Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER W E E K 13 L A D VOOR NEDERLAND.
No.1457
angstig de toekomst verwachten; zoo deden
ook de arbeiders bij de groote vlucht van
't fabriekswezen. En overigens, indien ze van
zoo onvervalscht maaksel zijn als de heer
Smeekens getuigt. Kal 't voor hen al zeer
weinig bezwaar opleveren naar de bijzondere
school over te gaan.
Engelen, 17 Mei 1905. A. NASS.
* *
*
N A S C H RI F T.
J)i'n critikus van mijn artikel zij opgemerkt:
Ie. dat, zoo zijn bewering juist is, het mij
ten zeerste verwondert van mijn R. K. kol
legaas geen reprimande gekregen te hebhen.
Het komt mij voor, dat zij even goed de
pen zullen kunnen hanteereii pis hij, indien
zij zich door mij beleedigd mochten achten;
'2e. dat wij nu toevallig in den verkiezings
tijd zijn, en de lezers van De Amxtirdnmmi'r
nu het best zullen kunnen controleeren de
actie, die van de Roomsch-Katholieke onder
wijzers hier in het Zuiden uitgaat;
3e. dat als hij al in den verleden tijd
?gaat schrijven en zegt: zij gingen helder
zien...." Tegen dezen weed de strijd begon
nen. .. ." In het begin stond de aristocratie
stom . . . het stond op bij hun volk en
organiseirde zich. Ga door Brabant en zie de stoffe
lijke voordeelen, die reeds verkregen zijn,
enz. en^, ..." welnu dan vraag ik me af,
wat scheelt den inzender? Moet nu, omdat
dat alles al verkregen is, en nog een schoonere
toekomst wacht, de openbarf school verdwijnen?
Maar dat H toch een non sens redeneering.
Heb ik geen recht gehad in mijn artikel te
zeggen: Een slechte boom kan geen goede
vruchten voortbrengen V"
4e. Do inzender zou de richting die Bra
bant uit wil, noemen:
denincratiscli-amsenatisme. Conservatisme" wil volgens hem
zeggen: Roomsen-Katholiek geloof. Is nu
een geloovige sociaal-democraat, dan zou die
volgens hem aanhangen hot
toeiaal-democ.ratisch conservatisme. Begrijpe wie het begrijpen
kan, ik niet.
5e. E>e critikus vraagt: Kan de openbare
school in Brabant voldoende zekerheid geven,
dat de kinderen het geloof hunner ouders
bewaren?" Neen, zegt hij, ondanks, dat ik
al in mijn artikel heb aangetoond, dat de
kinderen over 't algemeen in Brabant het
geloof hunner ouders wel bewaren en hij
zelf in het begin van zijn schrijven zegt:
(4e alinea) Op politiek gebied is n richting
de overheerschende. nl. de katholieke".
(ie. De in'.ender schijnt bijzonder veel belang
te stellen in mijn artikel. Welnu, als hij nu
nog eens aandachtig zin voor zin overleest en,
met vaarlijken ernst overweegt, wat het be
vat, dan zal hij moeten bekennen, dat het
eigenlijk op zich zelf reeds een voldoend
antwoord op zijn critiek geeft. En door zijn
opmerking, dat de Openbare School geen tijd
heeft om godsdienstonderwijs te geven ge
durende de lesuren, maar de bijzondere school
wel, als zijnde volgens zijn inzien de model
inrichting van den modernen tij'l, zal hij,
vrees ik, niet veel bekeerlingen maken tot
zijn zienswijze.
Vermoedend dat de geachte inzender, naar
den toon van zijn schrijven te oordeelen, een
raadgevende stem bij de hoogere geestelijk
heid bi eft, dring ik er bij hem op aan, al
vorens tot dd algeheele opheffing van het
openbaar onderwijs te advizeeren, nog eens
goed den inhoud van mijnartikel teoverwegen,
en leg daarbij in 't bijzonder nadruk op laat
ste vier alineaas met den slotzin.
Maar zou men dan ook waarlijk niet moeten
vree-en, dat wie de fijnste tarwe wil inoogsten,
mettertijd groote vrachten onkruid in de
schuren zou kunnen binnenhalen?"
Breda J. N. A. SMEEKEXS.
Muziek in de Hopfdsfal
Het driedaagseh muziekfeest ten bate van
het pensioenfonds voor de leden van het
Concertgebouw orchest is ui ?stekend geslaagd.
Aanp^ien in hot Weekblad de concerten
niet behueven besproken te worden, in de
volgorde waarin zij gegeven zijn, wil ik be
ginnen met den tweeden avond, omdat ons
daarop de kennismaking werd verschaft :net
den Miincluiier kunstenaar Max Sehiliings.
De symphonische pruloog voor Sophocles'
Koning Oedipus" vormde liet begin van den
avond. Bij vroegere gelegenheden, o. a. bij
een uitvoering van Caeeilia", heb ik reeds
?uitvoerig over dit werk geschreven. In hoofd
zaak werd ik in mijne meening van vroeger
bevestigd.
Het is een plechtig, hoog ernstig werk,
van voornaam gehalte en schoonen
oichestklank. Na den grooten climax echter vermag
het niet meer te boeien. Vermoedelijk is het
slot gecomponeerd ui et het oog op een ver
tooning van Sophocles' treurspel, zoodat het
einde van den proloog moet dienen als voor
bereiding van de eerste scène.
De symphonische fan'asie Seemorgen"
was hier niouvv De componist vond de aan
leiding voor zijn stof in Lenau's
Atlanticacyclus". Hij is er in geslaagd een
stemmingsmuziek te schilderen van zeer fijn en poëtisch
gehalte. Vooral der AVellen tausendfarbiges
Gesprnhe" is zeer mooi weergegeven; daar
zit een tinteling in vol leven. De orchestratie,
legt een welsprekend getuigenis af van's
componisten talent als colorist. Doch ook
het thema met solo-violoncel is, als tegen
stelling, heel gelukkig gevonden. Het stuk
is zeer moeilijk. Het zal zeker wel op het
repertoire van ons orchest blijven en dan
onder de vaste leidingvan Mengel berg,
rhythmisch met meer zekerheid worden uitgevoerd
dan thans onder leiding van den componist.
Het voorspel 3e Acte van Der Pleifertag"
was het derde orchestnummer.
Men kon zeer goed bespeuren dat het
orchest deze partitie reeds vroeger ver
tolkt had.
Het is niet gemakkelijk een fragment
midden uit een dramatisch werk te
beoordeelen, zonder dat men het geheele opus
goed kent. Helaas was ik nog niet in de
gelegenheid kennis te maken met Schillings
tweede dramatisch werk, zoodat ik thans
alleen kon constateeren dat het zeer mooi
geïnstrumenteerd is en dat er treffende ge
deelten in voorkomen.
Das Hexenlied", gedicht van Ernst von
Wildenbruch met begeleidende muziek van
Schillings, was hier nog niet uitgevoerd. Een
buitengewoon succes viel aan dit nummer
ten deel. Zeer zeker komt hiervan aan dr.
Ludwig Wüllner, die het gedicht voordroeg,
het hoofdaan leel toe. Ziju praestatie mag ik
hier niet beoordeelen, daar zij valt hu.ten
het eigenlijk muzikale terrein. Wel mag ik
constateeren dat er slechts weinigen onder
de aanwezigen zullen zijn geweest, dio niet
een grooten indruk hebben gekregen en
wel mag ik er op wijzen welk een buiten
gewoon veelzijdig kunstenaar dr. Wiil'ncr is.
Niet alleen dat hij decla-nator en
tooneelspeler is, maar ook als opera'anger heeft hij,
in Wagner's heldentenorparlijen, lauweren
ingcoogst. Buitendien zijn de liederavonden
die hij in Duitschhmd geeft, bijzonder gezocht.
Niet zelden ook is hij als violist opgetreden;
ik herinner mij o. a. dat hij te Münehen een
Brahrns-avond heeft gegeven, waarop hij twee
der vioolsonates van dien meester heeft ge
speeld en daartusscheu een aantal van diens
schoonste liederen heeft gezongen.
De muziek van Schillings is bijzonder fijn
gedacht. De. motieven zijn gelukkig gevon
den ; zij geven zeer mooi weer de stemming
van het gedicht en drukken nooit het orgaan
van den declamator; zoodat deze steeds met
gemak boven het fijne orchest weefsel kan
uitkomen. Als nu de stem zoo mooi is als
die van Wüllner en de uitspraak in alle
registers zoo duidelijk als bij dien kunstenaar,
dan behoeft de toehoorder niet te vreezen
dat hem ook maar een syllabe va:i het ge
dicht zal ontsnappen.
Wat nu aangaat het genre
declamatorium in de tweede helft der achttiende
eeuw heeft het zich verheugd in een grooto
voorliefde, zoowel van dichters en com
ponisten als van het publiek. Rousseaii
was de eerste die in 1772 een dergelijk werk
Pygmaleon" te Parijs deed uitvoeren. Twee
jaren later volgde de Duitsche opera-compo
nist Georg Benda, die met zijn .Melodrama"
(zoo werd het eertijdj genoemd) Ariadue
auf Naxos" een groot succes behaalde ; zóó
zelfs dat hij op dit werk nog twee dergelijke
compositiën liet volgen. Zelfs Goethe voelde
zich door het genre zoo aangetrokken, dat
hij expresselijk een werk daarvoor dichtte
Proserpina" geheten, hetwelk met muziek
van Seckendorf in het theater te \Veimar
werd uitgevoerd.
Op den duur heeft het Djclamatorium"
zich niet kunnen staande houden. Het is een
Zwitterding" zooals de Duitschors zeggen,
hetwelk den muzikaal aangelegden toehoor
der te weinig muziek geeft en waarbij de
uitsluitend litterair begaafde rnensoh voort
durend door de muziek gestoord wordt. Hoe
wel werken als Hum) erdinck's die
Kónigskinder", Itichard Strauss' Enoeh Arden" en
ook Schillings' Hexenlied" in de laatste
jaren met veel bijval worden uitgevoerd, ge
loof ik toch dat het voor een gezonde
kunstontwikkeling niet wensciielijk is dat kleinere
godheidjes hun voorbeeld gaan navolgen.
Het jongste werk van onzen gevierden
gast dein Vorklarton" voor gemengd koor,
bariton-solo en orchest, vonndo het slot van
den avond. De componist stelde zich zijn
tekst samen uit twee gedichten van Schiller,
nl. uit Elysium" en das l deal umi das
Leben". Wat mij in de compositie zeer heeft
aangetrokken is de eenheid in de conceptie.
Minder ingenomen ben ik met de behande
ling der koorgtemmen en de orchestrale be
geleiding daarvan. Daarentegen is de bariton
solopartij wederom voortreffelijk gedecla
meerd en muzikaal ook van groote beteekenis.
Zij werd gezongen door den heer Josef Loritz
die een schoone, klankvolle stem bleek te
bezitten en met groote warmte en zeggings
kracht de bewuste solo voordroeg. Het koor,
vooral het manuenkoor, was niet zoo zeker
als men' dat voor de kennismaking met een
nieuw werk wel zou heb'ieri gewenscht.
Max Schillings heeft als componist hier
den indruk achtergelaten van te zijn een
hoogst voornaam, lijn besnaard kunstenaar.
Hij toonde zich in deze werken geen
..Hiuirnelstürmer;" nuvir toch geloof ik dat men
om hem juist te beor.rdeelen, zijne drama
tische werken Injwolde," en ..dor Pfeifertag'1
moet kennen, liet oor.-te werk is een schep
ping van groote dramatisch- kracht, die wel
j geheel de structuur b vit van Wagner's
i muziekdrama's, maar toch interesseert door
j de zekerheid waarmede de effecten worhn
berekend en de jui-tc muzikale typeering
der karakters.
l>e dirigent Scb'.l'iiugs kenmerkt zich niet
door buitengewone eigenschappen en treedt
beslat terug achter den componist.
Met geen geringere dan lieethoven bad hij
zijn aandeel in bet driedaairse.he feest ledeelen.
Op den eersten avond werd ons een her
haling geboden van «Ie Mispa Solemnis"
en op het derde concert prijkten de -ie en
'Je symphonieëu van den onvergankelijke!!
toondiehter.
Hel) ik vroeger meermalen er op gewezen
dat ik het niet de opvatting des heeren
Mengelberg over de, tempi in Beethoven's
symphonieën niet altijd eens kon zijn, het
is mij een waar genoegen te kunnen getuigen
dat er in den laatsten tijd een ommekeer in
de denkwijze van onzen dirigent heeft plaats
gevonden, die voor de interpretatie van
Beethoven's werken alle goeds belooft. Als ik
mij herinner hoe b.v. vroeger de Dionysische
jubel in het fir.ale der vijfde symphonie aau
een vierkwartsmaat ten otter werd gebracht.
dan moet ik erkennen dat ik thans aange
naam verrast werd door een heerlijk grootsciie
opvatting in. a l l a b r e v e-beweging, Maar
niet alleen het Finale der vijfde symphoiiie,
ook de andere deelen waren thans zoo natuur
lijk en waar, zoo wars van gekunsteldheid,
dat ik met geestdrift heb ingestemd in de
luide toejuichingen, die na het weerklinken
der laaóste accoorden losbarstten.
Hetzelfde valt te zeggen van de Negende.
Ook hier waren groote eenvoud en, tengevolge,
daarvan, waarheid in de wedergave te be
speuren. Het hemelsche Adagio b.v. was al
bijzonder schoon en zoo juist in de plastieke
uitbeelding der thema's.
Met de tempi in de Missa Solemnis" kon
ik het met den heer Mengelberg nog niet
eens zijn. In het Kyriëschrijft Beethoven
uitdrukkelijk voor a l la breve-maat. De
geheele rhythmische samenstelling der com
positie doelt er op dat u r s i s en thesis
moeten vallen op de hal .'e noten; het midden
gedeelte Christe" staat in '?'?',-L maat. zoodat
men ook daarin een vingerwijzing mag zien
van gelijkheid in de teldeelen. Niettegen
staande dat neemt de heer Mengelberg het
Kyriëin gewone \\ maat. En dat is voor
de accentuatie lang niet hetzelfde, afgezien
nog van het feit dat daardoor de snelheid
van beweging allicht verminderd wordt zonder
'dat men in meerdere mate het statige ver
krijgt, dat in het stuk tot uitin.2 dient te komen.
Bij den aanhef van het Gloria", schrijft
Beethoven vóór Allegro vivace" en als het
zelfde thema aan het, t-lot nogmaals optreedt
Presto.'' Waarom zou Beethoven dat gedaan
hebbin? De heer Mengelberg lietden aanhef
zoo snel, zing-n als het slot. Kan dit
strooken met de, bedoeling van Beethoven ? Me
dunkt, het antwoord hierop is niet moeilijk
te geven. Het ligt geheel in de manier van
Heet boven om tegen het, slot van een werk
of deel van een werk, een climax te bereiken,
door het tempo te versn-'llen. Men behoeft
niet ver Ie zoeken naar vo orbee'den hiervoor.
Nemen wij slechts de Finales der beide
symphonicön, dio th ins uitgevoerd worden. In het
Finale der vijfde gaat het Allegio tegen het
slot over in Presto; in dat der negende, gaat
het Freude-thema van het aanvankelijke
Allegro assai" over in Prestissimo." Ligt
het dus niet geheel in den geest van Beet
hoven, om bij de Missa sjlemnis" act tempo
van liet Gloria-thema zóó te kiezen, dat bet
tegen het slot een stijging toelaat tot Presto?
Eerst dan zal het stuk groeien; eerst dan zal
men dien extatischen jubel medegevoelen, die
in het werk ligt opgesloten.
Kleine verschillen in het tempo zullen
steeds, blijven bestaan; die zijn onvermijdelijk ;
maar waar het principieele qnaesties betreft,
meende ik mijn opmerkingen niet te moeten
onderdrukken.
De groote f u ga in het Credo, op de woor
den Kt vitam vonturi" in :' -j maat was be
slist te langzaam ; in dat tempo krijgt zoo'n
f n ga iets logs, wat in het geheel niet strookt
met het opschrift A llegretto''.
Ondanks die opmerkingen, moet ik toch
erkennen dat de uitvoering mij veel meer
stemming heeft verschaf; dan in Maart.
Wat bet, koor in dit uiterst moeilijke en
vermoeiende werk heeft gepro.-teerd is be
wonderenswaardig. Men weet het, Mengel
berg legt de uiterste zorg ton koste aan de
liiianceeringen, zo^dat ook de koorklank
vol afwisseling was en steeds nobel, zoowel
in het piano als in hot forte, ondanks de
groote hoogte.
In de negende symphonie miste ik de vol
heid van klank die ik vroeger meermalen
bij hot oonknnst-koor in dit werk mocht
waarnemen ; maar zoo l et koor eenigszins
vermoeid was, mag men zulks zeer verklaar
baar achter . Het was in ieder geval zeer
respectabel. Prachtvol gelukten de gevaar
lijke tertsen tnssehen alt en sopraan op e en
g bij de woorden Ueber Sternen muss er
wobnen."
En nu het quartet Gelukkig had men
mevrouw de Haan-Manifarges voor de alt
partij weten te krijgen. Dat was natuurlijk
eenig mooi. Hemelhoog stak zij boven haar
dnitsche collega's uit. Doch ook de heer Van
Oort zong zeer goed, vooral zijn solo in het
Agnus Dei. Ik zon als bas van een quartet
echter prcfereeren een zanger, die ook be
neden groot-A nog eeri paar tonen mooi en
vol kan zingen. Dat geldt ook voor den heer
Zalsman,'die in de negende de baspartij zong.
De sopraan, mevr. ISeiwidt was in de
M i s s a s o l e m n i s nog «enigermate vol
doende. Wel leent zich de klank van het
orgaan niet zoozeer voor stemmige muziek,
maar zij heeft in ieder geval een gemakke
lijke hoogte. Onvdrantwoordelij-c was het
echter zooals zij het quartot in de negende
verknoeid heeft. Zóó slecht zal de cadens
wo dt in tanfter Fingel weüt" nog wel niet
gezongen zijn. Gelukkig achtte zij het raad
zaam de slotnoot dezer phrase ma ir eerder
af te breken dan hare partners.
De heer Ludwig Hess was eveneens on
voldoende. Zijn opvatting van de mis veel
te dramatisch; men denke slechts aan het
portamento op het woord Kyrië" en de zin
et homo faetus est"; wat was dat leelijk!
Erkend moet echter worden dat, dank zij
de me lewerking van mevrouw de Haan en
den heer van Oort, enkele qnartet-fraguienten
uit de Mis beter gelukten dan den vorigen
keer. Dat het geheel echter aan hooge eischen
zou voldoen, zal wel niemand verwacht heb
ben. Had men dat gewild, dan had men
j anders moeien te werk gaan bij het engageeren
der solisten. De vorige maal heb ik mijn
meerling daarover reeds gezegd.
Doch laat ik niet eindigen met een
wankhmk. Daarvoor was het, feest te m.joi, daar
voor is hot genot te s:root geweest. En a!
\sas de vertolking van liet qiuirtet van de
Neginde een vlek, do grootscho inlrnkken
van den Zondagmiddag waren zoo ,-terk, dat,
die vlek in onze herinnering niet meer
naworkt, maar wel het overweldigend schoone
wat orchost en koor onder leiding van den
beer Mengelberg hebben gepresteerd.
Moge het linancieele gedeelte van het feest
even schitterend geslaagd zij n als het artistieke.
ANT. AvüKAMi'.
Gaarne zij de aandacht gevestigd oj) do
zomeruitvoering in de Groote Kerkte Naarden
op H Juli i\.?. Onder leiding van den heer
Schoonderboek -/.al dan worden uitgevoerd
het voor Amsterdam nog onbekende
Canticum Canticorum" van Enrico Bossi, vooraf
gegaan door een paar cantaten van Bach.
Dat belooft dns een interessant programma
te worden .'
De heer Schoonderbeek is voorts, van plan
ook in de toekomst zijn aandacht te wijden
aan de helaas nog zoo weinig uitgevoerde
Bach^che cantaten.
Een plan dat zeer is toe te juichen !
itimtmmiiimmMHMmmiMtm
De Sint Lncasteitoonstelling.
Li' r»i ii»l tuurt, rire Ie ,-oi.' Maar alvorens
den nieuwen monarch te huldigen, een woord
van afscheid aan den verscheiden vorst
al was hij ook een zeer grimmige.
O, hij heeft gepakt, die
leeiijkheidstentoonsteiling van Knust aan het Volk'', die nog
voor kort dezelfde zalen vulde, waar nu
St. Lucas heerscht. De eerste dagen, nadat
je er geweest was, durfde je thuis niet opzien
naar alles wat je omringde; meubel-m en
gebruiksdingen, kleeden en behangsels,
gewoontezaken, wier aanwezigheid je niet meer
opviel, zagen je nu op eenmaal aan met hun
grijnzend masker van leelijkheid. Het bord
waarvan je at, het glas waaruit je dronk,
stoelen en tafels om je heen, de prulletjes
op den schoorsteen alles joeg je het l au l
op door zijn tergende leelijkheid.
Er is in die dagen veel geleden. In de
keukens zuchtten de dienstmeisjes bij hun
gasfurnuizen sehnsüchtig naar het verleden,
denkend aan den statigeii schouw en het
open haardvuur. Het geëmailleerde goedje,
zoolang haar pronk en trots, pijnigde haar
oogen als de schilderachtige grilligheid der
gedeukte tinnen borden en kannen baar in
't geheugen kwam en ze beroerden de mes
sen met onlogische heftvormeri of te venijnig
geslepen gla'.eu met den afschuw, waarmee
je een spin. of pad aanvat.
Het pientere huismoedertje, dat tot dusver
geen hooger genot kende dan haar
mooiekamertje aankanf te zien de
mahoniemenbeltjes stofvrij en geboend, dat bet een
lust was ... zij stond uu verbaasd over zich
zelf, hoe ze met zooveel animo beeft kunnen
ploeteren op dio monsterlijke misbaksels,
waarvan de aanblik haar schoonheid?gevoel
beieedigt en kwetst, te wreedor kwetst, omdat
hot jonge plantje, dat in hare ziel opbloeide
nog zoo broos en tenger was. Het
klenrengehaspel van vloerkleed en behangsel waren on
dragelijk voor hare harmonie zoeken Ie oogen
en die potsierlijke bochten bad ze wel uit al
haar meubelen willen kijken, tot ze versim
peld waren tot den strengen eenvoud van
die uit het stemmige modelkamertje.
Dat model kamertje had baar wat ontmoedigd.
Ijverige en dociie novice in schoonheidsleer
als ze was, had ze gehandeld naar de kostelijke
woorden van Brnsse: voor '7% cent kan
ieder een kunstwerk aan den wand hebben''
en zoo prijkten na d^
Steinlen-tentoonstelling een paar frissche prenten van dezen,
waar vroeger oleogralïeën hingen. Nu zag ze
dat het etsen moesten zijn van Millet of Thijs
Maris en ze verlangde er naar, zooals zij zich
nu zooveel schoon* on beters wen-^chte, zij,
in wier wapen het eenig devies was rond
komen".
Er is veel geleden in die dagen, stil gele
den, zooals ons volk te lijden weet; maar
had het gevoel zich naar buiten geuit, dan had
het met zich gevoerd al wat de
tot-scboonhe d-bekeerden n'et meer in hunne nabijheid
duldden en Amsterdams straten waren na
zoo'n Zondagsbezoek van vele honderden
's anderendaags ge >arrieadeor l geveest door
het uitgeworpen huisraad. Maar god lank is
de bezadigdheid onzes volks een leugdelijke
waarborg tegen dergelijke overijlde besluiten;
het weet zich te wachten voor impulsieve
daden en het naberou.v daaraan verbonden,
heil zoekend in bedachtzame overwegingen.
Waartoe die overwegingen leiden? Tot de
bekentenis dat het met den scluonheidszin
in onze moderne samenleving nog zoo mise
rabel wanhopig niet gesteld is dat we
de schoonheid nog liefhebben en vereeren,
niet minder dan in elke vroegere bescha
vingsperiode maar op andere, op ónze wijze.
Arme ..Kunst aan het Volk", wat /ijt ge al
uitgekreten voor rood en te vooruitstrevend
en wat zijt ge in waarheid reactionair. Hoe
wilt ge ons geestesleven terugdringen naar
vervlogen tijden en toestanden. Zijt ge dan
blind voor het huidige en toekomstige en
weet ge niet hoe alle arbeid, op elk ge
bied, zich verdeelt en zich hoe langer hoe
meer verdeden zal? De universeele kennis
maakte immers allengs plaats voor speciale
studie van onderdoelen en wenscht ge dan
toch 's monschen hoogste goed, de
schooiiI eid, weder in handen te zien van lederen
lompen werkman die haar in den vorm van
kunst als bijzaak, als toegift schenkt aan de
dingen, die hij voor allerlei banale doelein
den maken moet.
Laat los toch dat fossiele begrip, die an
tieke combinatie van werkman-kunstenaar
in een tijd dat we beschaafde en begaafde
menschen hebben die hun talenten offeren
aan de kunst alleen. Zij wenschen het schoone
te zien neergelegd in absolute kunst en de-:e
niet aangelengd, niet als aanhangsel van
allerhand nuttigheidsvoorwerpen zij
weuschon ze puur, belangrijk door haar zelve.
De eenige passende vorm voor deze kunst
bij uitnemendheid is de schilderij".
Als een bij, die de bloemperken afvliegt en
haar slanke roltong ontspannend, honig puurt
uit de nauwste, meest verscholen bloem
kelken, zoo gaat de schilder door de natuur.
Hij vindt zijn schoon waar geen ander liet
vermoedt: in vunze krotten, in zwijnestallen,
hij gaart het uit oude schoenen, gebroken
potten en pannen en rauwe visch, uit bet
meest allodaa^ch gedoe van arme, oude,
leelijke mensehen. Maar wanneer het profane
in voorwerp of handeling als drab in den
lilter zijner geestelijke werkplaats is achter
gebleven en hol waarachtig schoone
gopurilioord en getransformeerd op d'iek of pi'.mvl
is \astgelogd wordi hot omgeven door een
wal van goud. on zóó. ;ils een kostbare steen
in edel mola-.d uevat. geïsoleerd van do
overiire banale wereld, in haar stralende
schittering den verfijnden geniet eiing voor
gezet.
.Maar nog zou zoo'n enkel
scboonheids-oxtractje niet vermogen don werkzamon, steeds
tijd-te-kort, komenden rnensch van tl ans uit
zijn jagende bezigheden te rukken. Als deze
oen uurtje kan geven aan de bevrediging
van zijn1.: behoefte aan schoonheid, dan moet
hij daarin kunnen zwelgen en er zich in een
minimum tijdsbestek tot barstens toe aan
kunnen verzadigen. Ook daaraan is tegemoet
gekomen. In de volgepropte musea doorloopt
hij in een uur beschavingsperioden van
eeuwen en de schilders van thans, deze
concurrentie individueel niet kunnende weer
staan, eoój>ereerden zich tot tentoonstellingen
waar hun geesteskinderen, als slaven aan de
markt, in lange rijen door hun bekoorlijk
heden en kwaliteiten den we:gestelden be
zoeker tot koopeu moeten verlokken.
De welgestelde, de gefortuneerde kooper,
want hij alleen kon zich veroorloven, na slui
ting der markt, zoo'n luxepaardje naar stal,
zij u sul on, vergeef me, de vergelijking, te voe
ren. D i! ?.'. r belandt het kunstwerk in de om
geving, die het toekomt; daar kwijnt het
schoone, niet meer vastgeklonken aan eenig
huisraad in de burgerkamer, waar gegeten,
gowasschen en gestreken wordt, waar soms
harde woorden vallen eu nuchter, gerekend
moet worden en getobd over bezuiniging,
neen, nu prijkt het in de salon, de plaats
waar in gedempten toon gesproken wordt
en geen ruw woord de atmosfeer verontrei
nigt, waar de geest in verheven gesprekken
haar hoogtij viert. Als daar het oog, die
overbrenger der subtielste gewaarwordingen,
óók zijn behagen zoekt en dorst naar schoon
heid in vorm en kleur, haar taal, dan vindt
het op dat plekje aan den wand, dat een
breede gouden omheining beschut, eon bron
waaruit het begeerig het straffe
schoonheidselixer slurpen kan.
Zoo gold de schilderij kunst al vele jaren
als de eenig ware en het zou leerzaam ge
weest zijn, indien ook St. Lucas eens een
expositie met vooraeeld en tegenvoorbeeld
had in elkaar gezet. Als dan de oude schil
derijen, uit den tijd toen de schilderkunst
nog een ondergeschikte was, als repoussoirs
den luister der nieuwere des te helderder
haddeu doen stralen, dan ware gebleken,
waarheen de schoonheid gestoven was, die
de onwaardige ballast van gebrnilisvoorwer
pen van zich had afgeworpen. Doch in stede
daarvan heeft St. Lucas de poorten voor een
machtigen buitenlandschtn concurrent ge
opend, of ze het paard van Troje
binnonhaalden ? J. W. N.
DiamaDtstafl.
De groej> toenmaals jeugdige schrijvers,
die omstreeks 1885 begonnen zich in het
tijdschrift De .Nieuwe Gids te uiten,
beschikten over een voortreffelijk letter
kundig oovdccl.
De «'roep is uit-een-gegaan.
In de meesten li^irer leden is echter het
letterkundig oordeel ongekwetst gebleven.
Degenen, die over het beste letterkundig
oordeel in Nederland beschikken, zijn per
sonen die vroeger deel uitmaakten van de
.Nieuwe Gids-groep en enkelen daaraan
onmiddellijk verwantte. Wellicht zal een
gedeeltelijke vveder-samen-stelling van dio
groep mogelijk blijken.
Die schijnt zelfs de voorwaarde te zijn
om op den duur liet goede letterkuiuiig
oordeel algemeen ingang te zien
vinden.
liet is oen feit dat op liet oogenblik do
letterkundige waardeering aangegeven
wordt, voor een deel, door schrijvers, dio
niet lift wi/iHte verstand van. literatuur
hebben; terwijl de personen, die over het
goede oordeel beschikken, elk op een andere
plek, elk voor een ander min of meer k kun
aantal toehoorders, velen slechts een
enkele maal hun meoinng nt>? ten bestu
geven.
De schrijvers die, zooals ik zeg, geen
verstand van letterkunde hebben en nu ook
de waardeering aangeven, kunnen zeker
niet voor dezen toestand verantwoordelijk
worden gesteld, /ij handelen in 't algemeen
naar hun beste weten: maar do gevolgen
zijn treurig, treurig voor degenen althands,
die meenen, dat de juiste waardeering in
gang moet vinden.
Daar een goed letterkundig oordeel te
hebben echter geheel iets anders is dan
omstandigheden te ontmoeten, die de
\\edersamen-stelling van een vaste, sterke groep
mogelijk maken, zullen wij ons \oorloopig
waarschijnlijk in deze onontkoombaren toe
stand moeten schikken.
Deze heeft trouwens zijn voordeel en komt
over-oen met de inzichten, die ons in de
.Nieuwe (J ids-tjiden beheerschtcn. Welk
een zalige gedachte om geen invloed te
willen hebben, om allén te schrijven wat
niüii weet dat waar en goed Is. /ich er
volstrekt niet om bekommerende, zich er
eigenlijk zelfs in 't geheel geen rekenschap
van gevende,wat daarvan de uitkomsten /ijn.
Xoo als men wete?! kan, keur ik
zoogenaamde realistische, naturalistische ot'
impressionistische letterkundige werken van
een geheel ander begrip omtrent letterkun
dige kunst uit dan den moesten auteurs
dier werken zélf eigen is.
Het is nooit mijn moening geweest dat er
eigenlijk maar n ware literatuur was.de
naturalistische genaamd, en dat ons doel
moest zijn in .Nederland zooveel mogelijk
werken in dat kunstgenre te weeg te bren
gen. Integendeel, twintig jaar geleden stond
ik theoretisch reeds iets anders voor en
trachtte zelf practisch naar iets anders.
Ik deel volstrekt niet de opvatting om
trent het begrip waarheid", noch het ge
zicht op de wereld, dat de naturalistisch"
genaamde auteurs tot hun werken brengt.
Niets is onzinniger dan de stelling dat
het doel der Nieuwe G i ds-schrijvers was
een groot in den zin van omvangrijk, werk
in den naturalistisch-impressionistisohen
stijl te schrijven, dat, uit gebrek aan ver
mogen hier toe, zulk een werk uit de kleine
groep der bepaalde N ieu w- (r i<l s er s niet
is voortgekomen en dat dus de een of andere
latere, die een omvangrijk wei-k in
r.attiralistisch-impressionistischon stijl schrijft,
welke overigens de hoedanigheid daarvan
zij, daarmee het ideale bedrijf volvoert,
waarop de N i o u w e - G i d s e r s sinds twin
tig jaar zitten te wachten. ..
liet is een iimalgania, een massieve, en
in zijn bestiimldeelen rijk gevarieerde, pud
ding, van misverstanden en wanbegrippen,
dit inzitht.
Sommige werken, waarvan ge/egd kan
worden, dat zij in
naturalistisch-impressioj nistischen stijl geschreven zijn, werden door
de Nie u we-G i d se r s in der tijd voorge
staan, niet wijl zij in dien stijl geschreven
waren, maar wijl zij werken van uitne
mende hoedanigheid waren.
Zij waren in den genoemden stijl geschre
ven, manr zij hadden nog iets, en dat kwam
in de rste plaats in aanmerking, dat over
trof als bizonderheid omtrent hen verre
weg hun eigenschap van in dien bepaalden
stijl te zijn geschreven; en dat was: dat zij
werken van iiitiiKnieinle lioedaiiiijlteti! waren.
Deze wijze van vvaardeeren beduidt niet
een zekere goe;ikoope onpartijdigheid, in
zoover dat zij allo stijlen aanvaardt mits
er maar iets goeds in wordt gegeven", en
bewijst niet een zekere eklectische opvatting
omtrent kunst en leven, maar verraadt
veeleer het, bij dezen betrokkene mér bij
genen minder bewuste, oordeelen van uit het
besef eener ideale of beste kunst.
Indien ik de fijnheid, de kracht, de zui
verheid, de klare warmte der ontroering in
een werk, hoofdzakelijke!' eigenschappen er
?van acht dan die van in dezen of genen be
paalden stijl te zijn geschreven, ben ik reeds
bezig aan het tuetseii van het werk aan
ideaal teer/,; dat ik in mijn begrip heb.
* *
*
Indien ik dus den roman D i a m a n
ts t a d door UKR.MAX HEYEKMANS J r. een goed
werk noem, beduidt dit geenszins de
rneening, dat men de wereld naar waarheid''
moet afbeelden zoo als hier geschiedt, dat
men voor niets moet terugdeinzen om do
. ware ellende aan te toonen en tot mede
lijden ot' hervorming aan te vuren, en zoo
voort.
Want zulke inzichten en neigingen, die
bij kunstenaars als de heer Heyermans blij
ken te bestaan, zoodra zij buiten hun kunst
over de maatschappij" het woord voeren,
deel ik niet alleen niet ten volle, maar
wat sterker en toch waar is, ik bemerk
ze zelfs ter nauvternood bij de lezing van
het kunstwerk.
Hier kan geen mes tusschen : naarmate
de voorstellingen in het werk meer kiinst
zijn, word ik minder getroffen door hun.