De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 4 juni pagina 2

4 juni 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1458 er meer op aan komt wat er gezegd wordt dan door wie. Bezwaar. De Syntaxis wgkt veel te veel «f van alle andere." Hoogleeraar A. schrijft: Mijn algenteene indruk v»n uw werk is zeer gunstig. Het komt mij vow, dat het het meest zelfstandige ?werkje van dien aard is, dat ik in jaren heb onder de oogen gehad". Een docent aan een onzer grootste gym nasia: 't Is origineel wat vorm en inhoud aangaat en jiast niet in reders hand, zeker aiet in de hand van schoolmeesters. Die zouden u al dadelijk voorhouden, dat ge u gruwel niet met de congruentie en den accusativus leyiiit. Omdat de themaboeken, er mee beginnen en er dus moeilijkheden ontstaan, kan men uw boek niet gebruiken". liet is beslist goed gezien dat we een be knopte latijnsche syntaxis voor de school best konden gebruiken. Ge hebt nu zelf iets gecreëerd, iets oorspronkelijke, en dat ge lelf over vele punten zelfstandig hebt nage dacht, blijkt telkens. De psychologische ver klaringen van synt. verschijnselen is u niet Onbekend." Ik voor müzou ook zoo zeggen, dat af wijking van andere leerboeken volstrekt nog geen veroordeeling hoeft in te sluiten. Boven dien zijn frischhekl en een zoo uitgebreid mogelijke verklaring van allerlei constructies en gebruiken in het vreemde idioom zeer aanbevelenswaardige afwijkingen. Bezwuor. De toon deugt niet." Hoogleeraar 15. schrijft: Weer trof mij, zooals ook in uw Octoginta, die opgewekte en vertrouwelijke toon, waarmee ge u tot nw leerlingen richt". Bovengenoemde docent: ,.De jongelui zulJen er, dunkt me, prettig uit loeren. Zij hebben als 't ware mijnheer" bij zich thuis... een leuke" zullen ze zeggen." Een ander docent weer, oud-leerling vanden rchrij ver : Ik heb er met genoegen den toon in teruggevonden, dien ge ook eertijds placht aan te slaan, toen ik mij nog onder je audi torium bevond, en die mij steeds sympathiek was." Dit i s heel iets anders dan het oordeel van H.H. curatoren des Ainersfoortschen gymna siums ik verval vanzelf in een deftigen «tijl. Volgens hen is een natuurlijke, joviale toon in een grammatica uit den booze. Zulke folteriniddelen moeten zeker door Dr. Dryasdust geschreven zijn. Verlangen de heeren soms ook, dat de discipelen des Amersfoortschen gymnasiums met gij" en u" vorden toegesproken ? Daarmee hangt een ander bezwaar'' samen luidend: U DAALT JIF TOT HUN SFEER. DAT I» XIET l'AEl)AGOGISCH." Ik heb me veroorloofd dit giandiooze be zwaar" groot te doen drukken. Met hun sfeer" wordt bedoeld die der leerlingen. De vraag is zeker niet ongewettigd wat met deze ijzing wekkende humbug wordt bedoeld? En is er ooit onnoozelor misbruik gemaakt van het clichépaeiagogisch?' Friendly silence" ware eigenlijk het nige af doende antwoord ep ziük geredekavel. 11 zn:aar. Ue eriist,die noodig is, ontbreekt." Behalve op enkele bovenstaande getuige nissen, kan ik nog wijzen op wat hoogleeraar B. zegt over Smits werk: Het is heMer ge schreven en tracht, zooveel mogelijk van de veischijn.seU'n in de tyntaxis een rationoele pn wetenschappelijke verklaring te geven." Maar dat gebrek aan ernst zit 'm dan zeker weer in den toon," die in een ander be zwaar" zelfs plat" (*»<?!; wordt genoemd, terwijl ook nog aan Smit wordt verweten, dat hij aan de jongens schijnt te willen be hagen, heil schijnt te willen vangen. In een ideaal-grammatica moet men dan zeker de jongens mishagen, 't hun zoo taai, vervelend en droog mogelijk maken l Weer een slaatje Toor den een of anderen gerund-grinder," zooals Carlyle 't noemt. Bezwaar. U zegt te veel: Hier heb je je niet aan te storen, en dat mag je vergeten'. Een leeraar, tevens arrondissementsschool opziener zegt er van: Een frisch werkje, zooveel mogelijk gereinigd van schoolstof en onbegrijpelijke wetenschap." Men moet weten dat Smit opkomt tegen zekere conventioneele namen, begrippen eii verklaringen in de Lat. Syntaxis gangbaar, en zoodoende baanbrekend werkt voor een betere nomenclatuur, rationeelere indeeling enz. Mag dat niet ? Uit het feit dat Smit op blz. 103 het waagt een zin van Livius slecht gesti leerd te noemen, wordt door zijn Torquemada's gedestilleerd dat hij geringschatting voor klassieke schrijvers" toont en afbreekt." Zoo'n Triballer, zoo'n Vandaal, zoo'n Djengis Khan. Zou je 'm niet l Een bescheiden vraag. Stileeren alle onvolprezen klassieke auteurs altijd en overal even zuiver ? Het Amersfoortsche curatoriiim spricht ein groszes Wort gelassen aus. KERMIS, door G. In het dompige huisje hing nog de nagebleven geur van warm eten en door het Yenster van het voorkamertje, overvol van een tafel, een kast en een paar stoelen, sloop een klagend gedeun van verre orgels met de schemering binnen. Aan de overzijde van het grachtje brandden do lantarens al, maar boTen de huizen was de vale dag nog in de lucht. De boomen, zwart in het komende donker, stonden bijna geheel kaal en gele bladeren dreven op het somber-g'anzende gracht-water. Zij zag ze drijven langzaam, heel langzaam voorbij en het gedeun van de kermis, achter de huizen, maakte alles nog droeviger. Kleine Jan zat bij de tafel, het ronde kopje in de vuistjes, en mokte. Zus stond bij het raam en plukte aan den vitrage-k wast. Vit de achterkamer klonk nu endan het gesnoik van een slapende. Zij had de kinderen beloofd van avond met ze uit te gaan, de kermis op otn poit'ers te eten; doch haar man vras laat en niet nuchter thuisgekomen. Hij had eerst gemop perd, toen gescholden en had niet willen eten; terwijl hij in alaap viel in zijn leunstoel had zij onder angstig zwijgen en met gesmoord geluid van vorken en borden gegeten met de kinderen alleen. Daarna was ze hier in het voorkamertje gaan zitten om hem niet te wekken, hopend dat hij maar doorslapen zou den heelen avond. Ze begreep dat de kinderen wachtten en uitwilden; maar ze durfde niet, ?want als hij wakker werd en haar niet thuis Bezwaar. Aanvang al dadelijk moeilijk te begrijpen. Oudere jongens hebben gezegd, dat de zaak er nog veel moeilijker door werd." Als met dat moeilijk te begrijpen" de enkele regels over Catut op de eerste bladzij bedoeld worden, dan hebben de Amersfoort sche curatoren toch een droevig idee van hun alumni. En gesteld dat een jongen met normale hersens dat niet zelf doorgronden kan, dan is er evenals er wel eens een storm voorhanden is op zee" toch meestal een hulpvaardige en goedgezinde leeraar voorhanden om het weetgrage knaapje voor te lichten met de fakke! der wetenschap. Het tweede lid des bezwaars des curatoriums vervulde den schrijver met de hoogste verbazing; immers hij, de man zelf in allereigenste persoon, ipsissiinus, die liet boek ge bruikte bij zijn lessen in de 3de en 4deklasse belaas totdat hij als Eliza in de Vlucht"' van dienzelfden naam 't vrees'lijk woord had verstaan, n), het bevel des curatoriums om te staken, en zoo gedoemd was, als de sterke engel in de Openbaring zijn boeksken op te eten of het tot nader order te laten beschimmelen ? hijzelf bad de ondervinding opgedaan dat het uitstekend werd begrepen. Alweer eenige getuigenissen. De leeraar-arr.-schoolopz. : De gymna siasten, die het krijgen, zullen er rfel bij varen." Hoogleeraar B.: Ongetwijfeld zullen de jongens dat een leuk" boek noemen, nooit vervelend'', en voor de ouderen, die h-tt nog op een andere wijze bezien, zal het een werk zijn, uit n stuk, oorspronkelijk en opge steld zooals de auteur het langzamerhand bij zijn onderwijs in zijn g ^est geconcipieerd heeft. Daarbij is ne* helder geschreven." Een conrector aan een der grootere gym nasia: Ik vond in je boek heldere uiteen zetting, eenvoudigheid, en degelijke kennis.'' Een leeraar aan een der kleinere : Je boek bevat tal van explicaties, die eenvoudig prachtig zijn. Ik denk bij v. a^ii Caius Pitblio maior egt, sed Sc.t.io minor. Dat is vrij wat einleuchtender voor een jongen dan avis vento ocior. Verder aan at inim, quid (juod en vele andere. De manier, waarop gij een idee tracht te geven van den ace. c. i nf, den inf. hist. is inderdaad origineel, het tafereeltje van Gaius in zijn peristyliutn alleruii'gst. Als onze jongens zulke dingen zoo opgedischt niet vatten, dan moeten ze er maar hoe eer hoe beter mee uitscheiden." Hoogleeraar A. : Van de eigenschappen, die het boek voor mij zoo aantrekkelijk ma ken en het m. i. boven andere verheffen, noem ik in de eerste plaats de helderheid en duidelijkheid. U stelt zich niet tevreden met de mededeeling, doch legt tevens uit, wadrom dit zoo is. m. a. w. al die dingen, die de jongens tot dusverre machinaal moes ten van buiten leeren, gaan in uwe syntaxis voor hen leven, en zullen hun derhalve on eindig veel gemakkelijker bijblijven.". Bezwaar. De voorbeelden zijn veel te uitgebreid en llanw soms." Het begrip flauw is z-er subjectief. Ande ren zullen 't met de bezwaren-makers en scheppers niet eens zijn. 't I-i vooral ook een kwestie van temperament. Oat van de A, sche heeren komt me ietwat zwaartillend, veeleischend en hyperplechtig voor. Het is waar dat de voorbeelden soms wat uitge breid zijn, maar het aantal korte overtreft de langere verreweg in aantal. Hoogleeraar C. : Ontvang mijn besten dank voor de heden van u ontvangene I,atijnsche Syntaxii, waarmede ik hoop, dat ge veel succes moogt hebbt n. liet geven van vele voorbeelden komt mij zeer prac'iseh voor". Hoogleeraar A. : Een tweede deugd die mij getroffen heeft, is deze dut u de jongens niet trakteert op vage definitie.-», die zij letterlijk van buiten leeren /.onder er ooit eenig nut van te hebben, wanneer het op de toepassing aankwam, doch dat u volstaat met emige goed gekozen voorbeelden daar, waar delinities van nul en geener waarde zijn. Eenander mij niet minder welkom verschijnsel is de gelukkige keu je uwer voorbeelden". Een zeer hoogstaand privaatdocent : De gedeelten al Si en C°Lj zijn naar mijn idee treiï'elijk". Mij dunkt dat in het bovenstaande genoeg i* gezegd. Er blijkt uit dat deskundigen van velerlei scbakeering zeer met het boek inge nomen zijn; m. i. terecht, liet boek getuigt van scherpe waarneming, praktischen zin, degelijke kennis u n lk-fde voor het onderwijs. Het is een resultaat van vijf en twintig jaren lesgeven eu observeeren, van acht maanden ingespannen en liefdevollen arbeid, waarvoor den auteur zeer zekei meer dank en waardee ring toekomen d,m hem van den kant der A.sche curatoren ziïn ten deel gevallen. 1) Hier zijn geen regels gegeven, maaral leen voorbeelden. Zie Lat. Synt. blz. 100 vgg. vond dan wist ze hoe hij te keer zou gaan: ze durfde niet al voelde ze smartelijk de teleurstelling van Jantje en zus, die stil waren. Zij zelf had in uitgaan geen lust; ze wilde maar liefst wat stil zitten blijven en denken over liet verdriet van haar leven; maar ze zou het om de kinderen hebben gedaan, die zoo zelden een pleziertje hadden. Moe," zei Jantje fluisterend. Xou, wat is er?" Gaan we nog ? . . ." Och-god kind . . ." zuchtte ze; ze kón niet zeggen: neen,- en gaan ... ze durfde niet. Ze zag zus het hoofd leggen tegen den raampost, of 't moe was; zus begreep wel en vroeg niet. Nog geen enkelen avond hadden ze iets ge zien van de kermis, en de kinderen op school waren er allemaal vol van; van wat ze ge kregen hadden en de spellen daar ze in waren geweest. Zus had gevraagd, gisteren, met haar zachte stemmetje: Gaat u's met ons, moe, n avondje, .. . als pa 't wil hebben." Toen had ze 't beloofd, vandaag zou 't zijn, pa's kegelavond... en nu moest het zóó loopen; ze zag er van komen dat hij thuis bleef. . . en als-i wakker werd.... U hebt 't toch beloofd," dwong Jantje verwijtend. Ja, kind, 't is waar . .. maar als pa wakker wordt in die tijd.. . ." We magge ook niks..." Magge . . . van mij mag je, jongen, maar je weet... als pa 't niet hebben wil...." Alies werd fluisterend gezegd. l'a wordt niet wakker ... hij 's dronken." Xou, nou, wil je stil wezen . .. als je zulke dingen zegt gebeurt het heelemaal niet." U heb :t beloofd . . . da's gemeen! . . -" HèJan!" verweet zus hem, en ze ging bij moeder staan, dicht aan haar schouder. We magge niks dan moet je 't niet be loven," brutaalde Jantje. Het feit dat 't gebruik van de Syntaxis aan het Amersfoorcsche gymnasium door de curatoren is verboden, wordt voldoende gecommenteerd door eenige regels uit het begin van een geestig vers in de Leidsche Stu denten Almanak van 1881, getiteld : Examen in de Wisknnde". De examinator vraagt daar zijn slachtoffer : Zeg me dus ten eerste, wanneer ge bereid zijt; Wat weet ge van Kcliamclykc uitgebreidheid? Komaan, mij dnnkt. het zal wei gaan ; Op uw schooi hebt ge daar toch zeker wel aan gedaan ? waarop de leerling antwoordt: Pardon ; daar heb ik meer geleden Van yeest'lyke bctcrompc'nhcdcii. Den Haag, 15 Mei 11)05. EDWARD B. KOSTEIÏ. De Vtasclie Gifls. * De Vlaamsche Gids kenne zelf, als vrije leidsman, eigen land eiïmenschen; niet aan Noord-Nederlanders staat dat oordiel. Ki-.si dit jonge tijdschrift andere wegen dan een Gids bij ons, dan is dat wijl bij alle gemeen schap Vlaanderen niet is Nederland, en wijl wat onze ontwikkelden smaakt, niet altijd ginder mondt. De Vliiamsclie Gids is een ernstige, een fiere daad. Waar kort geleden in Parijs tegen over het veldwinnende Vlaamsen, openlijk de stt-un is ingeroepen voor het Fransch in België, daar antwoordt Vlaanderen met een tijdschrijft, welks naam reeds wijst op een voldoende kern van ontwikkelden, op een hecht aaneengesloten kring, bereid om op hun beurt, kennis en zelfstandig denken te brengen onder het slecht onderwezen Vlaamsche volk. Vlaanderen wil zijn Revue, zijn Rundu'-hau, met gevoel van eigenwaarde, zijn geestelijk leven stollende naast dat van andere volken. Het wil dut otn zich zelf en voor zicli zelf, wetende ook ióó welkom te zijn bij taalgenooten buiten zijne grens. Het is zich volkomen bewust dat Vlaamsche geleer den en Vlaamsche kunstenaars zich het recht hebben veroverd, tot eigen volk sprekende, gehoor te verlangen van alle Nederlanders. Als Max liooses een stuk schrijft Jordaens Citlviii'üt, dan schrijft hij evenzeer voor ons en hebben wij hem te lezen; als weldra Paul Fredericq een studie geeft over horbecko vóór 1830, dan geldt dat ook ons rechtstreeks. En ook verder zijn de geestelijke stroomingen voor N"oord en Zuid zoo in ne bedding gevloeil, dat de scheidingslijn ver loopt. De Vlaamsche (lidit zal een tijdschrift kunnen zijn voor eigen volk, maar tevens een voor Nederland en Oost en West. Vlaanderen heeft tijdschriften noodig van goed allooi, wil het op peil blijven. Dat besefte reeds J. F. Willems zoo, dat nog voor in '39 vrede werd gesloten, het Hfl/jisch Muwiim was gesticht. Dat was in Gent, onder den rook der hooge school, dus meer geleerd. Maar in Antwerpen zorgden Conscience en van llvswyck voor een tijdschrift voor het volk. bijna uitsluitend letterkundig. Kn beiden waren oiuijdig op staatkundig gebied, zooals de heele Vlaamsche Beweging het was. Eerst om en bij '(iil kwam de splitsing en sedert hebben beide partijen ieder hun eigen organen. Tot 'S4 tierde het AV-i rlatidxcli Miixntiu ; toen kwam het cleric.ile ministerie en het liberale Muaeinn bi-gon te kwijnen, 0:11 weldra dood te gaan. Ivni goed ele.ricaal tijdschifc verrees, lif.l flffjnrt, n wordende ni''t de DielKc.ltt' \\'rr<in<tf Aan liberale zijde zocht men vergoidingjvonr het Museum in het Tijdschrift Van het \\'/IJ<'nis-F<Jii</s, maar dat is nooit Hink uitgegroeid en werd van niemand de, trots. Een drietal jaren geleden ha l Vlaanderen zijn Van tin en Straks, hoofdzakelijk aeithetisch-lt tterkundig, nog steeds zijn kloeke Belfort, zijn Vluamxi-he, Kunstbode en zijn II Mrma Fonds. \'an A'u en Straks hield op en Het Belfort stond alleen vooraan; beiten dit beantwoordde geen aan rechtmatige eischen voor een d.-gelijk, niet uiterst behoudend tij Ischrift. Toen was het oogenblik gunstig voor een Gids. Max Kooses beproefdedejonge bent van A"« en Strak* in n tijdschrift saam te brengen met de ouderen. Maar het Brusselsche Vlaanderen nam de taak over van Nu en Slraki en werite voort met veel talent doch voor een kleinen kring, bovendien in hoofdzaak letterkundig. Nu is de C.ds er toch, ondanks de jongeren, *) Defldtwmc'it' 6'iWs, Algemeen Tweemaan delijks Tijdschrift, onder redactie van mr. H. de Hoon, Pol de Mont, prof. Paul Eredericq, dr. A. Ley, dr. Max Kooses, mr. Gonst. Stoffels, prof. J. Vercouillie. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel. Amsterdam, van llolkema en Warendorf. ? 7.50. HMiiiiMimiim miiiiiiiiiiimiiiimiimmil Leelijke jongen," zei zus, ik wil niet eens meer.. .." Ik wel ik mot !" Hij trapte nijdig met do hak op den vloer. Ken poosje waren ze alle drie stil; toen tergde Jantje: ,,ik ga toch .'" ... De verre kermis deunde over het stadje; maar de gracht lag heel stil onder de lantarens, de boomen waren zwart. Uit de achterkamer kwam bijwijlen het gesnork als een tergende waarschuwing. Ik ga toch . , . dan ga 'k alleen ... ik mot, ik mot, ik mot..." En Jan bonsde met de ellebogen op de tafel en begon toen te huilen achter zijn vnisljes. Zij stond op en legde de hand op zijn schouder. Blijf vanme af. . ." Jan trok zijn schouder weg en snikte. Wil je dan met zus alleen... maar niet lang... dan zal 'k jullie geld meegeven, ga dan in de kraam op de hoek van de Breestraat, dat is dichtbij... wil je dat ? . . ." Ja," zei Jan en 't klonk no^ als een eisch. Zus wist eigenlijk niet of ze wel wilde, maar ze nam het geld en borg het in haar portemonnaitje, heel bedachtzaam. Toen gin gen ze zachtjes de gang in waar zus baaihoed en Jan zijn pet opzette, en liepen op de teenen naar de deur die de moeder voor zichtig opende... Maar gauw terug hoor' in Godsnaam.." (luisterde ze, en zus, hou Jan vast, en niet verderop gaan!.." Eu terwijl de kinderen de stoep aftraden, herhaalde ze droef-angstig : ga u -v terug, hoor!" Daarna sloot zij de deur onhoorbaar. De kinderen liepen nu op het grachtje onder de zwarte takken; op de brug klonken hun stappen luid en Jan'je hield zus goed vast. Hij ha i gedwongen, maar nu hij zijn zin had, was het plezier er niet ; moeders droef-lluisterende stem had hun een angst meegegeven en zonder iets te zeggen liepen ze nu haastig, hand in die echter zullen medewerken omdat ook zij weten hoe hoog de inzet is, omdat ook zij verantwoordelijk zijn voor het eervol voort bestaan van een tijdschrift, dat met de zuiverste bedoelingen voor het Vlaamsche land, weer spiegeling zal zijn van het hoogste Vlaamsche geestelijke leven. En ons Nederlanders laat het lang niet onverschillig of de vastberaden poging van thans al of niet zal slagen, juist omdat het geldt een tijdschrift, dat bij al zijn rechtstreeksch belang voor ons zelf, ons voortdurend zal herinneren hoe door de besten in Vlaanderenland op nobele manier gestreden wordt voor de geestelijke verheffing van onze stamgenooten, die eens in kunst en wetenschap verre onze meerderen waren. Eerste nummers zjjii als stalen, waarover men eerst later volledig kan oordeelen ; dit eerste nummer levert veel en velerlei van Max Rooses, van Maurits Sabbe, van Kaphaël Verhuist, van J. O. de Vigne, van dr. Ley, van M. Basse, van Frans Buyens, van Brand, alles vlot en prettig te lezen, aantrekkelijk Vlaamsch van taal eu karakter. Eu waar wij van het Noorden stuiten op uitspraken of beschouwingen die niet de onze zijn, daar hebben wij het voordeel ons te mogen indenken hoe bij ons een eerste Gids zou zijn geschreven, als wij even lang en even fel hadden moeten strijden voor eigen taal en eigen onderwijs. Dan rijst bewondering en zucht om te steunen. Dordrecht. d. I. De ziekte der Eeuw, door LOUISE STRATEXL'H. utrecht, P. J. Diehl. De ziekte der eeuw'1 is een ernstig boet, waarin de grooto waarheid wordt gepj-edikt, dat de zenuwaclitigheid en de levensmoeheid, waaraan zooveel beschaafde tijdgenooten lijden, samenhangen met hun gebrek aan be ginselen, hun lichtzinnigheid en hun genot zucht. Zij zullen, meeiic de auteur, aan de ziekte niet ontkomen, tenzij hun oogen open gaan voor een groot er. edel doel, en zij zich wijden aan de taak der besten van ons ge slacht : te leven voor anderen. Egoïsme is het gif. altruïsme het tegengif. Met deze waarheid komt onze schrijfster tot jonge menschen, die oen weg door 't leven zoeken, tot echtgenooten, die vo'jr elkanders geluk verantwoordelijk zijn, tot ou Iers, die kinderen hebben op te voeden. Dat zij den voroi van een roman gekozen heeft o .n hare denkbeelden aan den iiïah t brengen, is volkomen verklaarbaar, want een verhaal wordt gelezen door lieden, die van zedekundige vertoogen een afkeer hebben: maar er is een gevaar aan verbonden, waaraan zelfs begaafle schrijvers niet licht ontkomen. Den personen, die in zulk een roman op traden i3 het soms aan te zien, dat zij op zettelijk zijn vervaardigd om te bewijzen wat te bewijzen was. Annie die in de Ziekte der Eeuw ' als af schrikwekkend voorbeeld dienst doet, is een verwen l kindje, dat niet werd opgevoed met het oog op een levensdoel. liet is te begrij pen, dat zij niet zal behooren tot de sterken, dat zij al «.auw een kleine en daarna een groote egiiï-te zal wu<en. Haar dreigen, als alten, die geen tucht kennen, oververzadi ging en levensmoeheid. Zij wordt de licht zinnigheid in eigen persoon. Dat haar man, de edele Indische Prins, eerst haar aanbidder eu dan zich zeiven doodt, zij trekt er zich niets van aan; integendeel zij neemt 't hem zeer kwalijk, dat hij een onschuldig niinnarijtje zoo hoog opvatte. Als baar kind do typbus heelt, maakt zij zich zoo spoulig moge lijk uit de voeten, en verzoekt haar vriendin, aan wie zij do zorg voor 't meisje overlaat, haar liefst per telegram op de hoogte te houden, daar brieven zoo licht besmetting overbrengen. Om deze parodie van een vrouw te voltooien wordt verder medegedeeld, dat Annie te Parijs met een pop rondrijdt, waar aan zij alle moederlijke zorgen wijdt. Niettemin geeft deze gewetenloo?e, licht zinnige, ontaarde vrou A en moeder zich vol komen rekenschap van haar zedelijk bankroet, en spreekt ze uit wat de schrijfster over dit onderwerp to zeggen had: zóó diep valt men, als men geen beginselen en geen levens doel heeft. Alfrtd en Helene, die wel een levensdoel hebben, zijn piiichtexemplaren van deugd en altruïsme. Zij overwinnen, en maken van de kleine Djala, Annie's dochtertje, een gelukkig kind, dat voor anderen zal leven. Annie zelf wordt bekeerd door Helene op een tocht door de stadswijken, waar armoede, ellende en wanhoop eindelijk het koude, zelfzuchtige hart vermurwen. Ja er is iets in dezen roman, dat denken doet aan een zeer groot traktaatje; maar de lessen, die de schrijfster geeft, zijn goed ge hand, of ze oj> een heel treurige boodschap uit waren. De verre kermis-muziek naderde, zij hourden een bel en er werd geschoten ; zus huiverde en Jantje Het zijn wijsvinger glijden langs het ijzer der stoepbekken. Kom Jan." Maar hij ging iïl langzamer en bij een lan taren zag zus tranen op z'n wangen. Als pa nou wakker wordt begint-i tegen moe . . ." prevelde ze. K u beiden verbeeldden zich boe liij te slapen zat en moe wachtend in het kamertje op een stoel tegen den wand. Zus bad maar liefst da lelijk willen terugkeeren, en Jan hield haar angstig vast en stapte traag, 't Sluiten van de deur zoo angstigzacht, hoorden ze nog . . . Heb je nog zin," vroeg zus, of willen we mair liever weeromgaan ?" Jantje gaf' geen antwoord ; een koppigheid belette hem te bekennen. En zus. als een kind dat al veel begrepen beeft, door dagelijksche vrees onkinderlijk-voorzichtig, dacht dat het beter was thuis maar te doen alsof ze wél in de kraam geweest waren, en daarom nog een eindje om te loopen. Ze voelde moe's angst en, zonder heelemaal te begrijpen, de kille smartelijkheid van nu bij haar terug te komen zonder in de kraam geweest te zijn. Ze nam Jantje mee, niet naar de Breestraat, maar een andere straat in : hij liet zich wil loos leiden, bedroefd om zijn leelijke dwinj gen, bang thuis te komen eu bun vader wak ker te vinden. Laten wc maar niet gaan, hè", fluisterde zus, maar dan moet je tegen moe zeggen dat we der wél geweest zijn, boor ; dan zal ik het morgen wel vertellen." ? lui ze gin gen de straten waar bet stil was ; het kermisgejoel kwam golven uit zijstraten en ste gen, aan 't einde waarvan zij de felle kleurFchitterlichteu van kramen en draaiende draaimolens zagen, als een vreemd wild dacht en goed geschreven. Zij getuigen van hoogen ernst. Mogen ze komen onder de oogen van een groot publiek, en ter harte genomen worden. Zin. v. H. IflreW-BibüQtM. In Amsterdam is tot stand gekomen de Maat-chappij voor goede en goedkoope lectuur". Deze maatschappij wenscht uit te geven een wereld-bibliotheek, in deeltjes van 20 cents. Daar deze nieuwe zaak geen winstbejag maar volks-ontwik keling beoogt," verdient zij. meen ik, gesteund te worden. Wie op de Wereld-bibliotheek inteekent, kan zoo voor weinig geld in 't bezit komen van een aardig bibliotheekje. Gemeenschap pelijk bezit van boekwerken is," aldus het dezer dagen verschenen prospectus, waar het onvermijdelijk dure boeken geldt, dikwijls noodzakelijk. Maar het is het ware niet. En het is ook niet erg hygiënisch." Volkomen waar. n als onze Reizende Volksbibliotheek kon vervangen worden door eigen boekerijtjes, betrokken van de Wereld bibliotheek, ik zou het zeer goed vinden. Volksbibliotheken kunnen evenwel nog iimiiiiimtmiiiiiiinnHiiimiuiiiiiUMiiiniiiiiiHimiiitiiiiiHiMiiiltM 40 cents per regel. iiiiiiiniiiiiiiHiiMiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiriitiiiiiiiiiiiiiiiiiHiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ECHT VICTORIAWATER. Oberlahnstein. UNITY RIJWIELEN met kogelfreewheel, 2 velgremmen door het stuur, stalen spatschermen, echte Westwoodvelgen, Dunlop- banden, a JAAR «ARANTIE, SIPLEI-RpMtii yanaf f 80. N. S. . MotorA, DRUKKER &C ROKIX 126, old. Ned. Bank. Gaillef FunsTÉZwrfSERSCHE (HOGOLFDE OUt^ftviben^ CflCflOen SU/HER. Normaal-Onderkleeding van ?'?'??; Prof Dr O ^ hige ?..???-Fabrikanten' WBénger Söhne Shithja'rt Hoofddep8t te AMSTERDAM: Kalverstraat l K. F. DEUSCHLE-BENGER. feest, waarvoor ze bang waren, /e kwa men over een kerkplein waar reus achtig donker in den avond de kerk stond in zwijgende verlatenheid; achter de kerk om lag een nauwe straat waar 't altijd woei eu vochtig en donker was en vol spookachtige hoeken De avond was stil, maar hier zong toch een zacht windje tegen de hooge kerkmurcn. Een enkele lantarenvlam wapperde bier als een onnut en vergeten licht. Op de oude bemoste steenen gingen hun voetjes zachter en ze hoorden van de kermis niets meer. Zus hoorde Jantje snikken; ze nam hem vast tegen zich aan en trok hem neer op den hoogen steenen drempel van een oude kerkdeur. Ze schreiden zachtjes tezamen, luisterend naar de kleine ruisch-galmende geluiden in de hooge, holle kerkruimte achter hen en werden bang. Toen nam zus hem weer mee. . . . En ze gingen weer hooren het orgelgedeun en het bei-klingelen van verre. Haastig gingen ze, verlangend naar huis; het grachtje lag stil als te voren, met den lantarenschijn in het water en de boomen zwart in den avond boven hen. Hun voetstap klonk weer op de brug, en zwijgend kwamen ze voor het huisje, waar het venster nog op een kier stond. Zus legde de handjes tegen de ruiten en trachtte naar binnen te zien of moe er nog zat, maar die had ze al hooren komen, huizen-ver, en stond achter de deur om on hoorbaar te openen. De kinderen slopen binnen op de teenen en zus vroeg stilletjes : Slaapt pa nog?" Ja, bij sliep nog. En binnen in het voor kamertje kwam Jan bij zijn moeder staan, dicht tegen haar schouder; en toen ze vroeg of het prettig was geweest, knikte hij met het ronde kopje ernstig van ja. En uit de achterkamer klonk het gesnork.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl