Historisch Archief 1877-1940
Ko. 1460
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
de fragmentarische vertaling van Marcus
Aurelius door dr. Leopold, den beminden
leermeester, den beminnelijken dichter, is
lezeis van de XXe Eeuw redds bekend.
Hopen wjj dat weldra eene volledige, die
?wellicht reeds ter schrijftafel ligt, 's keizars
bewonderaars -een «enot van langer adem,
's vertal-ers .critici den stof tot ingaander
bespreking moge verschaffen.
Het aiuless deel .houdt ite overzetting van
Arrianus' Manuaal der Epietetische wijsheid
van de hand eens" ongenoemden, velen niet
onbekenden leerling van dr. Leopold en het
is dit werkje dat wij wat uitvoeriger
wenecliun in te leiden.
is wrellicht sterker bewijs van de
groote belangrijkheid «ener zaak dan dat zij,
geboren buiten contact met de uiterlijk-groote
gebeurtenissen der wereld nochtans die wereld
verovert.
Wees, als keizer, de grootst denkbare
nulliteit, zoo .kunt ge echter op uw
onvervieemdbaar plaatsje, zoo al niet in de harten
der meuschea, dan .toch in de hoof len van
aller eeuwen examinandi staat maken. Anders
de phüosoof. Hem redt geen uitwendige
belangrij k hei<l van de vergetelheid, maar
indien 'hij. als Epictetus,de manke proleet,
ofschoon de elkaar weersprekende berichten
omtrent zijn leven nauwelijks het naslaan
waard .zijn en een anecdotisch torment aan
het been 2) de meet-machine is voor zijner
tijdgenooten athtïng, nochtans sommigen der
mttiemendste auteurs van anderhalfduizen l
ja ir later zóó biheerscht, als n Kochefoucauld
n Feuchtersleben-èn Pa«cal n Vauvenargu.es
' beheerscht zijn dan heeft lüj inderdaad
de tol der «terielijkheid cijnsvrij gepasseerd
en kunt gij zeker z'jn dat een kennisaak'ng
met zijn werk u niet nutteloos zijn zal.
I>e Stoa, waarvan Eptctetus mij de voor
treffelijkste vertegenwoordiger toeschijnt, is
.geenszins de verzamelnaam voor een aantal
.lang-vergeten meeningen van lang-doode
zonderlingen, doch de historische aanduiding
voor dat moment in de geestesgeschiedenis
der rmenwhheid ak des mensehen, 't welk
de mechanica als het doode punt eener cirkel
beweging pleegt aan te duiden.
Warmeer na de tijdperken van groote gees
telijke werkzaamheid noodzakelijkerwijze een
verslapping intreedt, blijft van de dichterlijke
drieeenheid der levenskrachten : hope, love
and aelf-esteenV' slechts de laatste actief.
Self-esteem, zelf-achting, zelf-bezit als gevolg,
ziedaar den inhoud der Stoa.
Over het wezen der Stoi'stische Wijsbegeerte
is zeer veel geschre-ven en de meeningen zijn
veelvoudig -en verward. Het schijnt mij toe
dat vooral de historische nabijheid van het
Christendom hieraan schuld heeft.
Beide toch, Stoa en Christendom, prediken
eene askeeze, en het is de opervlakkig groote
gelijkenis dezer heide soorten van askeeae
die tot hare verwarring heeft aanleiding ge
geven, waar zij in werkelijkheid
grondverscheiden zijn.
D.e askeeze van het Christendom komt
voort uit negatie der wereld en is dus princi
pieel.
De Stoa echter redeneert aldus: Wanneer
de periodieke vermindering der scheppings
kracht intreedt, worden de verschijnselen
(of dingen) waarin de geest der menschen
zich openbaarde, die zij diH uit kracht van
zichzelven bezat, tot absolute realiteiten
voor de later-lavenden, bij 't bezit vrees, bij
't verlies smart verwekkend. Dan is .het
eenig redmiddel zich tijdelijk tot datgene te
beperken, wat men zond ir sourt ver\ie.:en
kan, of anders ge '.egd, totdat wat men ideëel,
eeuwig en onverliesbaar bezit; en dit weer
is:Slecht9 een omschrijving van het bewaren der
individualiteit, het zelfbezit, de zelfachting."
Alzoo is de askeeze der Stoa aeci lenteel:
Kunt gij een vrouw bezitten, dat wil zeggen;
haar verliezen, welnu, trouw haar (cap Vil),
want daaruit dat gij ze materieel verliezen
kunt blijkt dat gij haar wezenlijk bezit, niet
zij u. Een practische toepassing dus van
het Helleensche, dut z^jn waartoe de
heilige en algoede natuur ons de faculteiten
gegeven heeft, niet minder, niet meer, niet
anders. Want, het bestaande is deels in onze
macht, deels aiet" en de vraag wat in onze
macht is, wat niét is eigenlijk de eenige vraag
wier beantwoording van belang i-!. Daarom
heeft het Stoïsche ten slotte ook geen neer
drukkenden invloed. Lang blijven vertoeven
jn de Stoa (kan iaën zeggen) is onmogelijk ;
noodzakelijk echter is het er te hebben ge
auditeerd.
Door deze enkeivouJigheid der grond/raag
wordt ook liet stijlwezen beheerscht. Arria
nus was, zooals ook uit zijn andere geschriften
blijkt een overwegend receptieve geest en
Epictetus is hierin gelukkiger geweest dan
Socrates, dat men dd uitspraken die op zijn
naam staan ook werkelijk als van hem en
ongeveer zóó van hem afkomstig raag rekenen.
Naarmate nu een betoog abstracter is en
om minder hoofdpunten gaat, zal de stijl dit
moeten vertoonen door een zuiverder even
wicht der ziusdeelen en een zekere macies''.
Ontbreekt deae, zoo ontstaat de duisterheid die
de geschriften van b.v Hegel ongenietbaar
maakt. 'Daarentegen, wordt er, als door den
geschiedschrijver, den romanticus, meer van
de wisselende objecten gehandeld, zoo dient
van die uber'.as' te worden aangetroffen
j welke Cicero aanprijst.
De stijl van het Miriitaal behoort tot de
eerstaangeduide soort, en is daarin bijtia vol
maakt. Aardig is het wellicht, tegenover deze
tegenwoordig algemeen erkend j waarheid het
oordeel te hooren van een autoriteit als
iftmiiifffNifiiirmmiiiiimiMiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiijiiiiiiiintiiiHiMimimmNiiiMKii
YOOïi DAMEjïx
Japsele iwn m Ynrawentóien.
Naar het Dtiitsch, van EDUARD KLOCKE, (Tokio).
Het voorstel van twee Japansche vrouwe
lijke feministen, m«j. Utako luiai en niej.
Haruko Kawamura, om toelating der vrouw
tot politieke vergaderingen, tot kiesrecht
en verkiesbaarheid voor het Parlement, richt
den blik op de ontwikkeling van het vrouwen
vraagstuk in Japan. Terwijl de Japansche
vrouw zich vroeger slechts tot het
intiemhuiselijk leven beperkte en als echtgenoote
en moeder een bescheiden rol speelde en
haar ge'.ieele vorming slechts op't aesthetische
gericht ?was, op muziek en zang, litteratuur
en dichlkunjt, op 't bloemen schikken en
't zich bevallig gedragen,'ontmoeten wij haar
nu menigmaal in 't openbare leven en in
concurrentie met den heer der schepping.
By den aanvang en het einde van den school
tijd ziet men, eveaals bij ons, de straten
niet dichte scharen scholiersters gevuld, die
onder vroolijk gebabbel, meest in groepen van
meerdere vriendinnen, met haar
botkenpakjes in een doek onder den arm, naar school
gaan of huiswaarts keeren. De scholiersters
ZÜn gemakkelijk te herkennen aan den don
keren roodbruineh rok, die met linten boven
de eigenlijke kimono wordt vastgebonden.
De gewoonte oin dezen rok, den
Ebichahakarna, te dragen is reeds oud. Van later
tijd dagteekenen de lage leeren schoenen,
de halve handschoenen en de evenals bij
onze bakvischjes achter inden hals hangende
dikke zwarte haarvlecht. Hoeden zitt men bijna
nooit; daarentegen ontbreekt zelden de Euro
peesche parapluie van de goedkoopste soort.
Wat wordt van deze opgroeiende jeugd?
Welke te oapen staan hier voorde vrouwopen?
Voor wy deze vragen zullen beantwoor
den, willen wij eens in 't algemeen den
toestand der vrouw in Japan beschouwen.
Het oude Japan kende geen vrouwenvraag
stuk in onzen zin. Het eenige beroep van
het vrouwelijke geslacht bestond hierin: te
trouwe of .liever uitgehuwelijkt te worden.
Dd vrouw goid als een minderwaardig wezen
en w-as er slechts om den man te dienen.
Kaibana, de Japansche moralist, schrijft o. a.:
Naar men zegt, is het bij onze voorvade
ren gewoonte geweest, een meisje na haar
geboorte op den grond neer te leggen e«
gedurende drie dagen daar te laten liggen.
Ook hieruit ziet men, hoe de man bij den
hemel, de vrouw echter bij de aarde is te
vergelijken. En deze gewoonte moest de
vrouw onder 't oog brengen,in de eerste plaats
haren echtgenoot te gehoorzamen en ten
tweede tevreden te zijn met haar nederige
standplaats. Ze zij verre van hoogmoedig,
zelfs wanneer haar handelingen lof verdienen.
Wanneer zij in eenig ander op'.icht te ver
gaat en schuld op zich laadt, moet ze tot
inkeer komen, haar fouten herstellen, en
zich zoo gedragen, dat ze niet in't openbaar
wordt besproken. Zonder morren en erger
nis moet zij den spot van anderen ondergaan
en met geduld en lijdzaamheid verdragen.
Als een vrouw volgens deze voorschriften
leeft, zal haar huwelijksleven vol harmonie
en duurzaam zijn en haar huisgezin zal een
tooneel van vrede en eendracht opleveren."
Op een andere plaats van zijn geschrift :
over liet hoogere kennen der vrouw" zegt
dezelfde wijze man:
Een vrouw heeft geen bijzonderen meester.
Zij moet haar echtgenoot als haren meester
beschouwen en hem in allen eerbied en dee
moedigheid dienen; ze mag hem niet ver
achten of lichtvaardig over hem deuken.. ..
Zelfs niet in den droom mag zij aan
jaloersehheid denken. Is haar man losbandig, dan
moet zij hem zijn verkeerd gedrag voor oogen
houden ; nooit echter mag zij zich door haar
toorn laten overmeesteren of aan haar ergernis
den vrijen loop laten?Is haar man driftig
of onverstandig, dan meet ze zich
beheerschen en op zachteu toon met hem spreken.
Wil hij niet naar haar hooren, dan late zij
eenigen tijd voorbijgaan, en vermane hem
dan later weer op een zachte manier. Nooit
echter toone zij een knorrig gezicht of spreke
op heftigen toon. Drievoudig is de plicht
der gehoorzaamheid voor een vrouw. Als
kind gehoorzaamt zij den vader, als vrouw
haar man en als wedu.ve haren oudsten zoon."
Kaibara was een Confueiaanseh gelterde
der zeventiende eeuw; maar zijn leer leeft
heden noch in 't volkshart. Toen b. v. de
groote philosoof van Mita", Fukuzewa, de
hervormer van het geestesleven der Japan
ners, in 1899 een navolging van het geschrift
van Kaibara uitgaf, die echter een tegenge
steld 'doel beoogde en zich tot de moderne
Japansche vrouw wendde, .werd hem dit zeer
kwalijk genomen en slechts weinig
lieethoofden betoonden hem bijval.
Wanneer men eenen vreemdeling hier
vraagt: Hoe bevallen u de Japanners ?" dan
zal men in 99 van de 100 gevallen te hooren
krijgen : de mannen zijn verwaand; maar
de vrouwen en meisjes zijn bekoorlijk. Sweet
en charming", zegt de Engelschman. Is zulk
een oordeel niet begrijpelijk, een zedeleer in
aanmerking genomen, die den man als eenigen
heer en meester laat opgroeien ? Niet zoo
natuurlijk echter is het, wanneer de vrouwen
niettegenstaande haar gemii a mte positie
heden nog zulke dienstvaardi^e en beminne
lijke wezentjes zijn. Er zijn uitstekende hoe
danigheden van gemoed en hart toe noodig
om niet trots duizendjarige geringschatting
te verbitteren, maar altijd even vriendelijk
te blijven.
Natuurlijk is het, dat de rol, die aan
de Japansche vrouw theoretisch toegewezen
wordt, niet dezelfde was, welke zij in de praktij k
speelde. Misschien nergens is de vrouw zoo
geminacht als in Korea, en toch moet zij
daar meer dan ergens anders de meesteres
in huis zijn.
Vele vrouwen in Japan deelen in deze
overheerschende positie en sommigen zijn
zelfs als heerscheressen beroemd geworden
Een vrouw was het, keizerin Jingo, die den
half mytbischen tocht naar Korea ondernam,
op welks gelukkigen uitslag de Japanners
heden nog hunne aanspraken op het naburig
keizerrijk grondvesten. En dat de Japansche
vrouw haar eer en die van haar gezin met
de wapenen goed weet te verdedigen, daarvan
levert de geschiedenis van Japan meer dan
n voorbeeld.
Nog iets anders verdient de opmerkzaam
heid : het verschil tusschen standen. Toen
Kaibara zijn guten Ton" voor de Japansche
vrouw schreef, was zijn vaderland een
leenroerige staat. De laagste volksklasse, lleimin
genaamd, bezat geen rechten en tot de vrouwen
der laagste klassen waren die vele voor
schriften, de opvoeding betredende, ook niet
gericht. In onze huishouding zien wij toch
ook bij een dienstmeisje veel door Ie vingers,
wat wij bij dames voor uiterst onbetamelijk
zouden houden. Wel is waar beantwoordden
de voorschriften van Kaibara aan de grond
beginselen \uu het meercndeel des volks,
maar bij de alles vereffenende armoede wordt
d« positie der vrouw in lage kringen vanzelf
een andere. Zoo was het reeds in oude
tijden. En heden zien wij nog, omgekeerd als
bij ons, de meeverdienende vrouw van den
boer, den arbeider en handwerksman in hare
kringen hooger geacht door de mannen, dan
de dame van hoogereii stand door hare
omgeving.
Langzamerhand echter wordt ook hier
een verandering merkbaar. Zeden uit het
Westen, die der vrouw een bevoorrechte plaats
inruimen, worden aangenomen. Al naarmate
het gezelschap, waarin hij zich bevindt, vooral
ook, naai' gelang van het kleed dat hij draagt,
neemt de Japanner van huogeren stand een
andere houding aan tegenover de vrouwen in
zijn huis. Is hij Europeeseh gekleed, dan laat
hij de vrouwen den voorrang ; draagt hij de
Japansche kimono, dan treedt hij als Heer
der Schepping op. In d en bijna steeds
overvoliën eleetrischeii tram in Tokio, waarvan
de middelste en laagste klassen gebruik
ruakei), zal men dikwijls opmerken, dat een
man opstaat, om plaats te maken voor een
onbekende vrouw. Zeker is dat het geval,
-wanneer de vrouw een kind bij ziel) heeft
en men weet dan niet recht, of dit geschiedt
meer uit meegevoel voor de vrouw, of wel
uit vriendelijkheid jegens het in Japan ver
troetelde kind. Eén ding zeker heb ik tot
nu toe nog geen Japanner zien doe'-?, dat hij
n.l. voor zijn vrouw een pakje draagt. Zoo
Weinig als de beschaafdste Japanner er iets in
ziet, een pakje in een bonten doek gewikkeld
te dragen, evenmin vindt hij het zonderling
als een dame haar eigen pakje bij zich heeft.
Waar ook vrouwen i n het openbaar optreden,
spreiden zij eeu voor een Europeaan uiterst
ongewone bescheidenheid eii terughoudend
heid ten toon. Men merkt dat zij zich nog
niet gewend hebben aan hot vertegenwoor
digen" en deze indruk wordt nog versterkt,
als zij ons in Europeesche kleederdraeht
tegenkomen. Aan hare oogon en hare onbe
holpen bewegingen ziet men, hoe weinig zij zich
thui* voelen iu de ongewone, steeds matig
passende en bijna nooit me', bevalligheid ge
dragen japon. Maar ook de door rang en
rijkdom uitblinkende JapanKche vrouw, aan
dien toestand gewoon, heeft nooit zooveel
pretenties als onze Europeesche salondames.
Gelegenheden, waar jij de welgestelde Ja
pansche vrouw in het openbaar verschijnt,
zijn de kringen van de met vreemdelingen
verkeerende upper-ten", vergaderingen van
dainescomités. schoolfeesten en concerten.
Het theater te bezoeken, geldt nog altijd
niet voor gepast.
Tegenwoordig zijn er drie vro
nvenvereenighigen van meer beteekenis: de
Vaderlandschu Vrouwenvereeniging, die algemeene
weldadigheid in vader'andschen zin uitoefent.
de Ylootvereening en de vereenigiug het
Koole Kruis". Alle drie de vereenigiugen
hebben een groot aantal leden en worden
door dames uit de hoogste kringen beschermd.
Het is niets buitengewoons, wanneer de
keizerin zelf zoo'n vergadering bijwoont.
Ook over de scholen en het conservatorium
breiden haar zorgen zich uit. De leerplicht
is in Japan voor beide geslachten ingevoerd.
Behalve de volksscholen voor meisjes bezit
Japan tegenwoordig 79 meisjesbo
gereburgerscholen. Ook de hoogeschool voor
vrouwen, ten onrechte wel eens vrouwen
universiteit genoemd, hoort daaronder. Ze
vereenigt in zich een hoogere burgerschool.
handwerk- en huishoudschool, daarentegen
stelt zij zich het hooger onderwijs ge,.'en
niet ten doel, zo. als ni n misschien uit den
naam zou willen afleiden. Ook is academie
voor de muziek" een stout woord. Beter is
het te spreken van muziekschool". Hier
gemeten meest leeraren en leeraressen in de
theorie, muziek en zang hun verdere oplei liiig.
Kunstenaars in onzen zin zijn er in Japan
haast niet. De twee, die'c meest op dit gebied
beteekeneu, d.:- gezusters Koda van welke
de jongste een leerlinge van .Toachim was,
en die misschien het grootste muzikale talent
van Japan is, zijn beiden werkzaam als leerares
sen aan de muziekschool.
Terwijl het lidmaatschap van de
Vaderlandsche Vrouwenvereniging en van de
Vlootvereeniging meer voor oudere dames
is bes:emd, staat de yerteniging van he-t
Koode Kruis ook voor jonge meisjes open.
Tegenwoordig wordt liet lidmaatschap hiervan
als zeer eleftig beschouwd. Vele jonge meisjes,
ook uit de hoogere standen, wijden zich nu
zei ven aan de ziekenverpleging; andere be
reiden, met de jeugdige dochters des keizers
aan 't hoofd, verbandartikelen en helpen
op een andere manier.
Gaan wij nu tot de eigenlijke vrouwen
beroepen over, dan ligt het voor de band
te beginnen met de ziekenverpleegsters. Haar
maatschappelijke positie stemt in't algemeen
met die van een ziekenzuster in Europa
overeen. De Japansche verpleegsters dragen
doorgaans Matte kleed ng en een witte
kapvonnige muts met het roode kruis erop.
Voor xeer eervol wordt de betrekking van
leerares, vooral aan de middelbare scholen,
gehouden. Er zijn leeraressen in de muziek,
de natuurwetenschappelijke vakken entalen,
de gymnastiek, de huishouding en in 't
handwerken. Bij haar sluiten zich aan de
leeraressen in het bloenienschikken, de wel
levendheid, ook in de oml-Japansche muziek.
Het spoorweg- en post wezen is vóór eenigen
tijd begonnen vrouwelijke krachten aan te
nemen, als verkoop-tors van spoorweg
kaartjes, als telephonisten en vooral bij
het drukken van postzegels en briefkaarten.
Zoo komen wij langzamerhand aan de
arbeidsters, die bij alle mogelijke beroepen
worden ingedeeld en dikwijls een treurig
leven leiden.
Daar de zooeven genoemde beroepen, vooral
de hoogere, een zekere mate van zelfstan
digheid in zich sluiten, is liet niet moer dan
natuurlijk dat iets van deze zelfstandigheid
in 't beroep ook op de persoonlijkheid der
vrouwen en meisjes zelven overgaat. Veel is
dat echter niet ; dat schijnt ons Europeanen
ten minste zoo toe, daar wij aan een zelfstan
dig optreden van onze zusteren gewoon zijn.
Menige figuur, die wij ia onze steden dage
lijks kunnen aanschouwen, komt ons in .Japan
nooit onder du oogen. Geen in liefdegloed
ontstoken gymnastiast achtervolgt met
schuïhteren tred het aangebeden burgerschool
meisje; geen vrijerij'jes zien we tusscheii den
ondernemen len student en zijn liefje. Geen
liason bestaat er tusschen dien knappen
l otlicier en het ook hier mollige keukenmeisje.
j en nooit zullen we den jongeling onder liet
schijnsel vau een llikkei'ende lantaarn zien
wachten op zijn liefste uit hot aan den over
kant gelegen confectiemagazijn. De liefde
j hoort in Japan in 't huis, en wel. wanneer
iaën gehuwd is. in de eigen wo'.iing. of in
de openbare huizen, wanneer men de hu wel ij
ksbandon nog niet heeft aangelegd.
Er zijn ook wel zwervende priesteressen
van Venus, Jotaka," noemt de Japanner ze,
nachtzwaluwen", maar ze zijn zoldz.i'.im.
Dit is wel de omstandigheid die liet moge
lijk maakt, dat niettegenstaande den voor
uitgang van Japan de vrouwen meerendeels
nog in den ouden sleur voortleven, n.l. dat
haast ieder er op kan rekenen eens in het
huwelijk te zullen treden. Vrijgezellen en
oude vrijsters zijn in dit gelukkige land nog
onbekende wezens. En al bereikt ook soms
een Japansche vrouw, misschien als leerares,
tien let-fïijd vun dertig jaar, en al strijdt ze
voor vrouwenrechten, toch is het zeker, dat
ze zich, als ten slotte de ware Josef opdaagt,
gewillig in haar tradilionecle positie als ;ron .v
schikt. * , :
J n verband hiermede moge nog eene
mededeeling uit een der laatste nummers van
het llir'incr Tni/i'li/ntt eene plaats vinden.
Een in Londen gevestigde Japanner, Satori
j Kato, laat ons een blik slaan in een huiselijk
leven als dat van den Japauschen admiraal
Togo, den o .Terwiunaar van den strijd iii de
Juatus Lipsius, in de Iftleiding tot de wijs
begeerte der Stoi'schen": Wat de stijl aangaat,
zij is afgesneden en afgebroken... etc." In
tegendeel, vinden wij, zij .is het -evenwicht
geopenbaard, zelfs zoozeer dat indien iemand
v«n plan mocht zijn eens een tbeorie der
sententie", het wijsgeerige verg, te schrijven,
hij zijn uitgangspunt bij het behandelen dezer
?sints Longinus verwaarloosde kwestie nergens
beter dan in 't Manuaal nemen kon.
Het zou aardig zy'n aan te toonen hoe ter
wille van de kracht eener zinsnede en het
6terk opvallende architektonische, symmetri
sche nu eens een geantiqueerd woord, dan
weer een ongebruikelijk meervoud gekozen
wordt... maar dergelijke dingen vereischen
meer ruimte dan ik hier vragen mag.
De bijzondere hezwaarlijkheid der verta
ling nu heeft twee oorzaken. De eerste ligt
in de moeilijkheid dit eigenaardige van den
stijl weer te geven ; de t weedts in de afwijkende
woordbetekenissen waardoor de overzetting
dikwijls eene zaak van wijsgeerigen tastzin
wordt. Doch ook bij nauwkeurige vergelijking
met het origineel blijkt de vertalerzeer goed
geslaagd. Men mag deze overzetting gerust
aan de beroemde van Thurot ter zij stellen
wat een te grooter verdienste aanduidt zoo
men bedenkt hoe er behalve Glazemaker in
1658 en Burger in 1850 geen voorgauge.s
waren en hoe ve^l gemakkelijker het Eransch
zich tot de hier vereischte constructies leent
dm 't Geruiaansche - en bovendien is 't be
noemen van wijsgeorige, abstracties zoo onge
oefende Holland-ich. Men gevoelt bij ieder
hoofdstukje dat de vertaler met hart en ziel
in zijn werk was.
Het is hier 'Ie plaats niet uitvoerig over
details te spreken. De meeste dingen die men
anders zou wenschen liggen, trouwens op het
terrein der opvatting", waar elke partij gelijk
heeft. Een enkele opmerking vin de echter
plaats. Waarom de vertaler, die zich zóó
straat van Korea. Een Japansche huishou
ding, zoo vertelt hij, wordt door man en
vrouw gezameiijk bestuurd. Zelfs de brieven
voor den man of de vrouw zijn gemeenschap
pelijk bezit; elk van beiden kan die naar
wensen openen, en op den dag waarop het
huwelijk is gesloten, is de vrouw de
schatmeesteres en opzieueres van het huishouden.
Zoo krijgt b. v. admiraal Togo voor de diensten
die hij zijn vaderland bewijst, jaarlijks in 't
geheel pi. m. 7000 gulden. Al het geld over
handigt hij zijne vrouw, die hem van zakgeld
voorziet en de som voor de opvoeding der
kinderen, het dienstpersoneel, voor kleeding,
huur, belasting, brands'oil'en, voedingsmid
delen enz. besteedt. Daarbij moet zij zich
overeenkomstig de positie van haar man als
den beroemdsten admiraal van Japan, kleeden.
En wat hier van de vrouw des admiraals
wordt verlangd, moet ook de vrouw vanden
geringsten arbeider kunnen prestoeren.
Echtbreuk is in Japan een zeer zware
misdaad; beide schuldige partijen worden
met tuchthuis gest -aft. Tot lieden is er nog
geen geval voor 't gerecht gekomen, waar
een vrouw, wier man in het leger diende,
van ontrouw was aangeklaagd. Sneuvelt de
man op het slag eld, dan draagt de Staat
zorg voor de weduwe. Behalve een pensioen
voor zich en haar gezin, ontvangt ze een
ronde som ineens uitbetaald. Het leven in
Japan is zeer et nvoudig ; de mensc.ien maken
van hun woningen geen pri vaat museurn. Er
zij u ook wel verzamelaars van antiquiteiten
en rariteiten, maar deze schatten worden
zorgvuldig weggeb >r 'ge -n, en sUchts bij bij
zondere gelegenheden aan de vrienden ge
toond. Netheid en gej aste en smaakvolle
inrichting zijn voor een goed geregelde huis
houding hoofdzaak. De beschaafde huisvrouw
moet weten hoe zij de planten en bloemen
het best schikt; niet door een overvloed van
bloemen bereikt ze haar doel, neen, ze verstaat
het, smaakvol een paar eenvoudige bloemen
op het voovdce igst te doen uitkomen. De
vrouwen vinden tijd om veel te lezen;
velen van haar verslaan iets van politiek.
Ook vele vrouwen slaan aan 't hoofd van
groote inrichtingen, bv. van Inkenfabrieken
of fabrieken van huishoudelijke artikelen.
Dikwijls is de Japan^che vrouw zeer eer
zuchtig ; haar grootste eerzucht echter bestaat
hierin haar kinderen zoodanig op te voeden,
dat ze geschikt zijn voor den staatsdienst.
Niet alleen bij welgestelde lieden vindt
men in Japan ontwikkeling. Zuo is er in 't
leger een overste, wiens vader een arme
groenteboer is, en bij de marine een kapitein,
wiens vader de betrekking bekleedt van
portier aan een hadinrichting. Deze oflk'ieren
hebben hun succes in 't leven niet te
danken aan hunne vaders, maar aan de zorg
vuldige opvoeding hunner moeders.
in de laatste- jaren hebben de Japansche
dames verschillende- vereenigiugen opgericht
met liefdadige doeleinden, tot verbetering
van haar positie in 't huisgezin, tot bevorde
ring van de sport eii de debatteerkunst.
Zoo nu en dan hoort men zelfs van een
beweging voor vroawenstemrecht, maar
wanneer zich het land in een haclielijken
toestand bevindt, maken ze pluksel voor
verbanden en houden inzamelingen tot ver
zachting van het lijden van gewonde soldaten
en matrozen.
weinig afwijking van zijn origineel
veroerlooft C. 7. ywziKiifiov xa.i'xx.iSim door Trouw
en kind" vertaalt, waardoor de teedere ironie
van het oorspronkelijk verloren -gaat, is ons
onbegrijpelijk; het voorbeeld van een paar
buitenlanders verontschuldigt dit niet. Het
woord C. 2. l, Way/fA/z hier door leus" weer.
gegeven, wordt wellicht beter dot r tendenz"
vertaald. C 37 is zooals hier gegeven, zon
der zin. De plaats is trouwens vanouds een
struikelblok. Ik. heb er verschillende commen
taren esns op nagelezen maar van Simplicius
af, die er ongeveer juist het omgekeerde van
de waarschijnlijke bedoeling uithaalt zijn de
heeren 't vrijwel doorloopend oneens. Nu
kan men in zoo'n ge -al twee wegen volgen.
Ten eerste onvertaald laten, en dit schijnt me
het verstandigst; ten tweedeer een slag naar
slaan ; en dan ligt voor de hand cap. 27 als
een veralgemeening van cap. 26 te beschouwen,
zoodat de zin zijn zou: Evenals hit doel
niet wordt opgericht opdat men't misse, even
min bestaat het kwade ($tst$ -A-J.X.W voor 't
begrip in plaats van TO xy.x!>v, dat in de latere
taal de abstracte beteekenis verloren heeft)
opdat men 't ontloope.
Laat ons hopen dat er in de toekomst
meer zulke liefdevolle en kunstrijke vertalin
gen mogen verschijnen. Mets, inderdaad, is
zoo geschikt om den smaak in de klassieken
te bederven als 't lezen van die vele boeken
vol slecht Hollandsch welke een' klassieken
auteursnaam op het titelblad dragen; niets
daarentegen zoo aansporend tot eigen werk
zaamheid, zoo veredelend voor den stijl, want
voor den geest, als die ernstige en trouwe
studie der antieken, waarin verdietschingen als
de hier aangekondigde haar oorprong vinden.
GEKRTES GOSSAEKT.
Amersfoort, Dec. 1904.
Van 5 7 Mei j.l. had te Weenen, de derde
algemeene vergadering van den
Oostenrijkeclien Vrouwenbond plaats. De bond bestaat
thans uit !!S vereeiiigingen, die gezamenlijk
een ledental van 15,00(1 vrouwen vertegen
woordigen De presidenten dezer
vereenigingen, zijn voor het meereudeel
hoog^t-ontwikkelde, bezadigde, ernstige, vooruitstrevende
vrouwen, wie het allerminst te doen is,
eens in 't openbaar te spreken, de aandacht
te concentreeren op haar eigen
persoonlijkhei i, maar, goeie, kranige, verstandige
vrouwen die onvcrdroten haar krachten wijden
aan iotsverbetering van bedrukte, bekom
merde en uitgemergelde natuurgenooten.
De vergadering werd geopend door de
presidente, mevrouw Marianne llainisch, die,
met hare gewone hartelijkheid en opgewekt
heid alle aanwezigen welkom heette. Met
groote belangstelling luisterde me:i nanr de
boeiende, rede vau mevrouw ara l'roelsz,
presidente der Berlijnsche afdeeling. Sara
l'roelsz is de vurige ijveraarster voor
gvmuasiaal onderwijs voor meisjes, en opvoeding
en verpleging van weezen.
De verschillende petities door vrouwen
bonden bij haar eigen magistraten ingediend,
zijn gelukkig dingen waarmede de volksver
tegen ivoor ligcrs rekening gaan houden, en,
die niet langer door hen met oolijk lachje
en smadelijk schouderophalen worden terzijde
geschoven. Het is niet meer dan billijk, dat
1) De Leidsche Comedie telt niet mee.
2) Celsus bij Oiijines.
verstandige mannen hun aandacht schenken
aan hetgeen hen door verstandige vrouwen
wordt voorgelegd. Druk-doenerige,
scireeuwerige, aanstellerige, zich-zelf-op-den-voorgrond
i plaatsende vrouwen, zijn ón-vrouwelijk, dus
onbeininrelijk; ma;ir, zij, die ijveren voor
het lot der we-szen, het onderwijs voor
meisjesde pensioneering van oude, vrouwe! ij k e dienst
boden, vrouwenkiesrecht, het oi.t'nul en van
gevaren, verbonden aan het weerzinwek
kend gebruik van alcohol, scherp toesicht
over het aantal werkuren van fabrit
karbeidsters, hygiëne in werkplaatsen en fabrieken,
zulke vrouwen, zijn voorwaar de
bemiuiielijksten die men zich denken kan. en aan wie wij
onze volle sympathie heLooreii te schenken.
* *
*
Parijzenaars zijn kinderen. Elke aanleiding
tot een grapje is hen welkom. Vooral de
Parisienne is goedlachs; haar onbezorgde
vroolijkheid werkt aanstekelijk. Men lacht
hartelijk mee om geestigheden, die tegen
grimmige kritiek niet bestand zijn. Het jonge,
Spaansche koninkje was natuurlijk te Parijs
de held van den dag, tijdens ziju bezoek aan
de V'ille Lumière, en de lieveling van alle
vrouwen.
Ce jeune homine ti charmant et si sórifiix"
behoefde geen buitengewone moeite te doen,
om de ontvlambare harten der Eraucaises te
veroveren. Dit ligt zoo iu den aard der zaak.
Onze bevallige Souvereine was als kind met
haar guitig, later als jonkvrouw met haar
rein en vriendelijk gezichtje, en nog later
ais jonge vrouw, met fijne lichtelijk door
weemoed overschaduwde trekken, het kind,
de jonkvrouw, dk vrouw, eeu perst
o..lijkheid, door i-der rechtgeaard Nederlander
vereerd, en, die zij in tijden van r.o d, tot
het uiterste zouden beschermen. De ver
knochtheid aan het l.uis van Oranje, zit den
Hollander in merg-en-been. Toen
Wilhelmienlje als zestienjarig meisje, \o ir het
eerst in Viissingen kwam, om een geleelte
der Nederlandsche vloot te bezichtigen, waren
er oude. verweerde zeelui, langs wier wan
ten tranen van blijdschap en aandoening
drupten, toen zij lui n Oranje-dochter van aan
gezicht tot aangezicht mochten aanschouwen.
Tijdens Alfonso's bezoek aan Frankrijk,
begonnen de Parijzenaars een eigengen.aakt
taaltje te koetereu. Ter eere van hun
paanschen gast, lie'ten zij in hun gesjir kken
alle woorden op los" en las" eindigen.
En een pret! als kinderen. Voor den jongen,
Spaansclien koning is het reizen door vreemde
landen geen bezwaar, want, hij spreekt vloeiend
Erau?e!i, I'aliaansch, Engelsch en Duitsch.
In Londen trof Alfonse het bitter slecht met
het weer. Steeds door regen. Toeii men
| hem het kinderrijmpje :
Kain ! Rain ! K'.un !
Go to Spain !"
liet hooren, antwoordde hij ernstig : ,,Ik hoop
het, want op 't oogenblii, verlangen wij in
Spanje hard naar regen.
*
Een onvervalscht Gallisch trekje, bestaat
in het hechten aan mooie kleeren, het ver
zorgen van het uiterlijk. Parijzenaars hebben
een stalen geheugen. Na jaar-eu-dag, weten
zij nog precies, wat hun gasten bij deze of
gene gelegenheid, om en aan hadden. Toen
de vader van den tegeriwoordigen koning
van Spanje, Alfjnso XJJ, Frankrijk bezocht,
keerde hij juist uit Duitschlan l terug. In
Berlijn had de, koning de uniform vau
Pruisisch l"hlauen-officier gedragen, en, in
diezelfde uniform reed hij Parijs binnen I
Een onhandig trekje', dat de Parijzenaars hem
niet goed konden verge/en. Het straatliedje
dat op de wijze van Viens Poupoule" langs
boulevards, avenues en straten w.-ird uitge
galmd, bewijst, dat de Fraiischen hun ergernis
over liet costuum vau Alfonso's vader nog
niet vergeten zijn :
,,1'ourtant, faut, que j'te l'dise ici,
l'our venir a Paris,
Aio soin de n' pas mettr'uomm'vet'n;eut
Un costume de hu'an.
C'est comme (/a qu'tou póre, autrefois,
Nous avait j'téun froid,
Mais j' eompte que les assez maliu
l'our venir en pékin.
In deftige romances, ba!l nies en aria's.
worden iu 't Fransch alh* lettergrepen ge
zegd en gezongen; straa'lie<"j -s en deuntjes.
hebben verkortingen en afkappingen, voor
vreemdelingen een tikje lul brekend om uit
te spreken.
Van het snaaksche liedje las ik in eer.
Engeische illustratie, deze alleraardigste ver
taling :
But let me tel you OACJ for all,
And bear it well in tuiiid.
That tho Parisians love you well,
Parisians are not blind;
The clothes your Pa wore wheu hècami;
Displeased us, so beware
Of German uuiforms. Put on
A plain frack-coat, mon cher."
CAPJ;ICE.