De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 11 juni pagina 2

11 juni 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1459 mogelijk in goede woningen te veranderen zyn, zeer talrijk, ook het voldoen van nu nog zoo alechte woningtoestanden, aan de werkelijk zoo nuttige en noodige eisehen der Woning- en Gezondswetten, zal verbazend veel uitgaven vorderen. Iedereen die het nog niet mocht weten, kan persoonlijk zich daarvan overtuigen in de plaats zijner inwoning, onverschillig in welk gedeelte van Nederland die mocht zijn, want overal zijn verbazend veel wondeplekken in de huisvesting op te merken, niet alleen wat Je volkshuisvesting betreft, doch wel degelijk ook in duurdere woningen. Volgens \ 7, artt. 29 en 30 der Woningwet, kunnen rentedragende voorschotten worden verleend, in twee gevallen, n.l. ten Ie aan hen, tot wie eene aanschrijving, als beloeld in art. 14 (het aanbrengen der vereischte verbeteringen of: staken der be woning) is gericht, ten 2e aan vereenigingen, vennootschappen en stichtingen, uitsluitend in het belang van verbetering der volkshuisvesting werkzaam, in het eerste geval, uiterlijk in twintig jaren, in het tweede geval, uiterlijk in vijftig jaren, in gelijke jaartermijnen of bij wege van annuïteiten, af te lossen. Met recht adviseerden de samenstellers dezer wet, tot de berekening van eene zeer matige rente, wat dan ook in de Tweede Kamer ten volle werd beaamd. Immers zoo wel aan huiseigenaren als vereenigingen enz. moet het gemakkelijk gemaakt worden, aan de strenge eischen te voldoen, wil men op de zoozeer noodige medewerking dezerzijds kunnen rekenen. Verschillende cijfers voor renteberekening zyn genoemd, doch dat dient nog te veel van omstandigheden af te hangen, om het vooraf unaniem vaat te stellen. In ieder geval zal die rente echter zeer matig worden berekend, opdat de verhooging met annuïteiten of jaar lijks klimmende aflossingen, waardoor de schuld in 20 of 50 jaren geheel gedelgd moet ?wezen, die gezamenlijke betaling niet te be zwarend maken zal. Koch de meeste gemeenten, noch het rijk, bezitten kapitalen, ten einde die ter beschik king te stellen voor de hier bedoelde wo ningverbetering en moet dit geld dus door leeningen gevonden worden. Maar al waren die sommen beschikbaar, dan nog moest er nadeel ontstaan, door ze te onttrekken aan beleggingen met normale rente, om ze af te staan ter woningverbete ring, tot lagere intrestvergoeding, Dus hetzij dan op welke wijze, er zal ver lies ontstaan voor de gemeenten en het rijk en inderdaad geen gering nadeel ook, als men voor de tallooze misstanden niet blind wil wezen, die nu voor iedereen te aanschouwen zijn, in zake het woningvraagstuk. Xeemt men daarbij nog het feit in aan merking, dat tal van gemeenten absoluut onmogelijk de plaatselijke belasting iunnen verhoogen, omdat die al zwaar genoeg zijn in evenredigheid der draagkracht van het meerendeel dier gejieentenaren. zoo komt men tot het onvermijdelijke resultaat, dat het ovengenoemde verlies ten laste van het rijk zal vallen. Derhalve hebben wij rijksbelasting betalenden, gaandeweg belangrijk hoogere bedragen in onze belastiiigbilletten te verwachten. Prettig vooruitzieit? liet is .iaarom werkelijk van groot belang, niet langer lijdelijk af te wachten de dingen die komen zullen, doch in tijds de handen .aan den ploeg te slaan. Want waarlijk, het ge'.dt hier eene gewich tige sociale aangelegenheid! Met groote toewijding, moeite en zorg, zijn de woning- en gezondheidswetten voorbereid, behandeld en tot stand gekomen; ieder mensch, die zijn gezond verstand gebruikt, erkent dat de treurige woningtoestanden van nadeeligen invloed moeten wezen op epidemiën, kwalen en gebreken, alsmede dat de kwade gevolgen daardoor bij de slecht behuisden ontstaan, inderdaad ook ontelbaar vele slachtoffers bij de onberispelijk wonenden te voorschijn moeten roepen. De drang ter woningverbetering, als gebie dend noodzakelijk, heeft ook in andere landen, sedert langeren of korteren tijd, wetten en bepalingen in het leven geroepen, ter bestrij ding van hetzelfde euvel. Doch wat zijn de goede gevolgen daarvan nog van zeer weinig beteekenis, in_ verhou ding met het ontzachelijk vele, wat er daar ook, in dit opzicht, te doen valt. Wel konit een eeresaluut toe aan deliijnlandsche Maatschappij ter woningverbetering, gevestigd te Dusseldorf, voor de groote en zorgvuldige bemoeiingen met raad en daad, waardoor zoovele goede, gezonde en geriefelijke arbeiderswoningen in de Rijnprovinciün zijn gesticht, doch ook deze particuliere maatschappij, met een zeldzaam ijverig stre ven ter bereiking van haar doel, kan hare vleugels nog lang niet genoeg uitspreiden, ook al weder door gebrek aan zooveel kapitaal als daartoe wel vereischt wordt. De vraag komt dus waarlijk wel bij ieder rechtgeaard Nederlander op : hoe zal het na l Augustus 11)05 in ons land gaan? Een profetische blik, o:n daarop het ant woord te geven, is niet noodig, want in an dere landen wordt het reeds gegeven. Men begint het mes in de ergste wonden te steken, ontwaart alsdan de diepte er van, ziet tevens dat er nog veel meer ander kwaad in de nabijheid schuilt, dan ondersteld was, begint met te heelen, doch stuit betrekkelijk spoedig op de onoverkomelijke bezwaren, dat de kas niet zoo enorm veel geneesmid delen betalen kan, als tot afdoende genezing noodig zijn. Er wordt daarom hier en daar wat verbe terd en gelapt, maar zelfs al het ergste onder handeu te nemen, wordt dadelijk als onmo gelijk geacht, door het te kortschieten in de ontzachelijke massa geld, daarvoor benoodigd! Men troost zich dan in vredesnaam maar met het spreekwoord : Beter wat, dan niets gedaan," Toch gaat dit hier mank, hoezeer het in de meeste gevallen ook juist moge zijn. Wil het bestaande euvel volkomen bestre den worden, zal de algemeene gezondheids toestand door algeheele mensonwaardige wo ningen verbeteren, zoo moet nu afdoende gehandeld worden. De ernst en waardigheid, waarmede in zake de hier bedoelde wetten opgetreden is, ge volgd door degelijke en accurate besprekin gen over dit onderwerp, gedoogen bovendien nu geen schipperen of half werk meer. Van daar dat het zoeken naar gepaste mid delen tot woningverbetering, zonder bezwaar van rijks- of gemeente financiën thans wer kelijk op déonverdeelde aandacht van alle Nederlanders aanspraak heeft. Want alleen indien zulk een middel ge vonden kan worden, is het welslagen verze kerd. Men moge ook al meermalen gezegd hebben: nu, dan moet het maar in hoogere belasting gevonden worden," dat zijn ont boezemingen om er zich met dikke woorden uit te redden, aangezien na eenig onderzoek en nadenken onvoorwaardelijk blijkt, hoe het middel alsdan nog erger zou zijn dan de kwaal, AVelnu, het kan ! Doch nog even eene korte mededeeling, alvorens dienaangaande in nadere bijzonder heden te treden. Aangezien ik mij, sedert vele jaren, gaarne veel met coöperatief-wonen heb bemoeid en dit stelsel (nu alleen nog maar hoofdzakelijk te 's-Gravenhage en hier te Haarlem toege past zijnde) menigmaal ook elders heb aan bevolen, in verband met de hier bedoelde wetten, kan het wel veel helpen, maar altijd slechts ten deele. Zoowel voor kleine als groote woningen, kan de goed geordende samenwerking, die men onder coöperatie verstaat, de voorschrif ten der woning- en gezondheidswetten doen uitvoeren zonder eenige hulp vau rijk of gemeente, doch niet iederten valt in de termen van coöperatief te kunnen wonen. Het is hier de plaats niet, om dit nader aan te toouen, dus alleen een greep uit die bewijzen is genoeg. Welnu, een der hoofd factoren daarbij is, ter goeder naani en faam bekend te zijn, want alleen bij zulke personen, heeft het uitgangspunt der persoonlijke aan sprakelijkheid, van ieder lid e ;ner coöpera tieve vereeniging voor het geheel, de ver eischte waarde. En juist van de niet bepaald aldus beken den, wonen talloozen-allerbedroevt ndst slecht! Bovendien hebben de 130 Xederlaudsche coöperatieve bouwvereenigingen, wel het benoodigde kapitaal van particuliere zijden gekregen, onder hypothecair verband harer onroerende goederen, doch als al degenen die nog in termen vallen om ook voortaan coöp. te gaan wonen, daartoe mochten beslui ten, zullen er zeker geen dusdanige bronnen genoeg daarvoor te vinden wezen. Toch zal het voor de woningverbetering hoogst wenschelijk wezen, dat het aantal coöperatieve bouwvereenigingt ii zich sterk uitbreidt, want al de woningen dier vereeni gingen voldoen aan de geste'de vereischten, omdat daarbij van geen buisjesmelkerij sprake is en het behoeft toch waarlijk geen betoog, dat de meeste allerbedroevendste woningtoestanden in het leven geroepen zijn door huisjesmelkers, waaronder die huiseigenaren en eigenaressen te verstaan xijn, die liever het slechte willen uit eigen winstbejag, aan gezien daarvan in liet huizen verhuren meer voordeel te trekken valt, dan van het betere en zeer goede, (Wordt rervolyj.) Nietsjevö. Van geen enkel woord in de Russische taal wordt zoo veelvuldig gebruik gemaakt dan van bovenstaand : Nieti-jevo. Een woorden boek geeft gewoonlijk op: Nietsjevö= acciis, du pronom nietsjtöniets, en als vertaling: passablement, assez bien, cela peut passer. Doch veel meer komt dit woord overeen met het Fransche : il n'y a pas de quoi", en het Engelsche: dou't mention it." In alle omstandigheden, of het donker en zwart is in de ziel van een Rus, of dat hij zorgeloos van het leven geniet altijd maakt hij van dat nieisjevö. gebruik. Den vreemdeling die zich nooit heeft opge houden met de studie van de zoet-vloeiende Russische taal, zij geraden om nietsjevöte antwoorden, op de vraag die terstond wordt gesteld: gavariète po-roeskie? (Spreekt u Russisch ?) Eveiizoo een krachtig, beslist nietsjevö. iadien bedelaars, kooplui, enz. het u lastig maken. Trapt iemand u op den voet, krijgt ge een duw, en mompelt de dader een verontschul diging, dan lispelt ge een nietsjevö, in dit geval overeenkomend met het Eransche pas de quoi." Ja, mannen, vlagden, schepen, kanonnen, hebben we heel wat verloren," erkennen de Russen, na de herhaalde nederlagen en jobs tijdingen der laatste maanden, maar nietsjevö." Wat doet het er toe? Een fantastisch, stoïeijnsch devies, dat de noodlottigste gevolgen na zich heeft gesleept. Zoo beschrijft de bekende oorloiseorrespondent Emerson, een ontmoeting aan het station te Moekdeii met een kapitein der Russische artillerie, die den volgenden dag heel vroeg in den morgen met zijn batterij moest uittrekken. Do man zat het eene glas vodka voor, het andere na te drinken. Emer son vroeg verwonderd hoe het mogelijk was dut hij toch in staat kon zijn om er zoo vroeg op uit te trekken. U, nietsjevö." klonk het antwoord, mot dikke tong gegeven. Om vier uur verscheen de sergeant der batterij om den kapitein te wekken, deze lag op den grond te snurken. Op al wat de sergeant zei, werd slechts nietsjevögemom peld. Ten einde raad trok de onder-ollicier naar de luitenants. Dezen deden enkele po gingen om den kapitein wakker te maken, doch te vergeefs. Toen zonden ze deti ser geant naar de batterij om te zegden, dat met uittrekken moest worden gewacht. De kapitein bleef tot tien uur slapen. -Maar ze komen nu toch veel te laat," riep Emer son verbaasd uit. Xietsjevö,'' antwoordde een ollicier, waarom zou je je haasten om te worden doodgeschoten ! Vier dagen later kwam het bericht, dat de batterij geducht te lijden had gehad van de Japansche shrapiiells ! De groote beweeglijkheid der Japanners heeft den Russen nog niets geleerd l Dezelfde Emerson spreekt in zijn . corres pondenties eveneens van een Russisch genieotlicier, een bizonder innemend persoon. Deze was belast met het toezicht op de militaire spoorwegen. Hij gedroeg zich beleefd tegen iedereen, zelfs tegen kozakken en ('hineezen. Toen de censuur het den oorlogscorrespondonten lastig maakte, klonk zijn nietsjev geruststellend, maak u niet bezorgd. Helaas was deze vriendelijke man een hartstochtelijk speler. Hij beweerde dat door officieren soms vijfhonderd roebel op een enkele kaart werd gezet. Emerson .dacht dat deze bewering overdreven was, doch weldra zag hij in, dat zijn vriend de waarheid had gezegd. Op zekeren avond trad hij het casino binnen. De genie-ollicier hal toen reeds drie duizend roebel verloren, en nog altijd speelde hij door! Onder de getrouwe casino-bezoekers bevond zich ook de correspondent van een Russisch blad. De man was hier dag en nacht te vinden. Maar wanneer schrijft u toch uw artikels? vroeg Emerson, 'k Schrijf niets; ik win hier toch wel tienmaal zooveel. En zegt de redac teur daar niets van? Nietsjevö, een andere kaart, en opnieuw verdiepte hij zich in het spel. Om twee uur in den nacht kwam een ambtenaar van de spoorwegen binnen. Hij liep op een der oüieieren toe en deelde iets mede. De luitenant sprong op en rende heen. Een militaire trein was aangekomen, doch geen enkele ollicier was op het perron aan wezig geweest! Toen de luitenant kwam aandraven, was de trein verder gestoomd. Een generaal li jp woedend op het perron heen en weer. Hij had uit Karhin getele grafeerd, doch aan het. station was niemand gewtest om de paarden in ontvangst te nemen. De luitenant rende weg en telefoneerde naar het volgend station om te waarschuwen. Toen hij weder op het perron verscheen was de woede van den generaal gekalmeerd. Xiet-jevö," zei hij, hem op den schouder kloppend, laten we wat aan 'net b.ufl'et gaan gebruiken met den Amerikaan.'' De rei-t van den nacht genoot hij gastvrijheid bij dienzeïfden luitenant. Beiden bleven slapen tot elf uur. De genie-ollicier had vijf en-dertig honderd roebel verloren. Dus zijn traktement van een heel jaar bedroeg minder dan het ver lies van n nacht! Hij had Emerson al verteld, dat hij zijn fortuin in Parijs en Monte Carlo had verspeeld. De man IKJS zoo goedhartig van aard, dat hij met tranen in zijn oogen sprak over zijn sergeant, Ivan Ivanovietsj, die zich onop houdelijk aan dronkenschap schuldig maakte. Als hij Ivan hierover aansprak, begon de man te huilen, en greep van verdriet opnieuw naar de vodka flesch. Maar hoe kan hij dan zijn dienst doen?" vroeg Emerson. Dat is 't nu juist," ant woordde de officier, ik moet al -zijn werk doen." De man mag vau geluk spreken, dat hij zoo'n kapitein heeft! Nie'sjevö'" Eens op een avond zat do Amerikaansche oorlogs correspondent op een bank bij het station Moekdeu te luisteren naar militaire muziek. Een heer maakte een praatje, en toen kaartjes werden gewisseld, bemerkte Emerson, dat hij naast een prins en een kamerheer zat. Hij was uit Petersburg ge zonden door den Tsaar,om den toenmaligen on derkoning Alexejvitch een boodschap vau den alleenheerscher mondeling over te brengen. Deze prins bleek een open oog te hebben voor de tekortkomingen van het Russische leger, en van den noodlottigen invloed van de weinige samenwerking onderling. Emerson verwonderde zich dat deze prin selijke kamerheer lut algemeen gebruikte stopwoord hoogst zelden gebruikte. Slechts driemaal zei hij nietsjevö: ten eerste, als antwoord op de vraag van den Ameri kaan of hij het niet vervelend vond om twee-en-twintig uur achter elkaar te sporen, en dan na enkele uren weer twee-en-twintig Uur in den trein te zitten. Ten tweede, toen hij uitvoer tegen dezen dwazen, noodlottigen oorlog en vertelde van de wanhoop van den Tsaar, toen de tijding kwam der nederlaag, die de vloot had gele den. Al die arme kerels, die wij op militaire feesten in Moskou eu IVtorsburi zagen, blij ven nu in Mandjoi'rije achter. In Petersburg zijn zo er al overheen c!at ze die twee honderd duizend man nooit terug zullen zien. Xietsjevö. Maar wees overtuigd dat ze zullen volhouden. Do domheid en dwaasheid van onze staats lieden is zoo groot, diüge nog heel wat erger en nog geduchter oorlogen kunt verwachten. Ons leger zal zich opnieuw bespottelijk maken, maar toch zullen ze volhouden en eindelijk zullen ze overwinnen. Wat zijn vijf, tien, honderd jaar voor Rusland? Xietsjevö. Het nieNjevöop dien toon en uit dien mond maakte diepen indruk. ()j) dat oogenblik wenl een zwaar gewonde l generaal langs gedragen. Ken dokter lichte l hem even op. Kan u de pijn uithouden'."' vroeg de dokter. Xietsjevö," antwoordde de gewonde en viel in -zwijm. Onlans? las ik een artikel over de grenzelooze onwetendheid van liet Rus?isrhe volk. en dat de Japansche schoolmeester als eigen lijke overwinnaar kan beschouwd, zooals iu IsTö71 de Pruisische schoolmeester den Eranschman overwon. In die woorden ligt ongetwijfeld groote waarheid; doch zou niet met nog meer recht kunnen beweerd worden dat inetxjri'n do schuld draagt van die onafgebroken reeks neder lagen die de kolos moet onderdaan van een land, even groot als een der kleinste provincies vau het heilig Rusland? AVXIK I>E GKAAFF. Scciale, Uit het woiiiDÊ-onilerzoek ts Rotterdam. De < iezondhoi'Js-coniniissie te lïottei'dam, die reeds sedert goruimeu tijd ho/.ig is uau ; een ernstig, veelzijdig systematisch onder zoek naar den toestand der arbeiderswo ningen, en uit wiereerste rapport ik indertijd reeds verschillende medeieelingen in dit weekblad heb gedaan, heei't do/er dagen haar twee-de rapport in 't licht goireven. Ook weer een stuk werk van beteekenis: dezen keer van bijzondere verdienste, omdat daarin een merkwaardige vergelijking1 tnssclien een oude stadswijk en een nieuwe stadswijk gedemonstreerd wordt. J)e Kotterdamsche gezondhoids-commissie richt haai- werk zóó in. Zij heeft eenige deskundige beambten aangesteld, dir: van woning tot woning de opnemingen doen, on wier rapporten naar eenzelfde maatstaf, tegelijk met de bijzondere opmerkingen, op het bureau der commissie worden verwerkt. De opnemingen geschieden van wijk tot wijk, waardoor men een duidelijker beeld krijgt van den toestand. In het vorige rapport waren verwerkt de resultaten van het onderzoek in twee oude stadsgedeelten: hot gedeelte, begrensd door Goudsche Wagenstraat, Oostpoort, Hoog straat en Oostvostplein, en dan het complex tusschen Blaak, \Vestnieuwland, Hoogstraat en 't Hang. liet deze week verschenen, tweede rap port omvat 3 wijken : wijk 7, d. i. de huurt vau den Schiedamschendijk ; een der vuilste, akeligste, voor de bewoners meest ongezonde buurten, dicht bevolkt, niet alleen met arbeiderswoningen, maar ook met kroegjes van verdacht allooi, gore winkels, en allerlei onmogelijke en onnaspeurlijke neringdoen den", zooals men ze heeft in elke stad m. t veel zeevolk ; dan wijk 22, d. i. Oud-Delfts haven, thans Rotterdam, en de nieuwe wijk, bekend onder de benaming: de straten aan den Nieuwen Binnenweg, gebouwd in den polder (Jool, die straten, die vanuit den trein, als men van (Schiedam liet station D.Poort nadert, ongeveer alle te zien zijn. Ik zal in dit uittreksel uit het rijk van materiaal voorziene rapport alleen de eerste on de laatste groep nemen, wijl juist door het tegenover elkaar stellen van die uit komsten, een zoo duidclijkcu blik wordt verkregen op den woiiiiigtue>taiid, eu zoo dringend daaruit blijkt wat o r eigenlijk noodig is! ik laat de cijfers omtrent OudDelftshaven hier onbesproken omdat de toestand daar min of meer landelijk, en van bijzondeieu aard is, die als voorbeeld niet geschikt is. Do buurt vau den Sdiiodamscheiulijk (wijk "!) is een typische oude binnen >tadsche buurt, volgepropt niet itionsclien. De nieuwe wijk 22 is een nieuwe buurt, gebouwd ouder de bouwverordening vail 1895, nieuwe straten eu nieuwe huizen: Het onderzoek in wijk 7 omvatte 873 woningen, in wijk 22 (nieuw gedeelte) 851. Al dadelijk blijkt liet enorme onderscheid uit een der eerste tabellen: in wijk 7 zijn er van de 156 beneden woningen slechts 28 met binnenplaats (en welk een binnenplaats dan gewoonlijk nog!) of tuintje; in wijk 22 hebben van de 302 beneden woningen 2(!4 een binnenplaats of tuintje ! Daaruit blijkt al reeds, hoe ontzettend het in dat oude stadsgedeelte is volgebouwd! 10n nu maar dadelijk de iji'ZOixlltciJstoestunil. Wat aangaat het aantal bewoners. In wijk 7 hebben van de 873 woningen 34!) niet meer dan no kamer ter bewoi.inu ! Rekent men zegt het rapport n kamer voldoende voor 2 personen, twee kamers voor 4 personen (een berekening, die, de aard der ..kamers" in aanmerking genomen, zeker met overdreven is), dan komt men tot het resultaat, dat in wijk 7 niet minder dan 77 ]>('/ dor eeiikaiuerwoningen niiinld(>i:i:'lu is! in de nieuwe wijk 22, zijn slechts 23 iikamerwoningon, zoodat (loze zelfs niet in aanmerking komen! In wijk 7 woont 33.'J5 pCt. der bevolking (over wie het onderzoek liep) in nkamerwoningon, in wijk 22 slechts 2.5 pOr. De treurige verhouding in wijk 7 blijkt verder ook uit de cijfers omtrent bedsteden en privaten. Van du 31'.) eenkamerwoningeii hebben er 3 in 't gehetl geen, en .V ?.2 slechts (.'éne bedstede! Kn zelfs van do tweekamer woningen in die wijk, hebben er 71 slechts n bedstede! AYelk een toestand dit is, en tot welke hygiënische en zedelijke gevol gen dit moet leiden, blijkt het best uitliet aantal bewoners, die in dezo eenkamerwoningen moeten verblijven: Kr zijn J(i7 dier woningen waar mér dan 2 bewoners zijn; er zijn er 12 woningen waar 5 per sonen moeten verblijven, er zijn er zelfs woningen waar 7 eu 8 bewoners hun heele levensfunctiën in die ne kamer moeten verrichten ! Kr zijn in dezelfde wijk privaten waarvan 8 gezinnen gebruik moeten maken ; er is er zelfs een privaat, waarvan 11 ge zinnen gebruik maken! In wijk 22, zijji er van de 23 woningen van ne kamer 7 met ne bedstede : van de 275 tweekamerwoningen 12 met l bod stede. Een veel gezondere verhouding dus. Terwijl in die wijk slechts l 'A pC't der woningen een gemeenschappelijk privaat hebben! De verhouding naar de verdieping-hoogte bereken i, heei't al even ongunstige resul taten. Xaar de bekende berekening, dat oen vei'diepinghoogte van 3 .M. en meer ;/o«/, van 2?2.7ÜM. voldoende, van 2 51?2.75 M. onvoldoende, van 2.01?2.50 M. zeer laag, en van 1.50 2 .M. slecht is, dan vindt men in «ijk 7 slechts 4.81 p<'t. die goed, en l!) p('t. die voldoende zijn! Xiet minder dan 21 zijn onvoldoende, Ui fit't. n'<-i' luaij ! In wijk 22 zijn daarentegen 33 pCt. goed en 4(1.04 pCt. voldoende! Deze enkele cijfers geven dus een welsprekendeu kijk op den veel beteren toestand <l;i]ir, waarde bouvvers zich althans aan minimum- voorwaarden van ge/ondlieid. licht en lucht hebben moeten houden. Xaar den inhoud aan luchtruimte here kond zijn er in wijk 4 van de een kamer woningen ('5 p(Jt. onvoldoende, 27 p(Jt. x/w-/it. Slechts 7 .'>'?> pCt. kon als voldoende geru briceerd worden! In wijk 22 zijn 82.(il p('t. voldoende en niet n slecht. Do oude volks-buurten zijn, wat men in den volksmond, noemt: rot-buurten". Dat mag wat ruw gezegd zipi, uit datgene wat omtrent du gebreken wordt medegedeeld, blijkt het maar al te /eer! In wijk 7 had den vau de 3114 eenkamev-woningcii 103 hinder vau vocht, 118 hinder vau onge dierte, 47 last van rook, 74 last van stank! En bij de 2- on 3-kamer-woningen is liet al niet beter gesteld! In wijk 22 wordt er door niet n der bewoners die last opgegeven! l'it deze cijfers, die slechts (ie resumé's zijn, blijkt dus stug op slag, wat een enorme vooruitgang in hygiënisch en zedelijk op zicht liet \oor zulk een groote stad zou zijn, indien de krotwoningen in zulk oen buurt konden worden weggeruimd, en de menschen er toe gebracht konden worden, meer naar de buitenwijken te trekken, waar het ruimer en frisscher is, waar de zon de woning binnenkomen kan, en frissche lucht geen contrabande is. Maar.. . daar doet zich onmiddelijk liet sociale bezwaar voor ! Dat drukt met zwaren druk o)i den toestand. Want een vergelij king van de huren doet ons onmiddelijk zien, waar eigenlijk do zaak zich zal wrin gen. Van do 851 woningen in de nieuwe wijk, zijn er slechts 14, waar /'2 of minder aan huur wordt betaald : verder 124 van f 2 tot 2.50, en al de anderen van /' 2.50 en iiooger. De woiiinghuur is voor de meeste be woners van wijk 7 echter te hoog ! Kr zijn er daar vau de 380 gezinnen, die n kamer bewonen (en dat zijn juist de ergsten!) 321 die ?2.?en minder huur per week betalen ! Kr zijn er 144 die van ?1.25 tot ?1.50 betalen! En zelfs van de tweekamerwoningen zijn er nog 130 die ?2.?of'minder betalen ! Dat blijkt ook uit de opgaven der beroepen, 2I(i bewoners zijn losse werklieden, die wegens wisselvalligheid van loon, geen hoogere huur kunnen betalen ; 28 naaisters; 80 strijksters; 27 bedeelden; 70 zeelieden. Deze menschen, en nog zoovelon anderen, die wél voor een of ander ambacht zijn opgeteekend, maar die wegens ouderdom of iets dergelijks, geen hoogere huur kunnen verwonen, zouden toch alleen reeds door gebrek aan inkomsten, niet in die gezondere buurt kunnen wonen! En neemt men nu ook nog in aanmerking, dat, door de thans weer te maken bouwverordoring, het bouwen nog duurder worden zal, en dus de huren nog hoogor, dan vraagt men zich niet vertwijfeling af:./toe most daarin verbetering komen ? Zeker, de commissie rekent on^ in eenige tabellen voor, dat <-ltjt>Hlijk de menschen in wijk 7 duurder wonen dan de menschen in wijk 22. In wijk 7 betalen de bewoners der nkamorwoningen voorde meerderheid van ?2.?tot ./'2.50 per M1., per jaar: er zijn er zelfs 'n 100, die van ? 3.?tot j 3.50 por M"3, betalen. In de voel ruimere en gezondere woningen betalen 474 bewoners uiot meer dan ? 1.?tot / 1.50 en do 2(i3 niet meer dan ? 2.?per M '. Maar wat helpt het, dit den meusc.heu voor te rekenen, als zo toch de totaalsom niet kunnen bekostigen ? Hier is geen andere uitweg dan het bouwen van complexen woningen in de nieuw ge projecteerde wijken voor weinig huur. Dat kan slechts door particuliere hulp of door de gemeente. Maar ofschoon de nood al sterker en sterker dringt, is nog geen spoor in. die richting te ontdekken. En toch: met onderzoek allén komt men niet verder'. O ra stijl in bow en door II. l'. BEUL, u, ie. Uitgave van den heer A. B. Soep, Amsterdam. I. Xter Geachte Heer Redacteur. Voor betrekkelijk geruimen tijd (reeds drie maanden) gewerd mij in goede orde het boekje met bovenstaanden titel, voorzien van twee stempels op het biuneiiblad, de eene blauw luidende ter receiicie (sic.) de tweede de uive in deftig grijs. Met den ijver den recensent voegende, zette ik mij aan het doorworstelen van dat boekje, bezield met werkelijke sympathie voor den schrijver, wien ik zoo gaarne wat lof wilde toebrengen, na de eeni^szins scherpe opmer kingen, die ik in het algemeen belang over zijn beursgebouw en zijn uitbreidingsplan ge meend had te moeten maken. Om gezondheidsredenen van tijd tot tijd de lectuur moeten Ie staken, zag ik een gansche Berlage litteratuur onstaan. Ter inleiding van een nieuw tijdschrift, D,: Beweging genaamd, levert de heer B. een stukje over stijl. Binnen en buiten de grenzen doet de schrijver zijn stem weerklinken; binnen in het genootschap Architectura et Amicitia ; buiten in het Museum- Verein in Krefeld (in 1(100 exemplaren gedrukt, die reeds aanzienlijk opgeld doen) en wellicht elders; tot eindelijk in Elseviers Jaliuari-nummer een soort van canserie met en over den heer B. verscheen met photo's toegelicht. 1). Van zelf sprak het mijn inziens ? dat men alle genoemde geschriften met elkander in verband bracht, in de hoop vooral in het eene een aanvulling, een voortzetting, een verklaring van het andere te zullen ontmoeten. In ierdaad is dat eenigszins het geval. Aarii/eiuld worden allerlei onbewezen en niet te bewijzen stellingen, in gebrekkigen stijl voorgedragen ; roorttjce.t worden allerlei modephrasen, zooals ze ongeveer alle vijftig jaar opduiken, met enkele nieuwe, vatbaar om door kliekgenooten, te worden bewierookt en uitgebazuind. Dat alles willende aantoonen, gedijde mijn opstel zoodanig, dat ik het voor het Weekblad niet meer geschikt oordeelde. Artikelen over verschillende nummers verdeeld, van zoo weinig acuieelen aard als die over de Berlagolitteratuur, zullen de aandacht niet gaande kunnen houden, meen ik. Er zou niets overblijven dan de brochure-stroom met een nieuw nummer te verrijken, ten doel hebbende aan te toouen, dat we allerminst te doen hebben, met ('en rerstandlii waiirnenien ?inn een wassenden stroom van nieture, iilet'èii, zooals de heer Sluyterman zegt, (waarbij ik gaarne de schoone alliteratie uit zoude breiden door w:erstandig in plaats van verstandig te lezen); maar dat we alleen moeten denken aan het ons opdringt», aan het goedpraten van een reeks laat ik beleefdheidshalve zeg gen zonderliiiL'heden, die bij het eenvou digste nadenken vervluchtigen ; 't geen niet beletten zal, dat ze in zeker aantal jaren, j gecondenseerd, aan publiek" opnieuw worden te slikken gegeven! Indertijd veroorloofde ik mij in uw blad de uitvinding der profielbeeldhouwkunst" van mijn ook al sympathieken oud-collega, den heer Van der Pek, eenigszins op den tand te voelen. De geschriften van den heer Berlage zoude ik ook krachtiger handen dan de mijne ter beschouwing aanbevelen; vooral omdat zij samengaan met een reeks van scheppingen (de Amsterdamsche beurs, het verenigingsgebouw vau den Diamantwerkersbond enz.) die dreigen de bouwkunst in Xederland voor langen tijd te vergiftigen, die opzettelijk helaas l ? aan het bouwen als kunst den rug toekeerende, uit het kreupel hout van slappe redeneering opschieten, meenend iets nieuws te vertegenwoordigen. Men vergunne mij, tot staving van het bovenaangevoerde, enkele grepen uit het boekje over meubelkunst te doen, beginnende incidenteel met do opmerking, dat het woord meubelkunst" van den heer B. afkomstig is. Met het woord meubelkunst zou vermoede lijk niemand als de architectuurvernieuwer willen verstaan de kunst om meubels te vervaardigen, maar wel om te meubelen, zooals geneeskunst is om te genezen, aller minst om geneesheeren te maken, of schrijf 1) Terwijl ik bezig ben dit stukje gereed te maken, ontving ik warempel alweer een nieuw geschrift van den heer Berlage ter recensie, getiteld Over de waarschijnlijke ontwikkeling der architectuur." Delft bij I. YValtman. Wie zet een dam in dezen vloed ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl