De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 25 juni pagina 1

25 juni 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B'. 1461 DB AMSTERDAMMER V. 1905. WEEKBLAD VOOE NEDERLAND redactie Dit nnmrner bevat een bijvoegsel. -v a. in. J. DIE ICO O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar . mail » 10. AJBonderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar O-la1/» Mt Utd i* verkrijgbaar Kink 10 Boulevard d« Capuciues tegenover lut Grand Ca/é, te Parijs. Zondag 25 Juni. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel » 0.40 Annonces uit Duitochluod, Oortemrijk m Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma R L'DOLK MOSSE te JUmle» u door alle filialen dezer firma. De prijs per regel U 35 Pl'enuig. INHOUD: VAN VEKKE EN VAN NABIJ: Op, voor de Vrijheid! Afzonderlijke scholen voor meer dan gewoon, begaafde leerlingen een eisch van onzen tyd ? (Ingez.), door prof. G. Jelgersma. Een middel tot woningver betering zonder bezwaar van rijks- of gemeenteflnantiën, III (slot), door M. P. de Clercq. SOCIALE AANGELEGENHEDEN': Derde brief van een zeeman. FEUILLETON: Het verwoeste Motief. Naar liet Duitsch, van Heinz Tovote. KUNST EN LETLEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. A verkamp. Over de waarschijnlijke ontwikkeling der architectuur, door H. P. Berlage, II, beqordeeld door I. Gosschalk. Een vergeten artikeltje van Bandelaire. Phraséologie francaise, door C. M. Robert, beoordeeld door Armand Sunier. Dr. Heinrich Lahmann, door H. H. D. VOOR DAMES: Mevrouw La Chapelle?Boobol, (portret). Eenige weken in Brussel, enz, door Daisy E. A. Junius. In 't Paryzer Nacht-asyl voor vrouwen, door Detta Zilcken. Allerlei, door Caprice. Keen van Dongen, met portret en af b., door Carel Scharten. Stoepen en daken, II, door J. W. N. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES: Niet Schuldig", door Deinkrah. INGEZONDEN. DAMEUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER TENTIËN. iiiiiiiimiiiiiMii Op, roer de Vrijheid! Daar is, ~naar Het Volk heeft opge merkt, in de laatste dagen iets met ons gebeurd. Het blad schrijft: Tegen Kuyper! ' i)it is de verkiezingsleus der vrijzinzinnigen, van Roëll tot De Koo. De aartsradikale Amsterdammer, die waterproef is gebleken tegen het blanco-artikel, heeft er vier jaar conservatieve regeering voor over, om maar van Kuyper af te zijn" en het deelt dan met verrassing, teleur stelling, verbazing hoe zullen wij zijn gevoel juist bepalen? zijn lezers mee: Ziedaar den laatste der Mohikanen ge vallen." Indien iemand reden heeft zich. over dit bericht te verwonderen, dan zeker wel de gevallene" zelf. Wij hebben reeds langer dan een half jaar, dat wil zeggen, zoo dikwijls wij over de komende ver kiezingen schreven, den raad gegeven, dat het in de eerste plaats te doen moest zijn om een einde te maken aan de heer schappij der Kuyper-politiek. Wij heb ben ten opzichte van deze onze meening geen oogenblik gewankeld, haar voorge staan tegenover vrijzinnig-democraten en unie-liberalen en nu zijn wij, volgens Het Volk, waar wij op 11 Juni nog eens herhaalden, wat wij maanden lang be toogd hadden: Op voor de vrijheid", dezer dagen als de laatste der Mohikanen ge vallen. Ziedaar," zoo roept het blad zijn lezers tot getuige: Ziedaar ... daar ligt ook hij!" Wij zouden zoo zeggen, dat is nu toch wel wat mal. # * * Jntusschen, hoe en wanneer dan ook, wij zijn gevallen, en de KoM-'s-redacteur, richt tot ons, zooals wij daar tot hem opblikken, de volgende toespraak: . Op voor de Vrijheid! roept de u!tra-radikale heer De Koo, en ter wille van die vrij heid verdraagt hij in 's hemels naam een conservasieve regeering. Het is de bezitter die zoo spreekt, het is namens een bezittende klasse, dat de Amsterdammer zoo spreekt. Zij heeft alles wat zij behoeft; haar ekonomische vrijheid is onbeperkt; alleen onder vindt zij eenigen hinder, eenigen overlai-t, van Kuyper's theologische liefhebberijen. Maar als in de arbeidersklasse de kreet om vrijheid weerklinkt, dan is dat tevens een oorlogskreet tegen het conservatisme. Haar vrijheid is niet bestaanbaar met de econo mische afhankelijkheid waarin zij verkeert. Onder uw vrijheid is de arbeider gedwongen, de kracht van zijn spieren te verkoopen voor den aalmoes dien gij ervoor wilt geven; onder uw vrijheid loopt hij naar werk te zoeken, en stoot hij voor en na het hoofd, omdat de werkgevers hem kennen als agita tor, of omdat uw heerlijk konkurrentiestelsel een te grooten warenvoorraad op de markt heeft gebracht en er tijdelijk slapte is in zaken. Onder uw vrijheid liggen in de ma gazijnen de levensbehoeften te veel, en heeft de arbeider te weinig oin zich van zijn nooddruft te voorzien. Onder uw vrijheid wordt de arbeider gekweld, gejakkerd, ge negerd en op straat geworpen. Kn welk begrip van vrijheid bij u her-recht, be« ijst !'ier?on, uw genie, die in waaHijken angst, dut de con servatieven hem hun stem zullen onthouden. nu op het laatste oogenblik tegen Kuyper nog op zijn biceps bl ft, die ook eterk is tegen de arbeidende klasse. Hij beroemt er zich op, dat ook hy in de haven van Rot terdam en Dordrecht het militair geweld tegenover de strijdende arbeiders heeft gesteld. En tegelijk jammert gij over de antithesen. Over Kuyper's antithese en over de socialis tische, de antithese van den klassenstrijd. En gij schreit dikke krokodillentranen over den klassen haat, het onheilig vuur, dat de sociaa'demokraten aanblazen. Zijn wij het, die in het berooide arbeidersgezin, met den geringsten tegenspoed ook de ellende doen binnenkomen? Zijn wij het, die den kleinen boer ? en burger onteigenen door hypotheek en konkurrentie van grootkapitaal? Zijn wij het, die ons in de zoetheid der wraak hebben gewenteld na de Aprilbewesnng? Of zijt gij het, geloovige en ongeloovige kapitalisten, in uw patroonsbond hand aan hand gaande? Hebt gij liefde gezaaid, toen gij tegenover menschen die streden om een bitter kleine verbetering in hun armzalig lot, de bajonetten van uw geweld steldet ? Zaait gij liefde, nu gij met de huichelarij duimen dik op uw gelaat de arbeiders kiesrecht en hervormingen belooft, terwijl gij weet, dat indien gij door hun hulp er weder bovenop zijt, die belofte op de brutaalste manier zal worden ge schonden ? Tegen Kuyper, is de liberale leus; op voor de vrijheid. Ja, op voor de vrijheid, roepen ook wij, en daarom : legen u en tegen Kuyper beide, tegen klerikaal en liberaal, tegen de bezittende, ontaardende, op geen recht maar op geweld steunende klasse, foor de sociaaldemokratie, voor de partij van het ontberende, onderdrukte volk! Lieve goden, wat heeft zoo iemand een stem als hij het eens goed zeggen wil, was de eerste gedachte, waarmee wij naar de predicatie geluisterd hebben, en zij klonk ons zoo echt als gelegenheids-pathos in de ooren, dat wij ons zelf' afvroegen, wie had dat nu van zoo'n gezeten burger en kalm mensch verwacht ? Natuurlij k ontleedden wij ook de frases, en kwamen eenige bedenkingen bij ons op. Ten eerste rees de vraag, als de heer De Koo Op, voor de Vrijheid" d. i. op voor de gewetensvrijheid in den meest ruimen zin, roept,?spreekt hij dan alleen, of in de eerste plaats, in het belang der bezitters of ook in dat van het prole tariaat ? Met welk recht wordt hij in dit geval als de vertegenwoordiger eener bepaalde klasse aangewezen? De heer De Koo is bezitter" zeker, evenals de heer Tak; hij betreurt de wijze, waarop in onze maatschappij het bezitrecht is geregeld, streeft naar de ver werkelijking van betere toestanden, al weder, naar hij in alle bescheidenheid durft te meenen, met niet minder eer lijkheid en liefde dan een Volks-redactetir dit zal vermogen; nietwaar, men kan toch een warm hart gevoelen voor de misdeelden, en hun rechten erkennen, al wandelt men niet langs sociaal-democratischen weg. De redacteur van De Amsterdammer heeft nog nooit gejammerd over de anti these van den klassenstrijd; haar steeds verdedigd als de groote beweegkracht tot verbetering in onze zelfzuchtige en hard vochtige samenleving. Hij schreide nim mer de krokodillen-tranen, waarvan de heer Tak melding maakt. Eer en meer dan eenig ander, heeft hij K u y pers stakingspolitiek gegispt en gegeeseld; hij heeft het ten alle tijde opgenomen voor de verdrukten, voor de in hun vrijheid geknotten, en hoe herhaaldelijk heeft hij gepleit voor verzoeningsgezindheid jegens een door kortzichtige leiders misleid eri broodeloos geworden personeel. Zoo zouden we werkelijk toornig en veront waardigd kunnen zijn, nn we moeten ervaren, dat de redacteur van Het Volk ons indeelt bij, en dat hij onze verkie zingsleus O//, voor de Vrijheid" mis bruikt, om ons aan 't hoofd te stellen van een geboefte, dat hij, ten einde dit maal niet beneden het vereischte agitatorisch peil te blijven, viezer nog teekent, dan het inderdaad is: met een duimen dik" gesmeerde huichelarij van hervor mingsgezindheid op het gelaat... niet waar, als bedoelden zij voor zichzelf te waarschuwen ?! Zeker hij misbruikt onze leus: O/i, rooi de Vrijhtid" en daarbij onzen naam, want de heer Tak weet precies even goed als wij zelf, dat de laatste der Mohikanen zijn leven lang geijverd heeft voor nog andere vrijheid dan de gewetensvrijheid, en dat hij geenszins vier jaar liberaalconservatisme zou verdragen, indien er ook maar de geringste mogelijkheid be stond iets anders te verkrijgen. De zaak is eenvoudig, bij een linker- n bij een rechter-kabinet krijgt gij onder de huidige kieswet, die de triomf can hef eonnerrafixme is, nooit een echt vooruitstrevende regeeringspolitiek. Dit staat vast, óók volgens liet Volk. En zoo blijft dus het eenige over, wat een verstandig meiiseh te doen staat: bij do aanstaali 'c her stemmingen te kiezen tussehen oen eonservatiefswK/erclericalisme, en een conser vatief met clericalisme. En die keus is, dunkt ons, voor een liberaal, een radicaal en een socialist zoo bijster moeilijk niet. Nu zijn de sociaal-democraten en wij, we vermoeden het gaarne, even hart grondig van het conservatisme afkeerig en wij verdragen het, gelijk ook de socialisten dat zullen moeten doen; of denkt de heer Tak het conservatisme niet te zullen moeten verdragen ?! We zijn nieuwsgierig hoe de heeren socialisten het daartoe, anders dan wij, die wel ver dragen, zullen aanleggen. Immers tot dusver zijn ze, gebonden aan hun motie van het Paasch-congres en zullen zij den conservatief, die wel de ge wetens vrij beid maar geenszins de urgentie van Algemeen Stemrecht voorstaat, niet mogen steunen tegenover den conservatief-clpricaal, den conservatief in dubbelen zin. Zoo zullen zij in meer dan n district door ont houding Ci.KKif'ALEX d. i. conservatieven van de allerconservatiefste soort, helpen verkiezen. Een mooie toestand voor iemand als de heer Tak, die ons verwijt, dat \ve het conservatisme ... verdragen! Een ons onbekend geestverwant heeft reeds dadelijk in Het Handelsblad een woord van protest geschreven op des heeren Tak's onredelijken aanval" en blijkbaar verbaasde deze schrijver zich er niet weinig over, dat voor een sociaaldemocraat als de heer Tak, in politieken zin v. Kurnebeek en v. d. Biesen hem ganz einerlei" zijn, alsof hij b.v. het onderwijs, dezen zoo uitnemenden factor van volks-verlichting, volksbeschaving, volkswelvaart, volksvrijheid en volks kracht bij liberaal en clericaal, even veilig in beider handen kon achten, en zich dus van kiezen tusschen zulke twee zou mogen onthouden! Eii inderdaad dergelijke nonsens verwacht men aller minst van iemand, die meermalen ge toond heeft iets verder te zien dan zijn neus lang is. Intusschen doet zich hier een zeer eigenaardig geval voor. Het toeval wil, dat, waar wij ons te verdedigen hebben tegen een onredelijken aanval" van den heer Tak, den redakteur van Het Volk, wij het in hoofdzaak eens zijn met onzen vriend, den heer Tak, lid der S. D. A. P. De zaak is deze: De motie, bij her stemming alleen te zullen steunen eandidaten, die zich voor de urgentie t;.m algemeen kiesrecht verklaren, werd na veel vijven en zessen, met algemeeno stemmen aangenomen op het Paaschcongrcs. Deze taktiek lag allesbehalve zoo maar gereed en voor de hand. De heer Tak had eerst al eens gezegd, dat hij in 't socialistisch behing desnoods bereid was ook op don duivel te stemmen, en aan het slot van de lange, ietw;;t ver warde discussie adviseerde de heer Tak: neemt do motie maar aan zooals ze daar ligt en hot gebeurde aldus. Maar n of twee dagen daarna schreef do hoofdredacteur van lid. Volk, dat hij aan candidateii-verklariniten niet hechtte, en eerst als men voor de herstemming /on komen te staan, de redactie van Met Volk haar gedragslijn zou bepalen. Wij noemden dit een zeer verstandig advies, maar veroorloofden ons tevens do vraag, of de met algemeene stemmen aangenomen motie, op deze wijs, niot iets veel begon te gelijken op een hoed zonder bol ? Ook andere bladen wezen op de tweespraak tusschen do Congres motie en het oordeel van don Volk\redacreur. Eenige dagen later verscheen in 11/'f Volk zelf hot schrijven van een partijgenoot, dio opheldering begeerde. En daar vernamen wij, dat werkelijk de heer Tak in Mei Vol/,' kritiek op de motie had geoefend: m. a. w. dat hij het met de door hem op het Congres aanbevolen resolutie niet eens was, maar dut deze kritiek, als een ^zicannnamj der kritiek" moest beschouwd worden, en hij van nu af de motie zou aanprijzen, zich verheitgenile'' dit als partij-spreekbuis te mogen doen. Wij hebben onzen lezers daarvan kennis gegeven, maar daarbij de opmerking gemaakt, dat zulk een verheugenis" een bijzonder gestel vor derde; wij meenden n.l. er op te moeten wijzen, dat iemand, die zich bereid toonde dergelijke taak als voorlichter der menigte te aanvaarden, al bij uitstek karaktervast diende te zijn, om niet ongemerkt iets van zijn oprechtheid en waarheidsliefde in te boeten. Welnu, het artikel, waarmee hij ons thans vereert, ziedaar de tastbare proeve zijner rerheugenis, en, eerlijk gezegd, hoeft liet ons, op onze beurt, verheugd, te mogen bemerken hoe onze vriend ge lukkig nog niot er in geslaagd is als pnrtij-trornpettei1, te 20 n heuir on meng blazende, iets van liohl?reii Mank uit zijn instrument te stootcn. -Natuurlijk, heel zijn verleden als Fotó-'s-redacteur, waarin hij van den ochtend tot den avond Kuyper als het beest uit de Openbaring, als den huichelaar, den bederver van den volksgeest, hij zei het dezer dagen nog: als den man van geweld en leugen" heeft afgeschilderd, tikt hem op zijn bolle wan gen, zoodra hij een geluid tracht voort te brengen, lokke.nde tot onthouding bij de keus tusschen oud-liberaal en clericaal. Wetende hoe hij met zijn gedruisch den voortduur van Kuyper's regeering bevor dert, moet hij, de zedelijke volks-leider", een gevoel hebben, als deed hij ten pleiziere van eenige partijgenooten de tien geboden in den ban. Wij laten de motieven, welke de voorstanders van de onthoudingstaktiek tot hun besluit geleid hebben, buiten bespreking; trouwens wij zijn niet ingewijd in de diepste geheimen der soc.-dem. partijpolitiek. Maar waar wij van den heer Tak weten, dat hij ook op den duivel zou kunnen stemmen, die zeker, indien hij voor Tak Satan zal zijn, zich niet voor de urgentie van Algemeen K*iesrecht verklaart; alsmede dat hij in de meest ondubbelzinnige woorden de congres-resultaten heeft gekritiseerd als ontijdig en onbeteekenend dan vragen wij, welk figuur maakt thans de heer Tak waar hij ons zoo woest te liji gaat, nu wij, niet door een partij gedwongen, ons op ons standpunt hebben gehindhaafd terwijl hij het zijne na l'aschen verliet? Zeker, om dit met schijn van fatsoen te kunnen doen, moesten wij als de laatste der Mohikanen vallen; was het noodig dut het geven van de voorkeur aan een liberaal-conservatieven boven een clericaal-conservatieven candidaat, werd voor gesteld als een daad in strijd met de arbeidersbelangen; en het door onthouding bevorderen van de candidatuur der Kuyper-slaven worden verheerlijkt als een schittering te meer van het sociaaldemocnitisch beginsel; en zoo moest in hot algemeen een artikel worden ge schreven, waaraan alles wat op nauw keurige analyse en scherpe onder scheiding gelijkt ontbreekt; een artikel als van den een of anderen slordigcn propagandist, die zoo maar alles bij elkaar sleept en door elkaar haalt wat hem voor de hand komt; en dat hier eri daar, niet alleen om de dikte van zekere woorden, aan een Sybrandische verkiezings-speech doet denken, waarin, naar wij ons meenen te herinneren, De Beaufort bestreden werd om Van Houten's opinies over den zelfmoord of het nieuw-malthusianisme. Indien wij bij den uitslag der eerste stemmingen ons dan ook over iets verheugen, is het over de goede kans, die voor Tak op een afvaardiging ter Kamer bestaat. Hem verkozen te zien zal een geruststelling voor ons zijn. In de Kamer zal hij weer zichzelf kunnen worden; daar kan hij het verdedigen van zaken, waarmede hij liet niet eens is, allicht aan anderen overlaten. In elk ge val rust dan niet langer de plicht op hem, dergelijk partij-geschrijf te leveren; zij 't dan ook oen verhanging" te minder, hij is daarvoor te goed. O//, roor de Vrijheid! zoo heeft het in Nederland weerklonken, en deze kreet, in velerlei tonen herhaald, bracht reeds aanvankelijk een victorie. Op, root- de Vrijheid, in eendracht van bezitters en niet-bezitters, waar een voor hen beide gemeenschappelijk goed wordt bedreigd. Ojj r/ior de rrijheid... tegen de schijn heilige tymiiiiie. Dat er een llegeering tevens kome, die staan zal, zooals wij schreven, tegenover het fanatiek streven van de Calvinistische partij, welke niet tevreden kan zijn vóór zij den Staat tot een kerkolijkcn Staat, de school tot een geloofs-bewaarschool, de wetgeving tot een dogmatisch bedrijf, do Kroon, in haar hand, tot een bovenaardsch insti tuut heeft gemaakt: vóór zij, in haar kleinzielige eigenzinnigheid en eigen wijsheid iiet maatschappelijk leven ge bracht heeft onder den druk eerier ver ouderde, verdorde, doodsche en doode Oostersehe tekstentheologie, als hadde er nooit een Jezus voor haar bestaan, die de Earizeërs, de schrift- en wetge leerden heeft gekastijd en ontmaskerd." Zij het, helaas, ook een conserraHef getinte Regeering, we mogen er dan toch bovendien op rekenen, dat de be hartiging onzer belangen tegenover het buitenland, onttrokken zal zijn aan de gevaarlijke leiding van een grillig, zich zelf' op den voorgrond dringend, heerschzuchtig, calvinistisch fantast. Een zegen, een niet te waardeeren ze jen, zoowel voor liet anti-militarisch proletariaat als voor scheel de burgerij, die prijs stelt op liet genot der gewetens-vrijheid in oen onafhankelijk vaderland. Dj*, ciinr </c \'rijheid dus; socialisten en anti-socialisten; sluit u aaneen, zonder iets van uw beginselen te verloochenen, en brengt op den 28sten dezer het ver foeilijk Kuyper-regime ten val. Afzonderlijke scholen voor uisar dan geioon begaafde Mimen een eisen fan onzen tol ? Mijnheer -de Redacteur. Bovengenoemd artikel van den heer Cannegieter geeft mij aanleiding tot enkele opmerkingen. Het boek van Petzoldt, naar aanleiding waarvan de heer Cannegieter zijn artikel schreef is mij onbekend, evenzoo was de zaak zelf mij geheel nieuw; wat ik dus mededeel zijn enkele spontane opmer kingen, die bij mij opkwamen naar aanlei ding van het lezen van bovengenoemd artikel. Het nut van afzonderlijke scholen voor de zeer begaafden schijnt mij twijfelachtig toe; hunne verwijdering uit, wat men zou kunnen noemen, de doorsnee der jongens en hunne afzonderlijke opvoeding is in elk geval veel minder dringend, dan dit met de achterlijke kinderen het geval is. Deze laatste loeren op de gewone scholen niets en hinderen de anderen. Dit begint men algemeen in te zien en de oprichting van afzonderlijke scholen en klassen is daar het gevolg van. Met de meer begaafden is het, naar het mij toeschijnt, een geheel ander geval, ik geloof niet dat do zeer begaafde mensehen in hun jeugd zoo bijzonder begaafd waren, tenminste niet in dien zin, dat zij als knappe school jongens bekend stonden. Dikwijls was het tegendeel het geval en hot later zich vertqpnende talent, was oen jongen,die ongezeggelijk was, die gehinderd werd door de banden van tucht en regelmaat, soms wel van kleingeestige pouterigheid, waarmede de school hem verveelde en die, ik wil het erkennen, bij eene opvoeding en masse, zooals de school die geven moet, niet geheel te vermijden zijn. De knappe menschen van later, waren volstrekt niet de goede scholieren van vroeger, daarvoor was dik wijls hun geestelijk binnenleven veel te sterk en gingen zij te veel hun eigen gang. Hiermede wil lik natuurlijk volstrekt niet beweren, dat knappe schooljongens later niet tot groote talenten kunnen opgroeien. Dit is somtijds zonder twijfel het geva', sommige personen bezitten van jeugd af aan die regelmatigheid en gezeggelijkheid, gepaard met een goed verstand, die hen tot knappe schoolkinderen maakt, maar dit is niet de regel. Er zouden dus zonder twijfel groote geesten in den dop op de scholen voor de raid lelmatigen blijven. Dit is echter niet mijn grootste bezwaar. Bij lange na niet alle knappe jongens blij ven knap. Bekend is hoe snel reeds de vroeg rijpe kinderen afvallen. Deze vroeg rijpe naturen zijn ziekelijk en verwelken spoedig, dikwijls komt er niets van terecht, soms gaan zij zelfs reeds op jeugdigen leeftijd terug en vertoonen zij nerveuse bijverschijnselen. In de minder ernstige gevallen vermindert de progressie eri komt or op den leeftijd van 18?20 jaar een rela- ' tieve stilstand; bij een dergelijke geestes toestand kan men van een ziekelijken toe stand niet spreken ; de knappe jongen van vroeger wordt m'ddelmatig en daarmee is het uit. Deze beide categorieën zouden de scholen voor de zeer begaafden in niet gering aantal bezoeken en het komt mij voor, dat zij er niet op hun plaats zouden zijn. Men stelle zich niet voor, dat men ze zoo gemakkelijk zoude herkennen. Voor de jongen zelf en niet minder voor de ouders zou het een eer zijn de school der erkend begaafden te mogen bezoeken en zij zouden er hun belang in zien hunne tekortkomin gen, die er trouwens nog niet eens zijn, te bemantelen. Ik geloof zelfs, dat de school der begaafden gevaar zal loopen nog door een andere categorie bevolkt te worden, die er nog minder thuis behoort n.l. dooi den plichtmatigen blokker, die ondanks zijn ijver, zijne onderwerping en zijne suggestibiliteit sloehts zeor zelden tot de begaaf den van den rijperen leeftijd zal behooren. Eene andere klasse van de toekomstig begaafden heeft in hun jeugd eenvoudig niet gewild, zonder dat men zoo direct weet hoe dat kwam. Ook voor hen kon geen aanleiding bestaan hebben ze op de bevoor rechte school te plaatsen. Het is een bekend en bovendien een zeer begrijpelijk feit, dat hoogere geestelijke ontwikkeling slechts langzaam rijpt, dat echte knapheid, d. w. z. spontaniteit, initi atief, combinatievermogen, het zien van overeenkomst en verschil, waar gewone menschen dat niet zien, tijd noodig heeft zich te ontwikkelen, dat dit soms zeer laat blijkt en dat bovendien de school de rechte plaats niet is waar dat ontwikkeld wordt. Dat moet aan de persoon zelf overgelaten worden, dat kan hij niet leeren. Wanneer dit reeds geldt van de zuiver intellectueel aangelegde naturen, zal het in nog hoogere mate het geval zijn bij de artistieke talen ten. Hoe vele latere schilders zouden de school voor de begaafden bezoeken V Itembrandt was er nooit gekomen en Kabelais en Iiousseau zouden beneden aan bij de middelniatigen gezeten hebben. Bij de ach terlijken zullen zij zoo gemakkelijk niet aanlanden, of liet zou een Mr-hiel Aiiriaanszoon de Kuyter geweest moeten /ijn, een soort, die vroeger door de ouders uit

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl