De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 21 mei pagina 4

21 mei 1905 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1456 plaats zegt de schrijver, dat door de dw^rreling van moderne theorieën n idee gedurig veld heeft gewonnen, namelijk het geloof aan den onafgebroken band, die loopt door de natuur, met den mensen als een op zich zelf bestaand deel daarvan." Hoe hoog ook de beschaving, zij kan niet anders dan uit de diepste diepte vau ruw oorspronkelijk leven zijn ontstaan. Het edelste menschentype is onafscheidelijk verbonden met het onbe schaafdste type dat nog bestaat. En in deze evolutietheorie vindt de christelijke wet van de broederschap der menschen, haar verhevenste bevestiging. Terwijl de kennis van zijn oorsprong den cultuurmensch kan en moet leiden bij zijne houding tegenover de volken, die nog staan op den beschavingstrap waarop ook hij eens stond. De hoofdstukken over de ontwikkeling der familie en de positie der vrouw, zijn zóó interessant, dat ik daaraan nog eens een afzonderlijk artikeltje voor de pagina Voor dames" hoop te wijden. Het is over het algemeen weliswaar geen nieuws wat pro fessor Jones ons daaromtrent vertelt. Maar in deze hoofdstukken is bijeengebracht, wat Terschillende schrijvers omtrent het ontstaan der'familie en de langzame maar zekere ver heffing der vrouw schreven. Evenals Fourier, beoordeelt de heer Jones den stand der be schaving naar de behandeling der vrouwen. Bij de bespreking van 'de ontzettende ge woonte der oude volken, en van sommige onbeschaafde rassen van dezen tijd, oin de kinderen en ouden, waarvoor niet kon wor den gezorgd, te dooden of de laatsten te gelasten zich zelf te dooden, worden wij terecht aangemaand deze dingen in verband met den tijd en de omstandigheden, waarin ze gebeurden te beoordeelen. Dat gebrek aan voedsel het motief van die gewoonie was, zal niemand den schrij ver benijden. Doch wij dienen^ ook daarom voorzichtig te zijn bij de beoordeeling van een dergelijke wreedaardigheid van oude en onbeschaafde volken, omdat, op den keper beschouwd, onze huma niteit niet vrij vau schijnheiligheid is. Wat zouden onze oer-voorouders wel van ons denken, als zij zagen dat wij krachtige jonge mannen in den oorlog wonden, weder ge nezen, om andermaal weder gewond en ge nezen en ten slotte gedood te worden ? Wan neer zal onze beschaving gezuiverd worden van die schandvlek ? En nu moet ik ten elotte een enkele aan merking maken op dit werk, dat lord Avebury voorheen Sir John Lubbock bij eene herziening van zijn lijst der honderd beste boeken", daarin wel mocht opnemen. Mijne aanmerking betreft het oordeel van den schrijver over de achterlijkheid der Kus sen. Het komt mij voor, dat hij niet genoeg rekening houdt met het feit, dat de ontwik keling der Kussische natie eeuwenlang kunst matig is tegengehouden. Hunne achterlijk heid heeft veel minder te doen met hunne uitwendige omstandigheden, van klimaat etc., dan de heer Jones aanneemt. De Eussische boeren wonnen zeer weinig, indien iets bij de afschaffing der lijfeigenschap. Nog heden, als voor 1801, zijn zij aan hun grond en hun woonplaats gekoppeld. En behalve onder dezen economischen, worden zij opzettelijk ook onder een geestelijken druk gehouden. Daar door vormen zij een haast onbeweeglijke domheidstnacht, waardoor de autocratie zich in stand en tevens de ontwikkelde klassen van Rusland ondeidrukt houdt. Dat deze betrekkelyk geringe klassen niettemin in staat waren zoovele eminente mannen op te leveren die wijd en ver uitblinken op het gebied der wetenschap, kunst en letteren, is niet alleen in strijd met de beweerde geestelijke achterlijkheid van de Bussen, inaar tevens in strijd met de bewering van den schrijver, dat wetenschap, letteren en kunst weigeren te bloeien in vorst en sneeuw." Trouwens, het hartje van Itusland, waar de echte Sla ven leven, is geen Noordpool. En het klimaat van dat land is dragelijker dan wij veelal denken. Londen. J. K. VAS DER VEER. I. N. R. I. De blijde boodschap van een armen zondaar, door PETER KOSECGEH. Vertaling van dr. J. HEKDERSCHEK, Amsterdam, van Holkema et Warendorf. Er bestaat in menig opzicht een merkwaar dige overeenstemming tusschen Peter Rosegger en Gustav Frenssen. Beiden zijn kinderen en vrienden der natuur. Beiden htbben jaren lang onder boeren en arbeiders gewoond en gewerkt. Beiden ontleenen hun naïeve en diepgevoelde verhalen veelal aan die boerenen arbeiderswereld. Doch Prenssen is meer de zielkundige opmerker; Rosegger meer de phantastische dichter. In dit zijn laatste boek vooral -laat hij aan zijn phantasie den vrijen teugel. De opzet van het verhaal is als volgt. Ken ter dood veroordeelde anarchist is door den cipier der gevangenis in zijn cel teruggebracht. In wanhoop valt en ligt hij neer op den grond. Een weinig bijgekomen zegt hij tos den cipier : Laat een priester bij mij komen." Als deze verschenen is, begeert hij van hem een Ivieuw Testament. En als de R. Cath. geestelijke hem dit weigert, vraagt hij papier en schrijfgereedschap. Allerlei herinneringen uit zijn kinderjaren zijn weer opgedoemd voor zijn geest, hoe zijn moeier hem ver telde van Jezus, den grooten menschen- en zondaarsvriend. Hij wil geheel opgaan in Jezus, in wien alles vereenigd was wat vroeger zijne zaligheid had uitgemaakt en het weder worden moest; zijne moeder, zijn onschuldige jeugd, zijn blij geloof, zijn rust, zijn hoop, zijn eeuwig leven. Xu weet hij het, hij zal een boek over Jezus schrij ven. En zoo krijgen wij hier een leven van Jezus, of liever een beschouwing van het evangelie door een gevangene, die uit het geheugen opschrijft wat hij heeft geleerd en gelezen en vooral vanz ijn moeder gehoord. Hij vroeg niet of het de Heiland uit de boeken was. Zijn Heiland was het, zooals deze leefde in hem, zooals hij hem, juist hem kon verlossen." Dit kader geeft Rosegger gelegenheid om de evangelische verhalen aangaande Jezus' leven op den voet te volgen, maar die intusschen te doorweven met allerlei legenden en verhalen, ten deele aan de traditie, ten deele aan zijn eigen phantasie ontleend. Hij doet dit, zooals een Rosegger het kan, op treffende en boeiende wijs, zoodat zijn boek door velen van 't begin tot het einde met groote belangstelling gelezen worden zal, ja, die belangstelling kan wekken in velen die tot dusver voor deze materie onverschillig waren. Maar hij leent daarbij aan zijn gevangene, dien hij niet als letterkundig ontwikkeld voorstelt, zulk een verbazende kennis van de evangelische traditie, van het joodsche land en volk en van zijn godsdienstige voorstel lingen en gebruiken, dat wij steeds den indruk krijgen dat Rosegger zelf door het masker van zijn gevangene tot ons spreekt. Wie zich van dien indruk kan ontdoen, die vindt hier een leven van Jezus" dat door oorspronkelijke voorstelling, levendige schildering en dichterlijke opvatting boven menig ander uitmunt. Wel zal bij al lezend hier en daar een vraagteeken zetten. Dat deed ik voor mij b.v. bij de voorstelling dat het kind Jezus tijdens zijn verblijf in Egypte eenigen tijd doorbrengt aan Farao's hof; dat het hoofd van den vermoorden Dooper nog zou geroepen hebben: Gods rijk is nabij!" dat Jezus in Galilea meer en meer gewan trouwd en belaagd wordt en zich daarom begeeft naar de rotsachtige streken vau Judea; dat de rijke jongeling niet een luisterrijk gevolg zich opmaakt naar Jezus en op zijn terugtocht van al zijn schatten wordt beroofd; dat na Jezus' dood de letters I. N R. I. boven het kruis geplaatst begonnen te gloeien en er in de lucht een stem is: I. X. R. I. Jezus' nabijheid redt ieder. Ziedaar eenige voorbeelden?en ze zouden met vele andere te vermeerderen zijn die doen zien dat Rosegger in zijn Jezusbiographie zijn phantasie al te vrij laat spelemeien. Doch dit neemt niet weg, dat ook dit boek ten volle verdient in allerlei kringen gelezen en herlezen te worden. Da lijst voegt kwalijk bij de schilderij. Maar de schilderij zelf is mooi van kleur en rijk van groepeering en bovenal door den schilder zelf doorvoeld en doorleefd. P. H. HUGENHOLTZ Jr. MMIMIN l n imiiiiHimiiiiiiiiiiuiniiiiiiii Minimum iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Naar aanleiding van Fr. T Eed-n's nier Scbiller. Dwaalt mijns gelijk, ik zie 't lankmoedig aan: Geen oogen, die op om, als op een voorbeeld [staren l Maar zwiert een kloek vernuft moedwillig van [de baan, En lokt zijn volgers uit, om blindelings mee [te gaan, Ik trok het graag terug al was 't ook bij de [haren]l A. C. W. STARING. In het nummer van DJ Amsterdammer van 7 Mei 1.1. heeft de dichter Fr. v. Eeden de lezers van dit blad verrast door het geven ran een oordeel over Schiller. De aanleiding daartoe was, blijkens den aanhef, een verzoek van de redactie, om ter gelegenheid van den gedenkdag van Schillers dood zijne meeniiig over den Duitschen classikus te publiceeren. Als persoonlijke meening van den heer V. E. is zij te aanvaarden als de subjectieve meening van ieder ander : mooi of leelijk vinden doet ieder naar zijn eigen gevoel, zijn eigen smaak. Aan het oordeel echter van iemand met een beroemden naam als de schrijver van het bewuste artikel, een der grootsten, als dichter en als denker, onder degenen, waarop de nieuwe JN'ederlandsche litteratuur roem draagt, wordt door de menigte, die, waar zij zelf met den weg verlegen is, naar betrouw bare gidsen omziet, waarde gehecht. Daarom moet zoo iemand voorzichtiger zijn met het publiceeren van zijn meening dan X of Y en vooral geen dingen schrijven, die zelfs den toets eener oppervlakkige kritiek niet kun nen doorstaan. Den harder, als hij dwaelt met reuckelooze [beenen, Beslommert sich en 't vee in moerachtige [veenen," zegt Hooft, en dat Fr. van Eeden, door een reeds in zijn jeugd ontstane antipathie tegen Schiller geleid, werkelijk dwaalt, is uit zijn oppervlakkig stukje gemakkelijk te bewijzen. In den aanvang erkent hij reeds Schiller niet grondig te hebbeu bestudeerd en dus niet tot de best bevoegden te behooren." Dan had hij (niét de heer X of Y, inaar wél Fr. van Eeden) zijn oordeel voor zich kunnen houden, immers van een kunstenaar als hij mag men wél een subjectieve, zij het zelfs een bevooroordeelde, meening verwach ten, doch nooit een oppervlakkige. Als inleidend woord op e Broeders, tragedie van het Recht" geeft Van Eeden zijnen lezers een raad: Merkt rustig op en laat uw zielen blank, Waar ik w-il schrij ven, stil van eigen stem, 7?7/'t.'ii als spieglend water, , want in aandachtigheid Alleen ontbloeit (de) diep're harmonie." Te betwijfelen is het, of de dichter dezer regelen bij het lezen der werken van zijn Duitschen kunstbroeder, dien raad zelfheeft opgevolgd; of hij dan stil van eigen stem" was en zijn ziel een eii'en spieglen i water" gelijk deed zijn en zoo de diepere harmonie van Sch.'s oeuvre heeft gevoeld. Immers hij heeft nooit lust en geduld geha i" met de studie van Sch. voort te gaan, als hij ge dwongen door de teekenen van zijn (Sch.'s) grooten invloed" zich daartoe zette. Als be wijzen van die studie geeft hij dan enkele algemeen bekende gedichten van Schiller, Handschuh", Taucher" en ,,das Lied von der Glocke", benevens een drama: Die Jungfrau van Orleans". Hierin vindt hij veel, dat ze geknipt doet zijn voor rederijkers". Toegegeven, maar Schiller heeft mér ge schreven dan dit, al zijn de genoemde ge dichten, vermeerderd met nog enkele andere, onder de groote menigte het meest bekend. Bewijst dit ook, dat ze het beste zijn van 's dichters werk? Over de samenkoppeling: Goethe en Schiller" is v. E. niet goed te spreken. .,Dit is een van die combinaties, die een volk maakt op gansch andere gronden dan de poëtische keurmeester als deugdelijk erkent." , Welke poëtische keurmeester?" zou men willen vragen. Gobthe zélf toch maakte haar reeds. Let slechts op het telkens her haalde: Denn er war l'nser!" in (foethes Epilog zu Schillers Glocke"- K n dat Goethe Schiller waarschijnlijk lief had alleen om zijn persoon," niets is minder waar dan dat, als men Goethe zelf ten minste gelooven mag. Ten bewijze de volgende aanhalingen uit den reeds genoemden Epilog (geschreven ld jaar na Schillers dood). Schiller als dramaticus teekent Goethe als volgt : Doch hat er, so geiibt, so vollgehaltig, Dies bretterne Geruste nicht verschmaht; Hier schildert'er das Schick-jal, das gewaltig Von Tag zu Nacht die Erdenachse dreht ; Ond manches tie.fe Werk hat, rei.hgestaltig, Den Wert der Kunst des Kunst k rs Wert erhölit, Er wendete die Blüte hóchsten Strebens, Das Leben selbst, an dieses Bild des Lebens." Wie denkt hier niet aan Schiller's grootste dramatische schepping \Vallenstein"? Van Eeden noemt slechts: Die Jungfrau von Or leans", dat stellig bij Wallenstein achterstaat. Dat Go-fthe Schiller een recht op de on sterfelijkheid toekende, dus hem als kunstenaar hoog schatte, blijkt uit: Doch schon erblicketsein verkHrtes"\Vesen Sich hier verkla'rt, wenn esherniederschaut, Was Mitwelt sonst an ihm beklagt, getadelt, Es hat's der Tod, es hat's die Zeit geadelt. Auch manche Geister, die mit ihm ^erungen, Sein gross Verdienst, unwillig, anerkant, Sie fühlen sich von seiner Kraft durch[druugen, In seinem Kreise willig festgebannt: Zum Höchsten hat er tich emporge[schwungen, Mit allem, was wir schatzen, engverwandt. So feiert ihn! Denn was dem Mann das Leben Xur halb erteilt, soll ganz die Nachwelt [geben." Tot die Geister die mit Sch. gerungen haben" behoort in de eerste plaats Goethe zelf en na die worsteling, toen zij elkanders krach ten gemeten hadden, waardeerde hij hem naar verdienste, terwijl hij zich eerst gemelijk, unwillig'' van hem afgekeerd had, evenals Fr. v. Eeden, maar die is naar zijn eigen bekentenis nooit tot een ernstige worsteling gekomen. Het oordeel van Heine over Schiller is scherp en geestig, zooals men van Heine verwachten mag. Of het echter de scherpste karakteristiek van Schiller' genoemd mag worden, zal menigeen niet zoo onmiddellijk toegeven. Zoo noemt v. E. het alleen, omdat hij 't zelf óók vindt. Zou hij ook Heine's oordeel over v. Platen met instemming aan halen ? Waarschijnlijk wel niet, of hij moest het ook daarmee eens zijn. Wat bewijst dit? Alleen, dat hij Heine's oordeel niet voor niag stellen als het meest karakteristieke. En over An die Freude" (trouwens een der oud-ite gedichten van Schiller) heeft een ander groot kunstenaar blijkbaar eene andere meening dan als zijnde een gedicht waaruit bierstemming" spreekt. Anders toch zou Beethoven het niet in zijn grootsche schep ping als slotkoor hebben gebruikt. (')e symphonie). Ten slotte wil ik nog even terugkomen op hetgeen Van Eeden zegt, naar aanleiding van Lied von der Gloeke" en7. en van de rederijkerachtigheid". Ik zei reeds, dat Sch. nog meer gedichten had geschreven dan de drie genoemde. In Schillers Gt dichte" staat b v. vlak voor Die Glocke" een ander werk : Der Spaziirgang'1. Het ooideel van den bekenden Duitschen aestheiicus Wilhelm Wackernagel schrijf ik hier ai' (Poetik, Rhetorik und Stilistik. Halle 1888): Das Meisterstück aber der Elegie, nicht bloss bei den Deutschen, sondern aller Elegie berhaupt, ist Der Spaziergang" von Schiller, oder, wie es im ersten Druck, in den Horen vom Jahre 1V9"> betitelt ist: E egie", Leicittllch woelde dies iiuch ron allen Gedichten Schillers dus geliwy riste sein, i-ndem man liier ke'nien ron den Fehlern. lindet, de man snnst wihl an ihm rüi/en daij', dngtgrn all seiiie Yorz'fnje und manc'iC Vorzwjf, <li-e. xon*t nicht so bei ihm nnlgcij c t reten. K'n mal die Wirklichkeit, an weieher die Betraehtung sich entwickelt: es ist eine durchaus nihende, niimlich eine Gegend, eine Landsct afr, aber indem der Dichter sie dnrchwandert und nach and nach an seinem Auge vorübergehen liisst, gewinnt sie historischen Character, rollt sie sich in einer bedeutsam geordneten Reihenfolge von einzelnen Bildern vor dem Leser auf. Die lyrische Betrachtung nun, vvelche die Landsehaftsbesehreibung begleitet, und zwar begleitet in dein innigsten causalen Zusammenhange des Paralleiismus und der symbolisierung, erkennt in jenen Wechsel dor Naturscenen nur ein Abbild der Gesehichte der Menschheit, wie dieso mit jedcm Schritte mehr und mehr sich von der Natur entfremdet und damit auch von der Unschu'd und der unbefanajenen Sittlichkeit, bis der letzte Bliek, den der Dichter um sich wirft, ihn berzeugt, nur iri der Rückkehr /,ur Xatur kunne die Menschheit noch Heil iinden, zur Natur, die immer bestandig, immer sich gieich sei, wiihrend der MenscSi in unablüssigem Wandel immer mehr ausarte. Man könnte fiber dieses Gedicht leicht ein ganzes Btich schreiben, und ein solehes Ijuch dürfte dann von selbst schon auch eine The orie der ele^ischen Dichtkunst enthaUen. Misschien zal de hoofdgedachte van dit gedicht den schrijver van De kleine Johannes" en den stichter van Walden" niet on sympathiek zijn. Wellicht kan het er hem ook toe brengen, het minder komisch te vin den, dat erin Duitschland sodiaal-democraten zijn, die bij Schiller gedachten vinden aan de hunne verwant. Als Schiller het afdwalen van de natuur en het ontaarden der maat schappij geteeken.l heeft, vervolgt het gedicht: Jahre lang mag, Jahrhunderte lang die Mumi [dauern, MagdastriigendeBildlebenderFüllebestehn, Bis die Natur erwacht und mit schweren, elier[nen Handen An das holilo Gebiiu rühret die Not und die [Zeit. Einer Tigerin gieich, die da-i eiserne Gitter [diuchbrochen Und des rramidischen Wal Is plötzlich, und [schrecklich gedenkt, AufsU-ht mit dus Verbrechens Wut und des [ Klends die Menschheit, Und in der Aschüder Stadt sucht die ver[lorne Natur. O, so i'ifïnet euch, Mauern. und gebt den Ge[fangenen ledig! Zu der verlassenen Flur kebr' er gerettet [zuriick ! Misschien staan in dit gedicht van Schiller eenige van die innige, expressieve woerden van hoogcren ernst", die Fr. v. Eeden van Schiller niet kent". J. J. GKIS-. * * Aan den lieer J. J. Griss. Gaarne, gaarne wil ik schuld bekennen. Maar ik wensch tevens rechtvaardig te blijven, óók jegens mijzelven. Het verwijt /an opp-rvlakkigheid verwerp ik. Ik sprak vun wat ik wist en kan dit s ipt verantwoorden. Integendeel verzet ik mij tegen de oppervlakkigheid der Sdiiller-vierders, die hem willen eeren door het deelameeren van zijn slechte verzen. Dat Beethoven heerlijke muziek gemaakt heeft op wat grootendeels bombast is, behoeft niet te verwondden. Fen groote componist maakt parelen van zandkorrels. Hij voelt ongeveer de -temming, dat wat de dichter, hetzij te vjrgeefs of niet, wil ie bereiken, en dat heft hij op in zijn melodicn. Maar hoeveel slechte poëzie is door Bach, Beethoven. Schumann en Schubert op miuiek gezet! Brahrns was keuriger op hetgeen hij tot lied maakte, maar ook met uitzonderingen. En wie aandachtig leest wat gij van Goethe aanhaalt zal niets vinden wat in directe weerspraak is met mijn gevoelen. Ook ik heb mij van Schiller's kracht doordrongen gevoeld, dat is te zeggen van zijn ethische, niet zijn poëtische kracht, en zoo ik niets kende als den smaad door sommigen zijner verachters over hem uitgestort, hoe zou ik met Goethe's edele verdediging instemmen. Lang genoeg heb ik gestreden tegen de nei ging van sommige hoogmoedigen, om een grooten geest alleen te beoordeelen naar de waarde of onwaarde van enkele zijner vers regels. Maar hier staat de zaak anders. Een alles overstemmend lofgezang rijst op uit een menigte, die niets toont te beseffen van dicht kunst of dichterschap. En als men dan ge neigd is zichzelven te kastijden voor elke vooze regel die ons onverhoeds is ontglipt, dan voelt men hoegenaamd g-een neiging om eerbied te toonen voor slechte, opgeblazen poëzie, a! komt die van een door de gansche wereld als dichterlijk genie gehuldigd man. Zeker, het was een fout van mij, wat ik te zeggen had niet zóó voorzichtig en fluweelig in te kleeden, dat het kon aangenomen worden ook door warm-hartige vereerdt-rs van den voortreii'elijken mensen Schiller. Ik spotte ook wellicht te veel en was wat scham per. Maar wat ik te zeggen had, was onbe twistbaar en alleszins gemotiveerd. Vergee.t ook de betrekkelijkheid niet. Schiller's roem gedoogt dat hij met de aller grootsten wordt verge'eken. En dan verdient hij mijn oordeel. Ik noemde liein geen groot dramaticus, omdat ik ducht aan Shakespeare. Maar ik dacht niet aan Sudermann of Sardou. Als ik zijn Jungfrau" zou vergelij ken met het misselijk product la Pucelle" van Voltaire, dan is het een nobel gewrocht. En wat denkt gij dat de wereld zal doen op den sterfdag van Shelley ? En Shelley is wat Schiller schijn1;. Shelley heeft de K'bende Fiille" waarvan Schiller ons het trügende Bild" toont. Zijn geestdrift blijft massief en zijn woord gedejen, en tocii stijgt hij in veel ontzachlijker hoogten dan Schiller. Wie dit heeft beseft, en niet meer in jeugdige vervoe ring, maar uit rijpe ervaiing, en dan ziet met wylke valsche maat de menigte meet, die mag het zichzelven vergeven als hij een wat schamperen klank in het groote lofconcert liet hooren. Xeen, ik kan nog niet zeggen dat ik n zuiveren regel van hooge poëtische expressie in het door u aangehaalde vond. Maar kort nadat ik 't vorige stukje geschreven had, vond ik er twee die mij oni hun schoone zegging verheugden : \Mlst du in meinem U'nnmel mit inïr walmen So aft du kommst, er xoll dir ojfen sein. om dit te zeggen moet men niet alleen een edel men<ch, maar ook een dichter zijn. Ik hoop ten minste dat ze vau Sjhiller zijn, ze stonden onder zijn beeld, maar ik weet niet waar zij in voorkomen. Misschien kunt gij 't mij zeggen. Walden, l(i Mei. F. VAX EICDEN. O.-Testamentische en Sensitieve kuns'. In het Stedelijk Museum te Amsterdam, is op Zaterdag 20 Mei de tentoonstelling van Oud-Testamenti?c,he en Sensitieve Kunst van de heeren J. J. Isaücson, D. B. Xanninga en F. W. Weigel, geopend. Thorbecke vóór 1830. Prof. Paul Fredericq van Gent werkt aan een belangrijke studie getiteld Tliorhecke cour 18150, waarvan het 1ste gedeelte zal verschij nen in het 2e nummer van D<: Vlaam$<:l<e Gids. NIEUWE UITGAVEN. RHI'JI'MJ, door LEO BALKT. Amsterdam, E.van der Vecht. Zooals de ouden zonden .. . Oorspronkelijke roman, door Louisi: B. B. Haarlem, II. D. Tjeenk Willink et Zoon. Een Duo, Naar het Engelsch van A. COXAX DOYLE, d. J. E. 1).Amersfoort, G. J. Slothouwer. 77: n' >rste.i en kom boft u, door FKXXA DE MKYIKI:. Amsterdam, P. X. v. Kampen & Zn. -;| i'fils Hunner, door WAI.TEK ('IIRIST.UAS. Uit het Deensch, door G. VAX DAM. Amsterdam, P. X. van Kampen & Zn. 'J'icei'de jiKirrerahuj der Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving van de Nederlandsche monumenten van geschiedenis en Kunst, l Januari?01 December 1904. Virrde jiiarreivliif; over l'.Ml-t?05, van de Na tionale Verceniging (Bureau) voor Vrouwen arbeid. Het jaarhoekje ran Jus. All'. Th/jiu. Nieuwe reeks, vierde bundel, onder redactie van W. de Veer, S. J. en J. E. M. Sterck. Amsterdam, C. L. van I.angenbuijzen. Handboek van vreemde woorden en uitdruk kingen, citaten, technische termen enz., af). I, door L. M. BA.U.E en mr. dr. C. 11. BAALE. Zutphen, W. J. Thieme A Co. 11,-t Ontifi'rp Xiekt<'rer:i'l:erini/sn'it 1005, be sproken door een geneeskundige, door A. C. VAX BUIGUEN". Amsterdam, F. van Rossen. titiliichfr'ti oi'i'r Staittxpi'/isioi'neii i'ofir n/len, door dr. A. KE.MI-E. Leiden, H. A. Adriani. 'lui, liet ivti'rxte, door (ï. Snmys, '2 deelen. Haarlem, De Erven F. Bohn. 1500 Eni/tixh /irorfrhs and e.i'jiresti<nii>, With a Dutch translation by B. S. Berrington, B. A. and John S. Berriugton. Bussum, C. A. J. van Dishoei'k. !)'(( irilli'ii de i'i'i/:ii>rii;ifn ' ..Propagandaboek voor de verkiezing van 1005". C. Misset, Doetinehem. timiiiimmimttmiiiiiiniinttiimiitiinitmminiiiiMiiiiiMiiiiiiimiiiiillN YOOÏ\ DAME^. ECD bezoel bij Ellen Key, Op liet oogenblik, mot nor; sterk in mij de charme van haar krachtige, f'rissche persoonlijkheid, /ou ik niet weten te /eggen of' mijn bezoek uau Ellen Key een inter view was, óf dat een interview juist door die persoonlijkheid der /woedsclie schrijfster werd tot een allorgozelligst prautuurtje. Geliooryevcnd aan de vriendelijke uitnoodiging dezer zoo gewaardeerde gast van Nederland om haar de hand te komen drukken, begaf ik mij naar haar tijdelijke Haagsche wouingv in hoofdzaak omdat ik verlangde Ellen Key intiem te ontmoeten, inaar... het journalistieke duiveltje wist zich als bijzaak, die niet verdrukt wil wor den, te doen gelden. Het duiveltje mocht uit zijn doosje sprin gen, zonder dat ons gesprek n oogenblik liet karakter van een ofncieel onderhoud, een vragen-en-aiitwoordenspel voor groote menschen kreeg, vergunde Ellen Key mij, een en ander ervan te vertellen aan hare vide Fretiiide in Holland. *** Ik ken menschen die veertig jaar ge loefd of juist niet geleefd:- hebben, en die verzuurd, verkleind, ontzenuwd en heftig oninteressant uit den grooten vuur proef' te voorschijn zijn gekomen. Ik ken oude mannetjes van twaalf jaar, en vél oude-wijveti van beiderlei kunne en iederen leeftijd. Een enkele maal is het mij vergund geweest oude menschen te ontmoeten, wie geest jong, en gevoelig voor zachte indruk ken, was gebleven. Ik had mij voorgesteld, dat Ellen Key tot de laatsten zou behooren; ik had mij haar gedacht als een heel intelligente, jeugdig voelende, sympathieke oude dame. Maar toch.... 'n oude dame. Onjuister had ik mij de vriendelijke ph:losophe niet kunnen voorstellen. Die levendige, zér bewegelijke, rnijn handen drukkende vlug stoelen verschui vende, aldoor pratende vrouw,-'n oude dame? Kidicule vergelijking! Voordat ik het zelf wist, voordat ik in mijn beste Duitsch de bij zoo'n gelegenheid behooreride rommoniilace had kunnen uit brengen, zat ik heel gemakkelijk, vullende een stoel, terwijl Kllen Key als een vroolijk schoolmeisje van den eenen zetel naar déti anderen verhuisde. Een kopje thee en 't interview begon. Dat is te zeggen, Ellen Key wilde wat weten van mij, en vroeg nu in haar eentonig-zangerig, rad-gesproken Duitsch alle mogelijke bijzonderheden over me-zelf. Waaraan ik, uit gecombineerde natuur lijke bescheidenheid en nieuwsgierigheid, zoetjes trachtte een einde te maken. Eindelijk kreeg ik gelegenheid te vragen oh dies ihr erster Besuch an Holland war !'" Dat eerste bezoek dateert al van een jaar of veertig geleden. Daarna, in 1900 kwam Ellen Key in het voorjaar naar Holland. Und ich war damals so entzückt von ihrem herrlichen Land, dass als ich von deren Erasmus" in Amsterdam angesucht wurde um eine Vorlesung, ich geschrieberi habe, dass ich gerne kommen wollte, wenn die Vorlesung bis zum Frühling hinausgesehoben könnte werde." En na 'n vermoeiende tournee van lezingen in Duitschland kwam zij naar ons heerlijk lenteland. Zij bleef vier dagen in Haarlem, waar zij niemand kende, pin uit te rusten. Ganz alhin und ganz stil)." Van waar is de veerkracht, die deze jongeoude vrouw, met haar rozige gelaatskleur en lenigen gang, in vier dagen deed uit40 cents per regel. .Gailler echte ECHT VICTORIAWATER. Oberlahnstein. UIWITY RIJWIELEN met kogelfreewheel, 2 velgremmen door het stuur, stalen spatscherinen, echte \Vestwoodvelgen, Dunlop-banden, a JAAR GARANTIE, f 95.SIMPLEI-RüwielHi maf f 80. N. S. . Mötor-RijiiÉu. A, DRUKKER &C°. ROKIN 126, n;,f. J Normaal-Onderkleedin Prof Dr. G. ^ Eenige Fabrikanten W.BengerSöhne ofultgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalversfraat 157 K. F. DEUSCHLE-BENGER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl