De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 4 juni pagina 1

4 juni 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

I*. 1458 DE AMSTERDAMMER A°. 1905. WEEKBLAD VOOR NEDEKLAND O n. cL e r redactie Dit nummer bevat een bijvoegsel. ?van. J'. 3D E IC O O. uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . . . . . . / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar , » mail 10. AfeonderUjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/» JMt U«d ia verkrijgbaar Kiotk 10 Boulevard <!M Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 4 Juni. Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel » 0.40 Annonces nit Duitachland, Oo«te»rijV en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RU DOLF MOSSE te Keale* n door alle filialen dezer firma. De prijs per regel ia 35 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Japan opnieuw overwinnaar. De S. D. A. P. en de herstemmingen. Geen verplichte huur prijzen. FEUILLETON: Kermis, door G. KUNST EN LETTERE S: De St. Lueastentoonstelling, II, door J. W. N. Een merkwMiWKx leerboek, door dr. Edward B. Koster. De Vlaamsche Gids, door d. I. De ziekte der Eeuw, door Louise Siratenus, beoordeeld door v. H. Wereldbiblk theek, door B. Byinholt. VOOR DAMES : Bericht van het Pere-comitévau denlnternationa'i n Vrouwenraad, door Johanna W. A. Naber. Allerlei, doot .Caprice. De Duitsche sted n, I, met afbi, door A. W. Weissman Kunst en Mystiek, door Peter Spaan. D. de Groot, door W. K. D. Lustig.?UIT DE NATUUR, door E. Heimans. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter, Schiller als geneesheer, door dr. V. v.d.P.?DAMRUBRIEK.?SCHAAKSPEL ADVERTENTIËN. Japan opnieuw overwinnaar. De nederlaag van de Russische vloot, hare vernietiging als oorlogswapen, heeft op de volkeren van het Westen een pijnlijken indruk gemaakt. Hoe hoopte men in het algemeen, dat met de verschijning van Rotjestwensky's en Nebogatofs eskaders eindelijk de krijgskans eens keeren zou, en het Rusland door een overwinning te behalen, met behoud van eer mogelijk zou worden tot het voeren van vredesonderhandelingen zich bereid te toonen. Nu echter de Japanners meester ter zee blijven, en zij dus met vernieuwde kracht den aanval op Wladiwostok kunnen onder nemen, en dien in Mantschoerije kunnen doorzetten zullen er wel niet velen zijn, die er nog op hopen, dat binnen korten tijd voor Rusland de gelegenheid zich zal openen den strijd te staken,zonder zoo diep mogelijk vernederd te zijn. Doch niet alleen als vredesvrienden had men gaarne ditmaal de Russen over winnaar gezien. Men gunde, gelijk steeds bjj ons menschen het geval is, hun, als de blijkbaar zwakkere partij, die zich zoo dapper had ingespannen, toch eindelijk ook eens een victorie. Voorts konden wij moeilijk ons geheel vrij gevoelen van den rassenhaat, nu het gele ras tegen het blanke den strijd had aangebonden. Ook kwamen de overwegingen van geloofsaard, om welke een aanzienlijk aantal Westerlingen het allerminst billijk vonden, dat hun God den Heidenen maar altoos door, ter zee en te land, bijstond. Vervolgens had men de rechtstreeks materieel belanghebbenden; hetzij omdat zij geïnteresseerd zijn bij Ruslands fiuantieel bestaan; hetzij ze uit koloniale be zittingen voordeel trekken, en voor wie de eind-overwinning door de Japanners te behalen een tamelijk zekere voorspelling is van het naderend einde van de Europeesche uitbuiting der Aziatische volke ren. Een geval dat vooral Engeland, als bondgenoot vau Japan, stof tot min aange naam filosofeeren kan leveren. Toch zijn er twee redenen, waarom wij, naar onze meening, allen kleinen gevoelsquaesties en elk, ook het meest vergeeflijke, egoïsme het zwijgen behooren op te leggen, waar wij de nederlaag der Russen steeds grootere afmetingen zien aannemen. Allereerst die, waarom millioenen Rus sen zelf liever dezen afschuwelijken oorlog met nederlagen, dan met overwinningen voor het Czarisme zullen zien eindigen. Nietwaar, wat zou er van de hervormin gen, waarom men in Rusland smeekt, en waarvoor duizenden reeds gestorven zijn, terecht komen, wanneer, niet door een reeks van verbijsterende tegenspoeden het autocratisch regime tot in zijne grondslagen werd geschokt? Hoe moet die Russische hel tot den chaos "wederkeeren, opdat er orde en licht uit worde te voorschijn gebracht! Al wat in dat land naar vrijheid zucht, hoopt op de desorganisatie en demorali satie van een verslagen lezer; immers hoe groot zou de macht der tjrrannie niet zijn, als die legerscharen, met hun slaafschen geest in den overwinnings roes, geroepen konden worden alle hoop der hervormingsgezinden te ver nietigen, alle verzet te smoren. Het ver derf doorgedrongen in hoogere en lagere regeerings-kringen, burgerlijke en mili taire, kan alleen tot stilstand worden gedwongen, door een van wanhoop en vertwijfeling bezielde kracht. En dit be denkende dringt zich de vraag aan ons op: Wat beteekem het verlies van Mant schoerije voor het czarenrijk in het leven der natiën, vergeleken bij de aan vankelijke bevrijding van het arme ge trapte en- geknevelde Russische volk ? Wat zijn tien en twintig oorloeschepen die met hun bemanning iu de diepte verilwijnen, hoe hot ons ook met ont zetting vervult, bij de bestendiging van het despotisme, met zijn nasleep van onrecht, vernederende ruwheid, barbaarsche zeden, i. e. w. van geestelijke en stoffelijke ellende, waaronder meer dan ? honderd millioen zielen worden neergedrukt en gekweld. Maar nog een reden, van gelijken aard, en geenszins minder van beteekenis, geeft ons recht tegen alle zelf zucht in, ons te verheugen ook over de laatste Japansche overwinning. Immers het spreekt wel van zelf, dat een groot volk, nu reeds in staat een Rijk als Rusland te weerstaan en tot den terug tocht uit Mantschoerije te dwingen, bij het zooal niet rechtstreeks, dan toch in zekeren zin, veroverd bezit van Korea, en het geestelijke protectoraat over een belangrijk deel van China, in Aziëeen macht wordt, een onweerstaanbare macht, die niet anders in de toekomst dan de leidende kan zijn. Niemand, ernstig over de gevolgen der Japansche over winningen nadenkende, zal, meenen wij, kunnen voorbijzien welk een invloed het tot den hoogsten trap van bloei en vermogen gekomen Japanache Rijk lang zamerhand op de overige door Europa beheerde Aziatische volksstammen moet verkrijgen; en zoo zal het spoedig genoeg blijken, dat daar in 't Oosten een tegen wicht is begonnen te ontstaan, tegen de brutale hebzucht der Europeesche vol keren. Het kan niet anders, of Japan, met zijn kleurlingenras, den overigen Aziatischen inboorlingen om en in zijn groot heid sympathiek, zal voor hen een beschayingshaard zijn, oneindig sterker tot zich lokkend, dan de machtige Euro peesche overweldigers, die hen eeuwen lang hebben uitgezogen. Waar men nu de Japansche beschaving in actie heeft gezien; zij de geheele Westersche beschaafde wereld leidde tot bewondering van de in den ooi log gebleken volksdeugden; heeft men dan geen reden zich er over te verheugen, dat er in het achterlijk, en door ons Europeëeis overheerscht Oosten, een volk als nieuwe leermeester der volkeren is opgestaan, zoodat de Westerling einde lijk zijn grijphanden zal moeten thuis houden en in plaats van maar altijd meer in de wacht te slepen, kans loopt, ook te eenigertijd dat te zullen moeten loslaten, waaromheen hij zich als boa constrictor, met de vraatzucht eens Christens, ge kronkeld heeft. Vooral voor geloovigen moet deze waarschijnlijkheid, of wil men, deze mogelijkheid, een stichtelijk denkbeeld zijn. Wij weten dat ook in hun oog voor onzen lieven Heer een Aziatische ziel evenveel waarde heeft als een Euro peesche; en als nu do Voorzienigheid Japan tot haar middel heeft gekozen, om deze ongelukkige volkeren iets meer tot de hoogte welke wij reeds bereikt hebben, op te beuren welk een juichensstof moet dat niet geven, al geschiedt dit dan ook ten koste van eenige kolo niale waren, en van baten, die zonder ling genoeg, al hadden zij wat veel van ge stolen goed, eeuwenlang gedijd hebben. Maar ook de ongeloovigen kunnen uitzonderingen daar gelaten onmoge lijk alleen ter wille van voordeelen, die op zijn zachtst gezegd, op een bedenke lijke origine duiden den stoot, door Japan aan de Aziatische beschaving te geven, gering schatten. Welk soort van mensch zou men moeten zijn, om zich als een ontevrelene te betooiien, bij de duidelijke profetieën der feiten, die aan honderden-millioeiien zielen, een, zij 'c dan ook trage en geleidelijke aanwas van den zedelijken en stoffel ij ken levens standaard beloven ... een belofte van vrijheid, welvaart en recht? Zeker, dat oosten zal wel niet zoo spoedig in beschaving rijzen als Japan dit vermocht; maar Japan spreekt vau Azie's toekomst...! Wie zal zeggen langs welke wegen en in welke tijden... maar bij het zinken van Rodjetzwensky's schepen, stijgt aan de oosterkimine over Rusland en het gansche werelddeel van Azië, nog zwak, maar zichtbaar, een ver troostend licht. De S. D. A. P. en de her stemmingen. Toen wij ons artikeltje Hoed zonder bol" schreven, waren wij niet bekend met hetgeen G. Middelburg, partijge noot" -van Het Volk^in dat blad had te lezen eegeven, noch met het antwootji van de Redactie daarop door hem ont vangen. Het bleek ons-nu, dat de heer Middelburg, de kritiekvvan Het Volk op de resolutie, evenals wij en anderen, als een advies voor de herstemmingen heeft opgevat, en dat de redactie het door haar geschrevene niet wil beschouwd zien als een advies, in strijd met de resolutie, maar als een zwanenzang der kritiek op de resolutie. Middelburg heeft een la.itste woord van critiek, waarmee wij, evenals op het congres Tak deed, afscheid namen van onze eigen voorkeur, om du taak te aanvaarden van de verdediging der partijpolitiek, voor eene uit legging der motie aangezien. En als wij door de inkleeding daartoe aanleiding gaven, dan is het omdat wij toch wel mochten onder stellen, dat verdediging der partijpolitiek door het partijblad een van-zelf-sprekend iets is, wat echter riet uitsluit, dat de redactie haar critischen zwanenzang mag zinden. Dit zou ook heden zijn gebleken zonder Middelburg's brief. Nu js zijn uiteenzetting om welkom, en plaatsen wij haar gaarne, omdat hij en wij wat de komende aktie betreft in geen enkel opzicht verschillen, wat ook natuurlijk is, want wij zijn beiden onder worpen aan het congresbesluit, en beiden verheugd als wij de vastgestelde politiek der partij mogen verdedigen.'' We kunnen alzoo constateeren, dat de resolutie van het congres der S. D. A. P. ook de gedragslijn aangeeft, welke door Het Volk wordt voorgestaan, d. i. bij herstemmingen alle,en die, kandidaten te steunen, die zich verklaren roor de urgentie van algemeen kiesrecht." Wij ver nemen nu tevens, dat de redactie van Het Volk verheugd" is, de vastgestelde politiek der partij te niogen verdedigen, ook waar zij die politiek (taktiek) aan scherpe kritiek heeft gemeend te moeten onderwerpen. W ij geven gaarne kennis van deze mededeeling, maar mee'üen daar toch aan te moeten toevoegen, dat o. i. zulk een verheugenis" een bijzondergestel vordert. Geen verplichte huurprijzen. Naar aanleiding van de artikelen van dr. Bruinsma en mr. Van Gijn in dit week blad, eenigen tijd geleden opgenomen, is het niet van belang ontbloot te vernemen, dat in de Staatscourant van 23 Mei j.l. de Statuten zijn opgenomen van de woningvereenigirig Openbaar Belang" te Zwolle,die werd toegelaten als vereeniging, uitsluitend werkzaam in het belang van de verbetering der volkshuisvesting, zooals de Woningwet dit omschrijft. In deze Statuten is niet opgenojnen eenig voorschrift omtrent te bedingen huurprijzen, zoodat beslist is, dat de regeering de toe lating niet afhankelijk wenscht te stellen van eenige bepaling in dien geest. De Sint LucasteitooDsHliiig, n. We zullen ons ditmaal wachten voor af dwalingen als die waaraan we ons schul dig maakten in het vorige artikel en blij ren bij een meer zakelijke behandeling iler ten toonstelling Trouwens een meermalen her haald bezoek en vele geduldige rondgangen zijn wel in staat denkbeelden en gedachten binnen de perken der bezadigdheid te houden. Als je pos zoo'n tentoonstelling binnen komt, schiet je nog wel eens op dit of dat schilderij af, als een snoek op een vorentje : maar wanneer het dan meestal een zilveren luchtbelletje blijkt te zijn, w-aar je een zoet vischje dacht te -nappen, dan kom je er van zelf toe, bedaard voortschuifelend als een reconvalescent op zijn eersten uitgang, de lange rijen langs te gaan, je vóór- en tegeningenomenheid bezwerend, pogend uit elke schilderij de deugden en deugdjes op te die pen en je in te denken in de bedoeling van den maker. De St. Lucastentoonstelling is dit jaar bizonder interessant door de aanwezigheid van den Verein Berliner Künstler" en dat niet zoozeer door de ingezonden collectie zelve, als wel door de gelegenheid, die er door ge boden wordt, om de kunst-uitingen van twee naties met elkaar te kunnen vergelijken. Dit doende mogen we niet ontkennen, dat het opmerkelijk is hoe goed er in 't algemeen nog in Holland geschilderd wordt. Weieven wel niet in een grooten, roemvollen tijd, het zijn wel alleen herhalingen en complicaties van hetgeen machtiger geesten hebben geuit; maar het metier, dat door een voorafgaande generatie weer zoo flink op poolen gezet werd en dat den jongeren als erfenis achter bleef, werd door dezen waardig iu eere ge houden, 't Is een feit, dat het aantal nog groot is van hen, die een goed schilderijtje" weten te maken, die voelen en begrijpen wat schilderen" is. En zelfs de middel matigen onder de Hollanders beschikken over een kleurgevoeligheid, over een harmonisch even wicht in hu a werk, vakeigenschappen die aan de beaten onder de Dur.tchers vreemd zijn. Toch is uit het werk van dezen nog wel een en ander ter harte te nemen. Zonderen we de militaire stukken van Hoyinck van Papendrecht uit, dan is er onder de Hollandsche schilderijen geen enkel, waarop eenige handeling van belang voorvalt, 't Is een en al stilleven ; óók het landschap, óók de figuurstukken worden als zoodanig opgevat. Dit heeft zeer stellig zijn goede zijde; maar als er jaren en jaren verloopen zonder dat er nieuwe inzichten komen en ruimere banen zich oppnen ; als het maar aan enkelen, zooals Floris Verster, gegeven is door te gaan waar de anderen bleven, als het zooals boven ge zegd herhalingen blijven uit den treure, met hoogstens een kleine variatie op een bekend thema, dan wordt het een rond blijven gaan in een kringetje, een blind staren op een zelfde punt, dan kom je er toe in het anecdotieve der Duitsche kunst een welkome afleiding te vinden. Het vergoedt wel niet wat deze kunst aan degelijkheid derft, maar bij een oppervlakkige beschouwing ziet ge de tekortkomingen min der en zonder de Duitsche kunst als navolgenswaariig voorbeeld te willen stellen, brengt zij toch de vraag op de lippen : Zou het onderwerpschilderij" voor onze moegekekeii Hollandsche schilders niet een welda dige afleiding kunnen zijn; zou een mindere af keerigheid er van hen niet langs een omweg uit den benauwen ien toovercirkel kunnen voeren ? Allebé, Bikker Korf, Israëls om maar enkelen te noemen, hebben toch getoond dat ook in dit genre wel iets van blij ?ende waarde te maken valt. Van de Duitsche schilderijen dient het eerst genoemd Spiziergang" van Otto Engel. Het onderwerp is heel eenvoudig: een paar geestelijken gaan langs het strand. Men ziet ze te halver lijve, de zwarte kleedij, de ge zonde, flksche buitengezichten, sterk tegen de lichte zee uit. Er is een gulle waarheid in dit schilderij, een natuurlijkheid, waardoor je je voor het geval interesseert, zonder te weten waarom. Dit doek is ook solider van kleur en schildering das bijna al het andere; breed en vlot zijn de beide figuren neergezet. Een 'gunstige uitzondering is mede een dakgezicht van Bennewitz von Loefen, met zeer mooie partijen aan den horizont; terwijl me ook een herinnering aan meerdere be schaving achterbleef van een paar goed door werkte landschappen van prof. Albert Hestel, die echter al van 1879 dateeren. De meeste schilderijen zijn niet te genieten als je 't geschiedenisje er eenmaal afgekeken hebt. Sommige moeten imponeeren door geweldige afmetingen of grootsche natuurtafereelen, maar beide soorten doen hun werk slecht ze laten je volkomen koud. Een uitzondering maak ik voor het landschap van Langhaunner, een paar groote eenzame boomen in een wijd avondlandschap; hier is werkelijk iets van het grootste dat in het onderwerp lag, in het werk zelf terecht ge komen. Een overgang tusschen de Duitsche en Hollandsche school vormt het, hier trouwens welbekende, werk van Hans Hermann. Hij heeft hier een viertal onderwerpen aan ons vaderland ontleend, waarin hij de grijsheid" naarstiglijk heeft betracht. Er is dan ook wel toon en stemming in, maar die wordt verbroken zoodra hij meer positieve kleuren aanbrengt. De groentjes en paartjes in de boerenpakjes der Zeeuwsche kinderen b. v. staan er valsch in. Dat ij jammer, want in dit stuk is toch meer dan touristen-belangstelling in typische kleedij. Toch is dit schil derij niet Zeeuwsch". Wie zal de schilder zijn, die de eigen schoonheid zal weergeven van dit land, dat een zuivere atmosfeer heeft als geen ander; waar de felste kleuren elkaar verdragen, waar de stoutste bontheid niet vloekt maar een klenrfestijn wordt voor het oog; wie zal een palet hebben rijk en rein genoeg om dat weer te geven ? Maar de beschaving knaagt reeds a<iu de oude traditie en het zal wellicht zoolang niet meer duren of het meeste van het eigenaar dige in land en volk zal ook daar wegge drongen zijn. Is Hans llermann half verhollandscht, prof. Max Koner bleef zijn vaderland getrouw. Hij weet de handteekenins*, die Wilhelm zelf onder het Kaiserbild" stelde, op prijs" te stellen, voor 20.000 M. is ze te koop ge krijgt de teekening er dan bij cadeau. Alvorens van de schilderijen af te stappen, willen we nog op een eigenaardigheid wijzen, die liier den algemeenen aanblik zooveel minder eentonig maakt dan die van de Hollandsche afdeeling. De Duitsche schilder kiest n.l. /,elf de lijst om zijn schilderij en houdt daarbij rekening met de geaardheid er van en de kleur. Dat die keuze hier altijd geluk kig was wil ik niet beweren, maar de goede bedoeling is toch meer toe te juichen dan de Hollandsche onverschilligheid op dit punt. Het overgroote aantal gouden lijsten in de groote zaal is nagenoeg zonder uitzondering naar n model gegoten en van n kleur van schitterend nieuw goud, alsof het een voorgeschreven uniform was. Dat zoo'n lijst dikwijls vloekte tegen het schilderij behoeft wel geen nader betoog. Er is vrij veel Duitsch beeldhouwwerk en daaronder een bizonder mooi groepje Junge Liebe" van Max Kruse. Een forsch gebouwde jonge man houdt de hand gevat van een zittend tenger meisje, dat naar hem opziet. In de houding van het meisje, in haar schuch ter en steun vragend opzien naar den grooten sterken man, isuüefde en bewondering, maar ook weifeling en vrees heel rnooi weergegeven. Prachtig is de tegenstelling van het frêle meisjeslijfje en den krachtigen jongeling, die hier niet staat als overwinnaar maar alseen beeld van ernst en zelfbewust vertrouwen. Van vrij wat alledaagscher opvattin 2, maar om de uitvoering toch vermeldens waardig, is het bronzen groepje Uberrascht," een jonge man een schoone waterdraagster kussend, die in plaats van onthutst te zijn, gewillig bekje-bij speelt. Nog is er een groote haan in brons van Vordermeijer, een degelijk werkstuk, maar toch niet te vergelijken met hetgeen Japansche kunst in dien geest te zien geeft. Van de leden van St. Lucas gaven slechts enkelen iets dat verrast of essentieel verschilt van hun gewone werk. We zullen ons alleen daartoe bepalen en daardoor ditmaal veel onbesproken latt-n. Het schilderij Kind" van mevr. Heijberg Ledeboer staat viijwel apart. Kr is hier geen doek waar zóó mee geworsteld is, waar zóó een rijk en hevig temperament in juiching van kracht de kleuren tegen elkaar zette, ze opwerkte tot ze, elkaar steunend en verster- . kend, kwamen tot zoo'n machtig, doorwrocht geheel. Hier is nog aanwezig dat heerlijke groote geloof aan eigen knnnen, de hartstocht, geboren uit innige overtuiging, en waarvan mevr. Bosboom Toussaint schreef aan Busken Huet: Mijn goede beste man werkt, werkt, werkt I maar hij heeft de hartstocht voor het ideale ? een ideaal dat hij bereiken wil en en waarvoor hij alles opoffert, zich zelven het eerst." Zulk een toewijding is zeer zeld zaam onder de jongeren. Van geheel anderen aard dan het passie volle schilderij van mevr. Heyberg is het werk van Broeckman, mede vin het respectabelste wat hier te vinden is. Hoewel van bedaarder aanleg en missend nog de gave om de onderdeelen zijner schilderij genoegzaam 1e binden, volgt ge toch met eerbied dezen schilder als hij zich ver diept in de subtiele nuances van dien schedel, als hij komt tot die uiterste uitvoerigheid waarin niets over'wdigs is. Er is hier ook weer een van zijn eerlijke, mooi doorwerkte portretten, zonder pretentie of zucht tot be hagen. alsof hij ze allen voor eigen genoe gen maakte. Aan zijn werk verwant is dat van Savry, een naam die schoone herinneringen wekt. Van hem een landschap dat wat droog en zwaar geworden is bij het worstelen, bij het stugge doorvoeren, om er in te leggen een moment van spanning in de natuur, als alles strak staat en bewegingloos in het difuse licht, wanneer de zon schuil gaat achter een egaal wolkenkleed. Hetzelfde ernstige willen is terug te vinden in een ander werk, een lan Ischap waarvan elk deel doorgloeid is met het warme z >rinelicht van een laten zomeren :ddag. Van mevr. Bisschop Robertsen zijn er t wee kleine kabinetstukjes, precieuse schilderijtjes die, met dat in Arti, de vraag wettigen of haar eigenaardige werkwijze geen beperking v jorschrijft aan de afmetingen harer stukken. Het is misschien een gevolg ?an de weinige stijging en daling harer op zichzelf krachtige toonwaarden?maar een feit is het, dat haar zware coloristische kunst niet in staat is aan eea groot doek de voldragenheid en den rustigen aanblik te geven waardoor haar kleinere werk zoozeer bekoort. Wijzen we nog op enkele goede stillevens: Een zeer bescheiden paneeltje Twee kruikjes van J. v. d. Bersr, dat wel uit een voornaam 17e eeuws schilderij gesneden kon zijn ; vau v. Schooten een stilleven met een grauwe kruik die heel rijn kleurt tejttn een dito fond ; van v. Zon een met rijpe, bezonken kleuren, waarbij dat v. Roelof i geaffecteerd en onsolide wordt en niet te redden is door den brutalen zwier. Bij het wit en zwart stippen we aan : knappe kinderstudies van Spoor; vijf lithograliën van P. C. de Moor, die hierin al de sierlijke gratie geeft waarover zijn teekenstift beschikt, maar niettemin zijn belezenheid" in oude prenten verraadt; verder toonvol werk van T. de Jong, waarin soms een eenmaal aange nomen wijze van teekenen wat ongemotiveerd is doorgevoerd, het minst merkbaar in zijn Dordtsch stadsgezicht. Onder het beeldhouw werk vraagt dat van mej. v. Hall om een andere toepassing dan p'aatsiug op een piedestal; maar het getuigt toch weer van den mooien constructieven bouw harer beelden. J. W. N. iiiertwaardig taboe! Onder dezen titel schreef ik reeds een kort artikel in de Ned. Spectator van 14 Mei 1904 over de iMijinche Syntaxis van dr. A. Smit (Sneek, J. F. van Druten.) Naar ik vernomen had, waren er verschil lende bezwaren tegen dat boek ingebracht en daarom schreef ik o. a, : Laten we ons niet onsterfelijk belachelijk maken door zulk een goed, degelijk en prettig boek om bijre denen af te keuren." Intusschen kwam mij ter oore dat het curatorium van het gymna sium te Amersfoort, waar dr. Smit het ge noegen heeft leeraar te zijn, kans heeft gezfen zichzelf voor alle eeuwigheid een brevet van onvermogen uit te reiken als zelden op dit ondermaansche is vertoond. Twaalf bezwa ren" heeft -het geuit tegen Smits Si/nta.vü, het eene al onbenulliger dan het andere. Hieronder zal ik eenige daarvan vermel den en het oordeel van vakgenooten _ hoogleeraren, leeraren, privaat docenten er tegenover stellen, waarbij ik rne van 't noemen van namen zal onthouden, omdat 't

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl