Historisch Archief 1877-1940
No. 1461
DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
l*
VOOT3. DAMES.
Mevrouw LA CIIAPELLE?ROOBOL.
Lenige wefcen in Brnssel, enz.
En route. In een Urusselsc/i dames-pension.
Wie in de stad woont hunkert nu en dan
naar buiten, wie buiten woont snakt af en
toe naar groote stadslucb*,naar overweldigende
musea-pracht en veibijsterende stadsdrukte.
Ik verlangde naar Brussel en Luik, en op
een schitterenden lentedag zocht ik plaats in
een coupéniet-rooken.
Ik trof gezellig reisgezelschap en tusschen
bloeiende brem de berins langs den spoor
weg waren er gansch goud-geel van, tusschen
seringenbosschen, goudenregen, blanke en
roode hagedoorns, vloog de trein voort. In
Essen maar even den koffer openen: en
voiture, en voiture !
Helaas, daar wordt plotseling een arm in
den waggon gestoken en een hand flapt vlug
een strookje papier met Dames voor het
raampje.
De waggon is in hetzelfde oogenblik overvol,
de netten zijn gevuld met bagage, maar twee
jongen mamaatjes met kinderen wordt vrien
delijk óók nog een plaatsje ingeruimd.
't Wordt smoor heet, erger! Maar alle
vrouwenoogen gaan naar de kleintjes, ieder
lacht ze toe, vraagt hoe oud dit liefje en
hoeveel maanden dat is, tot het den kleintjes
verveelt. Zij trappelen met hun voetjes in den
schoot hunner moeder, grijpen de naast bij
zittende dames naar de bloemen op heur
hoed, of naar haar horloge-ketting, willen
aller parasols en gaan ten slotte krijschend
gillen, allén als een andere trein in dolle
vaart ons voorbij stormt, zwijgen zij een
oogenblik van schrik. Gelukkig, Brussel,
vóór er een ongeluk gebeurd is.
Hier hetzelfde gemakkelijke station als te
Parijs ; geen trappen, geen tunnels, de perrons
loopen alle recht op het stationsgebouw toe.
Ik ben aan du Midi uitgestapt en hoor dat
mijn koffer naar du Nord is gezonden.
't Neigt ten avond, heel prettig vind ik dit
oponthoud dus niet, maar alles is zoo vroolijk
hier, ieder lacht niettegenstaande regen en
onweer!
Een aardig, laag trammetje, met gordijntjes,
met dwars- en andere banken brengt me voor
n stuiver naar du Nord; nog buiten het
gebouw vraagt een besteller me of ik mijn
bagage zoek, tegelijk opent hij een rijtuig,
verzoekt om het biljet van mijn koffer en
binnen een half uur ben ik goed en wel in
mijn pension: een dames pension!
Welzeker, welzeker de dames moeten maar
zoo voortgaan met zich af te zonderen,"
schamperde een der heeren in den trein, de
vrouw staat tegenwoordig te hoog voor het
huwelijk, te hoog voor den man, nietwaar ?"
De vrouw staat niet te hoog, maar de man
te laag," zegt opeens een mooi, levendig jong
meisje.
Zoo, meent u dat," klinkt het droog.
Ja, ik heb juist in een coupégezeten,
alleen met n jongmensch, die onmiddellijk
misbruik van de gelegenheid maakte en me
als een razende is gaan zoenen . . ."
Allen lachten om haar gloeiende veront
waardiging, maar de heeren meenden, dat dat
jongemensch in ieder geval blijk van een
zeer goeden smaak had gegeven, doch het
jongemeisje lachte niet, ook niet toen een
der heeren troostte, dat het na alles beter voor
een mensch was honderdmaal gezoend te zijn
dan niet eens.
Gekust door iemand in den trein ! de tra
nen sprongen haar in de oogen van boosheid,
en eder gaf nu toe, dat het jongemensch
hee onbehoorlijk gehan leid had en dat het
gelukkig was, dat er dames-pensions beston
den, met dat al om wat zachter te
oordeelen, werd haar geraden vóór alles dat
verrukkelijke wit marmerbeeld van W. Geefs
te gaan zien in Le Palais des beaux arts : De
verliefde leeuw.
Amour, amour quand tu EOUS tiens
On peut bien dire, adieu prudence !
Het marmer leeft, onder den schalk-zoeten
glimlach der verrukkelijke vrouw voelt of
ziet de leeuw niet, dat zij hem zacht maar
zeker de nagels afknipt, hij is bed *elmd van
liefde en met zijn lodderig-verliefden blik
zoekt hij allén haar blik. Hij is verliefd. .."
Dat is heel wat anders," meende het jonge
meisje, die leeuw deed niets, hij keek maar..."
De waggon daverde van het lachen . ..
De zoete geuren van de lente hier, Brussel
in lentedos, de parken vol weelderig jong
groen, de Avenue Louise n laan van bloeiende
blanke kastanjes, waarvan de bloesemblaadjes
neerzweven op de bevallige Brusselsche, die
hooggehakt, hooggeboord en booggehoed hier
trippelt. Veel hoeden Lodewijk XV, verruk
kelijke Afrikaansche struisveeren, schitterende
toiletten in alle lichte kleuren, maar vooral
ook in donkerblauw en zwart, en lila in alle
schakeeringen tot hel paars toe, heel mooi;
ook reform wordt gedragen, maar
nauwsluitender dan bij ons; een dame pas uit Londen
aangekomen, vertelde mij, dat de reform zich
daar opnieuw en thans zeer krachtig baan
breekt. De voornaamste dokters schijnen het
er over eens te zijn, dat het corset voor een
zeer groot deel schuld heeft aan de prikkel
baarheid en zenuwachtigheid van het
hedendaagsch geslacht. Het moet wel zoo zijn,
wanneer men de middeltjes van sommige vrou
wen hier ziet een middeltje als een tumbler
op heupen als een waschkom dan denkt
men : arm schepsel, hoe is het mogelijk zóó
te leven, en men vraagt zich af: werken dan
alle kunstgewrochten hier, alle beelden van
inderdaad mooie vrouwenlichamen niet meer
uit op het gevoel en den smaak der
Fransche vrouw in het algemeen ?
Om het standbeeld van Egmond en Hoorne
bloeien nog de vergeet-mij-nietjes, alles is
zoo jong en zoo frisch, zoo vol lentehope als
het op dien fideii Juni 15G8 geweest zal zijn,
toen beiden op de Grande Place, een der
mooiste pleinen uit de middeleeuwen, ont
hoofd werden !
Overal op de banken om dit standbeeld
op het Petit Sablon, zitten vroolijk babbe
lende vrouwen en meisjes met haar hand
werken, naast zich meestal een wagentje;
rustig sluimerend ligt op het witte
wasjenkussentje het bleekje gezichtje van een jongen
Belg onder een zwarten strik, driemaal zoo
groot als het gezichtje.
Alom bloeiende boomeii en bloemen; vóór
men de parken soms nog ziet, ruikt men hen.
Uit een straat komend, waait de wind ons
opeens seringengeur en jasmijnenreuk toe;
ach, dat 'is toch heel anders dan de parfum
in de winkels, de parfum der dames, de par
fum in de voorname straten. Maar de geuren
en de bloesems van de lente vergaan zoo
snel! Maar nog is alles jong en frisch, nog
zwellen de rozenknoppen, de eersten; tus
schen het teere jonge groen schittert de
lentehemel en speelt de zon. Hoogop schiet de
groote fontein in het Pare Koyal ; alle stra
len vormen samen n waterpluim en onder
deze pluim aan de bewegelijke oppervlakte
van den vijver: een reuzenster. Alles be
weegt, alles schittert en spattert, donkert en
flikkert. Het water verstuift tot een nevel
en brengt koelte.
Ik ben hier in een dames-pension; het
adres van het pension is : Mad. E.
Timmermanz, 31 Kue de Berlin, Bruxelles. Prijzen:
fr. 2.50 tot fr. 5 p. p. p. d. Fr. 2 50 betaalt
zij. die met een ander haar slaapkamer deelt;
de kamer is door een gordijn in tweeën ver
deeld, waar het mij uitstekend bevalt en dat
ik zér durf aan bevelen. Natuurlijk is het
gemis van heeren niet te schatten ! Maar...
de dames zijn zoo vriendelijk en vroolijk,
zoo gezellig en hulpvaardig onder elkaar.
Geen heeien, geen ijverzucht. Een zeer
rustige, zeer vredige, zeer gemakkelijke staat
van zaken.
Evenwel, in diesen heiligen Hallen haat
men de mannen niet, noch veracht men de
liefde; het vroolijk rumoer is groot, wanneer
een heer" rare avis wordt aangediend, of de
kat een nacht niet thuis is gekomen.
C'est la vie de la femme modeste !
De voor haar brood werkende vrouw, die
misschiea mér dan eenige andere vrouw
verlangt naar liefde, een eigen huis, kinderen,
maar ze mag er niet aan denken, ze heeft
geen tijd, haar tijd behoort vreemden en als
zij een dag vrij heeft, verstrooit zij zich door
het lezen van goede boeken en leeft het
leven van anderen ...
Haar eigen leven is een leven van arbeid,
ontzegging en plichtsbetrachting ; haar berus
tende opgewektheid is bewonderenswaard !
DAISY E. A. JUNIUS.
In 't Parüzer Nacht-asyl yoor Yronwen,
door DETTA ZILCKEN.
Ik kom van de Seine af, de lange Rue
St. Jacques langs. Rechts het reusachtig ge
bouw der Sorbonne, links het College de
France en het gezicht op den beerlijken
koepel van het Pantheon. Dan verder in
donkerder streken, waar de typische figuren
uit het Quartier latin, de bleeke gezichten,
den stempel dragend van doorwaakte nachten
en geestesarbeid, reeds weer verdwijnen en
het proletariaat op straat zwerft. Tusschen
smalle, armelijke huizen verheft zich nu een
grooter, dat zich onderscheidt door zinde
lijkheid. Er hangt eene blauwe lantaren voor
en op de deur leest men het opschrift:
Asile de nuit pour femmes et enfants."
Ik schel aan en vraag den portier naar
de directrice, want ik heb eene aanbeveling
van den secretaris-generaal der Sociét
Philanthropique, dit wonderbaar georganiseerd
Parijsch Liefdadigheids-genootschap, dat
honderd vijf en twintig jaar geleden, met
bescheiden middelen opgericht, tegenwoordig
werkt met een kapitaal van millioenen, eenige
dozijnen volkskeukens en apotheken, moeder
en nachtverblijven en een eigen hospilaal
bezit, gezinswoningen voor arbeiders en
kosthuizen voor ongehuwden bouwt en dat,
alleen voor zijn directie, een afzonderlijk
gebouw noodig heeft.
't Is geen modern huis, dit toevluchtsoord
in de Rue St. Jaeques. Het was reeds oud,
toen de inrichting, de eerste van haar soort
in Parijs, daarin vóór vijf en twintig jaren
gevestigd werd.Daardoor zijn de gangen er smal
en hoekig, de trappen nauw en uitgesleten,
de kamers laag van verdieping, bij alle zin
delijkheid den indruk van iets armeluiachtigs
gevend. Maar de slaapzalen, die de hoofd
verpleegster mij liet zien, zijn ruim en goed
gelucht; de ijzeren bedden hebben zindelijke
matrassen en warme wollen dekens en ieder
die onderdak zoekt, krijgt een paar schoone
handdoeken, wanneer zij, zoo noodig, zich
onder eene warme douche gereinigd en hare
kleeding met die der inrichting verwisseld
hebben, terwijl hare eigene des nachts in
een zuiveringstoestel komt. De hoofdver
pleegster laat mij ook deze inrichtingen zien,
evenals de weivoorziene waschkamer en den
droogzolder waarop een groote kachel brandt.
Tusschen de bedden der volwassenen, staan
bedjes voor kinderen, waarvan vele reeds alleen
den weg hierheen vinden, en wiegen voor de
allerkleinsten. Honderd vijf en twintig vrouwen
kan het huis, het grootste der drie nacht
verblijven, die de SociétéPhilantropique
bezit herbergen, maar op winteravonden,
moef menige gast uit gebrek aan ruimte,
worden afgewezen. Van 't begin af, werd het
beschermend dak vooral dikwijls opgezocht
door haar, die uit hare betrekking gezet,
niet in staat om te werken, zonder dak en
zonder middelen, hare bevalling tegemoet
zien. Zoo werd dus voor deze armen eene
afzonderlijke slaapzaal ingericht en het toe
vluchtsoord biedt haar, wanneer het eene
eerste geboorte betreft, vier of ook zeg weken
lang onderkome.i, tot zij naar de Maternité,
de kraamvrouweninrichting, vervoerd kunnen
worden. Ik zie deze groep, die eene afzon
derlijke afdeeling vormt, in 't voorbijgaan
aan 't avondeten zitten. In donkere
werkkleeren en blauw-linnen boezelaars, zitten
zij in een behagelijk verwarmd lokaal om
eene groote helder verlichte tafel, zoo vroo
lijk babbelend, als hadden zij nog nooit de
wanhoop in de somber glinsterende oogen
gezien, en alsof niet op de meesten aan de
deur, reeds weer de naakte ellende loerde.
Middelerwijl helpen zij hier de vijf zusters,
die aan 't hoofd staan, den huisarbeid ver
richten.
Toen wij, rondgaande, in de groote
algemeene zaal der benedenverdieping kwamen
't is ongeveer zes uur 's avonds en tot negen
uur blijft het huis der menschenliefde ge
opend hebben zich daar reeds ongeveer
twintig dakloozen verzameld en van minuut
tot minuut neemt het aantal toe. Welk eene
overvloeiende mate van jammer, gezonkenheid
en verstomping. Figuren, die men alle, als
men ze op straat ontmoette, met medelij
denden blik zou nakijken, zich vol ontzetting
afvragend, wat dat wel voor een bestaan is,
dat zich in zulk een omhulsel vertoont
hier zitten zij op lange banken, bij dozijnen
naast elkaar. De eene met kortgeschoren haar
en half idiote gelaatsuitdrukking, die al haar
have en goed meesleept in een smerigen
aardappelzak. Maar zij heeft ook nog een
even idioot uitziend kind op den schoot.
Daarnaast eene oude vrouw, grof van been
deren, met mannelijk harde, scherp besneden
gelaatstrekken, een kop, prachtig bewerkt
door den hartstocht van dien haat, dien de
honger opwekt. Ik ging eens, op een Zondag,
door de arbeiderswijk Belleville en ik zag
daar vele, vele zulke karakterkoppen, mannen
zoowel als vrouwen, en 't scheen mij toe als
zweefde boven hen, groot en bloedig, het
ontzettend woord : revolutie. Eene andere
oude vrouw warmt de beenige vingers aan
de warme kachel. Zij is gekomen met hare
dochter, want zij woont bij hare kinderen".
Van den wreeden spot, die in deze uitdruk
king ligt, schijnt ze zich niet bewust te zijn.
Steeds verder vervolgt de goede hoofd
verpleegster hare rondte. Zij spreekt eene
vrouw aan, die nauwlijks twintig jaar oud,
daar zit in armelijke maar zindelijke kleeding.
Men heeft haar op straat gezet, omdat zij
de huur is schuldig gebleven; haar man is
ook naar 't asj'l gegaan. Weer eene andere
onderscheidt zich, onder deze ongewasschen
en ongekamde schare, door de keurigheid
harer kleedij. Als mijne geleidster haar
ondervraagt, slaat zij den grooten omslag
doek, waarin zij gehuld is, open: weder eene
voor de afzonderlijke zaal. En nu komt er
eene figuur de deur binnen, die er met haar
verfomfaaiden zomerhoed en zijden lompen
belachelijk zou uitzien, indien het niet zoo
onuitsprekelijk treurig was. Wat zij is?
C'>upeuse in de groote ateliers, maar op 't oogen
blik zonder werk: II faut chercher". 't Is
vreeselijk hoe het door angst verteerde,
doodmoede gezicht, zich nog dwingt tot een
hoopvollen lach, waarin toch ook weer zoo
duidelijk de moedelooze zekerheid ligt, dat
niemand zulk een wezen, dat uit de goot is
opgedoken, ooit weer werk geven zal. En
dat is nog aangrijpender dan de doffe onver
schilligheid : dit krampachtig zich zelf voor
liegen, dat het zoo heel erg toch nog niet is.
Of gelooven de ongelukkigen misschien zelf
niet wat zij zeggen? Is haar bedrog alleen
de instinktmatige vrees, dat zij wellicht ook
uit dit laatste toevluchtsoord verdreven
zullen worden, als zij de geheele uitgestrekt
heid harer ellende bekennen?
Heel op 't laatst ontdekken wij in den
donkersten hoek eene gestalte, die aan de
zaal den rug toekeert. Zij heeft hoed noch
mantel en zij schaamt zich zoozeer, dat zij
't gezicht in de handen verborgen houdt.
Maar al g zij zich opricht, is zij gekleed als
eene dame, in 't zwart, met wit borduursel
en kant gegarneerd, terwijl alles nog in
tamelijk goeden toestand is. Ook getuig
schriften haalt zij te voorschijn. Zij is uit
Genève, wil in Parijs les in 't Italiaansch
geven en il faut chercher". Alleen ver
moeidheid heeft haar hier binnengedreven,
die eindeloos verre afstanden; zij heeft ook
geen honger, o neen! maar als men haar
een bord soep geeft, verraadt zij zich zelve
dooi de gretigheid waarmee zij eet.
Toen zich de deuren van het asyl achter
mij gesloten hadden, ontmoette ik, dicht bij
het huis, nog verscheidene gestalten, die
schuw langs de muren voortschuiven. Ik
weet nu waarheen hun weg voert. Vier, vijf
nachten vinden zij onderkomen en 's morgens
en 's avonds eene warme soep. Overdag
moeten zij werk gaan zoeken. Vinden zij
niets, zoo worden zij, na hoogstens eene
week, weer geheel in hun ellen lig leven
teruggestooten of zij komen in een ander
toevluchtsoord. Slechts voor het kleinste deel
dergenen, die nog niet geheel gezonken zijn,
is dit eene brug, die hen voert tot liefere
dagen. Bij de meesten is het stereotype
woord: il faut chercher," al lang een ledige
klank geworden. Waar zullen zij eindigen?
Ik ben weer bij de Seine gekomen en aan
den anderen oever, van af de Rue Rivoli,
straalt de Ville Lumiure in al den glans der
avondlichten. Welk eene voornaamheid, welk
wegsleepend levensgenot en schoonheid ! Als
ik echter op den donkeren oever der Cite,
verder de rivier langs ga, sta ik voor een
stil. grauw gebouw, dat drie groote deuren
heeft: dr Moryiie.
MlltllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIJIIIIIIIIIHIMIIIIIItllllllllllllllllllllllllltlllllllltHMW
t'oi-uttti Schuier. Het lemmisme en de
i'.racte wetenschappen. llka PaKiitiy,
ijracin Kinskij. Madaini' Le liargy.
Naar aanleiding van het album met be
roemde vrouwen, het vorige jaar ten ge
schenke geboden aan de leden van het
Goethe-Gesellschaft te Weimar, vertelde ik
een-en-ander over Corona Schröter, wier
portret eveneens het album sierde. Corona
Schröter's bronzen buste op zuil van graniet,
is den 2()sten Mei j.l. in haar geboorteplaats
Guben onthuld. De feestrede werd uitge
sproken door professor Erich Schmidt, als
afgevaardigde van het Goethe-gesellachaft.
Corona Schröter, de begaafde, achttiende
eeuwsche vrouw, die zooveel bijbracht tot den
bloei van het Weimarsche hoftheater, creëerde
in Goethe's wers de titelrol van Iphigenie.
De auteur was verrukt over haar vertolking.
Corona Schröter's muziekaal compositie-talent
openbaarde zich o. a. in verschillende
zangspelen van Goethe, waarbij zij de muziek
Schreef. Goethe zelf. was een tooneelspeler van
niet alledaagse!! allooi. Dikwijls vervulde hij
een rol in een van zijn werken, wanneer die
te Weimar werden opgevoerd. L'art pour
l'art, vierde in die dagen hoogtij te Weimar.
Vrouwelijke dilettanten tot de aanzienlijkste
kringen behoorend, bestudeerden onder
Goethe's persoonlijke leiding, rollen die zij
welwillend" op zich genomen hadden. Zelfs
de groothertogin van Weimar verscheen op
de planken ! Goethe werd zeer bevriend met
den groothertog. De heeren gingen ook wel
samen op reis, wat de groothertogin maar
zoo zoo vond: Goethe kwam te Weimar
met zijn Frankfurter reputatie, en de groot
hertogin was te veel echte vrouw, om niet
te hebben opgemerkt, hoe uiterst ontvankelijk
en gevoelig de dichter was, voor vrouwelijke
bekoorlijkheden en vrouwelijk schoon.
Vrouwen hebben wel eens vlotte, ruime
opvattingen over verliefde buien van kun
stenaars ; haar eigen mannen echter, meten
zij met gansch andere maat.
Jonkvrouw de Bosch Kemper geeft in
Belang en Hecht, nummer van 15 Juni j.l.
verslag van een onlangs te Utrecht door
professor Ernst Cohen gehouden voordracht
over Het feminisme en de exacte weten
schappen".
Zullen de exacte wetenschappen door de
vele vrouwen die er thans in studeeren, be
voordeeld worden ? Wat leert ons daarover
de geschiedenis?
Deze vragen werden allereerst door professor
Cohen beantwoord.
De studie der exacte wetenschappen gaat
niet boven het bevattingsvermogen der vrouw.
Een vijftigtal geleerde vrouwen waaronder
Fransche, Duitsche, Engelsche, Noorsche,
Russische, hebben in den laatsten tijd door
haar studiën grooten invloed geoefend. De
meeste van deze historische vrouwen begon
nen eerst op lateren leeftijd aan haar
lievelingswerk; zij werden door echtgenoot of
leermeester aan zich-zelf ontdekt.
Tegenwoordig is het de broodvraag die de
meesten tot studie beweegt. Mannen der
wetenschap over vrouwelijke studenten raad
plegend, verkreegjonkvrou w de Bosch Kemper
den indruk, dat bij sommigen slordigheid en
onachtzaamheid niet opwegen tegen kunde
en arbeidzaamheid. Er waren lofwaardige
uitzonderingen maar in de geleerde wereld
is het oord el over de vrouw, dat in liet
algemeen weinig initiatief van haar uitgaat."
De slordigheid acht Jonkvrouw de Bosch
Kemper zér bedenkelijk.
De klacht over slordigheid ging mij na
aan het hart, omdat die helaas, niet kan
weersproken worden, 't Heeft er soms iets
van, of enkele jonge meisjes er een eer in
stellen slordig te zijn: slordig in kleeding,
slordig in haar manieren, slordig ook in haar
werk. Slordigheid is een leelijke fout; een
fout, die men kan afleeren, accuratesse en
netheid kunnen nog wel eens de plaats van
kennis innemen, maar niet slordigheid bereikt
men niets hoegenaamd".
Zér zeker is slordigheid een onheil voor
studeerende meisjes en vrouwen, maar de
nadeelen veroorzaakt door dit hoogst onsym
pathiek gebrek, bepalen zich dan uitsluitend
tot haar-zelf. Wee ! de huis-houdens waarvan
de leiding berust bij slordige vrouwen. Die
vrouwen werken gestaag en zeker aan den
ondergang van het gezin. Geen kostwinner is
opgewassen tegen het sloopingswerk der slor
digheid. Een overleggende, nette, ordelijke
vrouw doet meer met een rijksdaalder dan
een slordige met een tientje.
* *
llka Palinay, gravin Kinsky heeft zich aan
het hoofd gesteld van haar eigen opera
gezelschap waarmee zij kunstreken wil onder
nemen, ten einde meerdere bekendheid te
geven aan de door haar bijeengebrachte
mu'.ika'e krachten, llka Palinay, eene
Hongaarsche opera-zangeres, werd door haar hu
welijk gravin Kinsky. Haar echtgenoot, graaf
Kinsky wilde niet dat zijne vrouw voor het
publiek optrad. llka, gravin Kinsky kon zich
niet schikken in haar eentoonig, kil, onbe
duidend, kleurloos leventje van werkelooze
aristocratische vrouw. Telkens weer smeekte
zij haar man, haar vrij te laten in het uit
oefenen van haar zangkunst. Graaf Kinsky,
een onvervalscht type van heerschzuchtig
magnaat zooals zijn echtgenoote getuigt.
had geen ooreu voor haar dringend verzoek.
Het echtpaar Kinsky woonde een tijd lang te
Weenen, toen op hun buitengoed Altenofen,
maar, het gravinnetje verveelde zich en met
den dag groeide haar heftig verlangen naar
het theater.
Onder haar eigen naam llka Palinay zal
zij nu weer als zangeres optreden. Graaf en
gravin Kinsky gaan weer ieder hun eigen
weg, een feit, dat tot eindelooze commentaar
aanleiding gaf. llka Palinay richtte een
schrijven aan een der Budapester bladen en
zegt daarin o. a.: Mijn echtgenoot is altijd
een goed echtgenoot voor mij geweest; wij
scheiden in volmaakte vrede, en, ook mijn
besluit om mijn leven te wijzigen is vreedzaam.
Ik zie nu in, dat een koud, gedistingeerd,
met een aristocratisch etiquet beplakt leventje,
niets is voor mij. Door mijn aderen stroomt
bloed; trotsch. Ilongaarsch bloed. Dit drijft
mij terug naar het tooneel en het is
vergeefsche moeite deze aantrekkingskracht te willen
vernietigen."
-:?:- ?*
Het is zeker geen gewoon verschijnsel, dat
een Fransche tooneelspeelster in het Engelsen
speelt. Over het algemeen hebben Franschen
weinig vaardigheid in het spreken van vreemde
talen. Mevrouw Le Bargy zal in Londen in
het St. Jeames-theater spelen met George
Alexander. Mevrouw Le Bargy speelt te
Parijs in het Gymnase; zij is de echtgenoote
van den bekenden acteur Le Bargy, een der
sterren van het Théatre Francais. George
Alexander zag mevrouw Le Bargy te Parijs
in Le Bercail". Hij was zoo opgetogen over
haar spel en haar verschijning, dat hij haar
dringend verzocht niet hem in Londen te
willen optreden. Mevrouw Le Bargy nam dage
lijks Engelsche les en converseerde iederen
dag in het Fingelsch. Zij is nu die taal
machtig en zal spelen in de Engelsche ver
taling van het Fransche stuk l'Adversaire":
The man of the moment", een der jongste
tooneelwerken van Alfred Capus.
CAPRICE.
* *
Een goede raad voor hen, die 's zomers buiten
doorbrengen. Velen van de bevoorrechten, die
gedurende den zomer naar buiten gaan.
logeeren niet steeds in hotels of pensions,
maar huren woningen of kamers en bereiden
daar hun eigen kost.
Voor dezen is het van het grootste belang
een flinke voorraad eetwaren en versnape
ringen mee te nemen. Vooral mogen dan de
gunstig bekend staande Maggi-producten niet
vergeten worden, want bij een zomerverblijf
kunnen deze zoo uitstekende diensten be
wijzen. Maggi's Aroma, ter verbetering van
groenten, vleeschspijzen, zwakke soepen, enz.
Maggi's ConsomméCapsules, ter directe be
reiding slechts door er kokend water
bij te gieten van een compleete
vleeschbouillon. Maggi's soepen in tabletten om
zich snel zonder verdere bijvoeging, verkwik
kende, welsmakende en voedzame soepen te
bereiden.
Eucalyptus tegen suikerziekte. Het is bekend,
dat het werkzame beginsel der
Eucalyptusbladeren, een vluchtige olie (eucalyptol) als
inwendig geneesmiddel op lever, longen en
nieren werkt.
Het effect van een aftreksel als thee, werd
echter nog niet beproefd. Het is thans aan
een Engelsch geneesheer gelukt, op raad van
een uit Nieuw-Zeeland terug Bekeerden vriend,
door middel van een aftreksel van
Eucalvptusbladeren de suikerziekte volkomen te genezen.
200 gram bladeren met kokend water
overgoten (als thee) en door toevoeging van
een weinig suiker smakelijk gemaakt, was de
dagelijks in twee gedeelten toegediende portie.
IIIIIIIIHINIMtllllllllllHllltlMIIIIHIMII
NIEUWE UITGAVEN.
Laat de C/tristenen maar slapen... tn andere
Gedichten -voor het Proletariaat, door L. M.
HKR.WANS. Amsterdam, J. J. Bos K.Azn.
De inrloed van tiet drank kapitaal, door F. U.
SCHMIDT. Amsterdam, J. J. Bos K.Azn.
KARL KAUTSKY, De Socinaldemokratie en de
Katholieke kerk. Met toestemming van den
schrijver vertaald door H. BROK-ÏROELSTRA.
Amsterdam, J. J. Bos K. A.zn.
Uut 't léve, door A.H. DE HARTOG. Rotterdam.
D. A. Daamen.
Instituut voor /ihysische therapie, van de
Vereeniging voor physische therapie" te Am
sterdam.
Vifticlisn voor liefhebbers, door Ei.ox Lucius.
No. 30 van Vademecum practische iücents
Bibliotheek". Amsterdam, Van Holkema &
\Varendorf.
De blinde van Ainalji, Novelle van W.
URBA.N. No. 185 van Warendorf's
.\ovellenBibliotheak". Amsterdam, Van Holkema &
Warendorf.
liet kind van tituat, dramatisch tafereel in
3 af leelingen, door H. J. SCHIMMEL. Tweede
druk door den schrijver herzien. Bussum,
C, A. J. van Dishoeck.
Akbar, een oostersche roman, door mr.
PA. S. VAN LIMBURG BROUWER. Zesde druk.
's Hage, Mart. Nijhdtf.
Inhoud van Tijdschriften.
De Natuur, all, 6: Kleine dieren, maar groote
vijanden van het naaldhout, door J. Daalder
Uz. Ontijzering van grondwater, door J. van
der Breggen. De phonetische grondslag der
taal, door G. Lely. ? Het meten van hooge
temperaturen met den pyroraeter van Siemens
en Halske, door E. H. J. O. De ringen van
Newton, door W. J. de Haas. Magnetische
krachtlijnen, door dr.Z. P. Bouman. Eeuwig
durende kalender, door dr. H. F. Huisken.
Het onderzoek der diepzee, door dr. J. C. H. de
Meyere. Iets over Spaanschen wijn, door W.
K. Tuinzing. léfotografie, door dr. J. K.
Rombouts. Uit de geschiedenis der genees
kunde : De behandeling van de
longtuberculose, door dr, R. G. Rijkens.
Cotnprimeertoestellen, door N. Proeven met bloemen en
planten, door dr. A. J. C. Snijders. Korte
mededeelingen. Maandelijksch weerbericht,
door C. L. de Veer
De Levende Natuur, afl. 111: Een dag in 't
Zevengebergte, door H. C. Delsman Jr. Een
prachtkijker, door Jac. P. hijsse.?Iets over
Listera Ovata, door A. H. N'ijholi Jr.
Ornitbologische reisherinneringen, door
Snouckaert. De giftige zwarte boschbes, door E.
Heimans. Eenige jaren bij de tabak in Deli,
door Taukeh. Vlaamsche Gaai, door
Snouckaert, Jac. P. hijsse, L. van Antwerpen en J.
Groenewoude. Een kastanje vrucht, door
W. \V. Schippers. Door de Stadsrieitanden,
door M. Pinkhof. Vragen en korte
mededeelingen
Op dt Hoot/te.Jnni-'AÜ.: Reproductie naar een
marmer buste van prof. Gerhard. Janensch,
Over de maand, die heenging, door L. van
Bosse. Wat blijft er over van Amsterdam's
karakterestiek gewaad, door C. van Rijn, met
illustraties. De tentoonstelling St. Lucas,
door H. M. Krabbé. Het Japansche Huis,
roman, door Suze Ja OhapelJe-KooboJ, (voort
zetting). Rome! beschrijving door Anna
NeysEkker, met af b. Hoe Piet van Splunder
genezen werd, militaire schets, door Maarten
van Woolde. Tooneel. Muziek. Letter
kundig overzicht. Fotografie, (m. reproduc
ties), door J. R. A. Schouten. Wetenswaar
dige onderwerpen.?Wat onze lezers wensehen
te weten. Voor onze vrouwen. Een ver
gissing, naar K. A. Tavaststjerua.
De Vlaamsche Gids, No. '2: Paul Fradericq,
horbecke vóór 1830. Reimond Styns
1870. Edmond van Oü'el, Verzen: April,
Kondjes, Balder, ue Parel. A. de Cock,
Kerstening van heidensche zaken, vooral in
verband met boom- en bronvereeniging in
België. Fl. van Duijse, Hendrik Waelput
herdacht. S., Nederlandsche letteren (Her
man eirlinck, 't bedrijf van den kwade).
L. Bakelmans, De doolaar in de weidsche
stad. P. A., Onderwijl en opvoeding.
Aug. Gitteé, Werkstakingen in België.
Eigen Jlaard, No. 25 : Het huis op de krib
ben, door L. Klaver, (Slot). Zuid-Celebes
en de aanstaande Boni-expeditie, door Bin
tang Djaoeh, met kaartje. De
Wagnervereeniging te Amsterdam, door S.
Bottenheirn, met portretten, I. Een prachtwerk,
(over de maskeradefeesten te Leiden) met
af b. Zweedsche Heffeesten in de 17deeeuw,
door Fr. de W. H. (Slot). Feuilleton.