De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 2 juli pagina 1

2 juli 1905 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B'. 1462 WEEK DE AMSTERDAMMER Ae. 1905. VOOK NEDEELAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Oz3-d.erred-a.cti© -van. J'. IDE IC O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Yoor Indiëper jaar -... .. mail » 10. Afconderüjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Bit U*d il verkrijgbaar kiosk 10 Boulevard d« C*puciuea tegenoTer h»t Grand Café, U Parijs. Juli. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel , 0.40 Annonces nit Daitsohland, Ootteariji en Zwitêerland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSÏU Ke«lem n dooi alle filialen dezer firma. De prijs per regel ia 35 Pfennig. INHOUD: VAN VEERE EN VAN NABIJ: Leve de Vrijheid ! Onder valsohe vlag, door C. v. d. Pol. Moderne kantonrechtspraak, door Gerard G. Lenselink.?Thorbecke, door Jeanne WolAon, beoordeeld door mr. .1. A. Levy. SOCIALE AANGELEGEN"IIEDEX: Staatspensionneering ? door mr. dr. H. S. Veldman. FEUILLETON: De Moekebieke. Avontuur van een roeier. Naar het Duitsch, van Clambambus. KUNST EN LETTEREN : Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Is. Querido, door Henri Dekking. Van de liefde die blijft, door W. G van Nouhuys. Uoodsche kwakzalverij, (Ingezonden), door Henri Ederstein. VOOR DAMES: Hoe Wereldwijs te worden ? II, door Vrouwke. Allerlei, door Caprice.?UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Het moderne land huis, (met .afb.), I, door J. H. V>r. Leliman. Tegen de tuberculose, door S. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. INGEZONDEN. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENT1ËN. iintimmiimiiiiniiiMiimniiiiiiniiii IIIIIIIIMHHMIHIIMIII Leve de Vryheid! Kuyper en zijn kabinet gevallen; 52 stemmen links, ziedaar de blijmare, die Woensdagavond door den lande is ge trokken, verheugende allen die afkeerig zijn van kerkelijke heerschappij. Zeker, wij hadden het niet verwacht, "dn t reeds ditmaal de uitspraak der kiezers zóó beslissend zou zijn, al waren er dan ook in de laatste weken duidelijke sporen waar te nemen van ongerustheid onder de ter rechter zijde verbondenen; teeke nen ook van een verzwakking der een dracht zoo noodig, om zoovele tot in de hel elkander verketterende zielen als kiezers te doen samengaan. Deze vernietigende nederlaag bij de stembus van het Kuyper-kabinet, heeft tweeërlei oorzaak. Allereerst, dat het grove en baatzuchtige kerkelijk streven, al wat niet-kerkelijk heet, geprikkeld heeft tot fel verzet; maar in de tweede plaats, dat onder de kerkelijken zelf, door de wijze waarop de demagogische premier het streven geleid heeft, onmogelijk een harte lijke, zuivere geestdrift kon blijven be staan. Immers wat moeten de eerlijke, de waarheidlievende, de in alle oprechtheid vromen in den goeden zin van het woord, onder katholieken, geloovige protestanten, ja, ook ouder de meest strenge calvinisten, niet menigmaal een weerzin hebben ge voeld tegen een kerkelijke politiek, welke hun belangen bevorderde, met middelen, als leefde men niet in door godsdienst zin gereinigde sferen, maar streefde men, met een profeet als . Kuyper aan het hoofd, in lichtzinnige listige slimheid het diepst verachte paganisme voorbij. Foei, welk een vernedering werd in deze vier jaar door den zich als godsman aanbiedenden sofist, gesteund door zijn al te gedienstige, zichzelf vaak compromitteerende partijgenooten, het heilige der heiligen aangedaan ! Wie zal daarbij kun nen meenen, dat de moreele maatstaf thans door de kiezers rechts ganschelijk niet zou zijn aangelegd, en voorbij zien, hoe menigeen, onder pressie van velerlei aard, zijn stembiljet voor den kerkelijken candidaat invullende, gebloosd heeft over hetgeen hij deed ? en hoe de kerkelijke vaak het vermogen en den inoed heeft gemist, om als vurig propagandist op te treden ? Zoo is dan het verfoeilijk Kuyperregime", zooals wij het verleden week noemden, geëindigd. De in God levende politicus die zelfs zijn gebed tot een taktische frase maakte smeekende: Heere, mijn God, zij kunnen niet mtc.hten geen dag en geen nacht, laat voor deze schepselen, die hij den Hemel als de meest-noodlijdenden heeft opgedragen, vier jaren van zijn bestuur achter, zoo goed als uitsluitend gevuld van politiektheologischen wind; behalve dan de voordeelen voor zijn eigen partij genooten bij millioenen binnengehaald. En voor de geheele natie daaronder ook be grepen hen, die hem gaarne gehandhaafd hadden gezien, wijl dit om de eene of andere reden in hun belang schijnt staat hij daar als de vernederde, die, de eerste en de eenige willende zijn, waar mee het binnen- en het buitenland zou moeten rekenen, zich jammerlijk heeft overschat. Wie kan het gelooven, en hoe zou hij zelf het hebben kunnen verwachten, hij man van zooveel talent; met iets van het geniale in aanleg; als maar enkelen begaafd ? Ach ja maar bij alle veelheid van kunnen mag voor een man, die waarlijk groot zal zijn, niet ontbreken, het ver mogen om al dat kunnen te beheeren; zijn geest behoort machtig genoeg te zijn om boven al zijn meer en min beteekende capaciteiten te tronen; en deze eigenschap des geestes, die den mensch eerst waarlijk tot iets hoogers dan het gewone verheft, kan slechts in volle mate aanwezig zijn, waar het karakter haar adelt. Ongetwijfeld, Kuyper is veel, maar wie ziet in hem een d iep denker; wie spreekt over dezen kerkpoliticus als over een serieus man? Wij zullen thans niet herhalen, wat wij dienaangaande meermalen hebben gezegd. Genoeg, dit ministerie, onder Kuypers presidentschap, was een gevaar voor onze vrijheid; op welke wijze kon men zich niet bedreigd achten, als staats burger en ook als Vaderlander ... immers wanneer is ooit meer dan in deze vier jaren de waarheid zoek geweest in het openbare leven? Nu de stembus gesproken heeft, ge voelen wij ons voor de naaste toekomst gerust gesteld. (hider de leus ji, rooi de Vrijheid! heeft wel over de geheele linie links de strijd plaa:s gehad. De zonen van de Kerkhervorming, die de Vrijheid van geweten bracht, en van de Revolutie, die haar beveiligd heeft, zijn wakker geschud, en dit zal de voor Kuyper negatieve verdienste zijn van zijn reac tionair onchristelijk beleid. Mogen de lieden ter linkerzijde de lessen thans ontvangen niet vergeten! Dat hun aan staand bestuur toone, ook in eigen kring, jegens andersdenkenden, het tegen deel is helaas, maar al te dikwijls voor gekomen, de verworven Vrijheid lief te hebben. Lere de Vrijheid! Onder valsche vlag Bij koninklijke boodschap van 15Nov. 1904, werden ingediend twee wetsont werpen van geringen omvang maar van zoo diep-ingrijpende beteekenis, als maar zelden voor Indiëzijn voorgesteld: lo. ontwerp tot wijziging van artikel 75 en intrekking van artikel <S(i van het regeerings-reglement van Ned. Indië; 2o. idem tot wijziging van artikel 10!) van hetzelfde reglement. Deze ontwerpen, waarom ze niet tot n gecombineerd? worden vrij omineus verkort aangeduid als ontwerpen tot regeling van den rechtstoestand der inlaridsche christenen". Wij zeggen vrij omineus", omdat er ge woonlijk reden is om niet veel goeds te verwachten, wanneer er in stukken, uitgegaan van het tegen woordige kabinet, sprake is van chris tenen" of christelijkheid". Hier kan echter terstond een geruststellende ver klaring volgen: de vergelijking van de bestaande met de voorgestelde redactie en de daarop gegeven toelichting vallen zeer mee. Dan heeft de intrekking van art. 86 waardoor tevens eenige geringe wijziging in de redactie van enkele andere noodig is met christelijkheid al even min iets te maken als met de grootc icst der ingediende ontwerpen. De bedoeling van de voorgestelde wijzi ging is geen andere, dan met het art. 75 de gelegenheid open te stellen om te kunnen komen tot eenheid van rechtsbedeeling in straf-, handels- en burgelijke gedingen voor alle landaarden in Indië. Deze mogelijkheid ontstaat door de splitsing van de bevolking in klassen, zooals deze in het nieuwe artikel 10!) wordt voor gesteld. Met de thans bestaande artike len is de unificatie van het Indische recht onmogelijk. Zoo op het eerste gezicht zou men de voorgestelde wetsontwerpen nu willen aanduiden als een zeer neutrale wijziging van het Indische regeerings-reglement om te kunnen geraken tot eenheid van rechtsbedeeling". - Het zal wel g«en betoog behoeven, dat een rechtsbedeeling, zooals de thans vigeerende, waarbij een niet te noe men aantal, vaak onbegrepen, instituten in het oog te houden zijn, technisch een onding is; waarmee wij echter nog geen goedkeurend oordeel uitspreken over de voorgestelde reglements-wijzigingen. Bij de lezing van de enorme massa drukwerk ter toelichting en verklaring bij deze kleine ontwerpen gevoegd, staat men doorloopend voor de vraag: hoe hier sprake is gekomen van een regeling van den rechtstoestand der inlandsche christenen". Deze aanduiding blijkt toch een verkeerd om niet te zeggen : een valsch etiket. Mr. Justus, deze wetsontwerpen be sprekend in een serie artikelen van de Juva-Bodf, welke opstellen thans in brochurevorm door de firma M. van Dorp & Co. te Batavia zijn uitgegeven onder den titel: Wettelijke regeling van den rechtstoestand der Inlandsche christenen als hoofdzaak, en omkeering van den rechtstoestand van alle andere ingezetenen van Nederlandsen Indiëals bijzaak" mr. Justus vindt in de onjuiste verkorte aanduiding een sprekend tee ken van de weinige belangstelling en de verregaande oppervlakkigheid, waar mee men in Nederlandsehe politieke kringen oordeelt over Indische onder werpen." Deze levorziekelijke klacht achten wij nog al onbillijk, en daarom een smetje op de kostbare bijdragen door dien schrijver geleverd. Ernstige werkers moesten er toch eindelijk eens toe komen, zulke hatelijkheden over te laten aan de vooruitstrcverige" marktschreeuwers. Deze lieden achten ander geschrijf dan het hunne niet de moeite van het lezen waard en maken ten laatste zichzelf en anderen diets, dat zij alleen iets doen voor Indië. Alleen met hun groo'te woorden meenen zij de Engelsche ziekte uit de Indische maatschappij te zullen wegschreeuwon. Het is noodig, hierbij even stil te staan, omdat het bij de door de regeering voor gestelde reglementswijzigingen of bij iets in dien geest, wanneer de ontwerpen op de politieke klippen mochten vast raken, moet komen tot een vruchtbare samenwerking van allen die hier recht van meespreken hebben. Het raakt hier toch de Indische maatschappij in haar diepste wezen en de toekomstige ver houding van Nederland tot Indië. Toegegeven moet worden, dat de be langstelling in en de kennis van Indische aangelegenheden in Nederland niet recht evenredig is aan het gewicht der quaesties, waarover men daar te beslissen heeft; dit blijkt o. m. weer uit het reeds op 10 Mei j.l. verschenen voorloopig verlag der Tweede Kamer over de wijzigingsontwerpen. Het valsche etiket schijnt werkelijk het eenige te zijn dat door zeer vele leden" werd begrepen; zooals mr. Justus dan ook vreesde toen hij schreef: dat haar bescherming" n.l. die dor leuze van regeling van den rechtstoestand der inlandsche christenen, j een lading kon binnen brengen, die er allerminst aan beantwoordt." Immers, die zeer vele leden" kunnen blijkbaar de gewichtige <|uaesties niet anders dan van een zélotisch standpunt beschouwen. Zij verlangden, dat bij de regeling die er niet is ! zorgvuldig alles worde vermeden, wat aan de uit breiding van het christendom kan in don weg staan." Wanneer men nu weet welke rampen bereids uit onbekookte kerstening zijn voortgekomen en nog dreigen, dan is er nu nog wel niet, doch later, bij het vaststellen van algemeenc verordeningen en het maken van speciale wetten, reden om te vreezen voorden drang van die zeer velen. De klacht van mr. Justus geldt dus zee r zeker do groote massa Nederlanders het gros der parlementsleden incluis. Maar staan deze menschen ook tegenover de zuiver-Nederlandsche belangen anders dan óf als zeloten, of als onverschillige!! en onkundigcn ? Voor wezenlijk ern stige belangen is deze massa immers maar zelden in beweging te brengen, en dan nog het all'irlaatst dit spreekt toch vanzelf!?voor zulke; die haar niet direct aangaan; waartoe de Indische aan gelegenheden mogen worden gerekend. Trouwens, bij wie zou men het aller eerst werkdadige belangstelling mogen verwachten voor deze onderwerpen ? Toch zeker bij de belanghebbenden zelf in Indiö. En juist dezen munten uit in laksheid en onverschilligheid. Er zullen niet ved Indische menschen zijn zelfs zij,die daartoe volop gelegenheid hebben, die ook maar oppervlakkig hebbon kennis genomen van de thans voorgestelde wij zigingen van het regeeringsreglement; ook niet, nadat mr. Justus in zijn glas heldere artikelen heeft aangetoond,hoezeer daarmee is gemoeid de rechtstoestand, niet voor het handje-vol inlandsche chris tenen, zooals men uit de korte aanduiding ten onrechte verstaat; maar van geheel de groote Indische bevolking. Behoudens enkele loffelijke uitzonderingen, heeft de Indische pers gezwegen: zij toonde maling aan de juristerij. Voor dit noodlottig gemis van public spirit is velerlei verklaring, zelfs ver schooning op te geven. Maar zoolang het dan toch in eigen omgeving te eenenniale mangelt aan de zoo noodzakelijke gezonde revolutionaire energie om regeering en bestuur voorwaarts te drijven, zoolang ook mist men recht tot klacht over gebrek aan belangstelling in Nederland. Ze mogen dan weinigen zijn, die zich daar aan de Indische belangen wijden zeer zeker weinigen, die dit geheel belangloos doen! zij werken veelal toch ijveriger en ernstiger dan de lieden in Indiëzelf; enkele publicisten niet te na gesproken. En wat er bereids in Nederland geschre ven is na de indiening van de onderwerpelijke wetten, getuigt ? zoo al niet steeds van sympathieke beginselen ? dan toch zeker wel van ernstige studie, naast het werk van mr. Justus een eer volle plaats toekomend. De onjuiste verkorte aanduiding deiwetsontwerpen kan dan ook o. i. slechts geweten worden aan de lange voorge schiedenis. Let men niet op de smokkelvlag, dan doet de lectuur van de stukken in menig opzicht weldadig aan" ver klaart mr. Justus. Deze zal voor den echten jurist wel een Lucullus-maal zijn. De 24 folio's druk van de ministeriëele memorie van toelichting op het eerste wetsontwerp, dan nog 15 idem op het tweede, omvatten scherpzinnige, vloeiend gestelde betoogen, rijk maar gemak kelijk zelfs smakelijk gedocumenteerd uit allerlei geschriften en parlementaire redevoeringen. Naar aanleiding van deze knappe stuk ken werk, merkt mr. Justus op, dat indien bij hervormingen in de wetge ving slechts niet gedwaald wordt in de keuze van do richting" waarop hij echter, en o. i. terecht, niet zeer gerust is de uitvoering thans bij het departe ment van koloniën in goede handen is." Behalve in de uitgebreide ministeriëele memories, worden strekking en betee kenis van de reglementswijzigingen nader toegelicht in 104 kolommen bijlagen. Daarvan behooren bij het eerste wets ontwerp : a. tiet ontstaan en de ontwikkeling van het verschil in de rechtsbedeeling tusschen do Europeesche en inheemsche bevolking van Ned.-Indië." Van af de machtiging tot uitoefening van justitie, op 20 Maart 16J2 verleend aan Jan Kompanie, tot aan het ontstaan van de beruchte artikelen 75 en 10!J van het Indische regeeringsreglement in 1864, ziet men de eene onmogelijke lap na de andere op de Indische rechtspleging zetten. Hier staat men niet zoozeer voor de vraag, hoeveel kwaad de justitie in Indiëin ruim drie eeuwen heeft voor komen, doch veeleer hoeveel ze zelf heeft veroorzaakt. l>. De rechtsbedeeling over de inheem sche bevolking in andere koloniën" geeft meer speciaal een overzicht van die in de Engelsche en Eransche. <:. Die Jlechtslage der Muselmannen in lïosniëuntl der Hercegovina" geeft aanleiding tot de vraag, hoe men bij de beoogde unificatie van de rechtsbedee ling in Indiëwel zou moeten handelen met de Europeesche Moslems. Daaraan schijnt niet gedacht bij het redigeeren van de tweede alinea van het voorge stelde artikel 10!) sub 2o. <1. Door een uitgebreid bericht van het ministerie van justitie aangaande het van kracht zijn der Mohammedaansche rechtsbedeeling in Rusland" leert men, hoe in het rijk van den czaar zooeven genoemde moeilijkheid is opgelost" op het papier; e. Ten laatste leert het extract uit een Indische nota, dat reeds jaren ach tereen door Indische justitioneele amb tenaren werd uitgeoefend: aandrangtot toepasselijk verklaring op do inlandsche bevolking van een deel van het burgerlijk wetboek". Bij het tweede ontwerpje is nog als bijlage op de ministeriëele memorie ge voegd een uitgebreide, en met blijkbare voorliefde bewerkte, studie over den kerkelijken en maatschappelijken toe stand der inlandsche christenen". Dit laatste stuk zal te pas komen wan neer er werkelijk een regeling van den rechtstoestand der inlandsche christenen zal worden tor hand genomen. Door geheel dezen rijstenbrijberg van stukken heeft de Tweede Kamer zich reeds heengegeten, blijkens haar voorloopig verslag op 10 Mei j.l. verschenen. Toch zijn er onder haar leden gulzigaards die nog meer verlangen. Dezen misten den belangrijken arbeid, indertijd door mr. J. H. Carpentier Alting in opdracht van minister Cremer verricht; ook de adviezen door de Indische regeering ge geven, en ten laatste die van deskunkundigen als dr. Snouck Hurgronje. Dit alles zal nog moeten worden overlegd, zal de minister van koloniën aan het verwijt van eenzijdige voorlichting ont komen. Zeer waarschijnlijk zullen de laatste der alsnog gevraagde adviezen niet zeer aanmoedigend luiden. Want de gedachte, die aan deze hervorming 'en grondslag ligt, des Pudels Kern" is de assimilatie van de inlandsche samenleving met de Europeesche; vreeselijk schrik beeld voor allen, die bevreesd zijn voor een te gulzig bijten in de vruchten van kennis en beschaving door de inboor lingen. De inlander behoort inlander te blijven" hebben eenige leden" ia de afdeelingsvergaderingen der Tweede Kamer gedecreteerd. Men toonde zich als brave oude juffrouwen bezorgd voor vereuropeani weering". Voor ieder, die Indiëgraag zag opge heven uit den staat van achterlijkheid, moet de assimilatie-idee des ministers uiteraard sympathiek zijn. Mr. Justus noemt de toelichting op de voorstellen verstrekkende plannen" en toont zelfs veel voetangels en klemmen, die langs den weg tot volledige erkenning daarvan verspreid liggen. Hij vreest zelfs door de rechts-unificatie, waarop wordt aange stuurd, desorganisatie van de inlandsche maatschappij. Deze zal er zeer waarschijnlijk ,uit voortkomen, wanneer met de trapsge wijze in te voeren rechts-uuiticatie de intellectueele ontwikkeling van het volk geen gelijken tred houdt. Doch men moet het eene doen en het andere niet laten. Wel kan men een bevolking de geestelijke rijpheid aiet opdringen en moet eigen drang behoefte daaraan scheppen; maar deze drang kan niet uitblijven wanneer voor de intellectueele emancipatie de deuren zoo wijd mogelijk opengezet worden. M. a. w.: men geve tegelijkertijd een aan de moderne behoef ten voldoend onderwijs in alle graden. Dit nu is den iulander met zijn velerlei kostelijken aanleg, tot dusver stelselmatig onthouden. En»met welk recht ? Al is dan ook het standpunt des mi nisters, die gulweg het onafwendbare der assimilatie erkent, sympathiek, het paard wordt er toch mee achter den wagen gespannen, wanneer met een rechtvaar dige rechtsbedeeling niet tegelijkertijd gestreefd worde naar opvoeding van de bevolking in de richting van de complete sociale unificatie. Zooals thans de toestand is, ??en helaas nog blijven zal! kan mr. Justus geheel naar waarheid aan het slot zijner artike lenreeks cynisch openhartig schrijven : Er bestaat nu eenmaal een velschil tusschen Europeaan en inlander, dut zich daarin uit, dat de eerste geschikt is om over den laatsten te heerschen, en de laatste om daarin te berusten." Dit mag echter ? dunkt ons geen reden zijn, om zich principieel tegen een hervorming te verklaren die aan de onge motiveerde bevoorrechting van een vreemd ras en aan de brutale achteruitstelling van de landskinderen in de rechtsbedee ling een einde zou kunnen maken. Zou" want de tijd schijnt nog zeer ver, waarin Indiëdoor Tliemis zal worden gekoesterd met de reine sprei van gelijk vormig en yrlijkmiiirdiy recht, in plaats van te worden gesmoord onder de onoogelijkeu lappendeken van thans. Immers, al vinden de voorgestelde wij zigingen spoedig den weg naar het StaatMad, om ze in practische regelingen om te zetten zal nog veel tijd noodig zijn. Mr. Justus noemt het een rampzalig denkbeeld ten aanzien der Europeesche bevolking, de bevoegdheid tot vervolging van strafbare feiten op te dragen aan inlanders." Dit is verklaarbaar bij de tegenwoordige nog diep ingewortelde rassen-laatdunkendheid in de Indische samenleving. Maar deze veroordeelt toch zichzelf als grondslag voor rechts-instituten ? En het Nederlandsch gezag in Indiëzal misschien spoedig een huis op los zand blijken, wanneer men in de thans bestaande verhoudingen tusschen burgers van hetzelfde land blijft berusten. Zoo blijkt dus aan de voorgestelde wijzigingen van het Indische regeerings reglement heel wat anders vast te zitten dan een regeling van den rechtstoestand van het zeer kleine getal inlandsche christenen; en dan nog: welke christenen! ? Den Haag, 14 Mei. C. v. D. Por,. Moderne kantonrechtspraak. Niet ten onrechte wordt in de handelswereld, ook in de rechtawereld zelve, ge klaagd over den langen duur, de liooge kosten en de omslachtige manier van pro

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl