De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 28 mei pagina 3

28 mei 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1457 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. vuilheid; naarmate ik minder getroffen word door de vuilheid, wordt meer kunst-waar deering en minder medelijden of hervormirigslust ten gevolge van het zien van vuilheid, bij mij gaande gemaakt; naarmate dus het werk 'als kunst beter is, bereikt het minder eenig doel buiten de kunst, dat de auteur zich zou hebben gesteld. * * * Diamantstad is zulk een goed werk, dat ik bij de lezing moest denken aan een ?wandeling van eertijds door het M u se e Moderne te Brussel, toen ik, hoeveel sym pathie ook gevoelend voor allerlei op het sobere realisme gevolgde, daar vertegen woordigde, pogingen in de schilderkunst, toch aan het voorafgegaan werk fan Alfred Stevens stilletjes de voorkeur moest geven. Ik vergelijk overigens niet met elkaar Stevens en Heyermans, ten wier aanzien bijna geen andere overeenkomst bestaat dan juist die, welke zioh in de verhouding, bij ieder in zijn eigen land en kunst, tusscüen hun werk en dat hunner, later gekomen, door verschillende afwij kende bedoelingen bezielde, kunstbroedertjes bevindt. * * Diamantstad wint het van onderschei dene, meer of minder omvangrijke, impres sionistische excessen en bastaard-romantisch-mysüsche poëtische knoeierijen, die, van het begin der Nieuwe-Gids-beweging af, zijn begaan, doordat zijn deugd zich schuil houdt in den soberen verhaaltrant zei ven, en niet ceu verblindende valsche schijn van deugd, gelijk massaas katoenen pompoenen en ehemisch-diamauten sierkalabassen de koningin van een apen-bal ? ? den eigenlijken verhaaltrant uitwendig omgeeft. * * * Diamantstad is een goed kunst werk. De figuur van Eleazar, een dichterlijk aangelegde jeugdige Israëliet en staker", een figuur, die wij herkennen uit ver schillende tooneel werken van denzelfden schrijver, waar zij onder andere namen voorkomt, is nog als afbeelding eenigszins flauw gebleven (daar deze figuur onwille keurig de aarzeling van den schrijver ver beeldt tusschen zijn kunstenaars-onpartijdigheid en zijn beaming van Kleazar's levens-inzicht, in plaats van, zooals de overige figuren doen, niet anders dan de kunst- bestre ving van den auteur te ver beelden) maar deze fout in het werk van den heer HEYEJUIA.NS is in Diamantstad veel minder geprononceerd dan in sommige der tooneel werken. Merkwaardig wordt in dit werk de zoo veel verbeterde handelwijze van dezen auteur ten opzichte der E l e a z a r-figuur (die zooveel als de dichterlijke en denkende omwentelingsgezindheid vertegenwoordigt) geflan keerd door de onpartijdigeid van de plaats in het boek, waar de beschouwing der juwe liers (die de juist-ziende en practische ge zindheid tot behoud vertegenwoordigt) staat weergegeven. De auteur beziet hier niet de gedachte der juweliers door de voorstelling, welke de hervormingsgezinden zich van die gedachte maken, heen, maar beziet en geeft haar van uit de juweliers zelf. Bij die pas sage krijgt de lezer dan ook den indruk, dat het niet onmogelijk is, dat de patroons gelijk hebben. Zoo ook bij het geval van den afgrijselijk zieken ouden jood JPoddy. De tegenwoor dige samenleving aldus zou men uit het verhaal kunnen opmaken laat haar be hoeftige zieke leden niet wreedaardig om komen, want zij heeft goede verpleging tot hun dienst, maar de neigingen van sommige dier leden doen hun een smartelijken dood ?mniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iniiniiiiHu EEN MEDEDINGER. DOOR C. A S T E E A. Podalirius! riep WiUem Maa'kninp hij placht -lat zijn imitatie-vloek te noenu n; Poda lirius! klonk het nogmaals en nu vergezeld van een klinkend? klets tegen het voorhoofd. Na deze ontboezeming werd hij kalm, en steunend den zwarten krulléböl in zijn handen, ging hij zitten om het lastige ge «U nog eens van alie kanteti te bekijken. Maar dat baatte niets de zaak bleef hopeloos. Lieve deugd barstte hij weer los wie had ooit gedacht, dat mij zoo iets overkomen moest! Een vroolijke, jolige jongen van nog geen acht en twintig, geld in over vloed en nu voor mijn heele leven ramp zalig ! Bij deze woorden, verschrikkelijk als eene Cassandra-klacht, stond hij op. stak de handen diep in de broekzakken en stapte eenige malen zijn kamer driftig op eu neer; dan bleef hij staan voor het raam en keek inde stille dorpstraat: Hoe kon ik ook zoo krank zinnig zijn, orn me te begraven in dit be roerde nest.' 'tWas vreemd; nog geen tien dagen geleden had hij aan een zijner oude akademievrienden verteld, dat Koldewdiee het goddelijkste dorp van Europa was. Maar de gebeurtenis, die hem zoozeer bleek te ontstemmen, maakte thans zijn oordeel onbillijk. En het zal niemand verwonderen. Een half jaar geleden had Willem Maa ?kamp, de jonge dokter, zi;h hier ingedorperd, met de stille hoop, dat hij tijd genoeg mocht overhouden voor eigen studie en liefhebberij. En hij had waarlijk tijd in overvloed, want de bewoners waren krachtige, kerngezonde landmenschen. Alleen op het kasteel" werd geneeskundige hulp dikwijls ingeroepen; de aude heei ging zichtbaar achteruit en naar menschelijke be rekening kon het niet lang meer duren. Met wat eene toewijding had Willem de zorg voor dezen knorrige zieke op zich genomen en met welk eene opgewektheid herhaalde hij drien aal in de week zijn bezoek. Was het de eer zoo'n hoogen patiënt te mogen behandelen? Och neen, want al mocht de huizinge Astrea" een kasteel heeten, de bewonende familie behoorde in geen geval tot den adel. Wel noemden de dorpelingen de mooie dochter van den eigenaar gewoonlijk de freule", doch dat kwam alleen, omdat zij meenden dat eene kasteeldame noodzakelijk eene freule moest zijn. Willem had haar den in hun eigen arme woning verkiezen boven beter verpleging en grooter genezingskans in een ziekenhuis. Hot gevolg hiervan is, dat, zoo de algeindruk, dien het verhaal geeft, in een waar deering omtrent de wereld moest worden omgezet, deze niet zou luiden, dat de wereld noodzakelijk hervorming behoeft en gemak kelijk hervormd zou worden, ondervond die hervorming maar geen afschuwlijken en misdadigen tegenstand; doch veeleer: dat de wereld is een hopeloze en onherstelbare ellende. * * * Maar behalve'op de figuur van Ele a zar de oude, hier nauwelijks meer geldende, is op geen deel van den roman Diamant stad een aanmerking te maken, die een mis-tasten binnen het gegeven bewegen dezer kunst betreft. Ik 'zie dit verhaal voor mij als een reeks tafereclen, waarvan sommige beter zijn dan andere b.v. die van het binnenkamerleven in de armoedige woningen (ier Jodenbuurt zijn beter dan het tafreel in de fa briek in het lYe hoofdstuk, waarvan echter het eerste gedeelte, de passage met den koopman, weer beter is dan het volgende gedeelte, dat met de koopvróuw; en die tafereelen zijn ook beter dan de scène van do viscli vangst op het ijs veld in het XQIe hoofdstuk ; ik zie dit verhaal als een reeks tafereelen dus, waarvan sommige krachtiger gedaan zijn dan andere, maar die ten slotte een zeer goed geheel samen stellen, een geheel, en dit is de hoofd zaak dat tot het einde de voroenigde vermogens van den schrijver het senti ment, de kleurige voorstelling der dingen, de sobere schrijftrant in gelijkmatige werking toont, terwijl alles zich nog eens samentrekt en het beste bereikt wordt met do brand-scènc aan het slot, die toch ook weer niet onharmonisch veel boven al het voorgaande zich verheft. * * * Het is dus niet, wijl ik niet meer in n bepaalden stijl volstrekt geloof, en dus uit een soort wankelmoedigheid, dat ik het beste in van elkaar verschillende stijlen voorsta, maar het is juist wijl ik aan ('én hoogston stijl of zijnswijze geloof, waarvan sporen zich met de meest verschillende door menschen voortgebrachte vormen hebben verbonden. In Dia man t stad bevindt zich, van uit don schrijver daarin overbracht, een zekere gesteldheid van het gemoed, die men overdrachtelijk warmte" pleegt te noemen. Deze heeft zich verbonden aan de levensvoorstellingen, die de schrijver in zijne, op bepaalde wij/e gerichte, beschouwing der wereld zag opdoemen. Deze warmte, deze gloed is het, die het verhaal bij voortduring in goeden gang houdt, terwijl het gevrij waard blijft voor buitensporigheden, dooi de aanhoudende, als 't ware van-zelf-wer kende, controle van dos schrijvers neiging tot volstrekte juistheid. Baarn, Mei PJ05. L. VAX DEVSSKL. m Leo BEI Dat vrienden van goede zeden en fraaie letteren tot hun spijt iets noodeloos-uitdagends in de jongere voorganger i binnen den tempel der litteratuur moeten dulden, is der laatste generatie niet een voordeel geweest. Een bekend vers van Willem Kloos, zoo goed als een tooneel-brok van Heyermans zijn, voor ons, katholieken, als zoo vele andere iet-of-wat sarrende woorden, vuile vetvlakken geworden in bet linnen waarmede de feest ?iiniiiiniiiitiiiiiiiiiiniiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiiiiiiiniiitiiiniiiiiiiiiiiiii eersten keer óók freule" getiteld, maar glimlachend bad zij opgemerkt, dat hij de macht niet h;.d, haar in den adelstand te verheffen. En toi n bal bij voortaan willen zeggen juürouw", doch wat later sprak hij altijd van juffrouw Kmma" Het was in dezen tijd. dat Willem Maas kamp schrikbarend onlogisch begon te worden en onuitstaanbaar wispelturig. De eerste week bad bij tot zich zelven gesproken met volle overtuiging en on verholen bewondering: Podalirius. jongen! zoo'n pracht van 'n kind heb je nooit 01 der de oogen gehad. Maar veertien dagen later werd bij kregelig en maande zijn persoontje aan wat meer kri tisch te worden: Malligheid, Willem.' Een ernstig man moet zich zoo niet overgeven aan zijn eers e in Irukken. Ze ?/» mooi, maar die oogen zijn veel te donker veel te koud onbarmhartig en en .Het kan verkceren zegt Bredero en de man had gelijk. Zoo heel lang 'was het nog niet, dat dokter Maaskamp zich bad gewijd aan do beoefening der meest objectieve kritiek, of hij sprak ernstige woorden van berisping tot zich zelven, daar bij meende een leolijken trek van partijdigheid in zijn zieltje ontdekt te hebben. Neen, neen! eerlijk duurt het langst. Daar ligt toch geen schande in, dat jij nooit 'n fraaier exemplaar ge/ien hebt, is wel? En wat hindert je dat ? Laat het je niet volmaakt onbewogen? Niet? Niet.'.' O.' ik wou ook maar zeggen. En den volgenden dag, onder het ontbijt, kwam hij tot de ontdekking van een zijner voornaamste princicpen, waaraan bij overigens in lange niet meer bad gedacht: Een ongehuwd dokter is onzin; een dokter moet trouwen! Hij sprak zijne meening zoo krachtig on overtuigend uit, dat hij zich stellij; voornam nog dienzelfden ochtend over dit onderwerp een artikel tej schrijven voor de krant. Zoo ging liet maar altijd voort en al spoedig was Willem teruggekomen tot zijn oorspronke ijk. hoogst gunstig oordeel over de freule". En langzamerhand ook was er noodzake lijkheid voor hem, om minstens tweemaal | per 'lag villa Astrea vo >rbij te gaan, als waren er gevaarlijke zieken aan dien kant van hei dorp. ! En in die dagen bad zijn rijpaard de malle ' gewoonte van voortdurend scbicbtigte worden in de nabijheid van het ka-iteel", en zioh over te geven aan woeste cabriolen, waarbij de behendigheid van den ruiter zeer voordeelig uitkwam. lii Koldeweide kreeg niemand vermoeden maar als een zijner vrienden uit Amsterdam hem drie dagen had mogen observeeren, zou hij, de hand op Willems schouder leggend, hem medelijdend hebben toegevoegd : Arme kerel ! je stelt je aan als een verliefd gym nasiast ; wanneer denk je te trouwen ? En Willem zou zijn hart hebben uitgestort tafel van de litteratoren gedekt was. En aan een tafel te zitten waar op zoodanige grove wijze tegen de elegantie gezondigd wan, ge loofden velen beneden hunne waardigheid te zijn. Zelfs het zoo sterk aangevochten Aller zielen" van Heijermans bad men van onzen kant zonder geruchtmakend verzet zijn leren van eenige maanden gegund, indien de schrijver slechts enkele woorden hal willen weglaten die noodeloo-t-uitdagend, in de ooren van velen als een blasphemie klinken moesten. Dat die woorden in enkele tooneeltjes noodzakelijk ter typeering zijn en daarom ver ontschuldigd kunnen worden, kan il; niet gelooven, noch velen met mij. Zeker, den soldaat, die den maarscbalkstaf in zijn ransel draagt, kan men gemakkelijk verge/en, dat hij meer dan zijn gewone kameraad den vijand uittart ten strijd: hij weet, dat de strijd hem zijn glorie brengen zal; maar uittarten blijft het en waar dat noodeloos geschiedt is het een fout die tot roekeloos-zijn drijft. Een verklaring van dit begin, nu ik Jl'icpln'f van Balet in dit weekblad bespreken ga zal den lezer, die dit boek gelezen beeft, niet nooiig zijn. En wat noodeloos niet alleen, maar zelfs eenigszins irriteerend is, zal een goedwillige bespreker altijd liever onuitgesproken laten. De heer Theo Molkenboer heeft voor dit boek een bandver-iering gemaakt, welke met zeer gewone emblemata aan dit boek een karakter kan geven, dat enkelen er niet aan ?willen gegeven hebben. Dat deze versiering in alle deelen geslaag l is, kan dus met recht betwijfeld worden. Ook de uitgever heeft naar mijn oordeel aan dit boek onrecht gedaan door het in zijne advertentien den naam van Roman" te geven. Want een roman is in dit boek r iet vast gelegd, 't fs niet anders dan de worsteling van een jongmensch die in zijn hart liefde voor een jong meisje voelt opkomen, daaraan toegeeft voor een wijl en meent daardoor een onrechtvaardige daad te hebben sepleegd tegen God, wiens priester hij aar/.elend gelooft te moeten worden. En tot dat geloof was hij meer door zijn geestelijken leidsman dan door eigen overtuiging Bekomen. 't fs een strijd van eenige dag::n, waarvan liet me'ifji' het slachtoffer «vordt, als l/ij overwint. E"n paar vluchtig gi'teekende personen zweven om ie twee hoofd-fignren been. 't fs niet veel voor een boek van bijna 200 bladzijden. Maar juist in dit weinige toont Leo Balet zijn groote gaven van zien, voelen en kunnen schilderen als de latere primitieven die, bij het in beeld zetten van hun meest devote gedachten, geloofden ook de omgeving, bet landschap te moeten ge bruiken om de stemming, waarin lu-t ge schilderde den toeschouwer brengen moet, te belpen verhoogen en verklaren. Het jong-mensch, dat de hoofdpersoon is van het boek, heeft de humaniora achter den rug en is klaar om naar de Academie te gaan. Zijn ouders en hij-zelf hadden altijd geloofd dat uit hem een advocaat moest groeien ; maar in de laatste maanden van zijn verblijf o-> Ho'duc heeft langzamerhand de gedachte zich bij hem \iistge/,"i, dat hij geen advocaat maar priester word.ai moet. Van dit voornemen vertelt bij echter, met de vacantie thuis gekomen, aan niemand iets, want zelf is hij nog voor dat voornemen bang. Anna, de vriendin zijner zuster, een paar jaar jonger dan bij, zijn tweede zuster en jongere broer waren alle vacanties zijne speelnoten, met wie hij iu sport, en spe! door bracht, die lange dagen van uitspanning en rust. Maar in dat vriendinnetje is het kindsche fliiliniiitiiliiiiHliiliMHiiiiMiiiiimiiiiiiiiiiuiiiiitllillllllMlitiiliiiiiliili* voor zoo'n scherpsinnisjen vriend, en eerlijk bekend, dat hij tot over de ooren verliefd was; alleen op de laatste vraag ion hij slechts met wanhopend gebaar hebben kunnen ant woorden. Doch waarom kwam geen zijner getrouwen hem bezoeken in dit nest? Ik houd het niet langer uit! Ais de berg niet tot Mahomed komt, zal Mahomed tot den berg gaan! en Willem riep zijn dienenden geest en deelde hem zijn besluit mede : Jaeob, ik snijd er morgen voor een week of vier uit, zadel King maar, ik rijd terstond naar stad om Berenberg te vragen, dat bij mijn patiënten zoolang overmeemt. iule Jaeob was heel en al verbazing ; en ?ir. Kerenberg zei hoofdschuddend : Je hebt je zelven overwerkt, collega ! Afgezien van de juistheid dier uitspraak, viel het toch niet te ontkennen, dat het uit stapje dezen overwerkte" wonderbaar goed deed. Zijne lide'.issimi ontvingen hem met jube lende vreugde en hartelijkheid. Maar toen zij al spoedig bet geheim zijns harten hadden opgedregd, waren zij letterlijk niet meer te houden. Als uit n mond klonk het aan doenlijke lied, met schandelijke verminking van het laatste vers : Daar waren t.vee konin«skind'ren, Die hadden elkander zoo lief; /ij kunden bijeen niet ko;nen, Maar schreven een buigen brief. Aan de plagerijen en geestigheden scheen geen einde te komen, en Willem moest zich getroosten den naam van Fabius C'unctator Kourojiatkine te iragen, wijl hij den aanval zoolang bad uitgesteld. Nu twee weken reeds, want bij verlangde nu naar (U-u strijd, keerde dr. Maaskamp terug naar liet oorlogsterrein, met hoop en moed in iiet hart, en de heldhaftige leuze op de lippen : Verwinnen of sterven ! -x- ^ * Toen was het op hem gevallen, plotseling overweldigend. Op zijn terugreis was hij aangeloopen bij dr. Berenberg, om hem te dankei) en inlichting te vragen. Berenberg bad gezegd : alles in orde de menschen daar kunnen best zonder medi cijnen. En np Astrea? Willem vroeg dat met overdreven onverschilligheid, maar de ander merkte het niet. Uitmuntend, ik ben er gis teren nog geweekt. Let eens op mijn voor spelling, die oude beer gaat herleven. Ik had hem nog nooit zoo gezien als gisteren, bepaald opgeruimd. Overigens, de jonge dame scheen ook in feestelijke stemming, en bet zou mij niet verwonderen als gij spoedig bruiloft viert in Koldeweide." Bruiloft ! riep Willem, en bij voelde iets als een ijsschots langs zijn rug glijden. De bejaarde collega knikte beteekenisvol, doch denkend aan de on volledigheid der diagnose, voegde bij er voorzichtig bij : 't Is opgezogen door een vrouwenhartje dat naar liefde verlangt. Van dien ommekeer niets wetend noch verbloedend gaat Chef, de jongen, die nog altijd jongen was, in de eerste dagen der vacantie uit zeilen met Anna alleen. Met dit zeiltocbtje begint het boek. En als ik dit schilderij want een schil derij is het van de heerlijkste soort, een hollandsch landschap van water en waas en de molen erbij, met een zeil en een bootje in de blikkerende zon en den helderen wind nu schrijvend over dit boek, weer vóór mij zie, dan gaan mijn ooren over dat breede, verre waterland been, voel ik de wind door mijn baren en hou ik mijn schrijfpen vast met krachtig gespannen vingeren alsof ze de roerpen vasthouden van de schuit. Maar in al die gezonde, frisse hèweelde van het echte, hollandsche, gezonde leven komt de zoele, loonae zomerbui opzetten, waaruit angst en vrees voor den strijd, in de zielen, zoo even nog joelend en spelend als engelen om de madonna heen, ncdervalt in snellen val. Priester worden." In eens was het er uit. Die afgedwongen bekentenis sloeg Anna stuk. Hij had niet gezien, omdat hij niet ver moedde, hoe die woorden op haar in waren geslagen .'.e was doodsbleek. Ze beefde. En als hardop denkend, fluisterde ze: Priester worden!... Eu dan mag je niet trouwen ?" .... Ach dat is het minste, daar zie ik niet tegen op." Die langzame woorden vernielden haar ge heel en al ... ?.ij zeilden niet meer; de boot lag met ge reefde zeilen aan den kant. Jlet water sokfcelde nog maar steeds tegen den houten bootkant, en de wind bleef woelig over het riet golven. Droevig-eenzaam stak dé* mast uit die verlatenheid op met zijn langen, witten wimpel die vlammend uitkrulde en bevend heenwees naar een on gekende verte van den wijden hemel." Ziedaar het landschap achter de voorstel ling in overeenstemming niet baar. En telkens, bij fijn-gepenseelde zielstoe standen, komt een achtergrond in de natuur, die bet doek is, waarmee alle kleuren der schildering samcnstemmtiii in zoete harmonie. Als aan bet einde van bet boek Anna door onbenut >'oonle liefde krankzinnig gewor.len is, schrijft bij aldus: Ze zat bij bet raam, zoo klein, zoo stil. Het licht had baar moe-achterover-rustende kopje ieëtheriseerl met de heilige bleekheid van den dooi, liet was of ze wachtte... alleen nog maar wachtte. ... Ze droomde over een blaadje van dien beuk, ze zag het been en weer tlapperen op den witten wind en ze bepeinsde hoe lang het nog kon duren voor bet van zijn dunne steeltje zou zijn af gerukt en verloren waaien. . . . Dan dacht niemand meer om dit kleine blaadje.... Haar ingevallen oogen lachten even met een koude wreedheid.. . ." En even verder, als zij naar Chef gezien heeft, dien zij niet herkent, omdat zij hem dood waant. .,eii ze, tuurde weer naar dien beuk, naar dat eene blaadje, een bruin vlindertje tegen het A'it van een wolk, <>, het trilde van pijn." En Jan weer iets later, Dat blaadje is er alt ij l 1102, zie je wel?" zei ze gewoon tegen Marie. Welk blaa ijc?" Daar .... boven in den beuk .... zie je 't niet heen en weer waaien?.... Het zou er nu wel af' willen, maar bet maj; niet.... Zou het erge pijn heb icu ?'' Hoornen ht blien geen gevoel," ..Hoornen hebben gt-en gevool?.,.. O nee, boomen bebben geen gevoel .... maar dat natuurlijk maar een gissing een proeve, zou ik zeggen, om de aanwezigheid van een knap, jong officier op Astrea te verklaren. Willem blikte den niets kwaads vermoe denden spreker eenige oogenblikken aan, als wilde hij hem wingen. Was Berenberg zijn plaatsvervanger niet, en had hij zoo'n gru wel laad niet moeten beletten? Maar 't gezond verstand kreeg de boven hand, en hij hield zich goed. Toen hij echter huiswaarts keerde, moeder ziel alleen, werd 't hem weer te sterk, en hij sloeg met zijn stok nijdig de arme bloemkopjes al', die stonden langs den weg. Ziek ging hij dien avond naar bed, en droomde een roman iii vele hoofdstukken; nog ellen diger stond liij den volgenden morgen op. Toch wilde hij kalm overleggen, de zaak van alle kanten bekijken, maar 't geval bleef hopeloos ! l'odalirius ! Stil, daar klonk de vermanende stem van den geneesheer in zijn binnenste?afleiding zoeken beweging in open lucht niet denken. Jaeob ! King voorbrengen. Straks ging hel door de velden in grillige afwisseling van draven eii stappen. King trachtte voortdurend den kop te wenden, en te zien of' het 7.ij n mees'.er wel was, die zoo ongewoon de teugels hanteerde. Het vurige dier begon blijken van ongeduld te geven, onru-tig trilden de neusvleugels, en met driftige kopbeweging werd het schuim wegge.slijigerd, Willem M:»a<kamp bemerkte er niets van; hij wist misschien niet eens, dat hij te paard zat, want peinzend staarden zijne oogen heel, heel in de verte, zonder te zien. Plotseling God in den hemel daar was zij, vlak voor hem ! En naast baar pra tend, lachend die vervloekte gondvink! Werktuigelijk was bij opgesprongen in het zaal hoog, dreigend stond hij een oogenbiik in de beugels toen zonk hij neer. Snuivend en fluitend van pijn en woede, om de spoor, die onbarmhartig de lenden ploegde, schudde het steigerend dier met woeste rukken, eu poogde zijn berijder af te werpen. Eene wa 'hopige, bovenmensehelijke poging om bet evenwicht te herstellen vergeefs te laat hij viel bonsend tegen den grond, en de voet bleef hangen in de stijgbeugels. Hij werd meegesleept. Luide gil eener vrouw ??. het paard stond stil, rillend over alle ledematen, bedwongen door een sterke vuist. Hij zag nog even gered door zijn mededinger! Eii een nevel viel over zijn oogen ; hij voelde zich wegzinken, altijd dieper weg weg; God ! was dat de dood ? * * Neen, hét was niet de dood. Willem lag te bed op zijn kamer; Jaeob, de trouwe ziel, zat te snikken als een kind; en wijdbeens, onrustig draaiend aan zijn knevel, stond daar eene blaadje toch wel daar loopt bloed door, donker rood bloed, als de zon schijnt kun je het zien, mooi rood bloed, o zoo mooi." Nog vele malen in dit boek wordt telkens achter het loven bet beeld ervan in de natuur gezet. En wat ze praten op het tooneel volgt zoo snel en zoo los als de waterdroppels die van het opgespoten water terugvallen binnen de breede bassin van een vrooüjke fontein. Van geen roman uit den laatsten tijd kan ik mij praa'jes herinneren die zoo vlug loopen en los. Als ik een aanmerking daarop maken wil. dan geloof ik, dat sommige ruwere woorden wel gemist konden worden. Een net jongmeasch zegt ze niet in bet bijzijn van een dame die bij vereert. Wanneer ik nu nog eens het heele boek met heel zijn samenstel in mijn geheugen terugroep, dan noem ik bet gaarne een veel belovende proeve van oen waarachtig kun stenaar, die in meesterschap over de taal weet weer te geven un coin de la creation, vu a travers un temperament. De vraag of een kunstenaar aan zichzelven beleefd moet hebben, wat hij in zijn werk leven doet, kan gevoegelijk onbeant woord blijven. Die iets van kunst weet zal niet stellen deze vraag. Moet een tooneelkunstenaar een heilige of een boosdoener zijn om naar waarheid op bet toneel een heilige of een boosdoener weer te geven? 't Is juist zijn kunstenaarsziel die weet gedu rende het spel als buiten haar eigen lichaam te gaan om in bet lichaam van den ander liet leven te brengen. Dat is een gaaf van den goeden God, beni niet gegeven om niet. Om dit boek klapperen nog andere vragen die ik niet mag opvangen in mijn til. Maar wel wil ik zeggen tot sommige on tevredenen, die vau Leo B.ilet een ander boek zouden verhingen: Maakt zelf zoo'n boek. Leo Balet heeft, niets anders willen ge .'en dan een brok leven van eenige dagen in bet milieu van zeer gewone, hollandsche, roomscbe m°nschen, die nog lang geen hei ligen zijn en die ik, het leven kennende, dikwijls heb ontmoet. Als ik een boek beoordeel, moet ik niet vragen wat ik liever had gehad, maar wat ik gekregen hol). Eu wat ik gekregen bob hou ik voor een boek, ja, waaraan feilen kleven waar tie ren die parasieten in deze wereld niet? maar dat door onbevoordeelde kunstkenners zal gezet worden binnen den tempel der kunst. Pastoor KAAI,. M W. m oer Aa t) liet leven van Miirtinus 'Wilhelmus van der Aa heeft zich gekenmerkt door twee, bewondering eu sympathie wekkende karak tertrekken: energisclio zelf bohoersuhing en frisse hèblij moedigheid. Die macht over zich-zelf en die opge ruimdheid van geest hebben hem meer dan een kwart eeuw den zwaren strijd doen volhouden tegen een liehaainskvvaal, welke tallooze levens in weinige jaren verwoest: en diezelfde eigenschappen maakten ;'t]n journalistiek en litterair werk zoo in hooge mate aantrekkelijk. Geboren te Amsterdam, 15 Maart 1830, werd Van <ler Aa of geleid voor don handel en om zijn voorbereidende studie te vol tooien, was hij Benige jaren werkzuam geweest in het buitenland, tue.i hij zich te Am-t '.r lam vestiule. Wellicht zou hij niet tot de journalistiek zijn overgegaan, waartoe weinigen, zeker /eer weinige Katholieken, zich in die itiiiiiitniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiHiMiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiim ook do kapitein, ongeduldig, tooinig bijna, dit bij geen hulp kon verlee ien. Verduiveld, 't zou erg zijn. Berenberg kan eerst over 'n paar uren hier zijn, niet? Jaeob knikte, en sprong naar het bed, waar hij ipcvveging boorde. V\ iliem opende zijn oogen en blikte met verbazing om zich been. Hij zag ouden Jaeob un den kapitein, die vlug naderkwam. Nu kwam de berinnering terug en de treurige werkelijkheid. Een gevoel van wrevel maakte zich van hem meester, doch htt duurde slechts een oogen bli -c. Langzaam stak hij de band uit: Kapitein ik dank u mijn leven, vergeld-n kan ik bet moeielijk, maar ik zal het ten minste niet vergeten. De kapitein drukte glimlachend de toege stoken hand, en zeide : liet was een zon ierlinge kennismaking dokter!?Hoe gaat het nu? Best. best een bee'jo afgemat. Een oogenblik zag Willem zijn redder aan, even scheen bij te aarzelen. Toen ging bij voort: 't Was inderdaad een zonderlinge ontmoeting en gij hebt uw mededinger spoedig overwonnen, Verbazing. Het valt mij hard en voor 't oogenblik ben ik niet eens in staat mijn leven vold jende te waardeeren. Duch het zal wel komen zoetjes aan. De kapitein stond met opgetrokken wenk brauwen; bij had nog nooit iemand, die blijkbaar klaar wakker lag, zóó hooren ijlen. Willem's oogen werden vochtig, terwijl hij fluisterde ; Maar gij xult baar gelukkig ma ken, kapitein ? Niet waar, gij xult Etnma gelukkig maken ! Een heldere lach was het antwoord de ander had begrepen. Hij was neergevallen op een stoel en lachte, lachte . Willem keek kwaadaardig naar den scherindegen, die tegen den wand hing. De kapitein was weer bij het bed gekomen, nog altijd zacht lachend ; bij nam de band van den verbaasden lijder in de zijne. Hij n beste dokter, ik ben haar broer, bloedeigen broer ! Gij hebt daar een beken tenis tegenover mij afgelegd, die ik aan mijn zmje mout overbrengen. Willem voelde geen pijn meer. En ik wensch van harte, dat zij u trouwen zal, tot straf voor het ongelijk, mij aangedaan. En weer begon hij te lachen, dat de tranen hem langs de wangen liepen. Eu dr. Maaskamp lachte mé, en dacht binnen vier dagen geheel beter te zijn. De freule" lachte niet, toen haar broer deze geschiedenis vertelde, maar zij bloosde sterk; en zij hoopte eveneens dat de dokter spoedig beter mocht zijn ter wille zijner />'it;e.nt.,i. B ij dit laatste woord moest zij zelve ook lachen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl