Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1456
plaats zegt de schrijver, dat door de
dw^rreling van moderne theorieën n idee gedurig
veld heeft gewonnen, namelijk het geloof aan
den onafgebroken band, die loopt door de
natuur, met den mensen als een op zich zelf
bestaand deel daarvan." Hoe hoog ook de
beschaving, zij kan niet anders dan uit de
diepste diepte vau ruw oorspronkelijk leven
zijn ontstaan. Het edelste menschentype is
onafscheidelijk verbonden met het onbe
schaafdste type dat nog bestaat. En in deze
evolutietheorie vindt de christelijke wet van
de broederschap der menschen, haar
verhevenste bevestiging. Terwijl de kennis van
zijn oorsprong den cultuurmensch kan en
moet leiden bij zijne houding tegenover de
volken, die nog staan op den
beschavingstrap waarop ook hij eens stond.
De hoofdstukken over de ontwikkeling der
familie en de positie der vrouw, zijn zóó
interessant, dat ik daaraan nog eens een
afzonderlijk artikeltje voor de pagina Voor
dames" hoop te wijden. Het is over het
algemeen weliswaar geen nieuws wat pro
fessor Jones ons daaromtrent vertelt. Maar
in deze hoofdstukken is bijeengebracht, wat
Terschillende schrijvers omtrent het ontstaan
der'familie en de langzame maar zekere ver
heffing der vrouw schreven. Evenals Fourier,
beoordeelt de heer Jones den stand der be
schaving naar de behandeling der vrouwen.
Bij de bespreking van 'de ontzettende ge
woonte der oude volken, en van sommige
onbeschaafde rassen van dezen tijd, oin de
kinderen en ouden, waarvoor niet kon wor
den gezorgd, te dooden of de laatsten te
gelasten zich zelf te dooden, worden wij
terecht aangemaand deze dingen in verband
met den tijd en de omstandigheden, waarin
ze gebeurden te beoordeelen. Dat gebrek
aan voedsel het motief van die gewoonie
was, zal niemand den schrij ver benijden. Doch
wij dienen^ ook daarom voorzichtig te zijn
bij de beoordeeling van een dergelijke
wreedaardigheid van oude en onbeschaafde volken,
omdat, op den keper beschouwd, onze huma
niteit niet vrij vau schijnheiligheid is. Wat
zouden onze oer-voorouders wel van ons
denken, als zij zagen dat wij krachtige jonge
mannen in den oorlog wonden, weder ge
nezen, om andermaal weder gewond en ge
nezen en ten slotte gedood te worden ? Wan
neer zal onze beschaving gezuiverd worden
van die schandvlek ?
En nu moet ik ten elotte een enkele aan
merking maken op dit werk, dat lord
Avebury voorheen Sir John Lubbock bij
eene herziening van zijn lijst der honderd
beste boeken", daarin wel mocht opnemen.
Mijne aanmerking betreft het oordeel van
den schrijver over de achterlijkheid der Kus
sen. Het komt mij voor, dat hij niet genoeg
rekening houdt met het feit, dat de ontwik
keling der Kussische natie eeuwenlang kunst
matig is tegengehouden. Hunne achterlijk
heid heeft veel minder te doen met hunne
uitwendige omstandigheden, van klimaat etc.,
dan de heer Jones aanneemt. De Eussische
boeren wonnen zeer weinig, indien iets bij
de afschaffing der lijfeigenschap. Nog heden,
als voor 1801, zijn zij aan hun grond en hun
woonplaats gekoppeld. En behalve onder
dezen economischen, worden zij opzettelijk ook
onder een geestelijken druk gehouden. Daar
door vormen zij een haast onbeweeglijke
domheidstnacht, waardoor de autocratie zich in
stand en tevens de ontwikkelde klassen van
Rusland ondeidrukt houdt. Dat deze
betrekkelyk geringe klassen niettemin in staat
waren zoovele eminente mannen op te leveren
die wijd en ver uitblinken op het gebied
der wetenschap, kunst en letteren, is niet
alleen in strijd met de beweerde geestelijke
achterlijkheid van de Bussen, inaar tevens in
strijd met de bewering van den schrijver,
dat wetenschap, letteren en kunst weigeren
te bloeien in vorst en sneeuw." Trouwens,
het hartje van Itusland, waar de echte Sla
ven leven, is geen Noordpool. En het klimaat
van dat land is dragelijker dan wij veelal
denken.
Londen. J. K. VAS DER VEER.
I. N. R. I. De blijde boodschap van een
armen zondaar, door PETER KOSECGEH.
Vertaling van dr. J. HEKDERSCHEK,
Amsterdam, van Holkema et Warendorf.
Er bestaat in menig opzicht een merkwaar
dige overeenstemming tusschen Peter Rosegger
en Gustav Frenssen. Beiden zijn kinderen en
vrienden der natuur. Beiden htbben jaren
lang onder boeren en arbeiders gewoond en
gewerkt. Beiden ontleenen hun naïeve en
diepgevoelde verhalen veelal aan die
boerenen arbeiderswereld. Doch Prenssen is meer
de zielkundige opmerker; Rosegger meer de
phantastische dichter. In dit zijn laatste
boek vooral -laat hij aan zijn phantasie den
vrijen teugel.
De opzet van het verhaal is als volgt. Ken
ter dood veroordeelde anarchist is door den
cipier der gevangenis in zijn cel teruggebracht.
In wanhoop valt en ligt hij neer op den
grond. Een weinig bijgekomen zegt hij tos
den cipier : Laat een priester bij mij komen."
Als deze verschenen is, begeert hij van hem
een Ivieuw Testament. En als de R. Cath.
geestelijke hem dit weigert, vraagt hij papier
en schrijfgereedschap. Allerlei herinneringen
uit zijn kinderjaren zijn weer opgedoemd
voor zijn geest, hoe zijn moeier hem ver
telde van Jezus, den grooten menschen- en
zondaarsvriend. Hij wil geheel opgaan in
Jezus, in wien alles vereenigd was wat vroeger
zijne zaligheid had uitgemaakt en het weder
worden moest; zijne moeder, zijn onschuldige
jeugd, zijn blij geloof, zijn rust, zijn hoop,
zijn eeuwig leven. Xu weet hij het, hij zal
een boek over Jezus schrij ven. En zoo krijgen
wij hier een leven van Jezus, of liever een
beschouwing van het evangelie door een
gevangene, die uit het geheugen opschrijft
wat hij heeft geleerd en gelezen en vooral
vanz ijn moeder gehoord. Hij vroeg niet of het
de Heiland uit de boeken was. Zijn Heiland
was het, zooals deze leefde in hem, zooals
hij hem, juist hem kon verlossen."
Dit kader geeft Rosegger gelegenheid om
de evangelische verhalen aangaande Jezus'
leven op den voet te volgen, maar die
intusschen te doorweven met allerlei legenden
en verhalen, ten deele aan de traditie, ten
deele aan zijn eigen phantasie ontleend. Hij
doet dit, zooals een Rosegger het kan, op
treffende en boeiende wijs, zoodat zijn boek
door velen van 't begin tot het einde met
groote belangstelling gelezen worden zal, ja,
die belangstelling kan wekken in velen die
tot dusver voor deze materie onverschillig
waren.
Maar hij leent daarbij aan zijn gevangene,
dien hij niet als letterkundig ontwikkeld
voorstelt, zulk een verbazende kennis van de
evangelische traditie, van het joodsche land
en volk en van zijn godsdienstige voorstel
lingen en gebruiken, dat wij steeds den indruk
krijgen dat Rosegger zelf door het masker
van zijn gevangene tot ons spreekt.
Wie zich van dien indruk kan ontdoen,
die vindt hier een leven van Jezus" dat
door oorspronkelijke voorstelling, levendige
schildering en dichterlijke opvatting boven
menig ander uitmunt. Wel zal bij al lezend
hier en daar een vraagteeken zetten. Dat
deed ik voor mij b.v. bij de voorstelling dat
het kind Jezus tijdens zijn verblijf in Egypte
eenigen tijd doorbrengt aan Farao's hof; dat
het hoofd van den vermoorden Dooper nog
zou geroepen hebben: Gods rijk is nabij!"
dat Jezus in Galilea meer en meer gewan
trouwd en belaagd wordt en zich daarom
begeeft naar de rotsachtige streken vau Judea;
dat de rijke jongeling niet een luisterrijk
gevolg zich opmaakt naar Jezus en op zijn
terugtocht van al zijn schatten wordt beroofd;
dat na Jezus' dood de letters I. N R. I. boven
het kruis geplaatst begonnen te gloeien en
er in de lucht een stem is: I. X. R. I. Jezus'
nabijheid redt ieder.
Ziedaar eenige voorbeelden?en ze zouden
met vele andere te vermeerderen zijn die
doen zien dat Rosegger in zijn
Jezusbiographie zijn phantasie al te vrij laat spelemeien.
Doch dit neemt niet weg, dat ook dit boek
ten volle verdient in allerlei kringen gelezen
en herlezen te worden. Da lijst voegt kwalijk
bij de schilderij. Maar de schilderij zelf is
mooi van kleur en rijk van groepeering en
bovenal door den schilder zelf doorvoeld en
doorleefd. P. H. HUGENHOLTZ Jr.
MMIMIN l n imiiiiHimiiiiiiiiiiuiniiiiiiii
Minimum iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
Naar aanleiding van Fr. T Eed-n's
nier Scbiller.
Dwaalt mijns gelijk, ik zie 't lankmoedig aan:
Geen oogen, die op om, als op een voorbeeld
[staren l
Maar zwiert een kloek vernuft moedwillig van
[de baan,
En lokt zijn volgers uit, om blindelings mee
[te gaan,
Ik trok het graag terug al was 't ook bij de
[haren]l
A. C. W. STARING.
In het nummer van DJ Amsterdammer van
7 Mei 1.1. heeft de dichter Fr. v. Eeden de
lezers van dit blad verrast door het geven
ran een oordeel over Schiller. De aanleiding
daartoe was, blijkens den aanhef, een verzoek
van de redactie, om ter gelegenheid van den
gedenkdag van Schillers dood zijne meeniiig
over den Duitschen classikus te publiceeren.
Als persoonlijke meening van den heer V. E.
is zij te aanvaarden als de subjectieve
meening van ieder ander : mooi of leelijk vinden
doet ieder naar zijn eigen gevoel, zijn eigen
smaak. Aan het oordeel echter van iemand
met een beroemden naam als de schrijver
van het bewuste artikel, een der grootsten,
als dichter en als denker, onder degenen,
waarop de nieuwe JN'ederlandsche litteratuur
roem draagt, wordt door de menigte, die, waar
zij zelf met den weg verlegen is, naar betrouw
bare gidsen omziet, waarde gehecht. Daarom
moet zoo iemand voorzichtiger zijn met het
publiceeren van zijn meening dan X of Y en
vooral geen dingen schrijven, die zelfs den
toets eener oppervlakkige kritiek niet kun
nen doorstaan.
Den harder, als hij dwaelt met reuckelooze
[beenen,
Beslommert sich en 't vee in moerachtige
[veenen,"
zegt Hooft, en dat Fr. van Eeden, door een
reeds in zijn jeugd ontstane antipathie tegen
Schiller geleid, werkelijk dwaalt, is uit zijn
oppervlakkig stukje gemakkelijk te bewijzen.
In den aanvang erkent hij reeds Schiller
niet grondig te hebbeu bestudeerd en dus
niet tot de best bevoegden te behooren."
Dan had hij (niét de heer X of Y, inaar
wél Fr. van Eeden) zijn oordeel voor zich
kunnen houden, immers van een kunstenaar
als hij mag men wél een subjectieve, zij het
zelfs een bevooroordeelde, meening verwach
ten, doch nooit een oppervlakkige. Als
inleidend woord op e Broeders, tragedie
van het Recht" geeft Van Eeden zijnen lezers
een raad:
Merkt rustig op en laat uw zielen blank,
Waar ik w-il schrij ven, stil van eigen stem,
7?7/'t.'ii als spieglend water,
, want in aandachtigheid
Alleen ontbloeit (de) diep're harmonie."
Te betwijfelen is het, of de dichter dezer
regelen bij het lezen der werken van zijn
Duitschen kunstbroeder, dien raad zelfheeft
opgevolgd; of hij dan stil van eigen stem"
was en zijn ziel een eii'en spieglen i water"
gelijk deed zijn en zoo de diepere harmonie
van Sch.'s oeuvre heeft gevoeld. Immers hij
heeft nooit lust en geduld geha i" met de
studie van Sch. voort te gaan, als hij ge
dwongen door de teekenen van zijn (Sch.'s)
grooten invloed" zich daartoe zette. Als be
wijzen van die studie geeft hij dan enkele
algemeen bekende gedichten van Schiller,
Handschuh", Taucher" en ,,das Lied von
der Glocke", benevens een drama: Die
Jungfrau van Orleans". Hierin vindt hij veel,
dat ze geknipt doet zijn voor rederijkers".
Toegegeven, maar Schiller heeft mér ge
schreven dan dit, al zijn de genoemde ge
dichten, vermeerderd met nog enkele andere,
onder de groote menigte het meest bekend.
Bewijst dit ook, dat ze het beste zijn van
's dichters werk?
Over de samenkoppeling: Goethe en
Schiller" is v. E. niet goed te spreken. .,Dit
is een van die combinaties, die een volk
maakt op gansch andere gronden dan de
poëtische keurmeester als deugdelijk erkent." ,
Welke poëtische keurmeester?" zou men
willen vragen. Gobthe zélf toch maakte
haar reeds. Let slechts op het telkens her
haalde: Denn er war l'nser!" in (foethes
Epilog zu Schillers Glocke"- K n dat Goethe
Schiller waarschijnlijk lief had alleen om zijn
persoon," niets is minder waar dan dat, als
men Goethe zelf ten minste gelooven mag.
Ten bewijze de volgende aanhalingen uit den
reeds genoemden Epilog (geschreven ld jaar
na Schillers dood). Schiller als dramaticus
teekent Goethe als volgt :
Doch hat er, so geiibt, so vollgehaltig,
Dies bretterne Geruste nicht verschmaht;
Hier schildert'er das Schick-jal, das gewaltig
Von Tag zu Nacht die Erdenachse dreht ;
Ond manches tie.fe Werk hat, rei.hgestaltig,
Den Wert der Kunst des Kunst k rs Wert erhölit,
Er wendete die Blüte hóchsten Strebens,
Das Leben selbst, an dieses Bild des Lebens."
Wie denkt hier niet aan Schiller's grootste
dramatische schepping \Vallenstein"? Van
Eeden noemt slechts: Die Jungfrau von Or
leans", dat stellig bij Wallenstein achterstaat.
Dat Go-fthe Schiller een recht op de on
sterfelijkheid toekende, dus hem als kunstenaar
hoog schatte, blijkt uit:
Doch schon erblicketsein verkHrtes"\Vesen
Sich hier verkla'rt, wenn esherniederschaut,
Was Mitwelt sonst an ihm beklagt, getadelt,
Es hat's der Tod, es hat's die Zeit geadelt.
Auch manche Geister, die mit ihm ^erungen,
Sein gross Verdienst, unwillig, anerkant,
Sie fühlen sich von seiner Kraft
durch[druugen,
In seinem Kreise willig festgebannt:
Zum Höchsten hat er tich
emporge[schwungen,
Mit allem, was wir schatzen, engverwandt.
So feiert ihn! Denn was dem Mann das Leben
Xur halb erteilt, soll ganz die Nachwelt
[geben."
Tot die Geister die mit Sch. gerungen
haben" behoort in de eerste plaats Goethe zelf
en na die worsteling, toen zij elkanders krach
ten gemeten hadden, waardeerde hij hem
naar verdienste, terwijl hij zich eerst gemelijk,
unwillig'' van hem afgekeerd had, evenals
Fr. v. Eeden, maar die is naar zijn eigen
bekentenis nooit tot een ernstige worsteling
gekomen.
Het oordeel van Heine over Schiller is
scherp en geestig, zooals men van Heine
verwachten mag. Of het echter de scherpste
karakteristiek van Schiller' genoemd mag
worden, zal menigeen niet zoo onmiddellijk
toegeven. Zoo noemt v. E. het alleen, omdat
hij 't zelf óók vindt. Zou hij ook Heine's
oordeel over v. Platen met instemming aan
halen ? Waarschijnlijk wel niet, of hij moest
het ook daarmee eens zijn. Wat bewijst dit?
Alleen, dat hij Heine's oordeel niet voor niag
stellen als het meest karakteristieke.
En over An die Freude" (trouwens een
der oud-ite gedichten van Schiller) heeft een
ander groot kunstenaar blijkbaar eene andere
meening dan als zijnde een gedicht waaruit
bierstemming" spreekt. Anders toch zou
Beethoven het niet in zijn grootsche schep
ping als slotkoor hebben gebruikt. (')e
symphonie).
Ten slotte wil ik nog even terugkomen op
hetgeen Van Eeden zegt, naar aanleiding van
Lied von der Gloeke" en7. en van de
rederijkerachtigheid". Ik zei reeds, dat Sch. nog
meer gedichten had geschreven dan de drie
genoemde. In Schillers Gt dichte" staat b v.
vlak voor Die Glocke" een ander werk :
Der Spaziirgang'1. Het ooideel van den
bekenden Duitschen aestheiicus Wilhelm
Wackernagel schrijf ik hier ai' (Poetik,
Rhetorik und Stilistik. Halle 1888):
Das Meisterstück aber der Elegie, nicht
bloss bei den Deutschen, sondern aller Elegie
berhaupt, ist Der Spaziergang" von Schiller,
oder, wie es im ersten Druck, in den Horen
vom Jahre 1V9"> betitelt ist: E egie", Leicittllch
woelde dies iiuch ron allen Gedichten Schillers
dus geliwy riste sein, i-ndem man liier ke'nien
ron den Fehlern. lindet, de man snnst wihl an
ihm rüi/en daij', dngtgrn all seiiie Yorz'fnje und
manc'iC Vorzwjf, <li-e. xon*t nicht so bei ihm
nnlgcij c t reten. K'n mal die Wirklichkeit,
an weieher die Betraehtung sich entwickelt:
es ist eine durchaus nihende, niimlich eine
Gegend, eine Landsct afr, aber indem der
Dichter sie dnrchwandert und nach and nach
an seinem Auge vorübergehen liisst, gewinnt
sie historischen Character, rollt sie sich in
einer bedeutsam geordneten Reihenfolge von
einzelnen Bildern vor dem Leser auf. Die
lyrische Betrachtung nun, vvelche die
Landsehaftsbesehreibung begleitet, und zwar
begleitet in dein innigsten causalen
Zusammenhange des Paralleiismus und der
symbolisierung, erkennt in jenen Wechsel dor
Naturscenen nur ein Abbild der Gesehichte der
Menschheit, wie dieso mit jedcm Schritte
mehr und mehr sich von der Natur
entfremdet und damit auch von der Unschu'd
und der unbefanajenen Sittlichkeit, bis der
letzte Bliek, den der Dichter um sich wirft,
ihn berzeugt, nur iri der Rückkehr /,ur
Xatur kunne die Menschheit noch Heil
iinden, zur Natur, die immer bestandig, immer
sich gieich sei, wiihrend der MenscSi in
unablüssigem Wandel immer mehr ausarte.
Man könnte fiber dieses Gedicht leicht ein
ganzes Btich schreiben, und ein solehes Ijuch
dürfte dann von selbst schon auch eine The
orie der ele^ischen Dichtkunst enthaUen.
Misschien zal de hoofdgedachte van dit
gedicht den schrijver van De kleine
Johannes" en den stichter van Walden" niet on
sympathiek zijn. Wellicht kan het er hem
ook toe brengen, het minder komisch te vin
den, dat erin Duitschland sodiaal-democraten
zijn, die bij Schiller gedachten vinden aan
de hunne verwant. Als Schiller het afdwalen
van de natuur en het ontaarden der maat
schappij geteeken.l heeft, vervolgt het gedicht:
Jahre lang mag, Jahrhunderte lang die Mumi
[dauern,
MagdastriigendeBildlebenderFüllebestehn,
Bis die Natur erwacht und mit schweren,
elier[nen Handen
An das holilo Gebiiu rühret die Not und die
[Zeit.
Einer Tigerin gieich, die da-i eiserne Gitter
[diuchbrochen
Und des rramidischen Wal Is plötzlich, und
[schrecklich gedenkt,
AufsU-ht mit dus Verbrechens Wut und des
[ Klends die Menschheit,
Und in der Aschüder Stadt sucht die
ver[lorne Natur.
O, so i'ifïnet euch, Mauern. und gebt den
Ge[fangenen ledig!
Zu der verlassenen Flur kebr' er gerettet
[zuriick !
Misschien staan in dit gedicht van Schiller
eenige van die innige, expressieve woerden
van hoogcren ernst", die Fr. v. Eeden van
Schiller niet kent".
J. J. GKIS-.
* *
Aan den lieer J. J. Griss.
Gaarne, gaarne wil ik schuld bekennen. Maar
ik wensch tevens rechtvaardig te blijven, óók
jegens mijzelven. Het verwijt /an
opp-rvlakkigheid verwerp ik. Ik sprak vun wat ik wist
en kan dit s ipt verantwoorden. Integendeel
verzet ik mij tegen de oppervlakkigheid
der Sdiiller-vierders, die hem willen eeren
door het deelameeren van zijn slechte verzen.
Dat Beethoven heerlijke muziek gemaakt heeft
op wat grootendeels bombast is, behoeft niet
te verwondden. Fen groote componist maakt
parelen van zandkorrels. Hij voelt ongeveer
de -temming, dat wat de dichter, hetzij te
vjrgeefs of niet, wil ie bereiken, en dat
heft hij op in zijn melodicn. Maar hoeveel
slechte poëzie is door Bach, Beethoven.
Schumann en Schubert op miuiek gezet! Brahrns
was keuriger op hetgeen hij tot lied maakte,
maar ook met uitzonderingen.
En wie aandachtig leest wat gij van Goethe
aanhaalt zal niets vinden wat in directe
weerspraak is met mijn gevoelen. Ook ik
heb mij van Schiller's kracht doordrongen
gevoeld, dat is te zeggen van zijn ethische,
niet zijn poëtische kracht, en zoo ik niets
kende als den smaad door sommigen zijner
verachters over hem uitgestort, hoe zou ik
met Goethe's edele verdediging instemmen.
Lang genoeg heb ik gestreden tegen de nei
ging van sommige hoogmoedigen, om een
grooten geest alleen te beoordeelen naar de
waarde of onwaarde van enkele zijner vers
regels.
Maar hier staat de zaak anders. Een alles
overstemmend lofgezang rijst op uit een
menigte, die niets toont te beseffen van dicht
kunst of dichterschap. En als men dan ge
neigd is zichzelven te kastijden voor elke
vooze regel die ons onverhoeds is ontglipt,
dan voelt men hoegenaamd g-een neiging om
eerbied te toonen voor slechte, opgeblazen
poëzie, a! komt die van een door de gansche
wereld als dichterlijk genie gehuldigd man.
Zeker, het was een fout van mij, wat ik
te zeggen had niet zóó voorzichtig en
fluweelig in te kleeden, dat het kon aangenomen
worden ook door warm-hartige vereerdt-rs
van den voortreii'elijken mensen Schiller. Ik
spotte ook wellicht te veel en was wat scham
per. Maar wat ik te zeggen had, was onbe
twistbaar en alleszins gemotiveerd.
Vergee.t ook de betrekkelijkheid niet.
Schiller's roem gedoogt dat hij met de aller
grootsten wordt verge'eken. En dan verdient
hij mijn oordeel. Ik noemde liein geen groot
dramaticus, omdat ik ducht aan Shakespeare.
Maar ik dacht niet aan Sudermann of
Sardou. Als ik zijn Jungfrau" zou vergelij
ken met het misselijk product la Pucelle"
van Voltaire, dan is het een nobel gewrocht.
En wat denkt gij dat de wereld zal doen
op den sterfdag van Shelley ? En Shelley is
wat Schiller schijn1;. Shelley heeft de K'bende
Fiille" waarvan Schiller ons het trügende
Bild" toont. Zijn geestdrift blijft massief en
zijn woord gedejen, en tocii stijgt hij in veel
ontzachlijker hoogten dan Schiller. Wie dit
heeft beseft, en niet meer in jeugdige vervoe
ring, maar uit rijpe ervaiing, en dan ziet
met wylke valsche maat de menigte meet,
die mag het zichzelven vergeven als hij een
wat schamperen klank in het groote
lofconcert liet hooren.
Xeen, ik kan nog niet zeggen dat ik n
zuiveren regel van hooge poëtische expressie
in het door u aangehaalde vond. Maar kort
nadat ik 't vorige stukje geschreven had,
vond ik er twee die mij oni hun schoone
zegging verheugden :
\Mlst du in meinem U'nnmel mit inïr walmen
So aft du kommst, er xoll dir ojfen sein.
om dit te zeggen moet men niet alleen een
edel men<ch, maar ook een dichter zijn.
Ik hoop ten minste dat ze vau Sjhiller
zijn, ze stonden onder zijn beeld, maar ik
weet niet waar zij in voorkomen. Misschien
kunt gij 't mij zeggen.
Walden, l(i Mei. F. VAX EICDEN.
O.-Testamentische en Sensitieve kuns'.
In het Stedelijk Museum te Amsterdam,
is op Zaterdag 20 Mei de tentoonstelling van
Oud-Testamenti?c,he en Sensitieve Kunst van
de heeren J. J. Isaücson, D. B. Xanninga en
F. W. Weigel, geopend.
Thorbecke vóór 1830.
Prof. Paul Fredericq van Gent werkt aan
een belangrijke studie getiteld Tliorhecke cour
18150, waarvan het 1ste gedeelte zal verschij
nen in het 2e nummer van D<: Vlaam$<:l<e Gids.
NIEUWE UITGAVEN.
RHI'JI'MJ, door LEO BALKT. Amsterdam, E.van
der Vecht.
Zooals de ouden zonden .. . Oorspronkelijke
roman, door Louisi: B. B. Haarlem, II. D.
Tjeenk Willink et Zoon.
Een Duo, Naar het Engelsch van A. COXAX
DOYLE, d. J. E. 1).Amersfoort, G. J. Slothouwer.
77: n' >rste.i en kom boft u, door FKXXA DE
MKYIKI:. Amsterdam, P. X. v. Kampen & Zn. -;|
i'fils Hunner, door WAI.TEK ('IIRIST.UAS. Uit
het Deensch, door G. VAX DAM. Amsterdam, P.
X. van Kampen & Zn.
'J'icei'de jiKirrerahuj der Rijkscommissie tot
het opmaken en uitgeven van een inventaris
en eene beschrijving van de Nederlandsche
monumenten van geschiedenis en Kunst, l
Januari?01 December 1904.
Virrde jiiarreivliif; over l'.Ml-t?05, van de Na
tionale Verceniging (Bureau) voor Vrouwen
arbeid.
Het jaarhoekje ran Jus. All'. Th/jiu. Nieuwe
reeks, vierde bundel, onder redactie van W. de
Veer, S. J. en J. E. M. Sterck. Amsterdam, C.
L. van I.angenbuijzen.
Handboek van vreemde woorden en uitdruk
kingen, citaten, technische termen enz., af). I,
door L. M. BA.U.E en mr. dr. C. 11. BAALE.
Zutphen, W. J. Thieme A Co.
11,-t Ontifi'rp Xiekt<'rer:i'l:erini/sn'it 1005, be
sproken door een geneeskundige, door A. C.
VAX BUIGUEN". Amsterdam, F. van Rossen.
titiliichfr'ti oi'i'r Staittxpi'/isioi'neii i'ofir n/len,
door dr. A. KE.MI-E. Leiden, H. A. Adriani.
'lui, liet ivti'rxte, door (ï. Snmys, '2 deelen.
Haarlem, De Erven F. Bohn.
1500 Eni/tixh /irorfrhs and e.i'jiresti<nii>, With
a Dutch translation by B. S. Berrington, B. A.
and John S. Berriugton. Bussum, C. A. J.
van Dishoei'k.
!)'(( irilli'ii de i'i'i/:ii>rii;ifn '
..Propagandaboek voor de verkiezing van 1005". C. Misset,
Doetinehem.
timiiiimmimttmiiiiiiniinttiimiitiinitmminiiiiMiiiiiMiiiiiiimiiiiillN
YOOÏ\ DAME^.
ECD bezoel bij Ellen Key,
Op liet oogenblik, mot nor; sterk in mij
de charme van haar krachtige, f'rissche
persoonlijkheid, /ou ik niet weten te /eggen
of' mijn bezoek uau Ellen Key een inter
view was, óf dat een interview juist door
die persoonlijkheid der /woedsclie schrijfster
werd tot een allorgozelligst prautuurtje.
Geliooryevcnd aan de vriendelijke
uitnoodiging dezer zoo gewaardeerde gast van
Nederland om haar de hand te komen
drukken, begaf ik mij naar haar tijdelijke
Haagsche wouingv in hoofdzaak omdat ik
verlangde Ellen Key intiem te ontmoeten,
inaar... het journalistieke duiveltje wist
zich als bijzaak, die niet verdrukt wil wor
den, te doen gelden.
Het duiveltje mocht uit zijn doosje sprin
gen, zonder dat ons gesprek n oogenblik
liet karakter van een ofncieel onderhoud,
een vragen-en-aiitwoordenspel voor groote
menschen kreeg, vergunde Ellen Key mij,
een en ander ervan te vertellen aan hare
vide Fretiiide in Holland.
***
Ik ken menschen die veertig jaar ge
loefd of juist niet geleefd:- hebben,
en die verzuurd, verkleind, ontzenuwd en
heftig oninteressant uit den grooten vuur
proef' te voorschijn zijn gekomen. Ik ken
oude mannetjes van twaalf jaar, en vél
oude-wijveti van beiderlei kunne en iederen
leeftijd. Een enkele maal is het mij vergund
geweest oude menschen te ontmoeten, wie
geest jong, en gevoelig voor zachte indruk
ken, was gebleven.
Ik had mij voorgesteld, dat Ellen Key
tot de laatsten zou behooren; ik had mij
haar gedacht als een heel intelligente, jeugdig
voelende, sympathieke oude dame.
Maar toch.... 'n oude dame.
Onjuister had ik mij de vriendelijke
ph:losophe niet kunnen voorstellen.
Die levendige, zér bewegelijke, rnijn
handen drukkende vlug stoelen verschui
vende, aldoor pratende vrouw,-'n oude dame?
Kidicule vergelijking!
Voordat ik het zelf wist, voordat ik in
mijn beste Duitsch de bij zoo'n gelegenheid
behooreride rommoniilace had kunnen uit
brengen, zat ik heel gemakkelijk, vullende
een stoel, terwijl Kllen Key als een vroolijk
schoolmeisje van den eenen zetel naar déti
anderen verhuisde.
Een kopje thee en 't interview begon.
Dat is te zeggen, Ellen Key wilde wat
weten van mij, en vroeg nu in haar
eentonig-zangerig, rad-gesproken Duitsch alle
mogelijke bijzonderheden over me-zelf.
Waaraan ik, uit gecombineerde natuur
lijke bescheidenheid en nieuwsgierigheid,
zoetjes trachtte een einde te maken.
Eindelijk kreeg ik gelegenheid te vragen
oh dies ihr erster Besuch an Holland war !'"
Dat eerste bezoek dateert al van een jaar
of veertig geleden. Daarna, in 1900 kwam
Ellen Key in het voorjaar naar Holland.
Und ich war damals so entzückt von ihrem
herrlichen Land, dass als ich von deren
Erasmus" in Amsterdam angesucht wurde
um eine Vorlesung, ich geschrieberi habe,
dass ich gerne kommen wollte, wenn die
Vorlesung bis zum Frühling
hinausgesehoben könnte werde."
En na 'n vermoeiende tournee van lezingen
in Duitschland kwam zij naar ons heerlijk
lenteland. Zij bleef vier dagen in Haarlem,
waar zij niemand kende, pin uit te rusten.
Ganz alhin und ganz stil)."
Van waar is de veerkracht, die deze
jongeoude vrouw, met haar rozige gelaatskleur
en lenigen gang, in vier dagen deed
uit40 cents per regel.
.Gailler
echte
ECHT VICTORIAWATER.
Oberlahnstein.
UIWITY
RIJWIELEN
met kogelfreewheel, 2
velgremmen door het stuur, stalen
spatscherinen, echte \Vestwoodvelgen,
Dunlop-banden,
a JAAR GARANTIE,
f
95.SIMPLEI-RüwielHi maf f 80.
N. S. . Mötor-RijiiÉu.
A, DRUKKER &C°.
ROKIN 126, n;,f. J
Normaal-Onderkleedin
Prof Dr. G.
^ Eenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
ofultgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalversfraat 157
K. F. DEUSCHLE-BENGER.