten een weinig Do Meester's voorspraak bij dr. Zaaijer te zijn. In eif/en afeer. Oorspronkelijke roman, door JOHA.VX.A VA.V w;i; HKIDK. 's-Gravenbage, Drukkerij ..Vrede". Do heldin van dit verhaal, Anna Maria de Ridder, is oen zeer eigenaardig persoontje. Zij gevoelt zich niet al to best meer to huis in haar familie, die Kerstmis viert als een familiefeest, on bij die gelegenheid door de grootmama getractoerd wordt op een glaasje ouden wijn, een stukje kip enz. enz. Reeds sedert eentgen tijd had ze geen vrede meer met haar leven en haar werk kring. De strijd tnssehtn ziel 011 leven ver moeide haar want dat is een voi moeiende strijd on zij reikhalsde naar den tijd, (lat zij die veranderde ziel in een veranderd leven zou kunnen drauen i pag. L'I. Het moderne geloof' luirer familie be vredigde haar niet laiik'er en langzamerhand was .bot huur duidelijk geivordon, d.it ze niets ?JitiitiiiiiiiiiiiiiiimimmnititiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiuiiimitiiiiiiiit hoe liever en . . . on . . . maar wat mot 't dan niet die joilgen-', God. God, 'k weet 'r waarI achtig geen raad moe en dan kan 't me nog gebeurd dal 'k niet slaag, wal dan... Vader, ik zoek 'n dienst, ik ben zestien jaar, dat, kan bost, ik zoek 'n dienst. Nee, dat wil 'k niet ; je moeder hoeft je thuis veels to voel noodig, nou nog meer dan vroeger en 'k wil tóch niet, dat je meid wordt. Moeder? Mag 'k niet gaan dient)! ?/egt u 't nou 's ? As vader d'r tegen is, kind, dan vin ik 't, ook niet goed en je bont ook nog te jong om to gaan diene. As vader denkt dat i met schrijve op advertenties klaar ko nt. nou, dan kan-i lang wacbte; n mond minder in huis schoeit zooveel, nou wil 'k u toch wijzer hobbo. Ik wil niet, (lat jo gaat diene., ant woordde Drongers stug-iuerslaohtig. Van de ttraat raasde hot dagrumnor in vage geluiden; 'n bleek licht drcnsde door 't enkele raam van 't achterkamertje naar binnen, waar dn drie menseden nu zwegen. als versuften om de tafel zittend, elk uit denkend eigen gedachte. Diongers leek 'n wassen beeld, zooals hij daar zat, mot de armen op de leuningen van den stoel, 't hoofd ietwat voorover, do oogen onafgewend naar z'n hord, 'n koude stiakheid over z'n dor gelaat van vroeg-oudc-n man. Dan met 'n opsohok van in eens zichwoer-bew'ust-worden, hervatte hij : 'k had a! motte schrijve, elke brief die wo_' is geeft hoop; waar is de krant, vrouw?" Die ligt nog voor op de toonbank, man. Hij omklemde mot z'n gerimpelde banden de stoelleuningen, wilde zich zóó opheffen, doch tegelijk was 't bom of bij voorover word getrokken, geen macht meer over zichzelf had. Half overeind groep hij de tafel vast. Vader! Duizelig, duizelig, 'k heb weer niks geslapo van na -bt, 't gaat wel weer over, as 'k maar weer eerst in beweging ben. Maak 's 'n wandeling, man. 't is goed weer, dy lucht zul jo, \yel opknuppe, raaJde vriendelijk z'n vrouw. Straks, as 'k eerst die brief heb geschrovo, dan breng 'k 'm meteen naar 't bureau van de krant. Hij ging naar voren toe on begon daar, zittend achter de toonbank, z'n sollicitatiebrief te schrijven, leggend 't velletje post op 'n dikke vloeimap, uit vrees dat er anders 'n spa'je op mocht komen. Hij gaf zich geheel aan z'n taak, zorgvuldig teekenen l z'n letters en mot uiterste bedachtzaamheid z'n zinnen samenstellen!, opdat do brief'n behoorlijken indruk zou maken. Ruim 'n kwartier ging er met' gemoeid ; 't was ook de eerste maal in z'n loven, dat hij zoo iets deed. Wa.t 'n beroerde karwei, jezelf voor zoo'n prutsbaantjo te moeten opdrin.-en! En toen hij don brief gereed had, las hij hom aandachtig over, hier on daar nog 'n vergoten puntje plaatsend. Ja. do brief look hom zoo wol goed,'t schrift was onberispelijk en fouten stonden er niet in, voor zoover hij dat zolf kon nagaan. Met 'n gevoel van verlichting sloot hij den meer hechtte aan een godsdienst, die sprak van plicht als 't hoogste en duldde dat elk in de eerste plaats voor eigen welzijn zorgde; z-e gaf niets om genoegens, die in strijd waren met goede zeden en menschelijkheid; ze wilde geen spijs en drank meer, waarvoor wreedheid bega in werd en die de góéde gezondheid tegenhielden. Haar ideaal-godsdienst was: liefde, waar lijden was ; die geen stand aanzag noch rang. Haar vreugden waren verbonden met de natuur en lagen verre van danszalen, schouw burgen, paardenspellen en andere afwijkingen der natuur. Haar geliefkoosd voedsel was voortbrengsel dier geliefde moeder aarde, vruchten en brood, onderbonden met bloed en sluc'dimj, n'ich fi-lijytei-ing a inbrengend. Do fee.-tmaallijd op Korstmisavond, bracht haar dus wel in ongelegenheid. Koude kip *as geen voedsel, onverbonden met bloed en slachting; ze wilde er dus niet van eten, en daar zij grootmama niet gaarne liet merken dat zij de lekkernij versmaadde, deed zij (pag (i) alle moeite om te verbergen wat ze niet op haar bord had en men verbergt niet licht wat men n'ct op zijn bord heeft. Den verbijstering aanbrengenden wijn dronk ze natuurlijk ook niet, en dankbaar drukte zij onier de tafel de hand van Piet, haar hou ven minnaar, die welwillend genoeg was rnet haar glas te handelen als met het zijne, en dien avond te drinken voor twee, 't was een hartelijke jongen. Anna Maria hiel l veel van lezen en had aanleg voor de geleerdheid. Ze bestudeerde (/c J'liil/isnpliii' van af ili'n Oit/lrn tij/! tut na ('-(', pag. 'J ; dat was denkt er niet te min over niet een stuk, maar de heele philosophie van wie weet hoe ouden tijd tot op lieden. Botsing met l'iet kon niet uitblijven. Hij was een dood gewone jongen, hij at biefstuk, waarvoor wreedheid begaan was, dronk i^Jn, de-nood-i voor drie, bijv. bij een promotiepartij, en schreef, wat weer niet gewoon was, een dissertatie over het onderwerp: HIK: me* ni>li'i''/: a n/uit li/j/'n 'li'/ii'iiii, i/i, i/r i'-iiUïi- n/'/n-ndi'ii niinl'i ui'tiMrisnH1, liiii/'et/jl;, (ti'ltci'l en:. en toonde, in dit merkwaardige geschrift, dat hij totaal onvatbaar was voor de nieuwe i leen en o. a. zoowel dienstweigering als echtscheiding veroordeelde. Bovendien had l'iet tot broodor een officier bij 't In 1. leger, een niensehenschieter, dien Marie niet kon uitstaan, pag 3S. J n haar minnebrieven zinspeelt ze dan ook geri'jjf11 op een eventueele verbreking van 't engagement, en de trouwdag wordt telkens uitgesteld. Intusschen ging zij voort met studeeren, want zij had wel eens gehoord, 'In int n duur nutii-il;kiiii/j zijn <]e<'*t Z''K'I/i/tbri'i~ di'ii k<(i>, dut iitfii :if!i /Muis ro,.lt in /«'/? li^-n <!,',? zü'l <'n d'i't't' i';>i-/r/iii(,-.-c!i,(!t dr iiiiii'rl /.'*,'< t/eriiel' /<* Tltit i/<:ii<'j'j' ui 7/A'-/V/; bi'watl I,''UI, '/''r,/- //'/;, .Maar hoe zij haar geest ook uitbreidde, 't was haar niet mogelijk de liefde van l'iet te waardeeren noch haar oigen hirt te door gronden; zij verbrak haar engagement en had daarvan zeer spoedig berouw. Op 't gebied van de wetenschap had ze evenmin succes. '/,<.? deed examen en droop. Toen schoot haar "niets meer over dan te gaan leven voor gczou iheid en deugd, pag. M!. In de buurt van \Vageningen, wandelend op blooto voeten over d.e heide, levende als een overtuigd vegetariër, vond Marie do gez'indbei l en ook w>-i de deugd; maar de wijsheid vond ze niet. Xoodra zij hoort, dat Piet gelukkig getroir.ul is, vat zij 't be?lu:r op zich bij hem en zijn vrouw als dienstbode te gaan verhuren, wat haar ook gelukt. In haar Zeeiwsch boerinnenpakje gestoken wordt zij wonder, boven won Ier, niet herkend; naar haar verhuisbiljet vraagt gelukkig niemand, en 3 maanden lang blijft ze in haar dienst, om daarna andere onbekookte dingen te gaan doen, te veel om te vertellen, 't Slot is tra gisch, Marie vindt 't geluk niet. Of de lezers van In eigen Sfeer" haar sympathiek zullen vinden '! 't Zou me verwonderen. 't Is niet volkomen duidelijk, of de schrijf ster zelve sympathie voor haar g-shad heeft, Misschien heeft zij de nieuwe ideën" van Maria willen bestrijden, misschien ze willen propageeren. Het boek kan zijn een pleidooi voor of tegen de vegetariërs enz 't Kan ook als parodie bedoeld zijn. Voor een parodie is het verhaal te lang en niet aardig genoeg; voor een pleidooi heeft het te veel van een parodie. Z m. '" v. H. E(jn studio ?an Europees"!»! Tlie D unn of European Civilization. Bij G. Hartwell Jones. London : Kegan Paul, Trench, rübner & Co. Ik ben gewoon de aandtcht mijner landgenooten te vestigen op de belangrijkste wer ken, die hier verschijnen. En dit verdienste lijke werk, ofschoon reeds in 1903 verschenen, verdient nog een korte bespreking in het weekblad. Sommige lezers zullen er, wellicht reeds kennis medn gemaakt hebben. Doch met deze late bespreking, die onopzettelijk te lang achterwege ble»f, hoop ik te bereiken. dat het in ons land wijder bekend word;. Mij is geen werk bekend, dat zóó bondig. en toch zóó volledig, een overzicht geeft van de opkomst d -r beschaving in ons wereld deel. De auteur, voorheen hoogleeraar in de Latijnsche taal aan de universiteit van Zuid Wales en thans predikant te Xutlield in Surrey, blijkt er een zeer uitgebreide studie voor te hebben gemaakt. Niet mindsr dan 128 werken in verschillende moderne, talen worden genoemd, in de lijst van 95 schrijvers door hem geraadpleegd. 10 n het verdient opmerking, dat professor Jones ook met onze taal vertrouwt blijkt. Althans in die lijst komen ook twee Nederlandsche werken voor, van den heer T iele over de geschiedenis van den godsdienst. Wij kunnen ons dus, op grond dier studie, ge.ruste,!ijk toevertrouwen aan de leiding van den schrijver op een geestelijke wandeling door vele eeuwen van beschavingsvonning. En zonder vrees voor verdwalen stellen wij ons onder zijne hoede, om van de hoogte der moderne beschaving af to dalen tot hot dal der oudheid, ver. ver omlaag, (en einde aldaar kennis te maken rnet de Arische pi-miers der Enropeesche cultuur; om daarna langs liet pad van evo lutie weder te klimmen tot ons bescha-.-ingsbergpnnt en onderweg de verschillend ? trap pen van gestadige ontwikkeling, onafgebroken stijging naar veredeling waar te nemen. Professor Jone? is een overtuigde evolu tionist. Geen tra;> van beschaving ontstaat spontaan," zegt Jij' den anthropoloog dr. Tyler na. maar groeit on ontwikkelt uit den voorafgatindon." En zijn oigen wo >rdjn, waarmede dezelfde mt-eninj; wordt uitgedrukt, luiden: ..Naties worden niet geboren, maar klimmen tot een hoogen stand." En deze evolutie van den monsch. voer' hom iin uer vooruit, nimmer terug. ..liet ,'treven van het mensebelijk ra< isJ lezen wij. over h"t alge meen, naar vooruitgang." Kn op een andere NiiiiiMiiimiiiiiiiil tMiiiiiiiiitiiiitiiiMiiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiinitiiliiiiiiiiiiitiiiiiiiHiiiniiiiiiii brief in 'n enveloppe, y.o.i nog even vrouw en kind goeieniiag en verliet toen don winkel. Hot bureau van do krant lag niet in de buurt; hij rekende zoowat 'n uur voor 't loopen been on terug. Ken gure noordoo-ter blies hem in 't giv.icht want hij had den wind nu tegen. Huiverig knoopte hij z'n jas goi d dicht, zette z'n kraag op voor de kou. Nog niks geen voorjaar," praatte liij in zichzelf, 't weer maakt je ook al niet beter." In gebogen houding, handen in z'n jaszakken, l'cp hij. als 'n beeld van eenzame dcernisïvaardighei'l. door 't volle, o[»ehaterondo. straatleven der groote stad. Hij keek niet om zich heen, schuw voor de nieiischen, waaronder er misschien wel «aren. die horn kenden en van z'n faiilissemeir hadden ge lezen. Hij peinsde maar over z'n kinderen, over do toekomst, over de mogelijkheid, dat-i "ot armoe zou vervallen als hij niet slaagde voor 'n betrekking, die 'n tamelijk salaris gaf. Dan haalde hij zich weer te binnen, wat-i had <re=c'ireven in z'n brief. \Vas 'i misschien boter geweest, 'n bepaald Nee, toch niet, salaris stond 'r: ze moesten wal ze aan je hadden, Zou hij met zeshonderd Zo gaven 't niet gauw, tegenwojulig, dat wisl-i wel. Wat had l'iet, de oudste jongen van z'n broer Wilk-m, niet 'n moeite gedaan om wat te krijgen ! Maai er van te léven . . . van zeshonderd gulden . .. dan moesten de jongens van do burgerschool af en ook maar gaan verdienen op 'n kantoor, en misschien zou Annie wel costnumnaaister kunnen worde.a ; die maakte nou toch ook wel d'r eigen japonnen, waarom zou ze 't dan niet voor anderen kunnen '.' /e was handig on vlijtig genoeg. Hoe kwam ,ve 'r bij om te willen gaan dienen! Er was nooit over gesproken thuis, nooit; Annie as dienst meid! Maar God, als hij niet slaagd-j voor 'n betrekking, hoe moest 't dan '.' Onverklaarbaar kreeg hij ineens 't druk ken.l gevoel, dat alles hem tegen zou salaris te bedingen ? naar bekwaamheid. eerst precies weten, dat, was ook billijk. gulden toekunnen ? deze en volgende brieven, alle onbe antwoord zoudon blijven, als 'n trooboling ging 't door z'n brein, zonder orde van gedachten en toch wilde hij wel dooi en dóór denken, zien door de donkere toe komst heen, maar hot was hem, of 'n dikko pap op z'u hersens lag en tegelijk beklemde hom 'n gevoel van angst voor de mèn.'-'che.n, de mènschon, dat ze 'm zouden minachten als-i arm was geworden on hom do schuld geven, als z'n vrouw niet knap gekleed voor den dag kon komen en z'n kin leren niet kouden blijven loeren. De wind giorde hem in 't gezicht. Geluk kig was hij nu gauw bij 't bureau. Hij zou, na den brief te Jiehberi bezorgd, maar weer kalmpjes naar huis terugkeeren. want hij voelde zich niks goed en 't was ook geen weer om te wandelen. Als ze 'm thuis niet noodig h idden, dan /oud-i maar wat gaan slapen en vanmiddag, vanmiddag moest-i noodzakelijk 's gaan praten met Doch toen, op z'n overwaebtst, beknunpte hem 't gevoel, alsof 'n scherpe klauw z'n hart in elkaar kneep. Hij snakte naar adem. wou doorloopon, maar kon 't niet, want 'n lood/waar gevoel in z'n dijen pleite hem naar omlaag en als 'n beschonken" smakte hij tegen don grond, waar 'lij roerloos bleef liggen, met, blauw-wit gelaat, uitpuilende oogen, waarin 'l licht gebroken look. Voor bijgangers schoten toe. vroegen hem iets. M-tar hij antwoordde ni"t ; uit z'n open mond kwijlde liet speeksel, siepelond langs z'n kin over de kraag van z'n jas. Drie man nen tililo hom oji on droegen hem naar 'n apotheek in de buurt, 't Werd 'n rolletje. Straa'jongons kwamen aanhollen; 'n boodsehappenmoisjp bloot' oven staan en zei grij zend ach gat wat 'n vies gezicht, ajazzus" : 'n politieagent joeg met 'n vloek de jongens weg tn do hoi d van een der dragers woei af, huppelend over de, 'keien, najrejoeld door vier jongens, van wie 't eindelijk n gelukte hom te pak een te krijgen en deze bracht 'm vroolijk lachend terug, blij dat-i nou zoo dicht bij dion dronken kerel kon komen en 'm goed in z'n gezicht zien. In de apotheek logden ze hem op den grond en toen worden ijlings middelen toe gepast om de levensgeesten weer op te wek ken. Doch do dokter, die 'n straat vorder woonde en onmiddellijk na waarschuwing kwam, constateerde den dood. Kont niemand 'ui ? Waar woont-i ? vroeg de apotheker Dat weten wc niet, antwoordde oen der dragers, 't lijkt nog al 'n heer te zijn, hij zit good in de kleeron, misschien heeft-i iets bij zich, 'n kaartje of zoo, 'k zal 's kijken. JOn toen haalde hij uit een der jaszakken den brief te voorschijn, met't adres: letters N. P. Dat 's bepaald op 'n advertentie, nou '.veten we meteen waar-i woont, zei de drager. terwijl hij 't couvert openbrak en den brief er uit nam. Hardop las hij voor: Weledele Hoeren ! Naar aanleiding van uwe advertentie in 't X/enm r. d. Dtuj d.d. heden, bon ik zoo vrij mij beleefd' doch dringend aan te bevelen voor de betrokking van boekhouder. Ik bon vijf en vijftig jaar en heb een gezond gestel, zoodat ik wegens ziekte weinig of niets zal behoeven te ver zuimen, ik ben goed op de hoogte met boekhouden on heb jaren achtereen mijn eigen administratie gevoerd: doch door ach teruitgang zie ik mij genoodzaakt mijn zaken aan kant te doen en van positie te veranderen. Ik ben zeer accuraat in het werk, ijverig van aard en vrij van sterke drank. Beleefd beveel ik mij in uwe gunst aan, niet twijfelend, of u zult over mijn werkzaamheden tevreden kunnen zijn. De beste referentiën staan mij ten dienste. Hopende, weledele heeren, dat u zich mijn lot zult willen aantrekken, noem ik mij met de meestehoogaehtingmv dienstwillige dienaar J. Drongers, lioekweitstraat N'o. 33." Arme drommel, zei de dokter. Toen werd do politie gewaarschuwd en een half uur later 't lijk per brancard naar de Boekweitstraat No. 33 vervoerd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl