Historisch Archief 1877-1940
B'. 1462
WEEK
DE AMSTERDAMMER
Ae. 1905.
VOOK NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Oz3-d.erred-a.cti© -van. J'. IDE IC O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Yoor Indiëper jaar -... .. mail » 10.
Afconderüjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Bit U*d il verkrijgbaar kiosk 10 Boulevard d« C*puciuea tegenoTer h»t Grand Café, U Parijs.
Juli.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel , 0.40
Annonces nit Daitsohland, Ootteariji en Zwitêerland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSÏU Ke«lem n dooi alle filialen dezer firma. De prijs per regel ia 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Leve de
Vrijheid ! Onder valsohe vlag, door C. v.
d. Pol. Moderne kantonrechtspraak, door
Gerard G. Lenselink.?Thorbecke, door Jeanne
WolAon, beoordeeld door mr. .1. A. Levy.
SOCIALE AANGELEGEN"IIEDEX:
Staatspensionneering ? door mr. dr. H. S. Veldman.
FEUILLETON: De Moekebieke. Avontuur
van een roeier. Naar het Duitsch, van
Clambambus. KUNST EN LETTEREN : Muziek
in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp.
Is. Querido, door Henri Dekking. Van
de liefde die blijft, door W. G van Nouhuys.
Uoodsche kwakzalverij, (Ingezonden), door
Henri Ederstein. VOOR DAMES: Hoe
Wereldwijs te worden ? II, door Vrouwke.
Allerlei, door Caprice.?UIT DE NATUUR,
door E. Heimans. Het moderne land
huis, (met .afb.), I, door J. H. V>r. Leliman.
Tegen de tuberculose, door S.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Stigter. INGEZONDEN.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTENT1ËN.
iintimmiimiiiiniiiMiimniiiiiiniiii
IIIIIIIIMHHMIHIIMIII
Leve de Vryheid!
Kuyper en zijn kabinet gevallen; 52
stemmen links, ziedaar de blijmare, die
Woensdagavond door den lande is ge
trokken, verheugende allen die afkeerig
zijn van kerkelijke heerschappij.
Zeker, wij hadden het niet verwacht,
"dn t reeds ditmaal de uitspraak der kiezers
zóó beslissend zou zijn, al waren er dan
ook in de laatste weken duidelijke sporen
waar te nemen van ongerustheid onder
de ter rechter zijde verbondenen; teeke
nen ook van een verzwakking der een
dracht zoo noodig, om zoovele tot in de
hel elkander verketterende zielen als
kiezers te doen samengaan.
Deze vernietigende nederlaag bij de
stembus van het Kuyper-kabinet, heeft
tweeërlei oorzaak. Allereerst, dat het grove
en baatzuchtige kerkelijk streven, al wat
niet-kerkelijk heet, geprikkeld heeft tot
fel verzet; maar in de tweede plaats, dat
onder de kerkelijken zelf, door de wijze
waarop de demagogische premier het
streven geleid heeft, onmogelijk een harte
lijke, zuivere geestdrift kon blijven be
staan.
Immers wat moeten de eerlijke, de
waarheidlievende, de in alle oprechtheid
vromen in den goeden zin van het woord,
onder katholieken, geloovige protestanten,
ja, ook ouder de meest strenge calvinisten,
niet menigmaal een weerzin hebben ge
voeld tegen een kerkelijke politiek, welke
hun belangen bevorderde, met middelen,
als leefde men niet in door godsdienst
zin gereinigde sferen, maar streefde men,
met een profeet als . Kuyper aan het
hoofd, in lichtzinnige listige slimheid het
diepst verachte paganisme voorbij. Foei,
welk een vernedering werd in deze vier
jaar door den zich als godsman
aanbiedenden sofist, gesteund door zijn al te
gedienstige, zichzelf vaak
compromitteerende partijgenooten, het heilige der
heiligen aangedaan ! Wie zal daarbij kun
nen meenen, dat de moreele maatstaf
thans door de kiezers rechts ganschelijk
niet zou zijn aangelegd, en voorbij zien,
hoe menigeen, onder pressie van velerlei
aard, zijn stembiljet voor den kerkelijken
candidaat invullende, gebloosd heeft over
hetgeen hij deed ? en hoe de kerkelijke
vaak het vermogen en den inoed heeft
gemist, om als vurig propagandist op te
treden ?
Zoo is dan het verfoeilijk
Kuyperregime", zooals wij het verleden week
noemden, geëindigd. De in God levende
politicus die zelfs zijn gebed tot een
taktische frase maakte smeekende:
Heere, mijn God, zij kunnen niet mtc.hten
geen dag en geen nacht, laat voor deze
schepselen, die hij den Hemel als de
meest-noodlijdenden heeft opgedragen,
vier jaren van zijn bestuur achter, zoo
goed als uitsluitend gevuld van
politiektheologischen wind; behalve dan de
voordeelen voor zijn eigen partij genooten
bij millioenen binnengehaald. En voor
de geheele natie daaronder ook be
grepen hen, die hem gaarne gehandhaafd
hadden gezien, wijl dit om de eene of
andere reden in hun belang schijnt
staat hij daar als de vernederde, die, de
eerste en de eenige willende zijn, waar
mee het binnen- en het buitenland zou
moeten rekenen, zich jammerlijk heeft
overschat.
Wie kan het gelooven, en hoe zou
hij zelf het hebben kunnen verwachten,
hij man van zooveel talent; met iets van
het geniale in aanleg; als maar enkelen
begaafd ?
Ach ja maar bij alle veelheid van
kunnen mag voor een man, die waarlijk
groot zal zijn, niet ontbreken, het ver
mogen om al dat kunnen te beheeren;
zijn geest behoort machtig genoeg te
zijn om boven al zijn meer en min
beteekende capaciteiten te tronen; en
deze eigenschap des geestes, die den
mensch eerst waarlijk tot iets hoogers
dan het gewone verheft, kan slechts in
volle mate aanwezig zijn, waar het
karakter haar adelt.
Ongetwijfeld, Kuyper is veel, maar wie
ziet in hem een d iep denker; wie spreekt
over dezen kerkpoliticus als over een
serieus man?
Wij zullen thans niet herhalen, wat
wij dienaangaande meermalen hebben
gezegd. Genoeg, dit ministerie, onder
Kuypers presidentschap, was een gevaar
voor onze vrijheid; op welke wijze kon
men zich niet bedreigd achten, als staats
burger en ook als Vaderlander ... immers
wanneer is ooit meer dan in deze vier
jaren de waarheid zoek geweest in het
openbare leven?
Nu de stembus gesproken heeft, ge
voelen wij ons voor de naaste toekomst
gerust gesteld. (hider de leus ji, rooi
de Vrijheid! heeft wel over de geheele
linie links de strijd plaa:s gehad. De
zonen van de Kerkhervorming, die de
Vrijheid van geweten bracht, en van de
Revolutie, die haar beveiligd heeft, zijn
wakker geschud, en dit zal de voor Kuyper
negatieve verdienste zijn van zijn reac
tionair onchristelijk beleid. Mogen de
lieden ter linkerzijde de lessen thans
ontvangen niet vergeten! Dat hun aan
staand bestuur toone, ook in eigen kring,
jegens andersdenkenden, het tegen
deel is helaas, maar al te dikwijls voor
gekomen, de verworven Vrijheid lief
te hebben.
Lere de Vrijheid!
Onder valsche vlag
Bij koninklijke boodschap van 15Nov.
1904, werden ingediend twee wetsont
werpen van geringen omvang maar van
zoo diep-ingrijpende beteekenis, als maar
zelden voor Indiëzijn voorgesteld:
lo. ontwerp tot wijziging van artikel
75 en intrekking van artikel <S(i van
het regeerings-reglement van Ned. Indië;
2o. idem tot wijziging van artikel 10!)
van hetzelfde reglement.
Deze ontwerpen, waarom ze niet tot
n gecombineerd? worden vrij omineus
verkort aangeduid als ontwerpen tot
regeling van den rechtstoestand der
inlaridsche christenen". Wij zeggen vrij
omineus", omdat er ge woonlijk reden is om
niet veel goeds te verwachten, wanneer
er in stukken, uitgegaan van het tegen
woordige kabinet, sprake is van chris
tenen" of christelijkheid". Hier kan
echter terstond een geruststellende ver
klaring volgen: de vergelijking van de
bestaande met de voorgestelde redactie en
de daarop gegeven toelichting vallen zeer
mee. Dan heeft de intrekking van art.
86 waardoor tevens eenige geringe
wijziging in de redactie van enkele andere
noodig is met christelijkheid al even
min iets te maken als met de grootc icst
der ingediende ontwerpen.
De bedoeling van de voorgestelde wijzi
ging is geen andere, dan met het art. 75 de
gelegenheid open te stellen om te kunnen
komen tot eenheid van rechtsbedeeling
in straf-, handels- en burgelijke gedingen
voor alle landaarden in Indië. Deze
mogelijkheid ontstaat door de splitsing
van de bevolking in klassen, zooals deze
in het nieuwe artikel 10!) wordt voor
gesteld. Met de thans bestaande artike
len is de unificatie van het Indische recht
onmogelijk.
Zoo op het eerste gezicht zou men de
voorgestelde wetsontwerpen nu willen
aanduiden als een zeer neutrale wijziging
van het Indische regeerings-reglement
om te kunnen geraken tot eenheid van
rechtsbedeeling".
- Het zal wel g«en betoog behoeven, dat
een rechtsbedeeling, zooals de thans
vigeerende, waarbij een niet te noe
men aantal, vaak onbegrepen, instituten
in het oog te houden zijn, technisch een
onding is; waarmee wij echter nog geen
goedkeurend oordeel uitspreken over de
voorgestelde reglements-wijzigingen.
Bij de lezing van de enorme massa
drukwerk ter toelichting en verklaring
bij deze kleine ontwerpen gevoegd, staat
men doorloopend voor de vraag: hoe hier
sprake is gekomen van een regeling
van den rechtstoestand der inlandsche
christenen". Deze aanduiding blijkt toch
een verkeerd om niet te zeggen : een
valsch etiket.
Mr. Justus, deze wetsontwerpen be
sprekend in een serie artikelen van de
Juva-Bodf, welke opstellen thans in
brochurevorm door de firma M. van Dorp
& Co. te Batavia zijn uitgegeven onder
den titel: Wettelijke regeling van den
rechtstoestand der Inlandsche christenen
als hoofdzaak, en omkeering van den
rechtstoestand van alle andere
ingezetenen van Nederlandsen Indiëals
bijzaak" mr. Justus vindt in de onjuiste
verkorte aanduiding een sprekend tee
ken van de weinige belangstelling en
de verregaande oppervlakkigheid, waar
mee men in Nederlandsehe politieke
kringen oordeelt over Indische onder
werpen."
Deze levorziekelijke klacht achten wij
nog al onbillijk, en daarom een smetje op
de kostbare bijdragen door dien schrijver
geleverd. Ernstige werkers moesten er
toch eindelijk eens toe komen, zulke
hatelijkheden over te laten aan de
vooruitstrcverige" marktschreeuwers. Deze
lieden achten ander geschrijf dan het
hunne niet de moeite van het lezen waard
en maken ten laatste zichzelf en anderen
diets, dat zij alleen iets doen voor Indië.
Alleen met hun groo'te woorden meenen
zij de Engelsche ziekte uit de Indische
maatschappij te zullen wegschreeuwon.
Het is noodig, hierbij even stil te staan,
omdat het bij de door de regeering voor
gestelde reglementswijzigingen of bij
iets in dien geest, wanneer de ontwerpen
op de politieke klippen mochten vast
raken, moet komen tot een vruchtbare
samenwerking van allen die hier recht
van meespreken hebben. Het raakt hier
toch de Indische maatschappij in haar
diepste wezen en de toekomstige ver
houding van Nederland tot Indië.
Toegegeven moet worden, dat de be
langstelling in en de kennis van Indische
aangelegenheden in Nederland niet recht
evenredig is aan het gewicht der
quaesties, waarover men daar te beslissen
heeft; dit blijkt o. m. weer uit het
reeds op 10 Mei j.l. verschenen
voorloopig verlag der Tweede Kamer over de
wijzigingsontwerpen. Het valsche etiket
schijnt werkelijk het eenige te zijn dat
door zeer vele leden" werd begrepen;
zooals mr. Justus dan ook vreesde toen
hij schreef: dat haar bescherming"
n.l. die dor leuze van regeling van den
rechtstoestand der inlandsche christenen,
j een lading kon binnen brengen, die er
allerminst aan beantwoordt."
Immers, die zeer vele leden" kunnen
blijkbaar de gewichtige <|uaesties niet
anders dan van een zélotisch standpunt
beschouwen. Zij verlangden, dat bij de
regeling die er niet is ! zorgvuldig
alles worde vermeden, wat aan de uit
breiding van het christendom kan in
don weg staan." Wanneer men nu weet
welke rampen bereids uit onbekookte
kerstening zijn voortgekomen en nog
dreigen, dan is er nu nog wel niet, doch
later, bij het vaststellen van algemeenc
verordeningen en het maken van speciale
wetten, reden om te vreezen voorden
drang van die zeer velen.
De klacht van mr. Justus geldt dus
zee r zeker do groote massa Nederlanders
het gros der parlementsleden incluis.
Maar staan deze menschen ook tegenover
de zuiver-Nederlandsche belangen anders
dan óf als zeloten, of als onverschillige!!
en onkundigcn ? Voor wezenlijk ern
stige belangen is deze massa immers
maar zelden in beweging te brengen, en
dan nog het all'irlaatst dit spreekt
toch vanzelf!?voor zulke; die haar niet
direct aangaan; waartoe de Indische aan
gelegenheden mogen worden gerekend.
Trouwens, bij wie zou men het aller
eerst werkdadige belangstelling mogen
verwachten voor deze onderwerpen ?
Toch zeker bij de belanghebbenden zelf
in Indiö. En juist dezen munten uit in
laksheid en onverschilligheid. Er zullen
niet ved Indische menschen zijn zelfs
zij,die daartoe volop gelegenheid hebben,
die ook maar oppervlakkig hebbon kennis
genomen van de thans voorgestelde wij
zigingen van het regeeringsreglement;
ook niet, nadat mr. Justus in zijn glas
heldere artikelen heeft aangetoond,hoezeer
daarmee is gemoeid de rechtstoestand,
niet voor het handje-vol inlandsche chris
tenen, zooals men uit de korte aanduiding
ten onrechte verstaat; maar van geheel
de groote Indische bevolking. Behoudens
enkele loffelijke uitzonderingen, heeft de
Indische pers gezwegen: zij toonde maling
aan de juristerij.
Voor dit noodlottig gemis van public
spirit is velerlei verklaring, zelfs ver
schooning op te geven. Maar zoolang het
dan toch in eigen omgeving te eenenniale
mangelt aan de zoo noodzakelijke gezonde
revolutionaire energie om regeering en
bestuur voorwaarts te drijven, zoolang
ook mist men recht tot klacht over gebrek
aan belangstelling in Nederland. Ze
mogen dan weinigen zijn, die zich daar
aan de Indische belangen wijden zeer
zeker weinigen, die dit geheel belangloos
doen! zij werken veelal toch ijveriger
en ernstiger dan de lieden in Indiëzelf;
enkele publicisten niet te na gesproken.
En wat er bereids in Nederland geschre
ven is na de indiening van de
onderwerpelijke wetten, getuigt ? zoo al niet
steeds van sympathieke beginselen ?
dan toch zeker wel van ernstige studie,
naast het werk van mr. Justus een eer
volle plaats toekomend.
De onjuiste verkorte aanduiding
deiwetsontwerpen kan dan ook o. i. slechts
geweten worden aan de lange voorge
schiedenis.
Let men niet op de smokkelvlag, dan
doet de lectuur van de stukken in
menig opzicht weldadig aan" ver
klaart mr. Justus. Deze zal voor den
echten jurist wel een Lucullus-maal zijn.
De 24 folio's druk van de ministeriëele
memorie van toelichting op het eerste
wetsontwerp, dan nog 15 idem op het
tweede, omvatten scherpzinnige, vloeiend
gestelde betoogen, rijk maar gemak
kelijk zelfs smakelijk gedocumenteerd
uit allerlei geschriften en parlementaire
redevoeringen.
Naar aanleiding van deze knappe stuk
ken werk, merkt mr. Justus op, dat
indien bij hervormingen in de wetge
ving slechts niet gedwaald wordt in de
keuze van do richting" waarop hij
echter, en o. i. terecht, niet zeer gerust
is de uitvoering thans bij het departe
ment van koloniën in goede handen is."
Behalve in de uitgebreide ministeriëele
memories, worden strekking en betee
kenis van de reglementswijzigingen nader
toegelicht in 104 kolommen bijlagen.
Daarvan behooren bij het eerste wets
ontwerp :
a. tiet ontstaan en de ontwikkeling
van het verschil in de rechtsbedeeling
tusschen do Europeesche en inheemsche
bevolking van Ned.-Indië." Van af de
machtiging tot uitoefening van justitie,
op 20 Maart 16J2 verleend aan Jan
Kompanie, tot aan het ontstaan van de
beruchte artikelen 75 en 10!J van het
Indische regeeringsreglement in 1864,
ziet men de eene onmogelijke lap na de
andere op de Indische rechtspleging
zetten. Hier staat men niet zoozeer voor
de vraag, hoeveel kwaad de justitie in
Indiëin ruim drie eeuwen heeft voor
komen, doch veeleer hoeveel ze zelf heeft
veroorzaakt.
l>. De rechtsbedeeling over de inheem
sche bevolking in andere koloniën" geeft
meer speciaal een overzicht van die in
de Engelsche en Eransche.
<:. Die Jlechtslage der Muselmannen
in lïosniëuntl der Hercegovina" geeft
aanleiding tot de vraag, hoe men bij de
beoogde unificatie van de rechtsbedee
ling in Indiëwel zou moeten handelen
met de Europeesche Moslems. Daaraan
schijnt niet gedacht bij het redigeeren
van de tweede alinea van het voorge
stelde artikel 10!) sub 2o.
<1. Door een uitgebreid bericht van
het ministerie van justitie aangaande het
van kracht zijn der Mohammedaansche
rechtsbedeeling in Rusland" leert men,
hoe in het rijk van den czaar zooeven
genoemde moeilijkheid is opgelost"
op het papier;
e. Ten laatste leert het extract uit
een Indische nota, dat reeds jaren ach
tereen door Indische justitioneele amb
tenaren werd uitgeoefend: aandrangtot
toepasselijk verklaring op do inlandsche
bevolking van een deel van het burgerlijk
wetboek".
Bij het tweede ontwerpje is nog als
bijlage op de ministeriëele memorie ge
voegd een uitgebreide, en met blijkbare
voorliefde bewerkte, studie over den
kerkelijken en maatschappelijken toe
stand der inlandsche christenen".
Dit laatste stuk zal te pas komen wan
neer er werkelijk een regeling van den
rechtstoestand der inlandsche christenen
zal worden tor hand genomen.
Door geheel dezen rijstenbrijberg van
stukken heeft de Tweede Kamer zich
reeds heengegeten, blijkens haar
voorloopig verslag op 10 Mei j.l. verschenen.
Toch zijn er onder haar leden gulzigaards
die nog meer verlangen. Dezen misten
den belangrijken arbeid, indertijd door
mr. J. H. Carpentier Alting in opdracht
van minister Cremer verricht; ook de
adviezen door de Indische regeering ge
geven, en ten laatste die van
deskunkundigen als dr. Snouck Hurgronje. Dit
alles zal nog moeten worden overlegd,
zal de minister van koloniën aan het
verwijt van eenzijdige voorlichting ont
komen.
Zeer waarschijnlijk zullen de laatste
der alsnog gevraagde adviezen niet zeer
aanmoedigend luiden. Want de gedachte,
die aan deze hervorming 'en grondslag
ligt, des Pudels Kern" is de
assimilatie van de inlandsche samenleving
met de Europeesche; vreeselijk schrik
beeld voor allen, die bevreesd zijn voor
een te gulzig bijten in de vruchten van
kennis en beschaving door de inboor
lingen. De inlander behoort inlander
te blijven" hebben eenige leden" ia
de afdeelingsvergaderingen der Tweede
Kamer gedecreteerd. Men toonde zich
als brave oude juffrouwen bezorgd
voor vereuropeani weering".
Voor ieder, die Indiëgraag zag opge
heven uit den staat van achterlijkheid,
moet de assimilatie-idee des ministers
uiteraard sympathiek zijn. Mr. Justus
noemt de toelichting op de voorstellen
verstrekkende plannen" en toont zelfs
veel voetangels en klemmen, die langs
den weg tot volledige erkenning daarvan
verspreid liggen. Hij vreest zelfs door
de rechts-unificatie, waarop wordt aange
stuurd, desorganisatie van de inlandsche
maatschappij.
Deze zal er zeer waarschijnlijk ,uit
voortkomen, wanneer met de trapsge
wijze in te voeren rechts-uuiticatie de
intellectueele ontwikkeling van het volk
geen gelijken tred houdt. Doch men
moet het eene doen en het andere niet
laten. Wel kan men een bevolking de
geestelijke rijpheid aiet opdringen en
moet eigen drang behoefte daaraan
scheppen; maar deze drang kan niet
uitblijven wanneer voor de intellectueele
emancipatie de deuren zoo wijd mogelijk
opengezet worden. M. a. w.: men geve
tegelijkertijd een aan de moderne behoef
ten voldoend onderwijs in alle graden.
Dit nu is den iulander met zijn velerlei
kostelijken aanleg, tot dusver stelselmatig
onthouden. En»met welk recht ?
Al is dan ook het standpunt des mi
nisters, die gulweg het onafwendbare
der assimilatie erkent, sympathiek, het
paard wordt er toch mee achter den wagen
gespannen, wanneer met een rechtvaar
dige rechtsbedeeling niet tegelijkertijd
gestreefd worde naar opvoeding van de
bevolking in de richting van de complete
sociale unificatie.
Zooals thans de toestand is, ??en helaas
nog blijven zal! kan mr. Justus geheel
naar waarheid aan het slot zijner artike
lenreeks cynisch openhartig schrijven :
Er bestaat nu eenmaal een velschil
tusschen Europeaan en inlander, dut zich
daarin uit, dat de eerste geschikt is om
over den laatsten te heerschen, en de
laatste om daarin te berusten."
Dit mag echter ? dunkt ons geen
reden zijn, om zich principieel tegen een
hervorming te verklaren die aan de onge
motiveerde bevoorrechting van een vreemd
ras en aan de brutale achteruitstelling
van de landskinderen in de rechtsbedee
ling een einde zou kunnen maken. Zou"
want de tijd schijnt nog zeer ver,
waarin Indiëdoor Tliemis zal worden
gekoesterd met de reine sprei van gelijk
vormig en yrlijkmiiirdiy recht, in plaats
van te worden gesmoord onder de
onoogelijkeu lappendeken van thans.
Immers, al vinden de voorgestelde wij
zigingen spoedig den weg naar het
StaatMad, om ze in practische regelingen
om te zetten zal nog veel tijd noodig zijn.
Mr. Justus noemt het een rampzalig
denkbeeld ten aanzien der Europeesche
bevolking, de bevoegdheid tot vervolging
van strafbare feiten op te dragen aan
inlanders." Dit is verklaarbaar bij de
tegenwoordige nog diep ingewortelde
rassen-laatdunkendheid in de Indische
samenleving. Maar deze veroordeelt toch
zichzelf als grondslag voor
rechts-instituten ? En het Nederlandsch gezag in
Indiëzal misschien spoedig een huis op
los zand blijken, wanneer men in de
thans bestaande verhoudingen tusschen
burgers van hetzelfde land blijft berusten.
Zoo blijkt dus aan de voorgestelde
wijzigingen van het Indische regeerings
reglement heel wat anders vast te zitten
dan een regeling van den rechtstoestand
van het zeer kleine getal inlandsche
christenen; en dan nog: welke
christenen! ?
Den Haag, 14 Mei. C. v. D. Por,.
Moderne kantonrechtspraak.
Niet ten onrechte wordt in de
handelswereld, ook in de rechtawereld zelve, ge
klaagd over den langen duur, de liooge
kosten en de omslachtige manier van
pro