Historisch Archief 1877-1940
«o. 1459
DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De Duitsche Steden.
II. (Slot.)
Alfred Freiherr von Welck bespreekt
daarna de volkshuisvesting. De Duitsche
steden hebben reeds sinds vele j aren om
trent de volkshuisvestingverordeningen
samengesteld in den geest van die, welke
men, na de invoering der woningwet nu
ontwikkeld en ook grondcredietbanken
opgericht. Het zou ons te ver voeren,
dit alles in bijzonderheden te bespreken;
wie in de ?aak belang stelt, schafte zich
het boek aan en hij zal tot de overtuiging
komen, dat er in Nederland nog een
groot veld braak ligt.
Wat de Duitsche steden voor de kunst
doen vertelt ons dr. von Seidlitz. Zij
eersten rang zijn, en dat vooral de muur
schilderingen en de gedenkteekenen veel
te wenschen overlaten. De bedoeling der
stadsbesturen is echter goed; een monu
mentale kunst kan zich alleen dan ont
wikkelen, wanneer haar voldoende gele
genheid gegeven wordt om te toonen,
wat zij vermag.
Niet al te best is dr. von Seidlitz te
ook in ons land gaat maken. Zij hebben
ook oude en ongezonde woningen doen af
breken en door nieuwe vervangen. Vooral
Darmstadt, Dresden, Essen, Fürth,
, Göttingen, Halle, Straatsburg en
Stuttgart onderscheiden zich door grooten
ijver in dit opzicht. Het systeem van
erfpacht wordt veel toegepast om het
bouwen van gezonde volkswoningen ge
makkelijk te maken. Halle, Frankfort
en Leipzig hebben dit systeem het meest
Foyer van den Schouwburg te Wiesbaden.
laten van oude bouwwerken opmetingen
en modellen maken, zij bestellen goud
en zilverwerken, zij laten openbare bouw
werken door kunstenaars van naam ver
sieren, geven ondersteuning aanschouw
burgen, richten gedenkteekenen op ; in
het algemeen handelen zij dus als de
stadsbesturen van vóór 1800 ook bij ons
deden. Dr. von Seidlitz erkent, dat de
kunstenaars, die aan het werk gezet
worden, niet altijd meesters van den
Stadhuis te Dessau.
sproken over hetgeen de stadsbesturen
tot instandhouding der oude bouwwer
ken doen. Hij oordeelt, dat men hier het
doel voorbij streeft, door ieder gebouw, dat
maar eenigszins van den tijd geleden
heeft, een algeheele verjongingskuur te
doen ondergaan.
Zeer de moeite waard is het hoofdstuk,
waarin de Koninklijke Tuinbouwdirecteur
Hertram mededeelingen doet over de
stedelijke beplantingen en parken. In
dit opzicht is Duitschland ons ver voor
uit, gelijk ieder reiziger weet.
Merkwaardig vooral zijn de
Laubenkoloniëu" bij de groote steden, welke
den werkman in de gelegenheid stellen,
een eigen tuintje, niet ver van de stad
gelegen, te verzorgen en zich daar des
Zondags met zijn gezin op te houden.
Over stedelijke bedrijven handelt dr.
Winterfeldt. liet bestek de/er aankon
diging laat niet toe, een overzicht van
dit hoofdstuk te geven, dat in den
tegenwoordigen tijd, nu de Nederlandsche
gemeenten meer en meer tot het stelsel
van eigen beheer overgaan, voor ons land
van groot belang mag worden geacht.
Eerst worden de bedrijven in het alge
meen behandeld; dan volgt het gasbe
drijf, beschreven door den ingenieur C.
Höffner, het electrisch bedrijf, door pro
fessor W. Kübler, het waterleidingsbe
drijf, door E. Grahn. Vooral dit laatste
deel, hetwelk een beschrijving geeft der
waterleidingen in HS steden, met tabellen
en critische opmerkingen, heeft waarde,
nu Amsterdam weder een waterleiding
wil aanleggen. Zeer merkwaardig is
de tabel, die het waterverbruik per
inwoner en per dag aangeeft. Hier wis
selt het cijfer tusschen 22 en 250 liter,
die te J'lauen en te München gebruikt
worden. Uerlijners gebruiken slechts 78
liters, doch Hamburgers 171 liters.
Slachthuizen en veemarkten bespreekt
dr. Edelmann. Nederlandsche gemeente
besturen, die het voornemen mochten
hebben, zulke nuttige inrichtingen te
laten maken, kunnen met deze bespre
kingen zeker hun voordeel doen.
Dan worden door berbaurat Klotte
medededeelingen gedaan omtrent ver
schillende wijzen van rioleering, het ge
bruik der afvalstoffen en het reinigen van
het rioolwater, eer het in rivieren ge
bracht wordt. Amsterdam, dat zulke
grootsche rioleeringsplannen heeft, kan
in dit hoofdstuk lezen, wat andere steden
hebben gedaan.
Do bruggenbouw wordt door professor
Ijiicas besproken; die vermeldt, welke
kostbare werken de Duitsehe stadsbestu
ren hebben ondernomen om de dikwijls
breede rivieren, waaraan zij liggen, te
overbruggen. Wij gaan nog al eens prat
op wat onze ingenieurs als bruggen
bouwers vermogen. Doch het blijkt dat
zij worden overvleugeld door hun Duit
sche vakbroeders, die het in de kunst
om met zoo weinig mogelijk metaal
zooPakhuis te Worms.
veel mogelijk te doen al bijzonder ver
gebracht hebben. Ook het gewapend
beton passen zij veelvuldig toe.
Zeer belangrijk is het hoofdstuk, dat
dan volgt. Dr. JSTowack geeft daarin een
overzicht van hetgeen de Duitsche steden
in het belang der openbare gezondheid
doe a, waarbij zich beschouwingen van
dr. Flinzer over gezondheidspolitie aan
sluiten. In deze hoofdstukken vindt de
beoefenaar der hygiëne bijzonderheden
omtrent de organisatie der gezondheids
politie, omtrent drinkwater, rioleering,
afvoer van fecaliën (waarbij het tonnen
stelsel geheel en al veroordeeld wordt),
straatreiniging, woningtoezicht, maatre
gelen tegen besmettelijke ziekten, con
trole op levensmiddelen, schoolhygiène,
fabriekshygiène en begraafplaatsen.
Ziekenhuizen en hunne inrichting be
handelt Dr. Schmaltz en K. A. Lingner
geeft beschouwingen over volksziekten
en haar bestrijding.
Hier te lande is het Samariter und
Rettungswesen", zooals dr. Menzel dit
in het negentiende hoofdstuk beschrijft,
zoo goed als onbekend. Misschien vinden
onze gemeentebesturen, als zij zien, hoe
nuttig deze tak van dienst in Duitsch
land werkt, aanleiding iets dergelijks tot
stand te brengen.
Dat de Duitsche steden zeer veel voor
het onderwijs doen, is bekend. De hoofd
stukken, die van het allgemeine
stiidtische Bildungwesen" een overzicht geven,
zijn voor allen, die tot het onderwijs in
betrekking staan, ongetwijfeld een nut
tige lectuur.
Dan volgt Armenzorg, een onderwerp,
dat hier te lande al mede op veel belang
stelling zal kunnen rekenen, omdat vele
Tentoonstelling yan ODl-Testamentiscne en
sensitieve knnsl
't Zijn de schilders Isaacson, Nanninga en
Weigel, die met deze definitie van den aard
hunner werken in het Stedelijk Museum
exposeeren. Ik wil dit eerder naief dan .pre
tentieus noemen, als een zeer te goeder trouw
gegeven bekentenis van
gewaand-exceptionneel streven, waarbij werkelijk alle
reclamezucht is buiten gesloten. Isaacson maakt
bijbelsche compositie'»; daarmee kan de
kwalificatie Oud-Testamentische kunst klaar
blijkelijk zin hebben. Maar sensitieve kunst
is een volkomen en noodelooze aanduiding,
die slechts begripsverwarring kan aanbrengen
nu daarmee bij voorstellingen die een ieder
doodgewone wedergaven van de werkelijkheid
kunnen toeschijnen, zeker teeken- en schil
derwerk, als een bepaalde soortelijkheid wil
onderscheiden zijn. 't (reeft aanleiding tot
het zoeken naar de kenmerken van deze
kunstsoort en, die zijn niet voorhands te
vinden. Men moet eenvoudig gelooven, op
gezag van. de titels aan sommige landschap
pen en stillevens gegeven. Maar dan raakt
men al weer in twijfel of sommige stillevens,
die gewoonweg bij hun naam worden ge
noemd, of naar de voorwerpen waarmede
ze zijn gesteld Stilleven met wortelen,
bijv. van een lagere orde zijn dan andere
die Blijdschap, Vreugde of Klaarheid werden
gedoopt. Waarom is dit sensitieve kunst?
Waarom met deze opzettelijke kwalificatie
ons noodeii tot diepzinnig analiseeren van
dit woord, of tot abstracte bespiegelingen
over de ethica van kunst.
Meenen deze heeren nu werkelijk door dat
woordje alleen ons van hun roeping tot een
hoogeren kunstenaarsstaat dan de gewone
te kunnen overtuigen? Alsof alle teekenen
eii schilderen geen uitvloeiing van sensatie
is, althans dit behoort te zijn. Ik weet wel
dat het woord sensitief dienst doet tot aan
duiding van een hooger opgeheven staat van
het waarnemen der werkelijkheid; daar zijn
heel wa,t graden tusschen het scherp-nuchter
opmerken en het staren met inzichzelf koerende
blik van den visionnair. Is er een spiegel,
die den kunstenaar de verborgen bewegingen
en de maat van zijn zielsmaeht, welke zijn
hand tot handelen dreef, kunnen kenbaar
maken'.' Js het aanzien der natuur afhan
kelijk van den bril, dien hij zi ;h voor zijn
geestelijke oogen willekeurig' heeft uitgeko
zen? l'ie blij is zal niet de aanwezigheid van
zijn blijdschap willen opdringen in een be
toog : (ie natuurlijke lach is een voldoend
kenmerk, zelfs om onder de velerlei nuances
van deze gemoedsbeweging de juiste te doen
opmerken. Kvenzoo bij bedroefdheid etc.
Alenscli, zit toch niet te bepeinzen de mooi
heid of het edele van uwe aandoeningen;
ze zijn oneindig vluchtiger dan uwe geest
kracht tot willen of bundelen of liever deze
wordt bepaald naar den ongerepten staat,
waarin de zielsbewegingen uitdijen, 't '/J'A\
worden een gek wezel met ernst van over
tuiging, een sabbelen van het bewustzijn aan
de ontroeringen.
Het is wel tredend zooals van De_vs9el den
kunstenaar eens genoemd heeft: god-dier.
Want hij vereenigt in zich schijnbaar
tegenstrijdigste eigenschappen. Hij moet zijn eeu
Duitsche steden op dit gebied als voor
beeldig gelden. Wat over de financieele
politiek der Duitsche steden wordt mede
gedeeld, zal menigeen verrassen. Onze
steden hebben alleen banken van leening,
maar in Duitschland werden ook banken
door de steden opgericht, die zich met
alles, wat het bankiersvak betreft, bezig
houden. Zulke banken vindt men te
Chemnitz en te Breslau. Een stedelijke
hypotheekbank bezitten Dusseldorp en
Dresden. Spaarbanken en banken van
leening bezit iedere Duitsche stad van
eenige beteekenis.
Politie, brandweer, stedelijke admini
stratie en stedelijke statistiek worden in
de vier laatste hoofdstukken door autori
teiten besproken.
Door deze, uit den aard der zaak zeer
korte, opgaaf van den inhoud kan blijken,
welk een voortreffelijk boek Die
deutschen Sttïdte" is. Op 892 bladzijden geeft
het een schat van wetenswaardigheden
betreffende de voornaamste Duitsche ste
den. Een afzonderlijk deel van grooter
formaat bevat de verluchtingen, waarvan
ik, door de welwillendheid van den uit
gever, hier eenige proefjes kan geven.
Het boek is met de bekende Duitsche
degelijkheid bewerkt, en wie het zich
aanschaft, vindt er een schat van wetens
waardigheden in. In het bijzonder bur
gemeesters, gemeenteraadsleden en
gemeenteambtenaran zij de lezing aanbe
volen. Zij zullen in elk der
acht-entwintig hoofdstukken veel vinden, dat
hun blik verruimt en hen doet kennis
maken met toestanden en inrichtingen,
die in Nederland navolging verdienen.
A. W. WEISSMAN.
MiiiimmimiiiiiiinnilliitHlHliiiilllliiHiiiiiiHiliiiiiluiiiiiiilliiiiliiiiifii
uiterst volwassen inensch en een kind tege
lijk, een barbaar en een hoogst beschaafde,
een roekelooze en een gestrenge. Het willen
weten van zijn eigenlijkheid maakt hem tot
een bleekneus, meest ook zoekt hij daar een
stutje voor zijn onmacht. Wel kan een prin
cipe zich tot zoo stellige overtuiging in hem
ontwikkelen, dat hij erdoor gedreven worde
voor zijne handeling een houding te bepalen.
We denken bijv. aan Derkinderen. Dan zijn
er kunstuitingen, die naar den geest in ab
solute afzondering staan. Het oogenschijnlijk
abnormale kan dan een redeneerende toe
lichting wenschelijk doen zijn, om de nade
ring |te vergemakkelijken van de ontvanke
lijkheid der menschen.
Ook kan een kunstenaar zich bewust wor
den, dat zijn gewaarwordingen zich voort
bewegen ver van hun wereldschen oorsprong;
maar eerder dan een bewustzijn, zal het als
een plotselinge ontdekking zijn. In vroeger
tijden heeft de volbloed-fantast, Jeroen Bosch,
zijn visioenen vorm gegeven, wellicht buiten
het volle weten van het suggestieve vermo
gen, dat wij er nu in erkennen. Van Mander
ziet in de wonderlijke en machtige
gezichtsverbeeldingen van den boeren-Breughel vooral
de koddige verzinsels drolligheden" van
een grillige fantasie; hij bespreekt hem met
waardeering maar niet met het ontzag als bij
anderen en deze is toch wellicht met
Rembrandt de grootste onder de groote Neder
landers, om de breedheid van zijn visie en
zijn macht van uitdrukking. En een moderne :
Odilon Kedon, wiens scheppingen louter
hallucinatie's schijnen, bevolkt met wezens die
de gedaanten kunnen zijn uit een wereld
van sphinxen, weet van zijn arbeid geen
andere dellnitie te geven dan: je ne fais que
de Tart.
Alle kunst is uiting van sensatie; die den
kunstenaar vermogen te verstaan, zullen
vinden in zijn wijze en volkomenheid
van uiting, aard en verhetling zijner sensatie.
Ik gelooi werkelijk aan de welgemeendheid
waarmee deze schilders een gekozen ideaal
voor zich uithouden; zij bedoelen te streven
naar verinniging bij hun waarnemen der
werkelijkheid, schilderijen trachtend temaken,
die wat meer zijn dan verf op een aanlok
kende manier van doen uitgestreken. Alleen
ze moeten dat niet zeggen maar het tooaen.
Ze zullen wel erkenning vinden, ais zij iu
daa l van de diepte hunner overtuiging komen
blijk geven. En die is nog wel niet tot vol
doend* kracht uitgewassen!
Onder deze drie is Nauninga wel de
voordeeligste verschijning. Hij exposeert ook
het ruimst, maar al zijn inzendingen staan
volstrekt niet op gelijke hoogte. Hij heeft
ecater wat men noemt vele gelukkige
oogenblikken, wel 't meest waar hij zich van de
olieverf bediend heeft, maar toch ook in sommi
ge zijner pastels. Hierin blijft hij echter veelal
veraf van klaarheid in uitdrukking: rnetetu
teekenen in vaag-tastende lijnen en rullige
kleuren, vooral in de buiteustudie's
zijn ze vaak van een bijna haveloos uitzien.
In zijn schilderen, van een nog wat stame
lende techniek, doet hij zich 't best kennen
en wel als een schilder met keurig-delicate
neigingen. En stemming is, ook in sommige,
pastels, onmiskenbaar aanwezig. Zijn tallooze
krabbels zijn niet van dien aard om bijzon
derlijk opgemerkt te worden. Over Isaacson