Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1458
er meer op aan komt wat er gezegd wordt
dan door wie.
Bezwaar. De Syntaxis wgkt veel te veel
«f van alle andere."
Hoogleeraar A. schrijft: Mijn algenteene
indruk v»n uw werk is zeer gunstig. Het komt
mij vow, dat het het meest zelfstandige
?werkje van dien aard is, dat ik in jaren
heb onder de oogen gehad".
Een docent aan een onzer grootste gym
nasia: 't Is origineel wat vorm en inhoud
aangaat en jiast niet in reders hand, zeker
aiet in de hand van schoolmeesters. Die
zouden u al dadelijk voorhouden, dat ge
u gruwel niet met de congruentie en den
accusativus leyiiit. Omdat de themaboeken,
er mee beginnen en er dus moeilijkheden
ontstaan, kan men uw boek niet gebruiken".
liet is beslist goed gezien dat we een be
knopte latijnsche syntaxis voor de school
best konden gebruiken. Ge hebt nu zelf iets
gecreëerd, iets oorspronkelijke, en dat ge
lelf over vele punten zelfstandig hebt nage
dacht, blijkt telkens. De psychologische ver
klaringen van synt. verschijnselen is u niet
Onbekend."
Ik voor müzou ook zoo zeggen, dat af
wijking van andere leerboeken volstrekt nog
geen veroordeeling hoeft in te sluiten. Boven
dien zijn frischhekl en een zoo uitgebreid
mogelijke verklaring van allerlei constructies
en gebruiken in het vreemde idioom zeer
aanbevelenswaardige afwijkingen.
Bezwuor. De toon deugt niet."
Hoogleeraar 15. schrijft: Weer trof mij,
zooals ook in uw Octoginta, die opgewekte
en vertrouwelijke toon, waarmee ge u tot
nw leerlingen richt".
Bovengenoemde docent: ,.De jongelui
zulJen er, dunkt me, prettig uit loeren. Zij
hebben als 't ware mijnheer" bij zich thuis...
een leuke" zullen ze zeggen."
Een ander docent weer, oud-leerling vanden
rchrij ver : Ik heb er met genoegen den toon
in teruggevonden, dien ge ook eertijds placht
aan te slaan, toen ik mij nog onder je audi
torium bevond, en die mij steeds sympathiek
was."
Dit i s heel iets anders dan het oordeel van
H.H. curatoren des Ainersfoortschen gymna
siums ik verval vanzelf in een deftigen
«tijl. Volgens hen is een natuurlijke, joviale
toon in een grammatica uit den booze. Zulke
folteriniddelen moeten zeker door Dr.
Dryasdust geschreven zijn. Verlangen de heeren
soms ook, dat de discipelen des
Amersfoortschen gymnasiums met gij" en u"
vorden toegesproken ? Daarmee hangt een
ander bezwaar'' samen luidend: U DAALT
JIF TOT HUN SFEER. DAT I» XIET l'AEl)AGOGISCH."
Ik heb me veroorloofd dit giandiooze be
zwaar" groot te doen drukken. Met hun sfeer"
wordt bedoeld die der leerlingen. De vraag
is zeker niet ongewettigd wat met deze ijzing
wekkende humbug wordt bedoeld? En is er
ooit onnoozelor misbruik gemaakt van het
clichépaeiagogisch?' Friendly silence"
ware eigenlijk het nige af doende antwoord
ep ziük geredekavel.
11 zn:aar. Ue eriist,die noodig is, ontbreekt."
Behalve op enkele bovenstaande getuige
nissen, kan ik nog wijzen op wat hoogleeraar
B. zegt over Smits werk: Het is heMer ge
schreven en tracht, zooveel mogelijk van de
veischijn.seU'n in de tyntaxis een rationoele
pn wetenschappelijke verklaring te geven."
Maar dat gebrek aan ernst zit 'm dan zeker
weer in den toon," die in een ander be
zwaar" zelfs plat" (*»<?!; wordt genoemd,
terwijl ook nog aan Smit wordt verweten,
dat hij aan de jongens schijnt te willen be
hagen, heil schijnt te willen vangen. In een
ideaal-grammatica moet men dan zeker de
jongens mishagen, 't hun zoo taai, vervelend
en droog mogelijk maken l Weer een slaatje
Toor den een of anderen gerund-grinder,"
zooals Carlyle 't noemt.
Bezwaar. U zegt te veel: Hier heb je je
niet aan te storen, en dat mag je vergeten'.
Een leeraar, tevens arrondissementsschool
opziener zegt er van: Een frisch werkje,
zooveel mogelijk gereinigd van schoolstof en
onbegrijpelijke wetenschap."
Men moet weten dat Smit opkomt tegen
zekere conventioneele namen, begrippen eii
verklaringen in de Lat. Syntaxis gangbaar, en
zoodoende baanbrekend werkt voor een betere
nomenclatuur, rationeelere indeeling enz. Mag
dat niet ? Uit het feit dat Smit op blz. 103
het waagt een zin van Livius slecht gesti
leerd te noemen, wordt door zijn
Torquemada's gedestilleerd dat hij geringschatting
voor klassieke schrijvers" toont en afbreekt."
Zoo'n Triballer, zoo'n Vandaal, zoo'n Djengis
Khan. Zou je 'm niet l Een bescheiden
vraag. Stileeren alle onvolprezen klassieke
auteurs altijd en overal even zuiver ? Het
Amersfoortsche curatoriiim spricht ein groszes
Wort gelassen aus.
KERMIS,
door G.
In het dompige huisje hing nog de
nagebleven geur van warm eten en door het
Yenster van het voorkamertje, overvol van
een tafel, een kast en een paar stoelen, sloop
een klagend gedeun van verre orgels met de
schemering binnen. Aan de overzijde van het
grachtje brandden do lantarens al, maar
boTen de huizen was de vale dag nog in de
lucht. De boomen, zwart in het komende
donker, stonden bijna geheel kaal en gele
bladeren dreven op het somber-g'anzende
gracht-water.
Zij zag ze drijven langzaam, heel langzaam
voorbij en het gedeun van de kermis, achter
de huizen, maakte alles nog droeviger.
Kleine Jan zat bij de tafel, het ronde kopje
in de vuistjes, en mokte. Zus stond bij het
raam en plukte aan den vitrage-k wast. Vit
de achterkamer klonk nu endan het gesnoik
van een slapende.
Zij had de kinderen beloofd van avond
met ze uit te gaan, de kermis op otn poit'ers
te eten; doch haar man vras laat en niet
nuchter thuisgekomen. Hij had eerst gemop
perd, toen gescholden en had niet willen
eten; terwijl hij in alaap viel in zijn leunstoel
had zij onder angstig zwijgen en met gesmoord
geluid van vorken en borden gegeten met de
kinderen alleen. Daarna was ze hier in het
voorkamertje gaan zitten om hem niet te
wekken, hopend dat hij maar doorslapen zou
den heelen avond. Ze begreep dat de kinderen
wachtten en uitwilden; maar ze durfde niet,
?want als hij wakker werd en haar niet thuis
Bezwaar. Aanvang al dadelijk moeilijk te
begrijpen. Oudere jongens hebben gezegd,
dat de zaak er nog veel moeilijker door werd."
Als met dat moeilijk te begrijpen" de
enkele regels over Catut op de eerste bladzij
bedoeld worden, dan hebben de Amersfoort
sche curatoren toch een droevig idee van
hun alumni. En gesteld dat een jongen met
normale hersens dat niet zelf doorgronden
kan, dan is er evenals er wel eens
een storm voorhanden is op zee" toch
meestal een hulpvaardige en goedgezinde
leeraar voorhanden om het weetgrage knaapje
voor te lichten met de fakke! der wetenschap.
Het tweede lid des bezwaars des
curatoriums vervulde den schrijver met de hoogste
verbazing; immers hij, de man zelf in
allereigenste persoon, ipsissiinus, die liet boek ge
bruikte bij zijn lessen in de 3de en 4deklasse
belaas totdat hij als Eliza in de Vlucht"'
van dienzelfden naam 't vrees'lijk woord had
verstaan, n), het bevel des curatoriums om te
staken, en zoo gedoemd was, als de sterke
engel in de Openbaring zijn boeksken
op te eten of het tot nader order te laten
beschimmelen ? hijzelf bad de ondervinding
opgedaan dat het uitstekend werd begrepen.
Alweer eenige getuigenissen.
De leeraar-arr.-schoolopz. : De gymna
siasten, die het krijgen, zullen er rfel bij varen."
Hoogleeraar B.: Ongetwijfeld zullen de
jongens dat een leuk" boek noemen, nooit
vervelend'', en voor de ouderen, die h-tt nog
op een andere wijze bezien, zal het een werk
zijn, uit n stuk, oorspronkelijk en opge
steld zooals de auteur het langzamerhand
bij zijn onderwijs in zijn g ^est geconcipieerd
heeft. Daarbij is ne* helder geschreven."
Een conrector aan een der grootere gym
nasia: Ik vond in je boek heldere uiteen
zetting, eenvoudigheid, en degelijke kennis.''
Een leeraar aan een der kleinere : Je boek
bevat tal van explicaties, die eenvoudig
prachtig zijn. Ik denk bij v. a^ii Caius Pitblio
maior egt, sed Sc.t.io minor. Dat is vrij wat
einleuchtender voor een jongen dan avis
vento ocior. Verder aan at inim, quid (juod
en vele andere. De manier, waarop gij een
idee tracht te geven van den ace. c. i nf, den
inf. hist. is inderdaad origineel, het tafereeltje
van Gaius in zijn peristyliutn alleruii'gst.
Als onze jongens zulke dingen zoo opgedischt
niet vatten, dan moeten ze er maar hoe eer
hoe beter mee uitscheiden."
Hoogleeraar A. : Van de eigenschappen,
die het boek voor mij zoo aantrekkelijk ma
ken en het m. i. boven andere verheffen,
noem ik in de eerste plaats de helderheid
en duidelijkheid. U stelt zich niet tevreden
met de mededeeling, doch legt tevens uit,
wadrom dit zoo is. m. a. w. al die dingen,
die de jongens tot dusverre machinaal moes
ten van buiten leeren, gaan in uwe syntaxis
voor hen leven, en zullen hun derhalve on
eindig veel gemakkelijker bijblijven.".
Bezwaar. De voorbeelden zijn veel te
uitgebreid en llanw soms."
Het begrip flauw is z-er subjectief. Ande
ren zullen 't met de bezwaren-makers en
scheppers niet eens zijn. 't I-i vooral ook een
kwestie van temperament. Oat van de A,
sche heeren komt me ietwat zwaartillend,
veeleischend en hyperplechtig voor. Het is
waar dat de voorbeelden soms wat uitge
breid zijn, maar het aantal korte overtreft
de langere verreweg in aantal.
Hoogleeraar C. : Ontvang mijn besten
dank voor de heden van u ontvangene
I,atijnsche Syntaxii, waarmede ik hoop, dat ge
veel succes moogt hebbt n. liet geven van vele
voorbeelden komt mij zeer prac'iseh voor".
Hoogleeraar A. : Een tweede deugd die mij
getroffen heeft, is deze dut u de jongens niet
trakteert op vage definitie.-», die zij letterlijk
van buiten leeren /.onder er ooit eenig nut
van te hebben, wanneer het op de toepassing
aankwam, doch dat u volstaat met emige
goed gekozen voorbeelden daar, waar
delinities van nul en geener waarde zijn. Eenander
mij niet minder welkom verschijnsel is de
gelukkige keu je uwer voorbeelden".
Een zeer hoogstaand privaatdocent : De
gedeelten al Si en C°Lj zijn naar mijn idee
treiï'elijk".
Mij dunkt dat in het bovenstaande genoeg
i* gezegd. Er blijkt uit dat deskundigen van
velerlei scbakeering zeer met het boek inge
nomen zijn; m. i. terecht, liet boek getuigt
van scherpe waarneming, praktischen zin,
degelijke kennis u n lk-fde voor het onderwijs.
Het is een resultaat van vijf en twintig jaren
lesgeven eu observeeren, van acht maanden
ingespannen en liefdevollen arbeid, waarvoor
den auteur zeer zekei meer dank en waardee
ring toekomen d,m hem van den kant der
A.sche curatoren ziïn ten deel gevallen.
1) Hier zijn geen regels gegeven, maaral
leen voorbeelden. Zie Lat. Synt. blz. 100 vgg.
vond dan wist ze hoe hij te keer zou gaan:
ze durfde niet al voelde ze smartelijk de
teleurstelling van Jantje en zus, die stil
waren. Zij zelf had in uitgaan geen lust; ze
wilde maar liefst wat stil zitten blijven en
denken over liet verdriet van haar leven;
maar ze zou het om de kinderen hebben
gedaan, die zoo zelden een pleziertje hadden.
Moe," zei Jantje fluisterend.
Xou, wat is er?"
Gaan we nog ? . . ."
Och-god kind . . ." zuchtte ze; ze kón niet
zeggen: neen,- en gaan ... ze durfde niet. Ze
zag zus het hoofd leggen tegen den raampost,
of 't moe was; zus begreep wel en vroeg niet.
Nog geen enkelen avond hadden ze iets ge
zien van de kermis, en de kinderen op school
waren er allemaal vol van; van wat ze ge
kregen hadden en de spellen daar ze in waren
geweest. Zus had gevraagd, gisteren, met
haar zachte stemmetje: Gaat u's met ons,
moe, n avondje, .. . als pa 't wil hebben."
Toen had ze 't beloofd, vandaag zou 't zijn,
pa's kegelavond... en nu moest het zóó
loopen; ze zag er van komen dat hij thuis
bleef. . . en als-i wakker werd....
U hebt 't toch beloofd," dwong Jantje
verwijtend.
Ja, kind, 't is waar . .. maar als pa wakker
wordt in die tijd.. . ."
We magge ook niks..."
Magge . . . van mij mag je, jongen, maar
je weet... als pa 't niet hebben wil...."
Alies werd fluisterend gezegd.
l'a wordt niet wakker ... hij 's dronken."
Xou, nou, wil je stil wezen . .. als je
zulke dingen zegt gebeurt het heelemaal niet."
U heb :t beloofd . . . da's gemeen! . . -"
HèJan!" verweet zus hem, en ze ging
bij moeder staan, dicht aan haar schouder.
We magge niks dan moet je 't niet be
loven," brutaalde Jantje.
Het feit dat 't gebruik van de Syntaxis
aan het Amersfoorcsche gymnasium door de
curatoren is verboden, wordt voldoende
gecommenteerd door eenige regels uit het begin
van een geestig vers in de Leidsche Stu
denten Almanak van 1881, getiteld : Examen
in de Wisknnde". De examinator vraagt daar
zijn slachtoffer :
Zeg me dus ten eerste, wanneer ge bereid zijt;
Wat weet ge van Kcliamclykc uitgebreidheid?
Komaan, mij dnnkt. het zal wei gaan ;
Op uw schooi hebt ge daar toch zeker wel aan
gedaan ?
waarop de leerling antwoordt:
Pardon ; daar heb ik meer geleden
Van yeest'lyke bctcrompc'nhcdcii.
Den Haag, 15 Mei 11)05.
EDWARD B. KOSTEIÏ.
De Vtasclie Gifls. *
De Vlaamsche Gids kenne zelf, als vrije
leidsman, eigen land eiïmenschen; niet aan
Noord-Nederlanders staat dat oordiel. Ki-.si
dit jonge tijdschrift andere wegen dan een
Gids bij ons, dan is dat wijl bij alle gemeen
schap Vlaanderen niet is Nederland, en wijl
wat onze ontwikkelden smaakt, niet altijd
ginder mondt.
De Vliiamsclie Gids is een ernstige, een
fiere daad. Waar kort geleden in Parijs tegen
over het veldwinnende Vlaamsen, openlijk
de stt-un is ingeroepen voor het Fransch in
België, daar antwoordt Vlaanderen met een
tijdschrijft, welks naam reeds wijst op een
voldoende kern van ontwikkelden, op een
hecht aaneengesloten kring, bereid om op
hun beurt, kennis en zelfstandig denken te
brengen onder het slecht onderwezen
Vlaamsche volk. Vlaanderen wil zijn Revue, zijn
Rundu'-hau, met gevoel van eigenwaarde, zijn
geestelijk leven stollende naast dat van andere
volken. Het wil dut otn zich zelf en voor
zicli zelf, wetende ook ióó welkom te zijn
bij taalgenooten buiten zijne grens. Het is
zich volkomen bewust dat Vlaamsche geleer
den en Vlaamsche kunstenaars zich het recht
hebben veroverd, tot eigen volk sprekende,
gehoor te verlangen van alle Nederlanders.
Als Max liooses een stuk schrijft Jordaens
Citlviii'üt, dan schrijft hij evenzeer voor ons
en hebben wij hem te lezen; als weldra
Paul Fredericq een studie geeft over
horbecko vóór 1830, dan geldt dat ook ons
rechtstreeks. En ook verder zijn de geestelijke
stroomingen voor N"oord en Zuid zoo in ne
bedding gevloeil, dat de scheidingslijn ver
loopt. De Vlaamsche (lidit zal een tijdschrift
kunnen zijn voor eigen volk, maar tevens
een voor Nederland en Oost en West.
Vlaanderen heeft tijdschriften noodig van
goed allooi, wil het op peil blijven. Dat
besefte reeds J. F. Willems zoo, dat nog
voor in '39 vrede werd gesloten, het Hfl/jisch
Muwiim was gesticht. Dat was in Gent, onder
den rook der hooge school, dus meer geleerd.
Maar in Antwerpen zorgden Conscience en
van llvswyck voor een tijdschrift voor het
volk. bijna uitsluitend letterkundig. Kn beiden
waren oiuijdig op staatkundig gebied, zooals
de heele Vlaamsche Beweging het was. Eerst
om en bij '(iil kwam de splitsing en sedert
hebben beide partijen ieder hun eigen organen.
Tot 'S4 tierde het AV-i rlatidxcli Miixntiu ;
toen kwam het cleric.ile ministerie en het
liberale Muaeinn bi-gon te kwijnen, 0:11 weldra
dood te gaan. Ivni goed ele.ricaal tijdschifc
verrees, lif.l flffjnrt, n wordende ni''t de
DielKc.ltt' \\'rr<in<tf Aan liberale zijde zocht men
vergoidingjvonr het Museum in het Tijdschrift
Van het \\'/IJ<'nis-F<Jii</s, maar dat is nooit
Hink uitgegroeid en werd van niemand de,
trots.
Een drietal jaren geleden ha l Vlaanderen
zijn Van tin en Straks, hoofdzakelijk
aeithetisch-lt tterkundig, nog steeds zijn kloeke
Belfort, zijn Vluamxi-he, Kunstbode en zijn
II Mrma Fonds. \'an A'u en Straks hield op
en Het Belfort stond alleen vooraan; beiten
dit beantwoordde geen aan rechtmatige eischen
voor een d.-gelijk, niet uiterst behoudend
tij Ischrift. Toen was het oogenblik gunstig
voor een Gids. Max Kooses beproefdedejonge
bent van A"« en Strak* in n tijdschrift saam
te brengen met de ouderen. Maar het
Brusselsche Vlaanderen nam de taak over van
Nu en Slraki en werite voort met veel talent
doch voor een kleinen kring, bovendien in
hoofdzaak letterkundig.
Nu is de C.ds er toch, ondanks de jongeren,
*) Defldtwmc'it' 6'iWs, Algemeen Tweemaan
delijks Tijdschrift, onder redactie van mr. H.
de Hoon, Pol de Mont, prof. Paul Eredericq,
dr. A. Ley, dr. Max Kooses, mr. Gonst.
Stoffels, prof. J. Vercouillie. Antwerpen, De
Nederlandsche Boekhandel. Amsterdam, van
llolkema en Warendorf. ? 7.50.
HMiiiiMimiim
miiiiiiiiiiimiiiimiimmil
Leelijke jongen," zei zus, ik wil niet eens
meer.. .."
Ik wel ik mot !" Hij trapte nijdig met
do hak op den vloer. Ken poosje waren ze
alle drie stil; toen tergde Jantje: ,,ik ga
toch .'" ... De verre kermis deunde over het
stadje; maar de gracht lag heel stil onder
de lantarens, de boomen waren zwart. Uit
de achterkamer kwam bijwijlen het gesnork
als een tergende waarschuwing.
Ik ga toch . , . dan ga 'k alleen ... ik
mot, ik mot, ik mot..." En Jan bonsde met
de ellebogen op de tafel en begon toen te
huilen achter zijn vnisljes.
Zij stond op en legde de hand op zijn
schouder.
Blijf vanme af. . ." Jan trok zijn schouder
weg en snikte.
Wil je dan met zus alleen... maar niet
lang... dan zal 'k jullie geld meegeven,
ga dan in de kraam op de hoek van de
Breestraat, dat is dichtbij... wil je dat ? . . ."
Ja," zei Jan en 't klonk no^ als een eisch.
Zus wist eigenlijk niet of ze wel wilde,
maar ze nam het geld en borg het in haar
portemonnaitje, heel bedachtzaam. Toen gin
gen ze zachtjes de gang in waar zus
baaihoed en Jan zijn pet opzette, en liepen op
de teenen naar de deur die de moeder voor
zichtig opende... Maar gauw terug hoor' in
Godsnaam.." (luisterde ze, en zus, hou Jan
vast, en niet verderop gaan!.." Eu terwijl
de kinderen de stoep aftraden, herhaalde ze
droef-angstig : ga u -v terug, hoor!" Daarna
sloot zij de deur onhoorbaar. De kinderen
liepen nu op het grachtje onder de zwarte
takken; op de brug klonken hun stappen
luid en Jan'je hield zus goed vast. Hij ha i
gedwongen, maar nu hij zijn zin had, was het
plezier er niet ; moeders droef-lluisterende
stem had hun een angst meegegeven en zonder
iets te zeggen liepen ze nu haastig, hand in
die echter zullen medewerken omdat ook zij
weten hoe hoog de inzet is, omdat ook zij
verantwoordelijk zijn voor het eervol voort
bestaan van een tijdschrift, dat met de zuiverste
bedoelingen voor het Vlaamsche land, weer
spiegeling zal zijn van het hoogste Vlaamsche
geestelijke leven. En ons Nederlanders laat
het lang niet onverschillig of de vastberaden
poging van thans al of niet zal slagen, juist
omdat het geldt een tijdschrift, dat bij al
zijn rechtstreeksch belang voor ons zelf, ons
voortdurend zal herinneren hoe door de
besten in Vlaanderenland op nobele manier
gestreden wordt voor de geestelijke verheffing
van onze stamgenooten, die eens in kunst
en wetenschap verre onze meerderen waren.
Eerste nummers zjjii als stalen, waarover
men eerst later volledig kan oordeelen ; dit
eerste nummer levert veel en velerlei van
Max Rooses, van Maurits Sabbe, van Kaphaël
Verhuist, van J. O. de Vigne, van dr. Ley,
van M. Basse, van Frans Buyens, van Brand,
alles vlot en prettig te lezen, aantrekkelijk
Vlaamsch van taal eu karakter. Eu waar
wij van het Noorden stuiten op uitspraken
of beschouwingen die niet de onze zijn, daar
hebben wij het voordeel ons te mogen indenken
hoe bij ons een eerste Gids zou zijn geschreven,
als wij even lang en even fel hadden moeten
strijden voor eigen taal en eigen onderwijs.
Dan rijst bewondering en zucht om te steunen.
Dordrecht. d. I.
De ziekte der Eeuw, door LOUISE STRATEXL'H.
utrecht, P. J. Diehl.
De ziekte der eeuw'1 is een ernstig boet,
waarin de grooto waarheid wordt gepj-edikt,
dat de zenuwaclitigheid en de levensmoeheid,
waaraan zooveel beschaafde tijdgenooten
lijden, samenhangen met hun gebrek aan be
ginselen, hun lichtzinnigheid en hun genot
zucht. Zij zullen, meeiic de auteur, aan de
ziekte niet ontkomen, tenzij hun oogen open
gaan voor een groot er. edel doel, en zij zich
wijden aan de taak der besten van ons ge
slacht : te leven voor anderen. Egoïsme is
het gif. altruïsme het tegengif.
Met deze waarheid komt onze schrijfster
tot jonge menschen, die oen weg door 't leven
zoeken, tot echtgenooten, die vo'jr elkanders
geluk verantwoordelijk zijn, tot ou Iers, die
kinderen hebben op te voeden.
Dat zij den voroi van een roman gekozen
heeft o .n hare denkbeelden aan den iiïah t
brengen, is volkomen verklaarbaar, want een
verhaal wordt gelezen door lieden, die van
zedekundige vertoogen een afkeer hebben:
maar er is een gevaar aan verbonden, waaraan
zelfs begaafle schrijvers niet licht ontkomen.
Den personen, die in zulk een roman op
traden i3 het soms aan te zien, dat zij op
zettelijk zijn vervaardigd om te bewijzen wat
te bewijzen was.
Annie die in de Ziekte der Eeuw ' als af
schrikwekkend voorbeeld dienst doet, is een
verwen l kindje, dat niet werd opgevoed met
het oog op een levensdoel. liet is te begrij
pen, dat zij niet zal behooren tot de sterken,
dat zij al «.auw een kleine en daarna een
groote egiiï-te zal wu<en. Haar dreigen, als
alten, die geen tucht kennen, oververzadi
ging en levensmoeheid. Zij wordt de licht
zinnigheid in eigen persoon. Dat haar man,
de edele Indische Prins, eerst haar aanbidder
eu dan zich zeiven doodt, zij trekt er zich
niets van aan; integendeel zij neemt 't hem
zeer kwalijk, dat hij een onschuldig
niinnarijtje zoo hoog opvatte. Als baar kind do
typbus heelt, maakt zij zich zoo spoulig moge
lijk uit de voeten, en verzoekt haar vriendin,
aan wie zij do zorg voor 't meisje overlaat,
haar liefst per telegram op de hoogte te
houden, daar brieven zoo licht besmetting
overbrengen. Om deze parodie van een vrouw
te voltooien wordt verder medegedeeld, dat
Annie te Parijs met een pop rondrijdt, waar
aan zij alle moederlijke zorgen wijdt.
Niettemin geeft deze gewetenloo?e, licht
zinnige, ontaarde vrou A en moeder zich vol
komen rekenschap van haar zedelijk bankroet,
en spreekt ze uit wat de schrijfster over
dit onderwerp to zeggen had: zóó diep valt
men, als men geen beginselen en geen levens
doel heeft.
Alfrtd en Helene, die wel een levensdoel
hebben, zijn piiichtexemplaren van deugd en
altruïsme. Zij overwinnen, en maken van de
kleine Djala, Annie's dochtertje, een gelukkig
kind, dat voor anderen zal leven.
Annie zelf wordt bekeerd door Helene
op een tocht door de stadswijken, waar
armoede, ellende en wanhoop eindelijk het
koude, zelfzuchtige hart vermurwen.
Ja er is iets in dezen roman, dat denken
doet aan een zeer groot traktaatje; maar de
lessen, die de schrijfster geeft, zijn goed ge
hand, of ze oj> een heel treurige boodschap
uit waren. De verre kermis-muziek naderde,
zij hourden een bel en er werd geschoten ;
zus huiverde en Jantje Het zijn wijsvinger
glijden langs het ijzer der stoepbekken.
Kom Jan."
Maar hij ging iïl langzamer en bij een lan
taren zag zus tranen op z'n wangen. Als
pa nou wakker wordt begint-i tegen moe . . ."
prevelde ze. K u beiden verbeeldden zich boe
liij te slapen zat en moe wachtend in het
kamertje op een stoel tegen den wand. Zus
bad maar liefst da lelijk willen terugkeeren,
en Jan hield haar angstig vast en stapte
traag, 't Sluiten van de deur zoo
angstigzacht, hoorden ze nog . . .
Heb je nog zin," vroeg zus, of willen
we mair liever weeromgaan ?" Jantje gaf'
geen antwoord ; een koppigheid belette hem
te bekennen. En zus. als een kind dat al
veel begrepen beeft, door dagelijksche vrees
onkinderlijk-voorzichtig, dacht dat het
beter was thuis maar te doen alsof ze wél
in de kraam geweest waren, en daarom nog
een eindje om te loopen. Ze voelde moe's
angst en, zonder heelemaal te begrijpen, de
kille smartelijkheid van nu bij haar terug te
komen zonder in de kraam geweest te zijn.
Ze nam Jantje mee, niet naar de Breestraat,
maar een andere straat in : hij liet zich wil
loos leiden, bedroefd om zijn leelijke
dwinj gen, bang thuis te komen eu bun vader wak
ker te vinden.
Laten wc maar niet gaan, hè", fluisterde
zus, maar dan moet je tegen moe zeggen
dat we der wél geweest zijn, boor ; dan zal
ik het morgen wel vertellen." ? lui ze gin
gen de straten waar bet stil was ; het
kermisgejoel kwam golven uit zijstraten en ste
gen, aan 't einde waarvan zij de felle
kleurFchitterlichteu van kramen en draaiende
draaimolens zagen, als een vreemd wild
dacht en goed geschreven. Zij getuigen van
hoogen ernst.
Mogen ze komen onder de oogen van een
groot publiek, en ter harte genomen worden.
Zin. v. H.
IflreW-BibüQtM.
In Amsterdam is tot stand gekomen de
Maat-chappij voor goede en goedkoope
lectuur". Deze maatschappij wenscht uit te
geven een wereld-bibliotheek, in deeltjes
van 20 cents.
Daar deze nieuwe zaak geen winstbejag
maar volks-ontwik keling beoogt," verdient
zij. meen ik, gesteund te worden.
Wie op de Wereld-bibliotheek inteekent,
kan zoo voor weinig geld in 't bezit komen
van een aardig bibliotheekje. Gemeenschap
pelijk bezit van boekwerken is," aldus het
dezer dagen verschenen prospectus, waar
het onvermijdelijk dure boeken geldt, dikwijls
noodzakelijk. Maar het is het ware niet. En
het is ook niet erg hygiënisch."
Volkomen waar. n als onze Reizende
Volksbibliotheek kon vervangen worden door
eigen boekerijtjes, betrokken van de Wereld
bibliotheek, ik zou het zeer goed vinden.
Volksbibliotheken kunnen evenwel nog
iimiiiiimtmiiiiiiinnHiiimiuiiiiiUMiiiniiiiiiHimiiitiiiiiHiMiiiltM
40 cents per regel.
iiiiiiiniiiiiiiHiiMiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiriitiiiiiiiiiiiiiiiiiHiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
ECHT VICTORIAWATER.
Oberlahnstein.
UNITY
RIJWIELEN
met kogelfreewheel, 2
velgremmen door het stuur, stalen
spatschermen, echte Westwoodvelgen,
Dunlop- banden,
a JAAR «ARANTIE,
SIPLEI-RpMtii yanaf f 80.
N. S. .
MotorA, DRUKKER &C
ROKIX 126, old. Ned. Bank.
Gaillef
FunsTÉZwrfSERSCHE
(HOGOLFDE
OUt^ftviben^
CflCflOen SU/HER.
Normaal-Onderkleeding
van ?'?'??;
Prof Dr O
^ hige
?..???-Fabrikanten'
WBénger Söhne
Shithja'rt
Hoofddep8t te AMSTERDAM: Kalverstraat l
K. F. DEUSCHLE-BENGER.
feest, waarvoor ze bang waren, /e kwa
men over een kerkplein waar reus
achtig donker in den avond de kerk stond
in zwijgende verlatenheid; achter de kerk
om lag een nauwe straat waar 't altijd woei
eu vochtig en donker was en vol spookachtige
hoeken De avond was stil, maar hier zong
toch een zacht windje tegen de hooge
kerkmurcn. Een enkele lantarenvlam wapperde
bier als een onnut en vergeten licht. Op de
oude bemoste steenen gingen hun voetjes
zachter en ze hoorden van de kermis niets
meer. Zus hoorde Jantje snikken; ze nam
hem vast tegen zich aan en trok hem neer
op den hoogen steenen drempel van een
oude kerkdeur. Ze schreiden zachtjes tezamen,
luisterend naar de kleine ruisch-galmende
geluiden in de hooge, holle kerkruimte achter
hen en werden bang. Toen nam zus hem
weer mee. . . .
En ze gingen weer hooren het orgelgedeun
en het bei-klingelen van verre. Haastig gingen
ze, verlangend naar huis; het grachtje lag
stil als te voren, met den lantarenschijn in
het water en de boomen zwart in den avond
boven hen. Hun voetstap klonk weer op de
brug, en zwijgend kwamen ze voor het huisje,
waar het venster nog op een kier stond.
Zus legde de handjes tegen de ruiten en
trachtte naar binnen te zien of moe er nog
zat, maar die had ze al hooren komen,
huizen-ver, en stond achter de deur om on
hoorbaar te openen. De kinderen slopen
binnen op de teenen en zus vroeg stilletjes :
Slaapt pa nog?"
Ja, bij sliep nog. En binnen in het voor
kamertje kwam Jan bij zijn moeder staan,
dicht tegen haar schouder; en toen ze vroeg
of het prettig was geweest, knikte hij met
het ronde kopje ernstig van ja.
En uit de achterkamer klonk het gesnork.