Historisch Archief 1877-1940
No. 1457
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
vuilheid; naarmate ik minder getroffen word
door de vuilheid, wordt meer kunst-waar
deering en minder medelijden of
hervormirigslust ten gevolge van het zien van
vuilheid, bij mij gaande gemaakt; naarmate
dus het werk 'als kunst beter is, bereikt
het minder eenig doel buiten de kunst, dat
de auteur zich zou hebben gesteld.
* * *
Diamantstad is zulk een goed werk,
dat ik bij de lezing moest denken aan een
?wandeling van eertijds door het M u se e
Moderne te Brussel, toen ik, hoeveel sym
pathie ook gevoelend voor allerlei op het
sobere realisme gevolgde, daar vertegen
woordigde, pogingen in de schilderkunst,
toch aan het voorafgegaan werk fan
Alfred Stevens stilletjes de voorkeur moest
geven. Ik vergelijk overigens niet met
elkaar Stevens en Heyermans, ten wier
aanzien bijna geen andere overeenkomst
bestaat dan juist die, welke zioh in de
verhouding, bij ieder in zijn eigen land
en kunst, tusscüen hun werk en dat hunner,
later gekomen, door verschillende afwij
kende bedoelingen bezielde, kunstbroedertjes
bevindt.
* *
Diamantstad wint het van onderschei
dene, meer of minder omvangrijke, impres
sionistische excessen en
bastaard-romantisch-mysüsche poëtische knoeierijen, die,
van het begin der Nieuwe-Gids-beweging
af, zijn begaan, doordat zijn deugd zich
schuil houdt in den soberen verhaaltrant
zei ven, en niet ceu verblindende valsche
schijn van deugd, gelijk massaas katoenen
pompoenen en ehemisch-diamauten
sierkalabassen de koningin van een apen-bal
? ? den eigenlijken verhaaltrant uitwendig
omgeeft.
* * *
Diamantstad is een goed kunst werk.
De figuur van Eleazar, een dichterlijk
aangelegde jeugdige Israëliet en staker",
een figuur, die wij herkennen uit ver
schillende tooneel werken van denzelfden
schrijver, waar zij onder andere namen
voorkomt, is nog als afbeelding eenigszins
flauw gebleven (daar deze figuur onwille
keurig de aarzeling van den schrijver ver
beeldt tusschen zijn
kunstenaars-onpartijdigheid en zijn beaming van Kleazar's
levens-inzicht, in plaats van, zooals de
overige figuren doen, niet anders dan de
kunst- bestre ving van den auteur te ver
beelden) maar deze fout in het werk van
den heer HEYEJUIA.NS is in Diamantstad
veel minder geprononceerd dan in sommige
der tooneel werken.
Merkwaardig wordt in dit werk de zoo
veel verbeterde handelwijze van dezen auteur
ten opzichte der E l e a z a r-figuur (die zooveel
als de dichterlijke en denkende
omwentelingsgezindheid vertegenwoordigt) geflan
keerd door de onpartijdigeid van de plaats
in het boek, waar de beschouwing der juwe
liers (die de juist-ziende en practische ge
zindheid tot behoud vertegenwoordigt) staat
weergegeven. De auteur beziet hier niet de
gedachte der juweliers door de voorstelling,
welke de hervormingsgezinden zich van die
gedachte maken, heen, maar beziet en geeft
haar van uit de juweliers zelf. Bij die pas
sage krijgt de lezer dan ook den indruk,
dat het niet onmogelijk is, dat de patroons
gelijk hebben.
Zoo ook bij het geval van den afgrijselijk
zieken ouden jood JPoddy. De tegenwoor
dige samenleving aldus zou men uit het
verhaal kunnen opmaken laat haar be
hoeftige zieke leden niet wreedaardig om
komen, want zij heeft goede verpleging tot
hun dienst, maar de neigingen van sommige
dier leden doen hun een smartelijken dood
?mniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iniiniiiiHu
EEN MEDEDINGER.
DOOR
C. A S T E E A.
Podalirius! riep WiUem Maa'kninp hij
placht -lat zijn imitatie-vloek te noenu n; Poda
lirius! klonk het nogmaals en nu vergezeld van
een klinkend? klets tegen het voorhoofd. Na
deze ontboezeming werd hij kalm, en steunend
den zwarten krulléböl in zijn handen, ging
hij zitten om het lastige ge «U nog eens van
alie kanteti te bekijken.
Maar dat baatte niets de zaak bleef
hopeloos.
Lieve deugd barstte hij weer los wie
had ooit gedacht, dat mij zoo iets overkomen
moest! Een vroolijke, jolige jongen van
nog geen acht en twintig, geld in over
vloed en nu voor mijn heele leven ramp
zalig !
Bij deze woorden, verschrikkelijk als eene
Cassandra-klacht, stond hij op. stak de handen
diep in de broekzakken en stapte eenige
malen zijn kamer driftig op eu neer; dan
bleef hij staan voor het raam en keek inde
stille dorpstraat: Hoe kon ik ook zoo krank
zinnig zijn, orn me te begraven in dit be
roerde nest.'
'tWas vreemd; nog geen tien dagen geleden
had hij aan een zijner oude akademievrienden
verteld, dat Koldewdiee het goddelijkste dorp
van Europa was.
Maar de gebeurtenis, die hem zoozeer bleek
te ontstemmen, maakte thans zijn oordeel
onbillijk.
En het zal niemand verwonderen.
Een half jaar geleden had Willem Maa
?kamp, de jonge dokter, zi;h hier ingedorperd,
met de stille hoop, dat hij tijd genoeg mocht
overhouden voor eigen studie en liefhebberij.
En hij had waarlijk tijd in overvloed, want
de bewoners waren krachtige, kerngezonde
landmenschen.
Alleen op het kasteel" werd geneeskundige
hulp dikwijls ingeroepen; de aude heei ging
zichtbaar achteruit en naar menschelijke be
rekening kon het niet lang meer duren.
Met wat eene toewijding had Willem de
zorg voor dezen knorrige zieke op zich
genomen en met welk eene opgewektheid
herhaalde hij drien aal in de week zijn bezoek.
Was het de eer zoo'n hoogen patiënt te
mogen behandelen?
Och neen, want al mocht de huizinge
Astrea" een kasteel heeten, de bewonende
familie behoorde in geen geval tot den adel.
Wel noemden de dorpelingen de mooie
dochter van den eigenaar gewoonlijk de
freule", doch dat kwam alleen, omdat zij
meenden dat eene kasteeldame noodzakelijk
eene freule moest zijn. Willem had haar den
in hun eigen arme woning verkiezen boven
beter verpleging en grooter genezingskans
in een ziekenhuis.
Hot gevolg hiervan is, dat, zoo de
algeindruk, dien het verhaal geeft, in een waar
deering omtrent de wereld moest worden
omgezet, deze niet zou luiden, dat de wereld
noodzakelijk hervorming behoeft en gemak
kelijk hervormd zou worden, ondervond die
hervorming maar geen afschuwlijken en
misdadigen tegenstand; doch veeleer: dat de
wereld is een hopeloze en onherstelbare
ellende.
*
* *
Maar behalve'op de figuur van Ele a zar
de oude, hier nauwelijks meer geldende,
is op geen deel van den roman Diamant
stad een aanmerking te maken, die een
mis-tasten binnen het gegeven bewegen
dezer kunst betreft.
Ik 'zie dit verhaal voor mij als een reeks
tafereclen, waarvan sommige beter zijn dan
andere b.v. die van het
binnenkamerleven in de armoedige woningen (ier
Jodenbuurt zijn beter dan het tafreel in de fa
briek in het lYe hoofdstuk, waarvan echter
het eerste gedeelte, de passage met den
koopman, weer beter is dan het volgende
gedeelte, dat met de koopvróuw; en die
tafereelen zijn ook beter dan de scène
van do viscli vangst op het ijs veld in het
XQIe hoofdstuk ; ik zie dit verhaal als
een reeks tafereelen dus, waarvan sommige
krachtiger gedaan zijn dan andere, maar
die ten slotte een zeer goed geheel samen
stellen, een geheel, en dit is de hoofd
zaak dat tot het einde de voroenigde
vermogens van den schrijver het senti
ment, de kleurige voorstelling der dingen,
de sobere schrijftrant in gelijkmatige
werking toont, terwijl alles zich nog eens
samentrekt en het beste bereikt wordt met
do brand-scènc aan het slot, die toch ook
weer niet onharmonisch veel boven al het
voorgaande zich verheft.
*
* *
Het is dus niet, wijl ik niet meer in n
bepaalden stijl volstrekt geloof, en dus uit
een soort wankelmoedigheid, dat ik het beste
in van elkaar verschillende stijlen voorsta,
maar het is juist wijl ik aan ('én hoogston
stijl of zijnswijze geloof, waarvan sporen
zich met de meest verschillende door
menschen voortgebrachte vormen hebben
verbonden.
In Dia man t stad bevindt zich, van
uit don schrijver daarin overbracht, een
zekere gesteldheid van het gemoed, die men
overdrachtelijk warmte" pleegt te noemen.
Deze heeft zich verbonden aan de
levensvoorstellingen, die de schrijver in zijne, op
bepaalde wij/e gerichte, beschouwing der
wereld zag opdoemen. Deze warmte, deze
gloed is het, die het verhaal bij voortduring
in goeden gang houdt, terwijl het gevrij
waard blijft voor buitensporigheden, dooi
de aanhoudende, als 't ware van-zelf-wer
kende, controle van dos schrijvers neiging
tot volstrekte juistheid.
Baarn, Mei PJ05. L. VAX DEVSSKL.
m Leo BEI
Dat vrienden van goede zeden en fraaie
letteren tot hun spijt iets
noodeloos-uitdagends in de jongere voorganger i binnen
den tempel der litteratuur moeten dulden,
is der laatste generatie niet een voordeel
geweest.
Een bekend vers van Willem Kloos, zoo
goed als een tooneel-brok van Heyermans
zijn, voor ons, katholieken, als zoo vele andere
iet-of-wat sarrende woorden, vuile vetvlakken
geworden in bet linnen waarmede de
feest
?iiniiiiniiiitiiiiiiiiiiniiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiiiiiiiniiitiiiniiiiiiiiiiiiii
eersten keer óók freule" getiteld, maar
glimlachend bad zij opgemerkt, dat hij de
macht niet h;.d, haar in den adelstand te
verheffen.
En toi n bal bij voortaan willen zeggen
juürouw", doch wat later sprak hij altijd
van juffrouw Kmma"
Het was in dezen tijd. dat Willem Maas
kamp schrikbarend onlogisch begon te worden
en onuitstaanbaar wispelturig. De eerste week
bad bij tot zich zelven gesproken met volle
overtuiging en on verholen bewondering:
Podalirius. jongen! zoo'n pracht van 'n kind
heb je nooit 01 der de oogen gehad. Maar
veertien dagen later werd bij kregelig en
maande zijn persoontje aan wat meer kri
tisch te worden: Malligheid, Willem.' Een
ernstig man moet zich zoo niet overgeven
aan zijn eers e in Irukken. Ze ?/» mooi, maar
die oogen zijn veel te donker veel te koud
onbarmhartig en en .Het kan
verkceren zegt Bredero en de man had gelijk.
Zoo heel lang 'was het nog niet, dat dokter
Maaskamp zich bad gewijd aan do beoefening
der meest objectieve kritiek, of hij sprak
ernstige woorden van berisping tot zich
zelven, daar bij meende een leolijken trek
van partijdigheid in zijn zieltje ontdekt te
hebben. Neen, neen! eerlijk duurt het langst.
Daar ligt toch geen schande in, dat jij nooit
'n fraaier exemplaar ge/ien hebt, is wel? En
wat hindert je dat ? Laat het je niet volmaakt
onbewogen? Niet? Niet.'.' O.' ik wou
ook maar zeggen.
En den volgenden dag, onder het ontbijt,
kwam hij tot de ontdekking van een zijner
voornaamste princicpen, waaraan bij overigens
in lange niet meer bad gedacht: Een ongehuwd
dokter is onzin; een dokter moet trouwen!
Hij sprak zijne meening zoo krachtig on
overtuigend uit, dat hij zich stellij; voornam
nog dienzelfden ochtend over dit onderwerp
een artikel tej schrijven voor de krant.
Zoo ging liet maar altijd voort en al
spoedig was Willem teruggekomen tot zijn
oorspronke ijk. hoogst gunstig oordeel over
de freule".
En langzamerhand ook was er noodzake
lijkheid voor hem, om minstens tweemaal |
per 'lag villa Astrea vo >rbij te gaan, als
waren er gevaarlijke zieken aan dien kant
van hei dorp. !
En in die dagen bad zijn rijpaard de malle '
gewoonte van voortdurend scbicbtigte worden
in de nabijheid van het ka-iteel", en zioh
over te geven aan woeste cabriolen, waarbij
de behendigheid van den ruiter zeer
voordeelig uitkwam.
lii Koldeweide kreeg niemand vermoeden
maar als een zijner vrienden uit Amsterdam
hem drie dagen had mogen observeeren, zou
hij, de hand op Willems schouder leggend,
hem medelijdend hebben toegevoegd : Arme
kerel ! je stelt je aan als een verliefd gym
nasiast ; wanneer denk je te trouwen ?
En Willem zou zijn hart hebben uitgestort
tafel van de litteratoren gedekt was. En aan
een tafel te zitten waar op zoodanige grove
wijze tegen de elegantie gezondigd wan, ge
loofden velen beneden hunne waardigheid
te zijn.
Zelfs het zoo sterk aangevochten Aller
zielen" van Heijermans bad men van onzen
kant zonder geruchtmakend verzet zijn leren
van eenige maanden gegund, indien de
schrijver slechts enkele woorden hal willen
weglaten die noodeloo-t-uitdagend, in de ooren
van velen als een blasphemie klinken moesten.
Dat die woorden in enkele tooneeltjes
noodzakelijk ter typeering zijn en daarom ver
ontschuldigd kunnen worden, kan il; niet
gelooven, noch velen met mij.
Zeker, den soldaat, die den maarscbalkstaf
in zijn ransel draagt, kan men gemakkelijk
verge/en, dat hij meer dan zijn gewone
kameraad den vijand uittart ten strijd: hij
weet, dat de strijd hem zijn glorie brengen
zal; maar uittarten blijft het en waar dat
noodeloos geschiedt is het een fout die tot
roekeloos-zijn drijft.
Een verklaring van dit begin, nu ik
Jl'icpln'f van Balet in dit weekblad bespreken
ga zal den lezer, die dit boek gelezen beeft,
niet nooiig zijn. En wat noodeloos niet
alleen, maar zelfs eenigszins irriteerend is,
zal een goedwillige bespreker altijd liever
onuitgesproken laten.
De heer Theo Molkenboer heeft voor dit
boek een bandver-iering gemaakt, welke met
zeer gewone emblemata aan dit boek een
karakter kan geven, dat enkelen er niet aan
?willen gegeven hebben. Dat deze versiering
in alle deelen geslaag l is, kan dus met recht
betwijfeld worden.
Ook de uitgever heeft naar mijn oordeel
aan dit boek onrecht gedaan door het in
zijne advertentien den naam van Roman"
te geven.
Want een roman is in dit boek r iet vast
gelegd, 't fs niet anders dan de worsteling
van een jongmensch die in zijn hart liefde
voor een jong meisje voelt opkomen, daaraan
toegeeft voor een wijl en meent daardoor
een onrechtvaardige daad te hebben sepleegd
tegen God, wiens priester hij aar/.elend gelooft
te moeten worden. En tot dat geloof was hij
meer door zijn geestelijken leidsman dan door
eigen overtuiging Bekomen.
't fs een strijd van eenige dag::n, waarvan
liet me'ifji' het slachtoffer «vordt, als l/ij overwint.
E"n paar vluchtig gi'teekende personen
zweven om ie twee hoofd-fignren been.
't fs niet veel voor een boek van bijna
200 bladzijden. Maar juist in dit weinige
toont Leo Balet zijn groote gaven van zien,
voelen en kunnen schilderen als de latere
primitieven die, bij het in beeld zetten van
hun meest devote gedachten, geloofden ook
de omgeving, bet landschap te moeten ge
bruiken om de stemming, waarin lu-t ge
schilderde den toeschouwer brengen moet,
te belpen verhoogen en verklaren.
Het jong-mensch, dat de hoofdpersoon is
van het boek, heeft de humaniora achter
den rug en is klaar om naar de Academie
te gaan. Zijn ouders en hij-zelf hadden altijd
geloofd dat uit hem een advocaat moest
groeien ; maar in de laatste maanden van
zijn verblijf o-> Ho'duc heeft langzamerhand
de gedachte zich bij hem \iistge/,"i, dat hij geen
advocaat maar priester word.ai moet. Van
dit voornemen vertelt bij echter, met de
vacantie thuis gekomen, aan niemand iets,
want zelf is hij nog voor dat voornemen bang.
Anna, de vriendin zijner zuster, een paar
jaar jonger dan bij, zijn tweede zuster en
jongere broer waren alle vacanties zijne
speelnoten, met wie hij iu sport, en spe! door
bracht, die lange dagen van uitspanning en
rust.
Maar in dat vriendinnetje is het kindsche
fliiliniiitiiliiiiHliiliMHiiiiMiiiiimiiiiiiiiiiuiiiiitllillllllMlitiiliiiiiliili*
voor zoo'n scherpsinnisjen vriend, en eerlijk
bekend, dat hij tot over de ooren verliefd
was; alleen op de laatste vraag ion hij slechts
met wanhopend gebaar hebben kunnen ant
woorden.
Doch waarom kwam geen zijner getrouwen
hem bezoeken in dit nest?
Ik houd het niet langer uit! Ais de berg
niet tot Mahomed komt, zal Mahomed tot
den berg gaan! en Willem riep zijn dienenden
geest en deelde hem zijn besluit mede : Jaeob,
ik snijd er morgen voor een week of vier uit,
zadel King maar, ik rijd terstond naar stad om
Berenberg te vragen, dat bij mijn patiënten
zoolang overmeemt.
iule Jaeob was heel en al verbazing ; en
?ir. Kerenberg zei hoofdschuddend : Je hebt
je zelven overwerkt, collega !
Afgezien van de juistheid dier uitspraak,
viel het toch niet te ontkennen, dat het uit
stapje dezen overwerkte" wonderbaar goed
deed.
Zijne lide'.issimi ontvingen hem met jube
lende vreugde en hartelijkheid. Maar toen
zij al spoedig bet geheim zijns harten hadden
opgedregd, waren zij letterlijk niet meer te
houden. Als uit n mond klonk het aan
doenlijke lied, met schandelijke verminking
van het laatste vers :
Daar waren t.vee konin«skind'ren,
Die hadden elkander zoo lief;
/ij kunden bijeen niet ko;nen,
Maar schreven een buigen brief.
Aan de plagerijen en geestigheden scheen
geen einde te komen, en Willem moest zich
getroosten den naam van Fabius C'unctator
Kourojiatkine te iragen, wijl hij den aanval
zoolang bad uitgesteld.
Nu twee weken reeds, want bij verlangde
nu naar (U-u strijd, keerde dr. Maaskamp terug
naar liet oorlogsterrein, met hoop en moed
in iiet hart, en de heldhaftige leuze op de
lippen : Verwinnen of sterven !
-x- ^ *
Toen was het op hem gevallen, plotseling
overweldigend. Op zijn terugreis was hij
aangeloopen bij dr. Berenberg, om hem te
dankei) en inlichting te vragen.
Berenberg bad gezegd : alles in orde
de menschen daar kunnen best zonder medi
cijnen. En np Astrea? Willem vroeg dat met
overdreven onverschilligheid, maar de ander
merkte het niet. Uitmuntend, ik ben er gis
teren nog geweekt. Let eens op mijn voor
spelling, die oude beer gaat herleven. Ik had
hem nog nooit zoo gezien als gisteren, bepaald
opgeruimd. Overigens, de jonge dame scheen
ook in feestelijke stemming, en bet zou mij
niet verwonderen als gij spoedig bruiloft
viert in Koldeweide."
Bruiloft ! riep Willem, en bij voelde iets
als een ijsschots langs zijn rug glijden.
De bejaarde collega knikte beteekenisvol,
doch denkend aan de on volledigheid der
diagnose, voegde bij er voorzichtig bij : 't Is
opgezogen door een vrouwenhartje dat naar
liefde verlangt.
Van dien ommekeer niets wetend noch
verbloedend gaat Chef, de jongen, die nog
altijd jongen was, in de eerste dagen der
vacantie uit zeilen met Anna alleen.
Met dit zeiltocbtje begint het boek.
En als ik dit schilderij want een schil
derij is het van de heerlijkste soort, een
hollandsch landschap van water en waas en
de molen erbij, met een zeil en een bootje
in de blikkerende zon en den helderen wind
nu schrijvend over dit boek, weer vóór mij
zie, dan gaan mijn ooren over dat breede,
verre waterland been, voel ik de wind door
mijn baren en hou ik mijn schrijfpen vast
met krachtig gespannen vingeren alsof ze
de roerpen vasthouden van de schuit.
Maar in al die gezonde, frisse hèweelde
van het echte, hollandsche, gezonde leven
komt de zoele, loonae zomerbui opzetten,
waaruit angst en vrees voor den strijd, in de
zielen, zoo even nog joelend en spelend als
engelen om de madonna heen, ncdervalt in
snellen val.
Priester worden." In eens was het er uit.
Die afgedwongen bekentenis sloeg Anna stuk.
Hij had niet gezien, omdat hij niet ver
moedde, hoe die woorden op haar in waren
geslagen .'.e was doodsbleek. Ze beefde.
En als hardop denkend, fluisterde ze:
Priester worden!... Eu dan mag je niet
trouwen ?" ....
Ach dat is het minste, daar zie ik niet
tegen op."
Die langzame woorden vernielden haar ge
heel en al ...
?.ij zeilden niet meer; de boot lag met ge
reefde zeilen aan den kant.
Jlet water sokfcelde nog maar steeds tegen
den houten bootkant, en de wind bleef
woelig over het riet golven.
Droevig-eenzaam stak dé* mast uit die verlatenheid op
met zijn langen, witten wimpel die vlammend
uitkrulde en bevend heenwees naar een on
gekende verte van den wijden hemel."
Ziedaar het landschap achter de voorstel
ling in overeenstemming niet baar.
En telkens, bij fijn-gepenseelde zielstoe
standen, komt een achtergrond in de natuur,
die bet doek is, waarmee alle kleuren der
schildering samcnstemmtiii in zoete harmonie.
Als aan bet einde van bet boek Anna
door onbenut >'oonle liefde krankzinnig
gewor.len is, schrijft bij aldus:
Ze zat bij bet raam, zoo klein, zoo stil.
Het licht had baar moe-achterover-rustende
kopje ieëtheriseerl met de heilige bleekheid
van den dooi, liet was of ze wachtte...
alleen nog maar wachtte. ... Ze droomde
over een blaadje van dien beuk, ze zag het
been en weer tlapperen op den witten wind
en ze bepeinsde hoe lang het nog kon duren
voor bet van zijn dunne steeltje zou zijn af
gerukt en verloren waaien. . . . Dan dacht
niemand meer om dit kleine blaadje.... Haar
ingevallen oogen lachten even met een koude
wreedheid.. . ."
En even verder, als zij naar Chef gezien
heeft, dien zij niet herkent, omdat zij hem
dood waant.
.,eii ze, tuurde weer naar dien beuk, naar
dat eene blaadje, een bruin vlindertje tegen
het A'it van een wolk, <>, het trilde van pijn."
En Jan weer iets later,
Dat blaadje is er alt ij l 1102, zie je wel?"
zei ze gewoon tegen Marie.
Welk blaa ijc?"
Daar .... boven in den beuk .... zie je
't niet heen en weer waaien?.... Het zou
er nu wel af' willen, maar bet maj; niet....
Zou het erge pijn heb icu ?''
Hoornen ht blien geen gevoel,"
..Hoornen hebben gt-en gevool?.,.. O nee,
boomen bebben geen gevoel .... maar dat
natuurlijk maar een gissing een proeve,
zou ik zeggen, om de aanwezigheid van een
knap, jong officier op Astrea te verklaren.
Willem blikte den niets kwaads vermoe
denden spreker eenige oogenblikken aan, als
wilde hij hem wingen. Was Berenberg zijn
plaatsvervanger niet, en had hij zoo'n gru
wel laad niet moeten beletten?
Maar 't gezond verstand kreeg de boven
hand, en hij hield zich goed.
Toen hij echter huiswaarts keerde, moeder
ziel alleen, werd 't hem weer te sterk, en
hij sloeg met zijn stok nijdig de arme
bloemkopjes al', die stonden langs den weg. Ziek
ging hij dien avond naar bed, en droomde
een roman iii vele hoofdstukken; nog ellen
diger stond liij den volgenden morgen op.
Toch wilde hij kalm overleggen, de zaak
van alle kanten bekijken, maar 't geval bleef
hopeloos !
l'odalirius !
Stil, daar klonk de vermanende stem van
den geneesheer in zijn binnenste?afleiding
zoeken beweging in open lucht niet
denken. Jaeob ! King voorbrengen.
Straks ging hel door de velden in grillige
afwisseling van draven eii stappen. King
trachtte voortdurend den kop te wenden, en
te zien of' het 7.ij n mees'.er wel was, die zoo
ongewoon de teugels hanteerde.
Het vurige dier begon blijken van ongeduld
te geven, onru-tig trilden de neusvleugels,
en met driftige kopbeweging werd het schuim
wegge.slijigerd,
Willem M:»a<kamp bemerkte er niets van;
hij wist misschien niet eens, dat hij te paard
zat, want peinzend staarden zijne oogen heel,
heel in de verte, zonder te zien.
Plotseling God in den hemel daar
was zij, vlak voor hem ! En naast baar pra
tend, lachend die vervloekte gondvink!
Werktuigelijk was bij opgesprongen in het
zaal hoog, dreigend stond hij een
oogenbiik in de beugels toen zonk hij neer.
Snuivend en fluitend van pijn en woede,
om de spoor, die onbarmhartig de lenden
ploegde, schudde het steigerend dier met
woeste rukken, eu poogde zijn berijder af te
werpen.
Eene wa 'hopige, bovenmensehelijke poging
om bet evenwicht te herstellen vergeefs
te laat hij viel bonsend tegen den grond,
en de voet bleef hangen in de stijgbeugels.
Hij werd meegesleept.
Luide gil eener vrouw ??. het paard stond
stil, rillend over alle ledematen, bedwongen
door een sterke vuist. Hij zag nog even
gered door zijn mededinger!
Eii een nevel viel over zijn oogen ; hij
voelde zich wegzinken, altijd dieper weg
weg; God ! was dat de dood ?
* *
Neen, hét was niet de dood. Willem lag
te bed op zijn kamer; Jaeob, de trouwe ziel,
zat te snikken als een kind; en wijdbeens,
onrustig draaiend aan zijn knevel, stond daar
eene blaadje toch wel daar loopt bloed door,
donker rood bloed, als de zon schijnt kun
je het zien, mooi rood bloed, o zoo mooi."
Nog vele malen in dit boek wordt telkens
achter het loven bet beeld ervan in de natuur
gezet.
En wat ze praten op het tooneel volgt zoo
snel en zoo los als de waterdroppels die van
het opgespoten water terugvallen binnen de
breede bassin van een vrooüjke fontein.
Van geen roman uit den laatsten tijd kan
ik mij praa'jes herinneren die zoo vlug
loopen en los.
Als ik een aanmerking daarop maken wil.
dan geloof ik, dat sommige ruwere woorden
wel gemist konden worden. Een net
jongmeasch zegt ze niet in bet bijzijn van een
dame die bij vereert.
Wanneer ik nu nog eens het heele boek
met heel zijn samenstel in mijn geheugen
terugroep, dan noem ik bet gaarne een veel
belovende proeve van oen waarachtig kun
stenaar, die in meesterschap over de taal
weet weer te geven un coin de la creation,
vu a travers un temperament.
De vraag of een kunstenaar aan
zichzelven beleefd moet hebben, wat hij in zijn
werk leven doet, kan gevoegelijk onbeant
woord blijven. Die iets van kunst weet zal niet
stellen deze vraag. Moet een
tooneelkunstenaar een heilige of een boosdoener zijn
om naar waarheid op bet toneel een heilige
of een boosdoener weer te geven? 't Is
juist zijn kunstenaarsziel die weet gedu
rende het spel als buiten haar eigen lichaam
te gaan om in bet lichaam van den ander
liet leven te brengen.
Dat is een gaaf van den goeden God, beni
niet gegeven om niet.
Om dit boek klapperen nog andere vragen
die ik niet mag opvangen in mijn til.
Maar wel wil ik zeggen tot sommige on
tevredenen, die vau Leo B.ilet een ander
boek zouden verhingen: Maakt zelf zoo'n boek.
Leo Balet heeft, niets anders willen ge .'en
dan een brok leven van eenige dagen in
bet milieu van zeer gewone, hollandsche,
roomscbe m°nschen, die nog lang geen hei
ligen zijn en die ik, het leven kennende,
dikwijls heb ontmoet.
Als ik een boek beoordeel, moet ik niet
vragen wat ik liever had gehad, maar wat
ik gekregen hol).
Eu wat ik gekregen bob hou ik voor een
boek, ja, waaraan feilen kleven waar tie
ren die parasieten in deze wereld niet?
maar dat door onbevoordeelde kunstkenners
zal gezet worden binnen den tempel der kunst.
Pastoor KAAI,.
M W. m oer Aa t)
liet leven van Miirtinus 'Wilhelmus van
der Aa heeft zich gekenmerkt door twee,
bewondering eu sympathie wekkende karak
tertrekken: energisclio zelf bohoersuhing en
frisse hèblij moedigheid.
Die macht over zich-zelf en die opge
ruimdheid van geest hebben hem meer
dan een kwart eeuw den zwaren strijd doen
volhouden tegen een liehaainskvvaal, welke
tallooze levens in weinige jaren verwoest:
en diezelfde eigenschappen maakten ;'t]n
journalistiek en litterair werk zoo in hooge
mate aantrekkelijk.
Geboren te Amsterdam, 15 Maart 1830,
werd Van <ler Aa of geleid voor don handel
en om zijn voorbereidende studie te vol
tooien, was hij Benige jaren werkzuam
geweest in het buitenland, tue.i hij zich te
Am-t '.r lam vestiule.
Wellicht zou hij niet tot de journalistiek
zijn overgegaan, waartoe weinigen, zeker
/eer weinige Katholieken, zich in die
itiiiiiitniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiHiMiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiim
ook do kapitein, ongeduldig, tooinig bijna,
dit bij geen hulp kon verlee ien.
Verduiveld, 't zou erg zijn. Berenberg
kan eerst over 'n paar uren hier zijn, niet?
Jaeob knikte, en sprong naar het bed, waar
hij ipcvveging boorde.
V\ iliem opende zijn oogen en blikte met
verbazing om zich been.
Hij zag ouden Jaeob un den kapitein, die
vlug naderkwam.
Nu kwam de berinnering terug en de
treurige werkelijkheid.
Een gevoel van wrevel maakte zich van
hem meester, doch htt duurde slechts een
oogen bli -c.
Langzaam stak hij de band uit: Kapitein
ik dank u mijn leven, vergeld-n kan ik bet
moeielijk, maar ik zal het ten minste niet
vergeten.
De kapitein drukte glimlachend de toege
stoken hand, en zeide : liet was een zon
ierlinge kennismaking dokter!?Hoe gaat het nu?
Best. best een bee'jo afgemat. Een
oogenblik zag Willem zijn redder aan, even scheen
bij te aarzelen. Toen ging bij voort: 't Was
inderdaad een zonderlinge ontmoeting en gij
hebt uw mededinger spoedig overwonnen,
Verbazing.
Het valt mij hard en voor 't oogenblik
ben ik niet eens in staat mijn leven vold jende
te waardeeren. Duch het zal wel komen
zoetjes aan.
De kapitein stond met opgetrokken wenk
brauwen; bij had nog nooit iemand, die
blijkbaar klaar wakker lag, zóó hooren ijlen.
Willem's oogen werden vochtig, terwijl hij
fluisterde ; Maar gij xult baar gelukkig ma
ken, kapitein ? Niet waar, gij xult Etnma
gelukkig maken ! Een heldere lach was het
antwoord de ander had begrepen. Hij was
neergevallen op een stoel en lachte, lachte .
Willem keek kwaadaardig naar den
scherindegen, die tegen den wand hing.
De kapitein was weer bij het bed gekomen,
nog altijd zacht lachend ; bij nam de band
van den verbaasden lijder in de zijne.
Hij n beste dokter, ik ben haar broer,
bloedeigen broer ! Gij hebt daar een beken
tenis tegenover mij afgelegd, die ik aan mijn
zmje mout overbrengen.
Willem voelde geen pijn meer.
En ik wensch van harte, dat zij u trouwen
zal, tot straf voor het ongelijk, mij aangedaan.
En weer begon hij te lachen, dat de tranen
hem langs de wangen liepen.
Eu dr. Maaskamp lachte mé, en dacht
binnen vier dagen geheel beter te zijn.
De freule" lachte niet, toen haar broer
deze geschiedenis vertelde, maar zij bloosde
sterk; en zij hoopte eveneens dat de dokter
spoedig beter mocht zijn ter wille zijner
/>'it;e.nt.,i. B ij dit laatste woord moest zij zelve
ook lachen.