De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 18 juni pagina 5

18 juni 1905 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1460 DB AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Larensclie KnnstnanileL N. ran Harpen. Villa Mauve. Toen ik er naar toe ging, over de smalle Larensche paadjes, tusschen de een groot bosch. Wat is hierin al een stemming, het ernstige, zwijgzame van het bosch. Het andere, een bosch weg, is iets lichter van toon. Dan is er een schets: een weg met laat-najaars-boomen, waartusschen een Binnenhuis. VAN BEBVEE. struikenheggen en de enkele heel hooge boomen, waarvan de bladerenbundels in de lucht gewrongen leken over me heen was een blauwe en wolkenwitte wereld toen dacht ik zoo: zou het niet aangenamer wezen hier te blijven dwalen, dan naar dat gindsche huisje toe, de afbeeldingen van dit landschap te gaan zien P Pas op, dacht ik, in die mooie morgen om me heen, pas op, die lieden willen de wereld mooier maken dan ze is. Ze maken die schilderijen natuurlijk, omdat ze ontevreden zijn met de beweging der boomen, met de kleuren van het gras en het koren, met iet licht, zooals dat de interieurs verlicht. Zij willen geen photographen zijn, maar de scheppers van de landschappen en de binnenkamers lantaarnpaal. Zij staan daar schuchter voor den dag, alsof er veel gebeurde in dien nacht; maar de fijne takjes gaan ervan bewijzen, dat in een studie het intense der stemming heviger kan zijn dan in een zorgvuldig afgewerkte schil derij. Van dezen stelt de eene voor een vrouw, die haar kind zoogt. Er is in dit binnenkrot een prachtig oogenblik geweest en het is net, alsof de vrouw, dit even beseffend, ongewend aan geluk, even bevreesd opkijkt. Het licht schijnt over haar en het kind, de lappen om haar en om het kind heen zijn er vol van; de vuile rook is tot een zilverige mist geworden. De andere schets zijn twee kinderen in een kamer. Ook hier is alles met groote beslistheid neergeschilderd, alsof het geschreven ware. Het lijkt wel, alsof het licht door het raamglas, naar binnen is gewoeld om in de verste hoekjes van louter genoegen te kunnen vonkelen. Een slechte menschsoort zegt wel, dat in 't Gooi allemaal binnenhuisjes worden gefabriceerd, allemaal namaak Neuhuys, allemaal moeders en kinderen, allemaal hetzelfde. Maak toch eens iets anders, dwingen deze oppervakkigen. Zie, die beperktheid van onderwerp is mij juist aangenaam. Het blijkt nu dui delijk, dat zij allen iets anders willen. Zij werken allen op de zelfde plaats, in de zelfde atmospheer, in de zelfde interieurs, r.iaar elk van hen schildert een eigen wensch, een eigen begeerte in zijn eige manieren. Van Briët, van Van Beever, van Dooyewaard en van Broedelet zijn er interieurs; deze bewijzen wat ik zooeven zeide. Dat van Briët lijkt wel uit een sprookje; een knaapje zit neer op een bank onder de schouw en een meisje ploetert met een pollepel in een ijzeren pot. Er zijn overal dingetjes in dit vertrek, op de vloer, tegen de wand, op de schouwmantel; kleine verrassingen om met aandacht naar te kijken. Er is een deurtje, dat open staat en door het raam van het andere kamertje komt, heel gewoon, wat licht naar binnen. Een poes weet dat wel en gaat voor de deuropening zitten. Als men dan, een navolgen in dit werkje wil zoeken: de 17e eeuwsche interieurschilders waren ook zoo zorgvuldig in de behandeling der onderdeelen. Van Van Beever is hier veel werk, interieurs, een portretje van een boerenKijkje in de zaal. De enkele feilen, kleine verkeerdhedens... laat dit stukje nu een festijntje zijn, of een fonteintje, dat met zijn straaltjes en zijn druppeltjes en zijn vonkeltjes het bloemenperkje rondom nog mooier maakt. Veel werk is hier ook van Van der Ven, landschappen on stillevens. Hij is er niet een, die piep-piep-piep-hoera roept met het licht, noch een die u met een paar streekjes de heele geschiedenis van licht en schaduw dartel weg vertelt. Vasthoudendheid en overweging zijn de goede eigenschappen van zijn werk. Hij zal zich, bijv. door een gezellig gekon kel van lieve kleurtjes, dat hij bij het werken plotseling ziet, niet van zijn voor nemen laten afvoeren. Het is alsof hij zegt: zie deze wolk eens, die is mooi, nietwaar." Hij heeft gelijk, en gedenkt dat het nu mooi genoeg is. Maar die wolk, die daar naast is (zoo stel ik ine voor, dat hij zegt) die is ook mooi P En hij heeft weer gelijk. Ge kijkt nog wat en dat het impressionisme in de schilder kunst heeft afgedaan, kunnen hier door een jong schilder van het tegendeel hunne beweering worden overtuigd. Er is in dit zaaltje nog werk van Wally Moes, Hart Nibbrig, Langeveld, Laguna, Breman, T. Meelis, Moulijn, T. de Jong. Toen ik "naar buiten trad, de stoep af, A. MAUVE. zooals zij die met hunne verbeelding ge waar werden. Pas op, ze konden het wel eens niet erg mooi gedaan hebben. Maar ik heb geen spijt dat ik toch gegaan ben. Dit zaaltje bevat een uitnemende ver zameling werk van Larensche schilders. Het is niet alleen bijna allemaal knap werk", maar het is ook bijna allemaal mooi werk, dat hier is. Er zijn dan, en ik hoop dat ze er blijven om ze nog dikwijls weer te zien, er zijn vier Mauves. Van twee ervan dacht ik dat ze in Frankrijk geschilderd waren, te Barbizon. Ze zijn in Holland, te Oosterbeek geschilderd. Een stelt voor boomstammen en stronken voor een hut en daarom heen het doodstille zwart van op in de lucht, in alle richtingen, alsof daar weer iets nieuws gebeurde. Dan is er nog een teekening, schapen en een man erbij in de verlatenheid van de heide; met een paar veegjes zijn wolkenmassa's aangegeven. Zooals al de teekeningen, die ik van Mauve zag, vond ik ook deze dadelijk prachtig van eenvoud en prachtig van stemming. Zij kennen het vak, deze schilders, zeide ik. Maar er is toch maar weinig uitbundig vertoon daarvan. Zij schilderen, niet in de eerste plaats om te laten zien wat zij kunnen, maar omdat er in hen iets moois, iets bizonder moois is, dat zij gaarne willen mededeelen. Van Kever zijn hier vier studies; twee Kijkje in de zaal. Vroeg Voorjaar. V. D. VEN. meisje en een stilleven; zijn teekeningen zijn hier niet. Er is in deze werkjes telkens iets anders, dat bekoort. Een ervan stelt een vrouw voor, die bezig is een kindje te kleeden; in de Heertjes van het kind dartelen overal lichtjes om de schaduwen heen; de moeder is zorg zaam ; om hen heen zijn de wanden als ernstige zwijgers. Ook is er een stuk van een deel, aan den kant is een stalletje met een geitje er in; in den hoek en achter een hooischelf, daarop en er omheen, ja daar druipt door een raam het licht naar bin nen. Wat zijn het toch een eenige kerels, die schilders; het geitje vreet-snuffelt wat van den grond op en merkt niets van wat er boven hem gebeurt; niets van die lichtspatjes, niets van die lichttirelantijntjes. In de wanden van zijn interieurs ziet Van Beever heele geschiedenissen van kleur ; die wanden zijn van onderen zwart, en daarboven wit, maar als je het goed bekijkt is er eigenlijk geen zwart en geen wit, maar zijn er een tal van variaties van die kleuren. Ja het schijnt wel of er in de dingen, de schoorsteen met de borden erop, de bezem, de tafeltjes, de kannen, de prenten-van-een-cent aan de wand, de wieg meer leven is, dan in de menschen die daar in het midden staan. De dingen gelijken wel levende kamera den van de bewoners met elk hun ge schiedenis. Van Beever heeft zeer veel phantasie. Dacht ge dat het vervelend was, al die binnenhuizen P Het is juist heerlijk er eens eenige bij elkaar te zien. Wilt ge weten, wie er gelijk heeft, wie de ware richting gevonden P Van Beever of Dooyewaard die het binnenhuis heel anders ziet P Of Broe delet. die het alweer anders bekijkt P of Briët P Ze hebben allemaal gelijk; ze hebben allemaal de ware richting, zoo lang xe inooie dingen maken. wilt u dan afwenden. Maar neen, onder die wolk is een verschiet, even, en daar kronkelen over en achter een kerktoren A. MAUVE. dadelijk in het witte zonlicht [en over de korenhalmen keek enkele witte wol ken speelden een blijspel in de lucht dacht ik dat de kunst toch eigenlijk wel mooier is dan de natuur. K VAN M. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIII IIIIIUIIIIIIIIIIHIIIHMIIIIHIIIHHIIHnMIHIlM Stoepen en daten, i. Bij de nieuwe gemeentelijke bouwveror dening, die dezer dagen als punt van behan deling op de agenda der raadsvergadering is geplaatst, komt een aangelegenheid ter sprake, die zoozeer zal beslissen over het algemeen aanzien onzer stad, en haar schoonheid zoo veel kan doen winnen of verliezen, dat daar aan wel wat meer aandacht geschonken mag worden dan tot nu toe het geval was. Ik bedoel het voorstel, neergelegd in art. 78, waarbij weer vrijheid gegeven zal worden tot het maken van stoepen voor de huizen. Het geldt hier dus niet een proef, een nieuwigheid, maar een ten halve keeren op den dwaalweg: het herstellen van een fout, waardoor al veel bedorven werd en iu de toekomst bedorven kan worden. Het moderne verkeer, dat als een bandjir alles wegvaagt wat het op zijn weg ontmoet, heeft in de oude stad al menige stoep als oti'er geëischt en niet gedoogd, dat het maken van nieuwe werd toegestaan. Gelukkig is men nu tot inkeer gekomen en heeft men ingezien hoe de stoepen van onze oude straten en grachten het hare bijdroegen tot hun karakteristiek en typisch uiterlijk. Studie. A. MAUVE. weer andere wolkjes. Ik bedoel maar dat v. d. A'en u geleidelijk van de eene schoonheid tot de overtuiging van de andere brengt. Ik bedoel niet, dat hij niet dadelijk door de stemming of door den toon weet te treffen. Het is alsof hij u het hoe en waarom van de stem ming door zijn details wil verklaren. In llerfstnevel", de schilderij die op Arti zoo allernaarst was geplaatst en in Grijs weer" is de stemming zeer direct. We moeten nu even de oogen toe doen, v. d. Ven vergeten en dan naar het schil derijtje van D. Meelis, een sneeuwgezicht gaan kijken. Wie al beweerden, De stoep is zulk een onvervreemdbaar deel der oude huizen, dat men haar niet onge straft er aan ontnemen kan zonder het geheele voorkomen er door te doen lijden. Zij geeft het huis tegelijk iets deftigs en gezelligs en hoeveel aangenamer is de aanblik uit het stevige horizontale zerkenvlak de huizen te zien oprijzen, dan de hardsteenen onder bouw te zien verdwijnen in de nietige straat klinkertjes. Dezelfde statigheid, die de sleep aan het vrouwenfiguur schenkt, geeft de stoep aan het huis, maar.... evenals de sleep heeft ook de stoep in de praktijk een na-sleep van bezwaren. Heel dikwijls is zij een ware sta-in-den-weg en niemand zal dan ook de deugden van haar aartsvijand, het trottoir,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl