Historisch Archief 1877-1940
Kd. 1456
D E A M S TÉR D A MME ft WEE R B L A D V 00 E K E D E B L A N D.
Heutrit Mriaai CMstiaan Dett«r. t
Schilder H. A. C. Dekker, in de eerste
helft dezer maand overleden, was geboren
18 Sept. 1836 te Amsterdam. Hij had de
kop ran een voornamen Amsterdamschen
teekenmeester uit den tijd, toen er nog geen
leeraren in het teekenen waren, met de akte
middelbaar onderwijs in den zak. Het
teekenderwijs te Amsterdam was in
Dekker's jongen tijd, den tijd der Tétar van
Blven's, ook volstrekt niet rechtlijnig en de
meesters waren geen leeraren,maar welwaren
Telen hunner kunstenaars. Heertje Bing"
zooals de jongeng den teekenleeraar Bing
noemden dook als voorlooper of als een der
eerste teekenleeraren op, naar de methode
van Dupuy. Tétar van Elven en de zijnen
hadden met deze
middelbaar-onderwijskunst" niets op. Zij meenden: wie een kop,
wie een landschap kon teekenen, kon alles
teekenen. Bovendien oordeelden zij, dat hun
wijze van onderricht beter voor de ambitie
en beter voor de kunstontwikkeling was
voor hen, die louter uit pleizier leerden tee
kenen of wassehen. De methode van Dupuy,
ging naar hun oordeel te veel buiten
de kunst om.
In het tijdperk, dat aldus gedacht werd,
spreekt de liefde voor het typige en leven
dige van zijn geboortestad.
P. A. Haaxman Jr. heeft in het Maand
schrift Elsevier" (Febr. 1904) verteld, hoe
Israëls, in de dagen, dat hij te Amsterdam
woonde op de Prinsengracht, Hein Dekker
aangezet heeft om zich op het schilderen
te gaan toeleggen.
Israëls placht altijd, weer of geen weer,
in het morgenuur zijn wandeling te maken.
Met een pet op het hoofd, dien hij bij
sterken wind met een band omwikkelde,
ging hij er op uit en geen grooter voor
recht voor Dekker dan om Israëls op zoo'n
tochtje te ontmoeten of te zorgen precies
op tijd aan zijn huis te zijn om van 's mees
ters geestig gesprek op de wandeling te
kunnen profiteeren.
Op zekeren dag zei Israëls tegen Dekker:
-Waarom zou jij ook niet gaan schilderen ?
Je hebt gevoel voor kleur, daar kun-je 't
verder mee brengen dan met lithografeeren."
Dekker, die er heimelijk al lang ook zoo
over gedacht had, maar de bezwaren van
een geheel nieuwe studie ook niet licht
telde, beriep zich, heel natuurlijk, op zijne
relatiën in de lithographie, die hem althans
tijd was dq teekening dqiW; elkaar geflod
derd. Waai4 '.waren Deikeif's 'met zorg
afgeteekende figuren, waar de lucht, waar de
hei gebleven ? AHeg door elkaar, de verf
in het vuile water, het droop alles over
het papier.
De tranen kwamen Dekker bijna in de
oogen. Hij werd er boos om en liet het
merken.
Leuk weg zei Israëls: We zijn er nog
niet, je denkt toch niet, dat ik je in den
steek zal laten; ik wilde je maar even
zien wat waterverfteekenen is.
En werkelijk, toen de teekening droog
was, nam hij het penseel, en daar tooverde
afgezien en eindelijk dat de uitgever van het
boekske, Jaeques Hegner, twee maanden heeft
gedraald met de publicatie en dat alle brie
ven en telegrammen met betaald antwoord,
door den schrijver hierover aan den uitgever
gericht, onbeantwoord bleven. Niet ten
onrechte oppert de schryver het vermoeden
of dit dralen ook in verband kan staan met
den inhoud der brochure.
Het merkwaardige echter acht ik vooral
hierin gelegen, dat de schrijver zijn uitgever,
in het boekske door dezen uitgegeven, be
schuldigt van dralen en onbeantwoord laten
van brieven en telegrammen.
Allereerst stelt Porchhammer op klare en
? Welke eigenaardige meeningen overigens
Jn enkele kringen heerschen, kan men zien
ttit een bericht in het Munikalitche»
Wochenblatt van 11 Mei. Daarin leest men dat de
Wagnervereeniging door zich niet te storen
aan de beginselen der Berner conventie, zich
aan de spits stelt van lieden, die er hun werk
van maken tegen die conventie zu wider zu
handeln." Daar kan de geniale dirigent mr.
Henri "Viotta niet verantwoordelijk voor ge
steld worden (sic). Het is alleen de schuld
van het bestuur dat, saamgesteld is uit aan
zienlijke lieden, die het laag vinden in zaken
niet correct te handelen, maar er zich geen
gewetenszaak van maken arm in arm te gaan
hij overal frissche plassen van louter mooie
kleur.
In eens ging toen Dekker een licht op.
Hij begreep, dat hef zóó moest znn. In
vervoering greep hij 'e. meesters handen om
hem te bedanken voo# de heerlijke les.
Maar Israëls lette «Star niet op. Hij keek
t
groeide Dupuys op, en genoot de lessen aan
de teeken-akademie in het Oümannenhuis
te} Amsterdam. Na deugdelijke voorbe
reiding, heeft hij zich op de
houtgraveerkunst toegelegd, en toen de zon voor deze,
na 1860, begon te verminderen op de
steenteekenkunst. Dekker heeft het bloeitijdperk
der [lithografie medegemaakt. Met hooge
bewondering is hij altijd blijven spreken
over|Mouilleron, den grootmeester der litho
grafie, beroemd door zijn steenteekening van
Kembrandt's nachtwacht".
jt Hein Dekker heeft zich als steenteekenaar
onderscheiden, getuige o. a. zijne
teekeningen in De Kunstkroniek". Zeer gelukkig
geslaagd van hem zijn de steenteekeningen
naar Israëls Kreupele in de sneeuw, Kin
deren der zee, De wieg en De eerste, stap.
Deze laatste maakte hij in opdracht der
firma Buffa en Zonen.
* Een toeval heeft hem zich op de schilder
kunst doen werpen, waarvan hij een ver
dienstelijk dienaar werd. Van zijne schil
derijen zijn het meest bekend en het best
geslaagd: Een winkeltje te Laren, en van
zijne waterve.rfteekeningen: Koffietijd. Hij
maakte zich ook naam met zijne
Amsterdamsche tafereelm, meestal de Nieuwmarkt
en aangrenzende buurten tot onderwerp
hebbende. Uit de Amsterdamsche tafereelen
Landschap bij Vaassen.
een bestaan verzekerden.
Gekheid" zei Isracls weer je koopt
maar wat verw bij Klaus en Fritz, en als
je dan wat gemaakt hebt, koop ik het van je.
De rest volgt van zelf."
Van dit min of meer gekscherend woord,
kwam het weldra tot meer dringender aan
sporing, ook van de zijde van Uekker's
verloofde, juffrouw Sara Sartorius, eene
schilderes.
Dekker waagde den stouten sprong en
ging den eersten den besten zomer naar
buiten om studiën te maken. Hij vond ze
bedroevend inin, maar toen hij er mee thuis
kwam, was toch zijn eersten gang naar
Israëls, omdat dit nu eenmaal afgesproken
was. Boven alle verwachting vond de meester
ze goed; van twee moest Dekker dadelijk
wat gaan maken; het zouden aquarellen
worden en Israëls beloofde spoedig eens bij
hem op te loopen. Dekker ging aan 't werk
en bracht de teekeningen zoo ver als hij
kon. Toen ging hij Israëls vragen eens te
komen zien, en werkelijk hij kwam, maar
de teekeningen ziende, sprak hij geen woord.
Pijnlijk zwijgen... tot eindelijk Israëls vroeg:
heb je geen spons ?"
Jawel, maar wat wil u daarmee doen ?"
vroeg Dekker angstig.
De spons kwam, en in een minimum van
Dekker met dat eigenaardig leuke in zijne
oogen, dat zijne vrienden van hem kennen,
even aan, en ging voort: Zie zoo, nu maak
je ze zoo maar af, dan stuur ik ze dadelijk
naar Tersteeg (de bekende kunstkooper in
den Haag) en die koopt ze dan.
Dekker antwoordde niet, hij stond alleen
maar versuft...
De teekeningen afmaken, daar was geen
denken aan.
Dekker heeft ze voorzichtig afgesneden
en met de grootste piëteit bewaard.
MDZieL
Bayreuth und die Farsifal-Aufl'ührung. in
Amsterdam" is de titel van een brochure
door den bekenden Frankforter tenorzanger
Ejnar Forchhammer in het licht gegeven.
Aan het schutblad van het boekje is een
apart blaadje gehecht, waarop men merkwaar
dige mededeelingen vindt. Ten eerste dat me
vrouw Wagner den schrijver van zijn voorne
men tot publiceering dezer brochure heeft
trachten af te brengen ; ten tweede dat de uit
geversfirma Hermann Seemann Nachf. uit
privaten Kücksichten" van de uitgave heeft
De Nieuwrnarkt te Amsterdam.
duidelijke wijze in het licht, welke rol me
vrouw Wagner gespeeld heeft in deze aan
gelegenheid. Zij gaf geen verlof hare brieven
te publiceeren, daar zij (mevr.W.) der
Oeflentlichkeit nicht angehöre."
Desondanks vermeldt het protestschryven
van Giasenapp, Klindworth enz. dat het im
Namen Richard Wagner's und seiner
E r b e n verzonden is. Voorts blijkt het, dat
mevrouw Wagner door Forchhammer volko
men op de hoogte was gebracht van de
beteekenis onzer Wagner/Vereeniging en haren
directeur Henri Viotta.
Tegen beter weten in werden toch nog ver
dachtmakingen de wereld ingezonden als b.v.
ob durchKrwerbsgier oder sonstige
nicht edle Motive (deuitvoering onder
nomen wordt), bleibe ununtersucht".
Daarna behandelt de schrijver achtereen
volgens zijn artikel in de Frankfurter Zeitung
van 30 December 1904, de open brief"
door Glasenapp, Klindworth, Wolzogen,
Humperdinck en Breithaupt aan Henri Viotta
gericht en het protest der 41 kapelmeesters.
Op zeer bedaarde en kalme wijze heeft
Forchhammer eenige kantteekeningen ge
maakt bij deze beide protesten.
HOver het stuk van Marsop zegt de schrijver
dat hij (Marsop) door zijn artikel Conried
und Viotta" het debat binnen de vormen
van fatsoen onmogelijk gemaakt heeft.
Dan volgen het interview van Viotta met
een redacteur der Nieuwe Courant en het
stuk van baron v. Zuylen in de Allgemeine
Musikzeitung.
In een slotwoord wijst de schrijver dan nog
op het onverstandige van de familie Wagner
om Viotta niet tegemoet te komen. Als zij dit
wel deed, zou Bayreuth zich zooveel te meer
vrienden verwerven; want juist degenen die
Wagner kennen en goed kennen zijn trouwe
bezoekers van Bayreuth. Ook maakt Forch
hammer de zeer juiste opmerking dat de
Amsterdamsche Wagnervereeniging de eenige
is, die niet is blijven staan bij concertuitvoe
ringen welke zooveel gemakkelijker tot stand
kunnen gebracht worden, maar die, toen de
tijd daarvoor rijp was, overgegaan is tot dra
matische opvoeringen met opoffering van
enorme kosten.
met vrijbuiters op litterair gebied, enz.
Nu, het bestuur en de directeur kunnen
zich dat gezegd laten zijn I
ANT. AVEBKAMP.
Driedaagsch Muziekfeest >in het
Concertgebouw.
Een sympathiek muziekfeest wordt op 19;
20 en 21 Mei in het Concertgebouw gevierd;
een drietal concerten wordt gegeven, waarvan
de opbrengst zal strekken ten bate van een
pensioen-fonds voor de leden van het Concert
gebouw-orkest. Reeds lang -was het de
wensch van het Bestuur dier instelling de
positie van de orkestleden op deze wijze
te verbeteren en eindelijk dan zal die wensch
werkelijkheid worden.
Het programma voor het feest is een
zeer bijzonder: twee concerten, gewijd aan
werken van Beethoven (op het eerste de
Missa Solemnis, op het derde de vijfde en
de negende symphonie), omsluiten een avond,
waarop enkel composities van den bekenden
Münchener componist Max Schillings worden
ten gehoore gebracht.
Beethovens werken zijn bekend genoeg;
zijn genie dwingt ieder eerbied af en zijne
drie werken, die op het feest worden
uitgevoerd, zijn ware kunstmonumenten.
Max Schillings is nog jong; hij werd den
19 April 1868 te Duren in Rheinland ge
boren, doorliep het gymnasium te Bonn en
studeerde daar muziek bij R. J. Brambach
en O. v. Königslow. In München zette
hij zijn studiën voort en bleef daarna voor
goed in die stad gevestigd.
Schillings heeft geen muzikale betrek
king aangenomen en leeft geheel voor de
compositie; niettemin is hij een dirigent,
die zeer goed zijne intenties aan het orkest
weet mede te deelen. Van Schillings' be
geleidende muziek bij Ernst von
Wildenbruchs Hexenlied" wordt zeer veel ver
wacht ; dr. Ludwig Wüllner, die bekend is
om zijne uitstekende declamatie van dit
gedicht, zal bij de uitvoering medewerken.
LUDWIG VAN BEETHOVEN.