De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 18 juni pagina 3

18 juni 1905 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 1460 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. de fragmentarische vertaling van Marcus Aurelius door dr. Leopold, den beminden leermeester, den beminnelijken dichter, is lezeis van de XXe Eeuw redds bekend. Hopen wjj dat weldra eene volledige, die ?wellicht reeds ter schrijftafel ligt, 's keizars bewonderaars -een «enot van langer adem, 's vertal-ers .critici den stof tot ingaander bespreking moge verschaffen. Het aiuless deel .houdt ite overzetting van Arrianus' Manuaal der Epietetische wijsheid van de hand eens" ongenoemden, velen niet onbekenden leerling van dr. Leopold en het is dit werkje dat wij wat uitvoeriger wenecliun in te leiden. is wrellicht sterker bewijs van de groote belangrijkheid «ener zaak dan dat zij, geboren buiten contact met de uiterlijk-groote gebeurtenissen der wereld nochtans die wereld verovert. Wees, als keizer, de grootst denkbare nulliteit, zoo .kunt ge echter op uw onvervieemdbaar plaatsje, zoo al niet in de harten der meuschea, dan .toch in de hoof len van aller eeuwen examinandi staat maken. Anders de phüosoof. Hem redt geen uitwendige belangrij k hei<l van de vergetelheid, maar indien 'hij. als Epictetus,de manke proleet, ofschoon de elkaar weersprekende berichten omtrent zijn leven nauwelijks het naslaan waard .zijn en een anecdotisch torment aan het been 2) de meet-machine is voor zijner tijdgenooten athtïng, nochtans sommigen der mttiemendste auteurs van anderhalfduizen l ja ir later zóó biheerscht, als n Kochefoucauld n Feuchtersleben-èn Pa«cal n Vauvenargu.es ' beheerscht zijn dan heeft lüj inderdaad de tol der «terielijkheid cijnsvrij gepasseerd en kunt gij zeker z'jn dat een kennisaak'ng met zijn werk u niet nutteloos zijn zal. I>e Stoa, waarvan Eptctetus mij de voor treffelijkste vertegenwoordiger toeschijnt, is .geenszins de verzamelnaam voor een aantal .lang-vergeten meeningen van lang-doode zonderlingen, doch de historische aanduiding voor dat moment in de geestesgeschiedenis der rmenwhheid ak des mensehen, 't welk de mechanica als het doode punt eener cirkel beweging pleegt aan te duiden. Warmeer na de tijdperken van groote gees telijke werkzaamheid noodzakelijkerwijze een verslapping intreedt, blijft van de dichterlijke drieeenheid der levenskrachten : hope, love and aelf-esteenV' slechts de laatste actief. Self-esteem, zelf-achting, zelf-bezit als gevolg, ziedaar den inhoud der Stoa. Over het wezen der Stoi'stische Wijsbegeerte is zeer veel geschre-ven en de meeningen zijn veelvoudig -en verward. Het schijnt mij toe dat vooral de historische nabijheid van het Christendom hieraan schuld heeft. Beide toch, Stoa en Christendom, prediken eene askeeze, en het is de opervlakkig groote gelijkenis dezer heide soorten van askeeae die tot hare verwarring heeft aanleiding ge geven, waar zij in werkelijkheid grondverscheiden zijn. D.e askeeze van het Christendom komt voort uit negatie der wereld en is dus princi pieel. De Stoa echter redeneert aldus: Wanneer de periodieke vermindering der scheppings kracht intreedt, worden de verschijnselen (of dingen) waarin de geest der menschen zich openbaarde, die zij diH uit kracht van zichzelven bezat, tot absolute realiteiten voor de later-lavenden, bij 't bezit vrees, bij 't verlies smart verwekkend. Dan is .het eenig redmiddel zich tijdelijk tot datgene te beperken, wat men zond ir sourt ver\ie.:en kan, of anders ge '.egd, totdat wat men ideëel, eeuwig en onverliesbaar bezit; en dit weer is:Slecht9 een omschrijving van het bewaren der individualiteit, het zelfbezit, de zelfachting." Alzoo is de askeeze der Stoa aeci lenteel: Kunt gij een vrouw bezitten, dat wil zeggen; haar verliezen, welnu, trouw haar (cap Vil), want daaruit dat gij ze materieel verliezen kunt blijkt dat gij haar wezenlijk bezit, niet zij u. Een practische toepassing dus van het Helleensche, dut z^jn waartoe de heilige en algoede natuur ons de faculteiten gegeven heeft, niet minder, niet meer, niet anders. Want, het bestaande is deels in onze macht, deels aiet" en de vraag wat in onze macht is, wat niét is eigenlijk de eenige vraag wier beantwoording van belang i-!. Daarom heeft het Stoïsche ten slotte ook geen neer drukkenden invloed. Lang blijven vertoeven jn de Stoa (kan iaën zeggen) is onmogelijk ; noodzakelijk echter is het er te hebben ge auditeerd. Door deze enkeivouJigheid der grond/raag wordt ook liet stijlwezen beheerscht. Arria nus was, zooals ook uit zijn andere geschriften blijkt een overwegend receptieve geest en Epictetus is hierin gelukkiger geweest dan Socrates, dat men dd uitspraken die op zijn naam staan ook werkelijk als van hem en ongeveer zóó van hem afkomstig raag rekenen. Naarmate nu een betoog abstracter is en om minder hoofdpunten gaat, zal de stijl dit moeten vertoonen door een zuiverder even wicht der ziusdeelen en een zekere macies''. Ontbreekt deae, zoo ontstaat de duisterheid die de geschriften van b.v Hegel ongenietbaar maakt. 'Daarentegen, wordt er, als door den geschiedschrijver, den romanticus, meer van de wisselende objecten gehandeld, zoo dient van die uber'.as' te worden aangetroffen j welke Cicero aanprijst. De stijl van het Miriitaal behoort tot de eerstaangeduide soort, en is daarin bijtia vol maakt. Aardig is het wellicht, tegenover deze tegenwoordig algemeen erkend j waarheid het oordeel te hooren van een autoriteit als iftmiiifffNifiiirmmiiiiimiMiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiijiiiiiiiintiiiHiMimimmNiiiMKii YOOïi DAMEjïx Japsele iwn m Ynrawentóien. Naar het Dtiitsch, van EDUARD KLOCKE, (Tokio). Het voorstel van twee Japansche vrouwe lijke feministen, m«j. Utako luiai en niej. Haruko Kawamura, om toelating der vrouw tot politieke vergaderingen, tot kiesrecht en verkiesbaarheid voor het Parlement, richt den blik op de ontwikkeling van het vrouwen vraagstuk in Japan. Terwijl de Japansche vrouw zich vroeger slechts tot het intiemhuiselijk leven beperkte en als echtgenoote en moeder een bescheiden rol speelde en haar ge'.ieele vorming slechts op't aesthetische gericht ?was, op muziek en zang, litteratuur en dichlkunjt, op 't bloemen schikken en 't zich bevallig gedragen,'ontmoeten wij haar nu menigmaal in 't openbare leven en in concurrentie met den heer der schepping. By den aanvang en het einde van den school tijd ziet men, eveaals bij ons, de straten niet dichte scharen scholiersters gevuld, die onder vroolijk gebabbel, meest in groepen van meerdere vriendinnen, met haar botkenpakjes in een doek onder den arm, naar school gaan of huiswaarts keeren. De scholiersters ZÜn gemakkelijk te herkennen aan den don keren roodbruineh rok, die met linten boven de eigenlijke kimono wordt vastgebonden. De gewoonte oin dezen rok, den Ebichahakarna, te dragen is reeds oud. Van later tijd dagteekenen de lage leeren schoenen, de halve handschoenen en de evenals bij onze bakvischjes achter inden hals hangende dikke zwarte haarvlecht. Hoeden zitt men bijna nooit; daarentegen ontbreekt zelden de Euro peesche parapluie van de goedkoopste soort. Wat wordt van deze opgroeiende jeugd? Welke te oapen staan hier voorde vrouwopen? Voor wy deze vragen zullen beantwoor den, willen wij eens in 't algemeen den toestand der vrouw in Japan beschouwen. Het oude Japan kende geen vrouwenvraag stuk in onzen zin. Het eenige beroep van het vrouwelijke geslacht bestond hierin: te trouwe of .liever uitgehuwelijkt te worden. Dd vrouw goid als een minderwaardig wezen en w-as er slechts om den man te dienen. Kaibana, de Japansche moralist, schrijft o. a.: Naar men zegt, is het bij onze voorvade ren gewoonte geweest, een meisje na haar geboorte op den grond neer te leggen e« gedurende drie dagen daar te laten liggen. Ook hieruit ziet men, hoe de man bij den hemel, de vrouw echter bij de aarde is te vergelijken. En deze gewoonte moest de vrouw onder 't oog brengen,in de eerste plaats haren echtgenoot te gehoorzamen en ten tweede tevreden te zijn met haar nederige standplaats. Ze zij verre van hoogmoedig, zelfs wanneer haar handelingen lof verdienen. Wanneer zij in eenig ander op'.icht te ver gaat en schuld op zich laadt, moet ze tot inkeer komen, haar fouten herstellen, en zich zoo gedragen, dat ze niet in't openbaar wordt besproken. Zonder morren en erger nis moet zij den spot van anderen ondergaan en met geduld en lijdzaamheid verdragen. Als een vrouw volgens deze voorschriften leeft, zal haar huwelijksleven vol harmonie en duurzaam zijn en haar huisgezin zal een tooneel van vrede en eendracht opleveren." Op een andere plaats van zijn geschrift : over liet hoogere kennen der vrouw" zegt dezelfde wijze man: Een vrouw heeft geen bijzonderen meester. Zij moet haar echtgenoot als haren meester beschouwen en hem in allen eerbied en dee moedigheid dienen; ze mag hem niet ver achten of lichtvaardig over hem deuken.. .. Zelfs niet in den droom mag zij aan jaloersehheid denken. Is haar man losbandig, dan moet zij hem zijn verkeerd gedrag voor oogen houden ; nooit echter mag zij zich door haar toorn laten overmeesteren of aan haar ergernis den vrijen loop laten?Is haar man driftig of onverstandig, dan meet ze zich beheerschen en op zachteu toon met hem spreken. Wil hij niet naar haar hooren, dan late zij eenigen tijd voorbijgaan, en vermane hem dan later weer op een zachte manier. Nooit echter toone zij een knorrig gezicht of spreke op heftigen toon. Drievoudig is de plicht der gehoorzaamheid voor een vrouw. Als kind gehoorzaamt zij den vader, als vrouw haar man en als wedu.ve haren oudsten zoon." Kaibara was een Confueiaanseh gelterde der zeventiende eeuw; maar zijn leer leeft heden noch in 't volkshart. Toen b. v. de groote philosoof van Mita", Fukuzewa, de hervormer van het geestesleven der Japan ners, in 1899 een navolging van het geschrift van Kaibara uitgaf, die echter een tegenge steld 'doel beoogde en zich tot de moderne Japansche vrouw wendde, .werd hem dit zeer kwalijk genomen en slechts weinig lieethoofden betoonden hem bijval. Wanneer men eenen vreemdeling hier vraagt: Hoe bevallen u de Japanners ?" dan zal men in 99 van de 100 gevallen te hooren krijgen : de mannen zijn verwaand; maar de vrouwen en meisjes zijn bekoorlijk. Sweet en charming", zegt de Engelschman. Is zulk een oordeel niet begrijpelijk, een zedeleer in aanmerking genomen, die den man als eenigen heer en meester laat opgroeien ? Niet zoo natuurlijk echter is het, wanneer de vrouwen niettegenstaande haar gemii a mte positie heden nog zulke dienstvaardi^e en beminne lijke wezentjes zijn. Er zijn uitstekende hoe danigheden van gemoed en hart toe noodig om niet trots duizendjarige geringschatting te verbitteren, maar altijd even vriendelijk te blijven. Natuurlijk is het, dat de rol, die aan de Japansche vrouw theoretisch toegewezen wordt, niet dezelfde was, welke zij in de praktij k speelde. Misschien nergens is de vrouw zoo geminacht als in Korea, en toch moet zij daar meer dan ergens anders de meesteres in huis zijn. Vele vrouwen in Japan deelen in deze overheerschende positie en sommigen zijn zelfs als heerscheressen beroemd geworden Een vrouw was het, keizerin Jingo, die den half mytbischen tocht naar Korea ondernam, op welks gelukkigen uitslag de Japanners heden nog hunne aanspraken op het naburig keizerrijk grondvesten. En dat de Japansche vrouw haar eer en die van haar gezin met de wapenen goed weet te verdedigen, daarvan levert de geschiedenis van Japan meer dan n voorbeeld. Nog iets anders verdient de opmerkzaam heid : het verschil tusschen standen. Toen Kaibara zijn guten Ton" voor de Japansche vrouw schreef, was zijn vaderland een leenroerige staat. De laagste volksklasse, lleimin genaamd, bezat geen rechten en tot de vrouwen der laagste klassen waren die vele voor schriften, de opvoeding betredende, ook niet gericht. In onze huishouding zien wij toch ook bij een dienstmeisje veel door Ie vingers, wat wij bij dames voor uiterst onbetamelijk zouden houden. Wel is waar beantwoordden de voorschriften van Kaibara aan de grond beginselen \uu het meercndeel des volks, maar bij de alles vereffenende armoede wordt d« positie der vrouw in lage kringen vanzelf een andere. Zoo was het reeds in oude tijden. En heden zien wij nog, omgekeerd als bij ons, de meeverdienende vrouw van den boer, den arbeider en handwerksman in hare kringen hooger geacht door de mannen, dan de dame van hoogereii stand door hare omgeving. Langzamerhand echter wordt ook hier een verandering merkbaar. Zeden uit het Westen, die der vrouw een bevoorrechte plaats inruimen, worden aangenomen. Al naarmate het gezelschap, waarin hij zich bevindt, vooral ook, naai' gelang van het kleed dat hij draagt, neemt de Japanner van huogeren stand een andere houding aan tegenover de vrouwen in zijn huis. Is hij Europeeseh gekleed, dan laat hij de vrouwen den voorrang ; draagt hij de Japansche kimono, dan treedt hij als Heer der Schepping op. In d en bijna steeds overvoliën eleetrischeii tram in Tokio, waarvan de middelste en laagste klassen gebruik ruakei), zal men dikwijls opmerken, dat een man opstaat, om plaats te maken voor een onbekende vrouw. Zeker is dat het geval, -wanneer de vrouw een kind bij ziel) heeft en men weet dan niet recht, of dit geschiedt meer uit meegevoel voor de vrouw, of wel uit vriendelijkheid jegens het in Japan ver troetelde kind. Eén ding zeker heb ik tot nu toe nog geen Japanner zien doe'-?, dat hij n.l. voor zijn vrouw een pakje draagt. Zoo Weinig als de beschaafdste Japanner er iets in ziet, een pakje in een bonten doek gewikkeld te dragen, evenmin vindt hij het zonderling als een dame haar eigen pakje bij zich heeft. Waar ook vrouwen i n het openbaar optreden, spreiden zij eeu voor een Europeaan uiterst ongewone bescheidenheid eii terughoudend heid ten toon. Men merkt dat zij zich nog niet gewend hebben aan hot vertegenwoor digen" en deze indruk wordt nog versterkt, als zij ons in Europeesche kleederdraeht tegenkomen. Aan hare oogon en hare onbe holpen bewegingen ziet men, hoe weinig zij zich thui* voelen iu de ongewone, steeds matig passende en bijna nooit me', bevalligheid ge dragen japon. Maar ook de door rang en rijkdom uitblinkende JapanKche vrouw, aan dien toestand gewoon, heeft nooit zooveel pretenties als onze Europeesche salondames. Gelegenheden, waar jij de welgestelde Ja pansche vrouw in het openbaar verschijnt, zijn de kringen van de met vreemdelingen verkeerende upper-ten", vergaderingen van dainescomités. schoolfeesten en concerten. Het theater te bezoeken, geldt nog altijd niet voor gepast. Tegenwoordig zijn er drie vro nvenvereenighigen van meer beteekenis: de Vaderlandschu Vrouwenvereeniging, die algemeene weldadigheid in vader'andschen zin uitoefent. de Ylootvereening en de vereenigiug het Koole Kruis". Alle drie de vereenigiugen hebben een groot aantal leden en worden door dames uit de hoogste kringen beschermd. Het is niets buitengewoons, wanneer de keizerin zelf zoo'n vergadering bijwoont. Ook over de scholen en het conservatorium breiden haar zorgen zich uit. De leerplicht is in Japan voor beide geslachten ingevoerd. Behalve de volksscholen voor meisjes bezit Japan tegenwoordig 79 meisjesbo gereburgerscholen. Ook de hoogeschool voor vrouwen, ten onrechte wel eens vrouwen universiteit genoemd, hoort daaronder. Ze vereenigt in zich een hoogere burgerschool. handwerk- en huishoudschool, daarentegen stelt zij zich het hooger onderwijs ge,.'en niet ten doel, zo. als ni n misschien uit den naam zou willen afleiden. Ook is academie voor de muziek" een stout woord. Beter is het te spreken van muziekschool". Hier gemeten meest leeraren en leeraressen in de theorie, muziek en zang hun verdere oplei liiig. Kunstenaars in onzen zin zijn er in Japan haast niet. De twee, die'c meest op dit gebied beteekeneu, d.:- gezusters Koda van welke de jongste een leerlinge van .Toachim was, en die misschien het grootste muzikale talent van Japan is, zijn beiden werkzaam als leerares sen aan de muziekschool. Terwijl het lidmaatschap van de Vaderlandsche Vrouwenvereniging en van de Vlootvereeniging meer voor oudere dames is bes:emd, staat de yerteniging van he-t Koode Kruis ook voor jonge meisjes open. Tegenwoordig wordt liet lidmaatschap hiervan als zeer eleftig beschouwd. Vele jonge meisjes, ook uit de hoogere standen, wijden zich nu zei ven aan de ziekenverpleging; andere be reiden, met de jeugdige dochters des keizers aan 't hoofd, verbandartikelen en helpen op een andere manier. Gaan wij nu tot de eigenlijke vrouwen beroepen over, dan ligt het voor de band te beginnen met de ziekenverpleegsters. Haar maatschappelijke positie stemt in't algemeen met die van een ziekenzuster in Europa overeen. De Japansche verpleegsters dragen doorgaans Matte kleed ng en een witte kapvonnige muts met het roode kruis erop. Voor xeer eervol wordt de betrekking van leerares, vooral aan de middelbare scholen, gehouden. Er zijn leeraressen in de muziek, de natuurwetenschappelijke vakken entalen, de gymnastiek, de huishouding en in 't handwerken. Bij haar sluiten zich aan de leeraressen in het bloenienschikken, de wel levendheid, ook in de oml-Japansche muziek. Het spoorweg- en post wezen is vóór eenigen tijd begonnen vrouwelijke krachten aan te nemen, als verkoop-tors van spoorweg kaartjes, als telephonisten en vooral bij het drukken van postzegels en briefkaarten. Zoo komen wij langzamerhand aan de arbeidsters, die bij alle mogelijke beroepen worden ingedeeld en dikwijls een treurig leven leiden. Daar de zooeven genoemde beroepen, vooral de hoogere, een zekere mate van zelfstan digheid in zich sluiten, is liet niet moer dan natuurlijk dat iets van deze zelfstandigheid in 't beroep ook op de persoonlijkheid der vrouwen en meisjes zelven overgaat. Veel is dat echter niet ; dat schijnt ons Europeanen ten minste zoo toe, daar wij aan een zelfstan dig optreden van onze zusteren gewoon zijn. Menige figuur, die wij ia onze steden dage lijks kunnen aanschouwen, komt ons in .Japan nooit onder du oogen. Geen in liefdegloed ontstoken gymnastiast achtervolgt met schuïhteren tred het aangebeden burgerschool meisje; geen vrijerij'jes zien we tusscheii den ondernemen len student en zijn liefje. Geen liason bestaat er tusschen dien knappen l otlicier en het ook hier mollige keukenmeisje. j en nooit zullen we den jongeling onder liet schijnsel vau een llikkei'ende lantaarn zien wachten op zijn liefste uit hot aan den over kant gelegen confectiemagazijn. De liefde j hoort in Japan in 't huis, en wel. wanneer iaën gehuwd is. in de eigen wo'.iing. of in de openbare huizen, wanneer men de hu wel ij ksbandon nog niet heeft aangelegd. Er zijn ook wel zwervende priesteressen van Venus, Jotaka," noemt de Japanner ze, nachtzwaluwen", maar ze zijn zoldz.i'.im. Dit is wel de omstandigheid die liet moge lijk maakt, dat niettegenstaande den voor uitgang van Japan de vrouwen meerendeels nog in den ouden sleur voortleven, n.l. dat haast ieder er op kan rekenen eens in het huwelijk te zullen treden. Vrijgezellen en oude vrijsters zijn in dit gelukkige land nog onbekende wezens. En al bereikt ook soms een Japansche vrouw, misschien als leerares, tien let-fïijd vun dertig jaar, en al strijdt ze voor vrouwenrechten, toch is het zeker, dat ze zich, als ten slotte de ware Josef opdaagt, gewillig in haar tradilionecle positie als ;ron .v schikt. * , : J n verband hiermede moge nog eene mededeeling uit een der laatste nummers van het llir'incr Tni/i'li/ntt eene plaats vinden. Een in Londen gevestigde Japanner, Satori j Kato, laat ons een blik slaan in een huiselijk leven als dat van den Japauschen admiraal Togo, den o .Terwiunaar van den strijd iii de Juatus Lipsius, in de Iftleiding tot de wijs begeerte der Stoi'schen": Wat de stijl aangaat, zij is afgesneden en afgebroken... etc." In tegendeel, vinden wij, zij .is het -evenwicht geopenbaard, zelfs zoozeer dat indien iemand v«n plan mocht zijn eens een tbeorie der sententie", het wijsgeerige verg, te schrijven, hij zijn uitgangspunt bij het behandelen dezer ?sints Longinus verwaarloosde kwestie nergens beter dan in 't Manuaal nemen kon. Het zou aardig zy'n aan te toonen hoe ter wille van de kracht eener zinsnede en het 6terk opvallende architektonische, symmetri sche nu eens een geantiqueerd woord, dan weer een ongebruikelijk meervoud gekozen wordt... maar dergelijke dingen vereischen meer ruimte dan ik hier vragen mag. De bijzondere hezwaarlijkheid der verta ling nu heeft twee oorzaken. De eerste ligt in de moeilijkheid dit eigenaardige van den stijl weer te geven ; de t weedts in de afwijkende woordbetekenissen waardoor de overzetting dikwijls eene zaak van wijsgeerigen tastzin wordt. Doch ook bij nauwkeurige vergelijking met het origineel blijkt de vertalerzeer goed geslaagd. Men mag deze overzetting gerust aan de beroemde van Thurot ter zij stellen wat een te grooter verdienste aanduidt zoo men bedenkt hoe er behalve Glazemaker in 1658 en Burger in 1850 geen voorgauge.s waren en hoe ve^l gemakkelijker het Eransch zich tot de hier vereischte constructies leent dm 't Geruiaansche - en bovendien is 't be noemen van wijsgeorige, abstracties zoo onge oefende Holland-ich. Men gevoelt bij ieder hoofdstukje dat de vertaler met hart en ziel in zijn werk was. Het is hier 'Ie plaats niet uitvoerig over details te spreken. De meeste dingen die men anders zou wenschen liggen, trouwens op het terrein der opvatting", waar elke partij gelijk heeft. Een enkele opmerking vin de echter plaats. Waarom de vertaler, die zich zóó straat van Korea. Een Japansche huishou ding, zoo vertelt hij, wordt door man en vrouw gezameiijk bestuurd. Zelfs de brieven voor den man of de vrouw zijn gemeenschap pelijk bezit; elk van beiden kan die naar wensen openen, en op den dag waarop het huwelijk is gesloten, is de vrouw de schatmeesteres en opzieueres van het huishouden. Zoo krijgt b. v. admiraal Togo voor de diensten die hij zijn vaderland bewijst, jaarlijks in 't geheel pi. m. 7000 gulden. Al het geld over handigt hij zijne vrouw, die hem van zakgeld voorziet en de som voor de opvoeding der kinderen, het dienstpersoneel, voor kleeding, huur, belasting, brands'oil'en, voedingsmid delen enz. besteedt. Daarbij moet zij zich overeenkomstig de positie van haar man als den beroemdsten admiraal van Japan, kleeden. En wat hier van de vrouw des admiraals wordt verlangd, moet ook de vrouw vanden geringsten arbeider kunnen prestoeren. Echtbreuk is in Japan een zeer zware misdaad; beide schuldige partijen worden met tuchthuis gest -aft. Tot lieden is er nog geen geval voor 't gerecht gekomen, waar een vrouw, wier man in het leger diende, van ontrouw was aangeklaagd. Sneuvelt de man op het slag eld, dan draagt de Staat zorg voor de weduwe. Behalve een pensioen voor zich en haar gezin, ontvangt ze een ronde som ineens uitbetaald. Het leven in Japan is zeer et nvoudig ; de mensc.ien maken van hun woningen geen pri vaat museurn. Er zij u ook wel verzamelaars van antiquiteiten en rariteiten, maar deze schatten worden zorgvuldig weggeb >r 'ge -n, en sUchts bij bij zondere gelegenheden aan de vrienden ge toond. Netheid en gej aste en smaakvolle inrichting zijn voor een goed geregelde huis houding hoofdzaak. De beschaafde huisvrouw moet weten hoe zij de planten en bloemen het best schikt; niet door een overvloed van bloemen bereikt ze haar doel, neen, ze verstaat het, smaakvol een paar eenvoudige bloemen op het voovdce igst te doen uitkomen. De vrouwen vinden tijd om veel te lezen; velen van haar verslaan iets van politiek. Ook vele vrouwen slaan aan 't hoofd van groote inrichtingen, bv. van Inkenfabrieken of fabrieken van huishoudelijke artikelen. Dikwijls is de Japan^che vrouw zeer eer zuchtig ; haar grootste eerzucht echter bestaat hierin haar kinderen zoodanig op te voeden, dat ze geschikt zijn voor den staatsdienst. Niet alleen bij welgestelde lieden vindt men in Japan ontwikkeling. Zuo is er in 't leger een overste, wiens vader een arme groenteboer is, en bij de marine een kapitein, wiens vader de betrekking bekleedt van portier aan een hadinrichting. Deze oflk'ieren hebben hun succes in 't leven niet te danken aan hunne vaders, maar aan de zorg vuldige opvoeding hunner moeders. in de laatste- jaren hebben de Japansche dames verschillende- vereenigiugen opgericht met liefdadige doeleinden, tot verbetering van haar positie in 't huisgezin, tot bevorde ring van de sport eii de debatteerkunst. Zoo nu en dan hoort men zelfs van een beweging voor vroawenstemrecht, maar wanneer zich het land in een haclielijken toestand bevindt, maken ze pluksel voor verbanden en houden inzamelingen tot ver zachting van het lijden van gewonde soldaten en matrozen. weinig afwijking van zijn origineel veroerlooft C. 7. ywziKiifiov xa.i'xx.iSim door Trouw en kind" vertaalt, waardoor de teedere ironie van het oorspronkelijk verloren -gaat, is ons onbegrijpelijk; het voorbeeld van een paar buitenlanders verontschuldigt dit niet. Het woord C. 2. l, Way/fA/z hier door leus" weer. gegeven, wordt wellicht beter dot r tendenz" vertaald. C 37 is zooals hier gegeven, zon der zin. De plaats is trouwens vanouds een struikelblok. Ik. heb er verschillende commen taren esns op nagelezen maar van Simplicius af, die er ongeveer juist het omgekeerde van de waarschijnlijke bedoeling uithaalt zijn de heeren 't vrijwel doorloopend oneens. Nu kan men in zoo'n ge -al twee wegen volgen. Ten eerste onvertaald laten, en dit schijnt me het verstandigst; ten tweedeer een slag naar slaan ; en dan ligt voor de hand cap. 27 als een veralgemeening van cap. 26 te beschouwen, zoodat de zin zijn zou: Evenals hit doel niet wordt opgericht opdat men't misse, even min bestaat het kwade ($tst$ -A-J.X.W voor 't begrip in plaats van TO xy.x!>v, dat in de latere taal de abstracte beteekenis verloren heeft) opdat men 't ontloope. Laat ons hopen dat er in de toekomst meer zulke liefdevolle en kunstrijke vertalin gen mogen verschijnen. Mets, inderdaad, is zoo geschikt om den smaak in de klassieken te bederven als 't lezen van die vele boeken vol slecht Hollandsch welke een' klassieken auteursnaam op het titelblad dragen; niets daarentegen zoo aansporend tot eigen werk zaamheid, zoo veredelend voor den stijl, want voor den geest, als die ernstige en trouwe studie der antieken, waarin verdietschingen als de hier aangekondigde haar oorprong vinden. GEKRTES GOSSAEKT. Amersfoort, Dec. 1904. Van 5 7 Mei j.l. had te Weenen, de derde algemeene vergadering van den Oostenrijkeclien Vrouwenbond plaats. De bond bestaat thans uit !!S vereeiiigingen, die gezamenlijk een ledental van 15,00(1 vrouwen vertegen woordigen De presidenten dezer vereenigingen, zijn voor het meereudeel hoog^t-ontwikkelde, bezadigde, ernstige, vooruitstrevende vrouwen, wie het allerminst te doen is, eens in 't openbaar te spreken, de aandacht te concentreeren op haar eigen persoonlijkhei i, maar, goeie, kranige, verstandige vrouwen die onvcrdroten haar krachten wijden aan iotsverbetering van bedrukte, bekom merde en uitgemergelde natuurgenooten. De vergadering werd geopend door de presidente, mevrouw Marianne llainisch, die, met hare gewone hartelijkheid en opgewekt heid alle aanwezigen welkom heette. Met groote belangstelling luisterde me:i nanr de boeiende, rede vau mevrouw ara l'roelsz, presidente der Berlijnsche afdeeling. Sara l'roelsz is de vurige ijveraarster voor gvmuasiaal onderwijs voor meisjes, en opvoeding en verpleging van weezen. De verschillende petities door vrouwen bonden bij haar eigen magistraten ingediend, zijn gelukkig dingen waarmede de volksver tegen ivoor ligcrs rekening gaan houden, en, die niet langer door hen met oolijk lachje en smadelijk schouderophalen worden terzijde geschoven. Het is niet meer dan billijk, dat 1) De Leidsche Comedie telt niet mee. 2) Celsus bij Oiijines. verstandige mannen hun aandacht schenken aan hetgeen hen door verstandige vrouwen wordt voorgelegd. Druk-doenerige, scireeuwerige, aanstellerige, zich-zelf-op-den-voorgrond i plaatsende vrouwen, zijn ón-vrouwelijk, dus onbeininrelijk; ma;ir, zij, die ijveren voor het lot der we-szen, het onderwijs voor meisjesde pensioneering van oude, vrouwe! ij k e dienst boden, vrouwenkiesrecht, het oi.t'nul en van gevaren, verbonden aan het weerzinwek kend gebruik van alcohol, scherp toesicht over het aantal werkuren van fabrit karbeidsters, hygiëne in werkplaatsen en fabrieken, zulke vrouwen, zijn voorwaar de bemiuiielijksten die men zich denken kan. en aan wie wij onze volle sympathie heLooreii te schenken. * * * Parijzenaars zijn kinderen. Elke aanleiding tot een grapje is hen welkom. Vooral de Parisienne is goedlachs; haar onbezorgde vroolijkheid werkt aanstekelijk. Men lacht hartelijk mee om geestigheden, die tegen grimmige kritiek niet bestand zijn. Het jonge, Spaansche koninkje was natuurlijk te Parijs de held van den dag, tijdens ziju bezoek aan de V'ille Lumière, en de lieveling van alle vrouwen. Ce jeune homine ti charmant et si sórifiix" behoefde geen buitengewone moeite te doen, om de ontvlambare harten der Eraucaises te veroveren. Dit ligt zoo iu den aard der zaak. Onze bevallige Souvereine was als kind met haar guitig, later als jonkvrouw met haar rein en vriendelijk gezichtje, en nog later ais jonge vrouw, met fijne lichtelijk door weemoed overschaduwde trekken, het kind, de jonkvrouw, dk vrouw, eeu perst o..lijkheid, door i-der rechtgeaard Nederlander vereerd, en, die zij in tijden van r.o d, tot het uiterste zouden beschermen. De ver knochtheid aan het l.uis van Oranje, zit den Hollander in merg-en-been. Toen Wilhelmienlje als zestienjarig meisje, \o ir het eerst in Viissingen kwam, om een geleelte der Nederlandsche vloot te bezichtigen, waren er oude. verweerde zeelui, langs wier wan ten tranen van blijdschap en aandoening drupten, toen zij lui n Oranje-dochter van aan gezicht tot aangezicht mochten aanschouwen. Tijdens Alfonso's bezoek aan Frankrijk, begonnen de Parijzenaars een eigengen.aakt taaltje te koetereu. Ter eere van hun paanschen gast, lie'ten zij in hun gesjir kken alle woorden op los" en las" eindigen. En een pret! als kinderen. Voor den jongen, Spaansclien koning is het reizen door vreemde landen geen bezwaar, want, hij spreekt vloeiend Erau?e!i, I'aliaansch, Engelsch en Duitsch. In Londen trof Alfonse het bitter slecht met het weer. Steeds door regen. Toeii men | hem het kinderrijmpje : Kain ! Rain ! K'.un ! Go to Spain !" liet hooren, antwoordde hij ernstig : ,,Ik hoop het, want op 't oogenblii, verlangen wij in Spanje hard naar regen. * Een onvervalscht Gallisch trekje, bestaat in het hechten aan mooie kleeren, het ver zorgen van het uiterlijk. Parijzenaars hebben een stalen geheugen. Na jaar-eu-dag, weten zij nog precies, wat hun gasten bij deze of gene gelegenheid, om en aan hadden. Toen de vader van den tegeriwoordigen koning van Spanje, Alfjnso XJJ, Frankrijk bezocht, keerde hij juist uit Duitschlan l terug. In Berlijn had de, koning de uniform vau Pruisisch l"hlauen-officier gedragen, en, in diezelfde uniform reed hij Parijs binnen I Een onhandig trekje', dat de Parijzenaars hem niet goed konden verge/en. Het straatliedje dat op de wijze van Viens Poupoule" langs boulevards, avenues en straten w.-ird uitge galmd, bewijst, dat de Fraiischen hun ergernis over liet costuum vau Alfonso's vader nog niet vergeten zijn : ,,1'ourtant, faut, que j'te l'dise ici, l'our venir a Paris, Aio soin de n' pas mettr'uomm'vet'n;eut Un costume de hu'an. C'est comme (/a qu'tou póre, autrefois, Nous avait j'téun froid, Mais j' eompte que les assez maliu l'our venir en pékin. In deftige romances, ba!l nies en aria's. worden iu 't Fransch alh* lettergrepen ge zegd en gezongen; straa'lie<"j -s en deuntjes. hebben verkortingen en afkappingen, voor vreemdelingen een tikje lul brekend om uit te spreken. Van het snaaksche liedje las ik in eer. Engeische illustratie, deze alleraardigste ver taling : But let me tel you OACJ for all, And bear it well in tuiiid. That tho Parisians love you well, Parisians are not blind; The clothes your Pa wore wheu hècami; Displeased us, so beware Of German uuiforms. Put on A plain frack-coat, mon cher." CAPJ;ICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl