Historisch Archief 1877-1940
K*. 1463
WEEK
DE AMSTERDAMMER
. 1905,
YOOR NEDEKLAND
O 13. cL e r recLa.oti©
Dit nummer berat een bijvoegsel.
J'. IDE KI O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WABENDORF, Héerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden , f 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail n 10.
Afconderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/«
Bit fcbd U verkrijgbaar kiosk 10 Boulevard d« Capuciaes tegeDorer lut Grand Café, te Parijs.
Zondag 18 Juni.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel » 0.40
Annonce» uit DuiUchlmnd, Ootteirijlc en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door défirm»
R L" DOLK MOSSS te Keale» ra door tUe filialen dezer firma. De prijs per regel i» 35 l'feauig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Afzon
derlijke scholen voor meer dan gewoon be
gaafde leerlingen een eisch van onzen tijd ?
door H. Cannegieter Tz. Een middel tot
woningverbetering, zonder bezwaar van rijks- of
gpmeente-financiën, II, door M. P. de Clercq.
FEUILLETON: De vader van de. bruid. Naar
het Engelsch, van Charles Moreau Harger. ?
KUNST EN LETTEREN: Eere wien eere
toekomt, door K. Bes. Le Serpent noir'',
van Paul Adam, door H. A. Het Enchiridion
van Epictetiic, door Geerten Gossaert.
VOOR DAMES: Japansche vrouwen en
vrouwenrechten, van Eduard Kloeke.
Allerlei, door Caprice. Larensche Kunst
handel, (N. van Harpen), met afb., door
N. v. M.?Stoepen en Daken, I. door J.W.N.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO
NIEK, door D. Stigter. Vrijheid van
Drukpers in Ir die. Prins Arisugawa, met
portretten. DAMRUBRIEIÜSCHAAK
SPEL. ADVERTENTIËN.
Afzonderlijke scholen voor meer dan gewoon
teptffle letrlien een eiscli yan onzen tijd 11}
"Wanneer tegenwoordig gesproken of ge
schreven wordt over afzonderlijke scholen
voor de een of andere categorie van leer
lingen, dan betreft het altijd min of meer
speciale vakscholen of scholen voor die
leerlingen, welke door eenige oorzaak min
derwaardig zijn te midden van de gewone
bevolking der scholen.
Beide soorten van scholen hebben hun
groote waarde. En zeer terecht gaat men
beproeven om van die betrekkelijk minder
waardige elementen door afzonderlijke be
handeling te maken wat er van te maken
is. in beide gevallen betreft het scholen voor
leerlingen, die bij de gewone regeling van
het onderwijs niftt ^datgene krijgen, waarop
zy recht hebben. Er zijn echter nog andere
elementen onder de groote bevolking der
gewone scholen, die er tot schade voor allen
onder lijden, dat hetgeen hun geboden wordt
niet past bij hun aanleg.
Daar zijn er onder van zeer verschillende
aanleg en neigingen, minder dan middel
matig begaafden en meer dan gewoon be
gaafden. Die allen moeten naar n systeem
door n zelfde groep leeraren onderwezen
worden en aan n minimum van kennis
voldoen. Het onvermijdelijk gevolg is, dat
de middelmatigheid zegeviert, dat de
geheele school en haar onderwijs een stempel
van middelmatigheid draagt. En dit in steeds
sterker mate, naarmate het onderwijs verder
voor het elementaire onderwijs afstaat, dus
het ergst op Gymnasium en H. B. School.
De middelmatigen voelen zich bij dien
toestand zeer wel; maar de meer dan gewoon
begaafde en de buitengewoon begaafde
leerling?
Ieder leeraar weet het en in geschrifte
wordt het telkens uitgesproken, dat deze
leerlingen lijden op de school omdat zij in
een omgeving van middelmatigheid mis
plaatst zijn. Zij blijven steeds hongeren
naar meer dan hun geboden wordt en be
hoeven zich niet in te spannen om mee te
komen. Door dat geestelijk niet verzadigd
worden, atrophiëert hun vermogen, door
het niet noodig zijn van inspanning ver
liezen zij de macht om zich in te spannen
en er wordt niet van hen, wat zij konden
worden.
En dit tot verdriet voor zich zelf en tot
schade voor het geheele volk. Want het volk
heeft behoefte aan menschen, die boven de
middelmaat staande, leiding weten te geven
aan het geheele geestelijk leven van het
volt. Het volk heeft er recht op, i'at zijn
toekomstige leiders zorgvuldig worden op
gevoed.
Natuurlijk vinden vele buitengewoon be
gaafde leerlingen buiten de school dien
steun, dien de school hun niet geven kan,
en worden tot wat zij door hun aanleg
bestemd ziju. Doch hierop mag men niet
rekenen : de school moet zien dien steun
ie geven.
Men beweert, het ijenie vindt zijn weg
wel. Dit mag dikwijls het geval zijn, doch
dan is het altijd door een of ander toeval,
dat het genie aan zichzelf wordt geopenbaard.
Als dit niet gebeurt, en dit is veel vaker het
geval, blijft het slapen om nooit te ontwaken.
Niet het toeval echter moet hier de grootste
steun zijn, de school moest mee kunnen
werken om het genie tot ontwikkeling te
brengen. En al vindt het genie dan soms
per slot van rekening zijn weg, geen mensch,
zelfs niet een genie is zoo sterk, dat hij
niet vaak een stoun zou behoeven.
Maar verreweg de meesten, die boven de
middelmaat staan, zijn geen genieën, doch
slechts meer dan gewoon begaaf J, hoogstens
hebben zij een talent voor iets. Dezen
misschen nu eenmaal het geniaal intuïtieve
voor het genie, en vinden hun weg niet
zonder dat deze hun gewezen wordt. Zij
loopen het meeste gevaar om door de mid
delmatigheid der school ook tot het middel
matige kunnen naar beneden getrokken te
worden. En juist aan die menschen wier meer
dan gewone begaafdheid tot volle ontwik
keling is gekomen, heeft liet volk behoeftp,
niet aan genieën.
Het is dus een echt volksbelang, dat er
getracht wordt de ontwikkeling van dat
meer dan gewone mogelijk te maken en te
leiden.
De oplossing dezer quaestie ?
Velen constateeren eenvoudig de fout
van den bestaanden toestand, zonder er een
middel voor te vinden.
Anderen zoeken de oplossing in een groo
tere vrijheid en rekbaarheid van de eischen
voor het leerplan en in afschaffing der eind
examens ; doch alles in het verband van
ne school. Zeker zullen deze
v.randeringen goede vruchten kunnen dragen, maar
de bijzondere en buitengewone aanleg van
den leerling zal zich toch niet geheel vrij
kunnen ontwikkelen, tengevolge van het
algemeen schoolverband, het samengaan met
de middelmatige elementen. Het bezwaar
van den tegenwoordigen toestand blijft be
staan en de voor de ontwikkeling van den
meer dan gewoon begaafden leerling zoo
noodige eenheid in richting van onderwijs
blijft onmogelijk.
Een derde oplossing der quaestie is, dut
men afzonderlijke scholen voor de boven
de middelmaat staande leerlingen inricht.
Met andere woorden en in ander verband
heb ik dit reeds vroeger uitgesproken. Nu
verandering van onze schoolorganisatie toch
binnen kort of lang te wachten is, zou het
zeker niet ongemotiveerd zijn, te trach
ten of men niet tegelijkertijd onze school,
voornamelijk de M. I. School, ban bevrijden
van die alles nivelleerende middelmatigheid.
Het is waarlijk niet zóó moeilijk om een
systeem van op elkaar volgende en naast
elkaar staande scholen in het leven te roepen,
waardoor voortdurend gelijksoortige elemen
ten van de anderen worden geschift, welke
scholen dan ten slotte eindigen in scholen
die de leerlingen slechts dan opnemen wan
neer door zorgvuldige schifting werkelijk
een betrouwbare meer dan gewone begaafd
heid gebleken is. 2)
Maar men kan denken dat er toch gevaren
aan zulke scholen verbonden zijn, n.L het
gevaar, dat zij jeugdige verwaandheid
kweeken, waardoor de waarde voor de
grootere begaafdheid der leerlingen zou
verloren gaan, en het gevaar dat door eer
zucht der leeraren en leergierigheid der
leerlingen de leerstof opgedreven zal worden
en jeugdige geleerden zullen gevormd
worden wier geleerdheid onvruchtbaar
weten is.
Of deze gevaren denkbeeldig zijn of niet,
hangt er eenvoudig vati af, of men zulk
een schoolorganisatie principieel wil door
voeren om der wille van het beginsel alleen.
Daar de meer dan gewoon begaafde
leerling groote behoeften heeft aan opvoe
ding van het verstand, hangt bij zulk een
afzonderlijke school het welslagen geheel
af van den enkelen leeraar, zoowel als van
het geheele leeraarscollege.
Men zou kunnen spreken van afzonder
lijke scholen met buitengewoon begaafde
leeraren. Het leeraarschap aan zulk een
school zou voor den werkelijken leeraar
het hoogst bereikbare moeten zijn. Niet
geldelijk, doch omdat het de hoogste erken
ning zou zijn van zijne paedagogische en
didactische gaven. Die leeraren, die blijk
hebben gegeven een ruimen blik te hebben
op elk gebied, niet het minst op wetenschap
pelijk gebied, en bewezen hebben, dat zij
vóór alles opvoeders kunnen en willen zijn,
kunnen aan zulk een school gebruikt wor
den. En of zulke leeraren niet in staat zou
den zijn om verwaandheid bij hun leerlingen
te voorkomen en het gevaar van
geleerdheiddoenerij te vermijden 'i Zij weten toch,
dat de buitengewone aanleg van een kind
niet zoozeer vraagt naar veel weten om tot
zijn recht te komen, maar naar een meer
dan gewone behandeling van alles, zelfs van
het eenvoudigste, naar een anderen blik
op alles, dan gewoonlijk gegeven wordt.
Het is de zedelijke invloed, die van dit
onderwijs zou uitgaan, welke het geheel
afzonderlijke karakter van deze school be
paalt. De leerling zal daardoor ontwikkeld
worden tot meerder kunnen in de toekomst,
zijn blik zal dieper en ruimer worden en
het bewustzijn van zedelijke kracht lang
zamerhand gewekt worden, /onder twijfel
wordt dan ons onderwijs bevrijd van zijn
doodende middelmatigheid, de middelma
tigen kunnen beter tot hun recht komen,
en de meer dan gewoon begaafden tot zegen
voor zich zelf' en het geheele volk zich
harmonisch ontwikkelen.
Natuurlijk moet aan zulke scholen geen
leerplan worden opgedrongen en moeten zij
vrij zijn van examens. Immers het leeraar
schap en leiderschap moet, buiten politieke,
kerkelijke of persoonlijke overwegingen
staande, een zaak van vertrouwen zijn,
waardoor voorschriften onnoodig worden.
Slechts de meest absolute vrijheid van
denken, slechts de absolute neutraliteit van
menschen die een diepe eigen overtuiging
hebben, kan echter zulko scholen tot een
zegen maken. De geringste poging om een
bepaalde richting van denken te doen
overheerschen zal hier nog meer dan bij andere
scholen haar vernietigenden invloed op de
opvoeding van het geheele volk doen gelden.
1) cf. J. Petzoldt. Sonderschulen für
hervorragend Befahigte. Teubner 1905.
2) cf. Schr. Over heden en toekomst van
het gymnasium.
Volgens den schr. zouden deze afzonder
lijke scholen het karakter van een humanis
tisch, doch zeer van het tegenwoordige
afwijkend, gymnasium moeten dragen.
Aanvaardt men echter deze voorwaarden,
dan zijn deze scholen een rechtvaardige
eisch van den tijd.
Den Haag. H. CASNEOIETEK Tz.
Een midüel tot woningverbetering,
zonder bezwaar van rjjks- of
gemeente-finantiën,
door M. P. DE CLERCQ.
II.
Zoo stuiten dan de plannen van groote
uitbreiding van coöperatief- wonen, als rakende
de bedoelingen der voorschriften van de
Woning- en Gezondheidswetten, ook al weer
op het bezwaar van kapitaal, evenzeer als
de verbe'eringen in bestaande toestanden en
h^t in het leven roeaen van nieuwe ver
enigingen, vennootschappen en stichtingen
uitsluitend in liet belang van verbetering
der volkshuisvesting werkzaam.
Daarom zijn er nu twee wegen open, die,
vooral met het oog op de nadering van l
Augustus li'Oö, beslist aansprauk maken op
onverdeelde aandacht van iedereen.
Of er zullen hier en daar eenige verande
ringen ten goede plaats hebben, waardoor
aan de voorschriften der meergenoemde
wetten in zooverre voldaan wordt, als het
niet te veel geld kost en voor de rest blijft
alles kalrnpjes zooals het was.
Of er zal flink en waardig opgetreden
worden, geheel naar eisch der bedoelde
wetten, zoodat na een niet al te lang tijds
verloop, alle misstanden in het wonen tot
bet volmaakt verledene bebooren.
Nu weet ik zeer goed, hoe de eerste weg
door de meesten gekozen zal worden, ja geef
zelfs toe, dat dit het meest wenscheiijk is,
indien geen afdoend middel kan gevonden
worden voor de (inantieele bezwaren, als
voren omschreven.
Ja, die weg is, in de gegevene omstandig
heden zelfs aan te bevelen, want de andere
zal in een kort tijdsverloop de belastingen
dusdanig verhoojren, dat hij onmogelijk ter
bewandeling blijkt en dan is het waarlijk
toch het beste, hem liever in het geheel
niet te betreden.
Daartegenover staat, dat liet in dit geval
toch wel wat erg dwaas geweest is, die wetten
tot stand te Drenken, te meer omdat iedereen
moet erkennen, dat zij zoo geheel en al met
de meest mogelijke zorg en toewijding be
handeld zijn.
Onder alle rangen en standen der maat
schappij is voortdurend het woningvraagstuk
een der voornaamste sociale kwesties gewor
den, want wonen moet iedereen en de
nadeelige invloed op de gezondheid der slecht
behuisden, door dat onmenschwaardig ver
blijf, is algemeen erkend wel degelijk ook
ongunstig te werken op het welzijn der naar
behooren wenenden.
Ik moet hierop eer te veel dan te weinig
wijzen, om eenige sympathie te kunnen
krijgen voor het middel dat ik nu ga om
schrijven, om het aan het hoofd hiervan
gemelde doel te bereiken.
Want alleen dringende noodzakelijkheid
zal het genade doen vinden in de oogeii van
duizenden.
Het is gegrond op iets wat juist in den
tegenwoordigen tijd veel afgekeurd wordt.
Waarom precies, is onmogelijk na te gaan,
maar dat doet er ook niet toe, het feit is
onloochenbaar, hoe vooral collectief het up
to date" is, de loterij spel te noemen, dat
althans vanwege de rogeering ni 't mag wor
den aangemoedigd, zoodat er meermalen
stemmen zijn opgegaan, dat de NTederlandsche
staatsloterij langzamerhand afgeschaft moet
worden.
De verontwaardiging van menigeen, ja van
het rneerendeet zal daarom niet uitblijven,
bij het vernemen dat iemand het snoode plan
durft opperen, om een groot sociaal belang
te gaan bevorderen door loterij.
Erkend moet het worden, hoe dit thans
vooral van eene groote brutaliteit getuigt,
van daar dat ik begin met mijne veront
schuldigingen aan te bieden en alleen de
verdere aandacht voor de nadere omschrijving
van dit denkbeeld mag vragen, omdat ik wel
durf beweren, dat geen ander middel te
vinden is en juist daarom de noodzakelijkheid
van nu eindelijk eens afdoend te kunnen
handelen, wat omslachtiger heb aangetoond,
dan anders wel noodig ware.
Ware er niet zulk eene tegenkanting tegen
de staatsloterij, zoo kon mijn denkbeeld erg
gemakkelijk uitgevoerd worden. Het aantal
loten kon dan worden verdubbeld en zou
zeker afname vinden, want hoe dikwijls kouien
de collecteurs geen loten te kort!
Mocht 21,000 meer, te veel zijn, zoo ware
het aantal naar dra te blijken vraag te ver
meerderen, want dat er meer te plaatsen zijn,
dan er nu verkocht worden, zal niemand
ontkennen.
Van die meerdere loten, waarvan de trek
king geheel ovtreenkomstig met-of in even
redigheid van het sedert zoovele jaren
bestaande plan moest geschieden, is uit
bekende kortingen van 15 en 10 procent,
door de drie jaarlijksche trekkingen, spoedig
een aardig kapitaal te formeeren, dat telkens
aan eene speciaal daarvoor zijnde commissie
afgedragen moest worden. Dit kapitaal wordt
dan in weinige jaren een flinke som, die uit
vrijwillige betalingen verkregen is, want
niemand behoeft mee te doen in de staats
loterij en evenmin is daarvoor reclame noo
dig, bij grooter debiet van loten als dit nu
het geval is.
Zoodoende is er nog wel niet dadelijk zulk
een schat van geld, als er voor de goede uit
voering der Woning- en Gezondheidswetten
noodig is, doch die geleidelijke-uitvoering
kon dan geschieden, naarmate de bedoelde
commissie de fondsen daarvoor in kas kreeg,
en zouJe gaandeweg de beschikbare middelen
steeds belangrijk grooter worden, door het
toevloeien van geld van twee kanten in de
kas, n.l. voor de verhooging der staatsloterij
en van de inkomende rente en aflossingen der
geleende gelden.
Iedereen kan narekenen, boe dat woning
fonds, na verloop van niet eens zoo onmoge
lijk veel jaren, een belangrijk staatsfonds zou
uitmaken, waardoor Nederland alle misstan
den kon wegnemen en voorkomen, in zake
de huisvesting.
Dat zulk een fonds geheel afzonderlijk
beheerd moet blijven, evenals dit b.v. met
de Rijkspostsj aarbank het geval is, ware
natuurlijk eene vast te stellen voorwaarde, die
gemakkelijk te handhaven zoude zijn.
Doch, als reeds gemeld, zulk een plan is
onuitvoerbaar. Voor eenige jaren, toen de
staatsloterij nog geen ergernis opwekte, ware
het mogelijk dit in ernstige overweging te
nemen, doch nu er reeds van hoogerhand
stemmen zijn opgegaan, om de trekkingen
eerst te verminderen en daarna geheel te doen
ophouden, welk denkbeeld inderdaad nog al
bijval mocht ondervinden, zou het immers
waatlijk veel te dwaas zijn, om die te willen
vergrooten, zij het dan ook als middel ter
bevordering der volkswelvaart, door, als
dring jnd noodig erkende, verbetering der
volkshuisvesting.
Wat echter, door den loop der omstandig
heden, voor den staat onmogelijk gemaakt
is, heeft evenwel toch nog reden van bestaan
voor particulieren.
Als voorbeeld kunnen daarvoor dienen, de
loterijen die in Nederlandsch-Indiënog steeds
de goedkeuring van het gouvernement ver
krijgen, indien zij een weldadig doel be
vorderen.
Er is toch waarlijk geen enkel argument
te beide te brengen, dat voldoende motiveert,
waarom iets dergelijks in Indiëwel toegelaten
zoude mogen worden en in Nederland niet.
Ook kan niet ontkend worden, dat geld
ter leen geven ver beneden de rente, die in
gewone omstandigheden als normaal te be
wijzen is, niet als bevordering van een
liefd.ulia doel aangemerkt mag worden.
Pus boezeer dan ook velen heftig tegen
loterij gekant zijn, de duizenden die er hoe
genaamd geen kwaad in zien en den finantieel
zwakke de gelegenheid niet ontnemen willen,
ook een kans op meer bezit te kunnen
koopen, voor een betrekkelijk klein deel van de
vruchten van eigenen arbeid, mogen toch ook
wel een duit in het zakje gooien.
Bovendien, die besliste tegenstanders mogen
er geheel buiten blijven. Onaangenaam kan
het iemand waarlijk nooit zijn, indien wettig
erkende verbeteringen plaats mochten vinden,
zonder dat zijn of haar aanslagbillet daardoor
wordt verhoogd.'
Hoe zulk eene loterij precies ingericht
zoude moeten worden, is iets van later zorg,
want eerst dient de principieele kwestie
uitgemaakt te worden, of' dit middel wel het
goede is, iets waar de ontwerper van het
denkbeeld buiten moet blijven, want ware
zulks zijne overtuiging niet, zoo bracht hij
het natuurlijk niet te berde.
Echter behoort het wel degelijk tot de
taak van den ontwerper, zulk een plan eens
verder uit te werken, want al is zoo goed
als zeker aan te nemen, dat er later tal van
uitstekende wijzigingen zullen gemaakt wor
den, in de eventueele praktische toepassing
van dat ontwerp, toch dienen er cijfers te
zijn, die het te verkrijgen resultaat afdoende
als der moeite loonend aanwijzen.
Allereerst moet er voor gezorgd worden,
dat de zaak onbetwistbaar solide zij en, zon
der eenig \oorbehoud, ook als zoodanig alge
meen bekend raakt.
Gemakkelijk is het niet. doch mogelijk wel.
Wanneer de xaak in handen komt van be
paald erkend solide personen, die alle maat
regelen willen nemen die mogelijk zijn, om
iedereen van de besliste soliditeit in alle
opzichten te overtuigen, daartoe zelf controle
op ongezette tijden eischen en al het geldelijk
beheer boven een zeker bedrag, in handen
stellen van minstens drie verschillende be
langhebbenden te samen, zo > wordt daardoor
een onbeperkt vertrouwen verkregen.
Dit eerste begin moet niet te licht geacht
worden, want het is de basis, waarop het
welslagen der geheele onderneming steun*.
Hierbij mag wel niet uit het oog verloren
worden, hoe de Rijkspostspaarbarik en de
Staatsloterij haar bekend welslagen te danken
hebben, aan het onbeperkt vertrouwen, dat
door redereen aan die instellingen
ge-chonken wordt en dat er bovendien nog tal van
particuliere maatschappijen en stichtingen
zijn, die een onbeperkt crediet genieten, omdat
haar beheer daartoe zonier voorbehoud aan
leiding geeft.
Alleen van die abnolute soliditeit, zoowel
wat de volslagen zekerheid betreft van strikt
onpartijdige trekkingen (vooral openbaar
plaats te doen vinden eri zoo officieel moge
lijk) alsook van dadelijke prompte uitbetaling
der prijzen, hangt de levensvatbaarheid van
dit denkoeeld af.
Het verdere is slechts bijzaak.
Daarom kan er niet genoeg op gewezen
worden, het zoo hoog mogelijk houden van
den goeden naam eener eventueele Loterij
ter verbetering van bestaande woningtoe
standen", van het eerste begin af aan, tot in
lengte van dagen.
Maar dan behoeft ook waarlijk niemand
er een oogenblik aan te twijfelen, dat er na
een waarlijk niet al te lang tijdsverloop, vol
doende kapitaal in handen van het bestuur
der genoemde loterij zal komen, om alle
misstanden in de volkshuisvesting; te doen
verdwijnen en zoowel in de steden als ten
plattelacde slechts mensonwaardige voningerr
te kunnen aanschouwen, geheel voldoende
aan de niet genoeg te waardeercn voorschrif
ten der .Nederlandsche woning- en
gezondbeidswetten.
Dat toch niemand hieraan, zelfs maar een
oogenblik, twijfele ! '(Slvt volgt).
lliiiitiilitiiittmiitmumiiumitii'.mmtmtnmmtmmmtiiMiiii
Eere wien eere toeïomt.
Behoort De Nachtwacht" tot die schilde
rijen, waarop men niet uitgekeken raakt,
toch maakte ik mij de laatste weken meer
malen op, om dat meesterstuk alweer aan
dachtiger te bekijken. En dat had zijn reden,
gewapend als ik was met dat onlangs in dit
blad verschenen, blijkbaar zoo simpel uit
ziend artikel, dat mij mair niet wou los
laten: De schilderij van Rembrandt de
Nachtwacht beschouwd door een oud-scherp
schutter". *)
Die bescheiden man, zijn naam noemend
noch zijn schrijven onderteekenend, alleen
lijk zijn allermerkwaardigste vondst 7,00 maar
leukw-eg publiceerend; die verduivelde kaerel
zoo dacht ik en zet het daarom ook hier
maar zoo vierkant neer zou die het dan
eindelijk gevonden hebben ?
De bijnaam Nachtwacht", en Hollanders
zijn allesbehalve vreemd aan het geren of
uitdeelen van bijnamen, laten we daar; maar
is het dan toch niet curieus, zich ruim twee
en een halve eeuw het stuk dateert van
1032 in de voorstelling dier schilderij ver
gist te hebben? Als een wolk van getuigen
ware een lange naamlijst te noemen van
kunstenaars, liefhebbers en kunstkenners,
die in den loop der tijden het gewrocht aan.
het uitvoerigst en scherpzinnigst onderzoek
onderwierpen, en toch maar niet anders ia
de afbeelding konden zien en ontdekken, dan
het conterfeitsel valr, een optrckkmil of uit
rukkend gezelschap naar het een of ander
schietterrein. En ziet, we kunnen het nu
weten, datzelfde gezelschap, dat
schuttersvendel onder commando van kapitein Frans
Bannink Cocq, is niet alleen op de plaata
van bestemming, op het kampveld aange
komen, maar op het moment door dm
schilder gekozen, zelfs druk bezig met
prijsof doelschieten.
En waar gedurende zulk een belangwek
kend tijdsverloop tijdgenoot en nazaat, land
genoot en vreemdeling zich letterlijk blind
gestaard hebben op het onderwerp, daar komt
eindelijk gelukkig en juist bijtijds de ont
hulling, de oplossing van het raadsel. Want
meer dan onvergeeflijk zou het zijn, wanneer
althans een volgend jaar niet ieder inwoner
van het Land van Rembrandt", tot het
kleinst schoolgaand kind toe, precies zou
weten te vertellen, wat or op Rembrandt's
wereldberoemde schilderij stond ofte zien was.
En daarom : eere wien eere toekomt! En
laat ons gulweg en ronduit bekennen, we
hebben ons tot dusver, de een den ander
napraten i, in het onierwerp, de beteekenis
of voorstelling der bedoelde schilderij, deerlijk
en leelijk vergist.
Ja, het is dikwijls den eenvoudigen geopen
baard, en onze oud scherpschutter neme, vooral
die ontboezeming op in den goeden dn, waarin
ze bedoeld is. Hoe bescheiden is het door hem
ingenomen standpunt! Dat praat niet over
compositie of ordonnantie van het stuk, noch
over kleur, toon of koloriet, noch over licht
en brui;;, noch over opvatting, voordracht
of uitvoering, noch over eenige hoedanigheid
of kwaliteit, die men tot het speciaal
Rembrandtieke zou kunnen terugbrengen; maar
dat bepaalt zich, opmerkelijk als uitsluitend,
tot datgene wat de schilderij verbeeldt.
Oppervlakkig redeneerend zal men allicht
zeggen: nu ja, welk wonder steekt er eigen
lijk in, dat een schutter en nog wel een
oud scherpschutter ons de beteekenis van
een schutter- of doelenstuk verklaart? Het
is immers een herhaling van den veefokker
voor den Stier van Potter" of van den
schoenmaker voor de schilderij van Apelles?
Toch doet dit niets af aan het feit, dat
we na jaren en jaren zoekens en radens, en
voorlichting van deskundigen zelfs, gedwaald
hebben, en eerlijk gesproken eerst nu achter
de bedoeling des schilders zijn.
Daarbij is de situatie of de aanwijzing van
de plaats, wuür de schutters zich bevinden
op de schilderij, en de verklaring; wat ze
daar, figuur voor figuur doen of uitvoeren,
zóó duidelijk aangegeven en zóó aannemelijk
voorgesteld, dat men, met het bewuste artikel
in de hand voor het doek zittend, onpartijdig
moet uitroepen: Rembrandt's bedoeling kan
geen andere geweest zijn.
De redactie van het Weekblad zal er al
licht niet toe komen, herdruk bij herdruk
van het betrokken artikel op te leggen;
maar mocht men het bedoeld exemplaar
van de Groene" nog in zijn bezit hebben,
of er een machtig kunnen worden, laat men
er zich eens mee naar het Rijksmuzeum en
rraar de Rembrandtszaal spoeden, om zich
zelf te overtuigen.
* *
Het schuttersvendel niet langer op marsch,
zooals men altijd heeft gemeend, maar al
aan
*) Zie het no. van 23 April.