De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1905 2 juli pagina 2

2 juli 1905 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.U62 eedeeren en niet het minst over zonderlinge beslissingen. Deze klachten gelden niet alleen de procedure voor de rechtscolleges (Hooge Raad, Gerechtshof, Rechtbank), voor welke verplichte rechtsbijstand is voorgeschreven, maar ook die voer den kantonrechter, voor ?wien partijen in persoon hare belangen kunnen verdedigen. Voor een deel is een en ander te wijten aan de bepalingen der wet, die werkelijk in sommige gevallen een bijna onoverkomelijke hinderpaal vormen voor eene goede rechtspraak, ik denk hier aan de belemmerende voorschriften omtrent het onsplftsbaar aveu en het getuigenver hoor. Doch voor een ander deel toch ook aan de bijzondere zienswijze van den rechter. Het is waar, dat er kantonrechters zijn, die zich weten te verheffen boven de letter der wet en, waar 't eenigzins moge lijk is, naar billijkheid trachten recht te spreken, rechter?, die, begrijpende, dat vele der huidige wetsbepalingen zich niet meer aanpassen aan het practische leven, door een ruime en milde toepassing dier bepa lingen eftn tegenwicht tegen de onvolkomen wet trachten te geven. Doch daartegenover staan nog vele rechters, die deze goede eigenschap missen. Het is eenvoudig niet doenlijk voor den kantonrechter, die zijne taak naar behoorcn ?wenscht te vervullen, in een proces volko men lijdelijk te blijven. Het komt herhaal delijk voor, dat partijen door het voorop stellen van allerlei nevenzaken en bij-omstandigheden soms wel om een kwade zaak te trachten goed te" praten het werkelijke geschilpunt op den achtergrond trachten te schuiven. De rechter zal hier erop moeten aandringen, dat partijen zich bij de hoofdzaak bepalen. Partijen zijn onvolledig of onduidelijk in hare eonclusiën. Hij zal dan opheldering dienen te vragen. Partijen doen waar het noolig is gean of een onvoldoende bewijsaanbod. Hij zal hier dienen te overwegen, of er termen bestaan ambtshalve bewij-i op te leggen. Partijen verzuimen bewijsstukken in den behoorlijken vorm (gezegeld' en geregistreerd) te produceeren. Hij zal partijen hierop attent kunnen maken. Verklaart een van de partijen, in persoon ter terechtzitting tegenwoordig, aan de andere een beslissenden eed te willen opdragen, dan zal de rechter haar b'ij het formiileeren van den eed, zoo noodig, de behulpzame hand kunnen bieden. Dit alles zal hij moeten doen niet om de ,eene partij mser ter wille te zijn dan de andere, maar om zelf in het bezit te komen van alle gegevens, welke noodig zijn oin behoorlijk te kunnen recht spreken. De rechter is in deze gevallen niet ver plicht partijen te assisteeren, maar laat hij het na, dan volgen, zooals nog zoo vaak voorkomt, vonnissen, waarbij omtrent het geschil zelf geen recht is gedaan alleen een ongewensehte afmaak-methode is ge volgd, terwijl toch de tusschenkomst van den rechter is ingeroepen om het geschil berecht te krijgen. Enkele voorbeelden van zonderlinge rechtspraak alle beslissingen van ver schillende kantonrechters en van recente data volgen hier: ia eene procedure was door den raadsman van gedaagde tevens plaatsvervangend kantonrechter aan eischer's raadsman uit stel gevraagd om op den eisch te antwoor den. Deze weigerde dat uitstel. Op den dienenden dag zat tot diens niet geringe verbazing gedaagde's raadsman als plaats vervanger op d-en rechterstoel, die de zaak ambtshalve zes weken aanhield. Een bukeud practizijn, die verklaarde gemachtigde van den eischer te zijn, doch geon schriftelijke volmacht h;id, werd als gemachtigde niet toegelaten. Er werd ver stek tegen cischev verleend. Hierbij zij opgemerkt, dat, wat de kwestie van de volmacht om in rechten te verschijnen be treft, allerlei toestanden bestaan. Hier wordt gij toegelaten met eene gezegelde en ge registreerde volmacht, daar met eene vol macht op vrij papier. Op eene andere plaats kunt gij volstaan met den naam van uwen gemachtigde in de dagvaarding aan de^ tegenpartij aan te zeggen. Elders is 'f voldoende wanneer gij eenvoudig ter terecht zitting verklaart gemachtigde te zijn. Het komt mij voor, dat dit laatste het meest in overeenstemming is met do wet, die zegt, dat partijen in persoon of bij gemachtigde voor den kantonrechter verschijnen zullen. (Art. 'J9 B. Rv.). In dit verband wijs ik er nog op, dat volgens art. IN:{() B. \V. last ook bij mondt! kan worden gegeven en aan genomen. Het zal echter noodig zijn omtrent de vertegenwoordiging in rechten voor den kantonrechter, eenigc regelen bij de wet vast te stellen. Een arrest van den Hoogon Raad zegt, dat beteokening van het feit der overdracht eeiier vordering voldoende is, zoodat het niet noodig is do aclo vin cessie zelve te doen beteeken n. Aan een eiseher die con form dat arrest handelde, werd door een kantonrechter zijne vordering ontzegd op grond, dat hij de cessie niet had doen beteekenen. Xu moet men weten, dat gedaagde niet eens ter terechtzitting verschenen was, zoodat de kantonrechter had kunnen aan nemen, dat het feit der overdracht niet,was tegengesproken. Een kantonreohtnr besliste, dat de brieven van eisci. er's gemachtigde?die in verband beschouwd niet gedaagde's correspondentie de vordering grootendcels hadden kunnen bewijzen als stukken afkomstig van een derde moesten worden beschouwd, zoodat zij niet als bewijsmiddel in aanmerking korden komen, terwijl in het betrekkelijke geval de volmacht, die eischer aan zijn last hebber gegeven had niet eens betwist was door gedaagde. Een eischer bood aan zijne vordering, die zomhr eenige toelichting door gedaagde ontkend was, zelfstandig in reeb ten te be wijzen. De kantonrechter wees echter de vordering af, op grond, dat de eis 'her niet had opgegeven door welk middel bij bewijs wenschto te leveren, terwijl de rechter be voegd is om ambtshalve bewijs op te leg gou. Het sprak trouwens van zelf, dat hier gogetuigeubewijs bedoeld was, daar ireen stuk ken waren overgelegd en geen eed was opgedragen. Een eischer vroeg den kantonrechter onder opgave van een gegrond motief, een nieuwen termijn om getuigen te doen hooren. De rechter gaf als antwoord: Ik zal over acht dagen vonnis geven1' Hij gaf vonnis, maar welk een! Do gevraagde termijn werd geweigerd en de vordering als onbewezen ontzegd! En de gedaagde was bij liet verzoek om uitstel nog wel afwezig, zoodat aangenomen had kunnen worden dat deze zich tegen een uitstel niet verzet had. Voor een kantonrechter waren t wee ver schillende vorderingen, voortspruitende uit twee verschillende koopovereenkomsten bij twee dagvaardingen, elk een geschil rakende beneden f 200, doch samen boven ? 200 aanhangig gemaakt. Wat gebeurt ter terechtzitting, waarop de gedaagde niet eens verschenen was P De kantonrechter voegt ambtshalve die twee zaken en ver klaart zich onbevoegd van de zaken ken nis te nemen (m. a. w. verwijst den eischer naar de rechtbank), op grond, dat het totaal gevorderde bedrag f 200 te boven gaat. In eene dagvaarding was aan het slot, waar veroordeeling gevraagd werd, abusie velijk een onjuist bedrag geschreven, doch in de specificatie aan hoofde der dagvaar ding en ook nog in het lichaam der dagvaar ding stond het juiste bedrag. De kanton rechter weigerde rectificatie en gaf den eischer in overweging het exploit terug te nemen, daar hij het anders zou moeten nietig verklaren. In een explo t van sommatie met dag vaarding was ter hoogte van de sommatie gesteld, dat afschrift van het ejcjilott was gelaten. Dit relaas werd, daar sommatie en dagvaarding in n exploit waren opge nomen, ter hoogte van de dagvaarding niet herhaald. De kantonrechter beweerde nu, dat uit het exploit alleen bleek, dat afschrift van de sommatie, niet van de dagvaarding was gelaten en verklaarde, onder weigering van het gevraagde verstek, het exploit nie tig. Deze beslissing werd echter onlangs in appèl vernietigd. Een eischer droeg aan een gedaagde op te zweren den volgenden eed: Het is waar, dat ik de goederen bij dagvaarding ver meld aan eischer heb betaald, zoodat ik uit dien hoofde aan eisohor niets verschul digd ben." Deze eed werd niet beslissend verklaard op grond van de bijvoeging: zoodat ik uit dien hoofde aan eischer niets verschuldigd ben' en de vordering afge wezen. Het vonnis overwoog heel juridisch en spitsvondig, dat de woorden van af zoodat" geen feit, maar een conclusie inhielden, terwijl een eed alleen over feiten rnag loopeii. Een andere rechter overwoog in oen soortgelijk geval, dat genoemde woorden overbodig waren, doch overigens het be slissend karakter van den eed niet verloren deden gaan en de eed derhalve beslissend kou worden verklaard. In eene procedure werd door gedaagde de wraking der getuigen voorgesteld op grond, dat zij ten tijde van het sluiten der koopovereenkomst (dat was reeds een jaar geleden) in dienst van eiseher waren. Deze wraking werd gegrond verklaard, terwijl de getuigen toch reeds sinds geruimen tijd niet moer in dienst van eischer waren en de practijk zelfs toelaat getuigen even voor de enquête, om gehoord te kunnen worden, uit den dienst te ontslaan. Bij voel kantongerechten kan, wanneer niet bij afzonderlijk exploit of aan het hoofd der dagvaarding gesommeerd is, oen ge daagde volstaan met ter terechtzitting do hoofdsom zonder kosten aan te bieden zoodat daar een debiteur steeds zijn credi teur kan noodzaken gerechtskosten te maken, dio eerstgenoemde niet behoeft te vergoeden. In eene procedure was aan de zijde van eischer n getuige gehoord, dio pertinente verklaringen had afgelegd, waarom eiseher, zich beroepende op een arrest van den Hoogen Raad, oplegging van een suppletoiren eed verzocht. De rechter hield zich aan de strenge letter der wet, dat de ver klaringen van n getuige in rechten geen geloof verdienen eu wees de vordering af. 111 eene zaak beneden /' 200 waarin de gedaagde niet verschenen was en dus geen incompetentie was ingeroepen, verklaarde de rechter zich toch onbevoegd, terwijl hij zich, zelfs wanneer geen beroep op de incompetentie is gedaan, onbevoegd moet verklaren indien liet onderwerp van het geschil (bijv. eeno vordering boven /' 2UOJ zijne bevoegdheid to boven gaat. Wel was deze z;iak voor een onbevoegden kanton rechter aangebracht, maar het gold hier een geval van relatieve, niet van absolute incompetentie, (Artt. IÜ4 en 15H B. U. v.) zoodat de kantonrechter toch verstek had kunnen veileenen en de vordering toewijzen. In al deze gevallen had de kantonrechter eene voor de eit-,diende pa! tij gunstige be slissing kunnen geven zonder daarmede eenig wetsartikel to schenden. Voor dezo rechters vooral zal - om in de toekomst dergelijke, liet rechtsgevoel niet bevredigen de beslissingen dio deels to veel juristen] bevatten, deels in .strijd zijn met de \set en deels te veel hangen aan de letter der wet te voorkomen, ingrijpende wetswij ziging noo.lig /.ijn, waarbij milde, van ruime opvatting getuigende beslissingen van den lloogon 'land in de \\etgeving vastgelegd kunr.en worden. Do voorschriften omtrent den eed, het getuigenverhoor, do kosten, het ousplitsbaar aveu \ragentrouwonssinds hing om herziening', j.i het gohoele burger lijk jH'ocesro.ht, hoeveel daarin bij de wet van 7 Juli fslJó ook verbeterd moge zijn. Toch dient erke.id to worden, dat de rechter, die bet recht breed opvat, die let op den geest der betrekkelijke, wetsbepalingen, du; j een ruimen blik hoeft op menschon en toe standen, onder slechte wetten in veel geval len vonnissen kan \ellon. die wel liet rechts gevoel bevredigen. De bestaande wet geeft hem toch reeds de bevoegdheid aan partijen zelf vragen te doen, ambtshahe bewijs op te leggen, de kosten t» eompenseeren, en/. Xoüdig zou echter zijn, dat hij \ an die bevoegdheid oen ruimer gebruik maakt dan tot heden geschiedt. Moge wetswijziging den kantonrechter de gelegenheid openen vrederechter te worj den, die niet een gemoedelijk woord partijen ! tot elkander /al weten te brengen tn slechts 1 bij uitzondering, niet dan bij hooge nood zakelijkheid, strenge vonnissen uitspreekt. Dan /uilen beslissingen ais hier genoemd, overloopende \an Formalisme en ipiasischorpziimighoid vermoedelijk niet meer geboekstaafd behoeven te worden. ('KKAKIl G. l.i:.N-i-:i.lXK. ik, in deze dagen, nu de herinnering aan den liberalen leider zoo pijnlijk wordt ver levendigd, dit werkje ter hand. Schier ieder moment, in den fellon strijd, dien wij te voeren hebben, brengt onweerstaanbaar zijn naam op de lippen. Een regeeringsbeleid, waarin, hetgeen hij bovenal schuwde: vereenzelviging van politiek en religie, schering en inslag vormt; een sleuren van den godsdienst, dien hij te hoog en te heilig er voor hield, op do woelige Icvensmarkt; een opvlammen van geloofsverschillon, geleider lage aangemoedigd on aangewak kerd, welke, waar ze zijns ondanks zich verhieven, hij manmoedig dorstte weerstaan; een ommekeer in eonstitutioneele leer en practijk, mot zijne opvatting van gene on toepassing van deze ouveroenigbaar; tegenstellingen zijn het, lijnrechte tegen stellingen, waarin het heden zoo noodlottig afsteekt bij een gans-.-helijk niet verwijderd verloden. Wat wonder, zoo een werkje de aandacht trekt, dat, als vanzelf, den schrillen wanklank in de thans gevolgde politieke gedragslijn aanwijst. Piëteit bestuurde bronnenstudie en pen der schrijfster. (5) Haar arbeid draagt er de sporen van en haar schets verdient een gelukwensch. /ij bracht Thorbeeke in me daillon-vorm, maar het hapert het beeld niet aan gelijkenis. Aangestipt is, hetgeen uitgewerkt, allicht forseher trek zou hebben gegroefd. Geheel voorbijgezien echter is niets, dat tot de volkomenheid dor gestalte, haar kenmerkende trekken, de heugenis der plaats, die zij in ons volksleven inneemt, wezenlijk bijdraagt. Opmerkelijk is wijders, dat eene vrouwenhand do toetsen aanbracht in dit beeld en het deed na degelijke en veelzijdige beoefening der uitingen van zoo mannelijk een geest. Leerinren wekken, voorbeelden trokken, wordt ons verzekerd. In dubbele mate verdienstelijk is zij, dio haren zusteren het eeno geeft en hot andere niet onthoudt. Op n punt is aanvulling geboden. Xiet alsof do schrijfster aarzelt, maar omdat de vorm harer inkleeding als aarzeling kon worden uitgelegd. Was Thorbeeke oen godsdienstig man'' (21) de vraag gesteld, eischt antwoord beslist, onomwonden, zonder omwegen. En dat antwoord vreemd, dat het de schrijfster ontging geve hijzelf. Zie het hier, ontleend aan een brief aan Groen. Thorbeeke zegt: Ij Op het hoogst gewigtig punt, dat gij vervolgens tor sprake brengt, ben ik altoos huiverig het onderhoud, ook met den vertrouwdon vriend, te doen neerkomen. Het godsdienstige pleegt zoo nauw verbonden te zijn met het individueclo, dat verschil van denkwijs de gevoeligste snaren treft, ,.en misverstand schier onvermijdelijk wordt. ,,Het heilige voor eon ander is mij heilig in zijne ziel. Ik zou echter geloovon aan onze verbintenis te kort te doen, bijaldien ik er nu niet een woord van zeide. In de stelling, dat C'nristendom hot historisch middonpinit on de grondslag onzer wetens.'liap is, verschillen wij vermoedelijk minder dan gij denkt. De zwarigheid begint bij do toepassing. Do cirkel van dat iniddenpunt is oneindig wijd,, en de grondslag is niet het gebouw. Dat recht, geschie 1verklaring, het sehoone on de wetenschap niet strijden mogen met de godsdienstigo waarheid, is mijne innige overtuiging. Miar volgt hieruit, dat wij de staatkunde a .i>ii'/i/i>.;//jJc nevens den Bijbel behooren to plaatsen;' .Door godsdienst hebben wij "'?het besef eoner onmiddellijke persoonlijke betrekking tot de Godheid'. Maar wij verdringen en verwarren in mijn oog, hot een door het ander, wanneer \\ ij dit gevoel als de eenige en naaste bron beschouwen van al het overige, dat wij van godsdienst onderscheiden. Ik meen ook niet, dat God zich allén in de Openbaring heeft geopoubaurd. Hot komt mij voor, dut do onderseheidene kringen van menschelijko kennis ,.en bedrijf allen do)r de ne goldelijke waarheid worden ingesloten. Doch ieder van die kringen heeft zijne bijzondere wetten, die onze werkzaamheid binnen denzelven regelen, en die niet dan door ocne lange opklimming van tussehenle Ion zaaienhangon met den hoogsten wil. Dien hoogsten wil, naar deszelfs stellige openbaring, rechtstreeks TO maken tot het constitutie!' en organiseerend beginsel van den Staat, schijnt mij derhalve oen salto mortalo, daar ik voor terugwijk. ., !k ken eerst den Staat uit zijne eigene, insgelijks door God gegeven regels, oer ik dorzolviT hoogere grimden do-v,- alle, vi:r.,schillende instantie;., torngloido tot hetgeen over alies is," De,>e plaats is hot bescheid op de ellen dige, huidige rogeeringstactiok, die. wegs,-huilend achior den dekmantel \au don godsdienst, door middel van eigen gemaakte anfithevn'' voor zich hoi g..doof" opeischt, het overig deel van ons volk als o n ge l oo v i g" brandmerkt. Hoe overigens, in dit redeboloid, de schrijf ster er toe komt van Thor >o-ko's . ('lirisj tendom boven ge!oofsvoi'dijeldlieid ' het j vaderschap aan Thomas Morus toe te ken nen (L'2i is mij mei recht <iu;del:jk. /.eer zeker ;doit de kansclior voor goweto is! vrijheid en verdraagzaamheid, naar blijkt uit liet hoofdstuk: Aan de g.ids hensten der l'topiërs." i u Engeland echter bestreed hij d" IJ-formatie, zo>dat /.ijno ge Irag-dijn juist tegengesteld was a,ui die van onzen Sr.uttsThorbecke. Ji:.\N--.'i-:M. Woi.i-so:,-. 1,-t*,,,-,.,- '/';,<>,>!,<,?!,?>. ,l/.: j/c;.'-'."/f !?;! ,(/.,? ^hinlnillllll. ( IJotUTdam. l'.)'d i Idz'z. '!":. Met me v dan :.:.'\voi:e belangstelling men l Dit leidt mij als van zelf tot oen tweede, ', niet onbelangrijk punt van verschil met do schrijfster. Aan Thorbecke's ..gebrek aan takt" wordt het ontstaan .lor Aprilbowoging geweten en de schrijfster is van oordeel, dat de pauselijke rogeenec', door do Kodei1landsche beter voorgelicht, in breve en allocutie allicht de Protostuutscho prik kelbaarheid meer had ontzien liüil. Natuur lijk is er hier ecu terrein \oor gissingen. Ik waag het echter te betwijfelen of der gelijk hnisiniddei bij ma -hto ware' geweest (Ion storm re bezworen. Thorbe.'ke wilde met do grondwettelijke go Isdien.-t\ rijheid ernst gom lakt zie.i eu bia ?! ! haar, toon ie-l noodig' bleok, zijn mmisleneoïbestaan ton olfer. In zijn kloeken goi-st kwam het niet op d" breede sti'ooming dier grooJsche gedachte door allerlei zijkanaalljos te verzwakken, iiaar zedvo moest men onverhoien onder do oogen zien' eu hare gevolgen aaiidnrve i. Dat Thorbecke's handelwijze, door dit richtsnoer geleid, met takt" niets uit ie ,-iaan had, laat als \,aro het, mei de sinkko;; zich bowijzen. Nog ten huldigen dage ontsiert het 2e lid van art. 170 onze Grondwet. Thorbecko bestreed het. "Wil men weten hoe ? Moedige verdraagzaamheid, al ia zij nog niet in het hart van eiken biirijtr duorgedronyeii, zij in de wet en kenmerke het beleid der overheid." (Bijdr. tot do Herz. d. Grondwet, Leiden, 1848, blz.9'3). Is takt" eigen aan de vrouwenhand, die plooien glad strijkt, hier klinkt het metaal eener man nenstem, die aan een volk zijne plichten voor oogen houdt. Aan deze verschilpunten ware minder to hechten, kenmerkten zij niet den onmetelijken afstand tusscbon Thorbecke's regeeringsboginselen en den smadelijken toeleg van het tegen woordig bewind. Daar, eeno zelf bewuste voorname hoogheid, gedragen en ge staald door hot besef, dat oen volk in eonsti tutioneele banen niet slechts geleid, maar voorgegaan worden moet. Hier, oen speouleeren op licht ontvlambare geioofverscb.illen, naar het heet, in het belang van den gods dienst aangewakkerd en aangevuurd. -Daar, eon leidsman, die vast als eo.n rots in de bran ding, om volksgunst niet boeleert, om volksbliam niet zich bekomaiort. Hier, eon slippedrager van machtstitel en machtsvertoon, tegen geenerlei politische samonvoeging, hoe heterogeen, opziend, heden verheffend, wat hij gisteren verguisde, don regeerings ',etel slechts in het oog. Men geeft zich onvolledig rekenschap van Thorbecke's beginsclva.'t staatsbestel, wanneer men nalaat de afme tingen zijner hooge figuur, vergelijkender wijs, to veraanschouwelijken. jS'iet op ieder punt, hoe vergeeflijk de tekortkoning' zij, is dit der schrijfster gelukt. Men kei.t Tnorbecko's onverzettelijken wil, in 18liO, het strafwetboek in Ned. Indiëbij do wet ingevoerd te zien. Do schrijfster acht het verstandiger" van den toemaligen Minister van Koloniën, dio mat eene invoering bij Koninklijk IJe.sInit zich tevre den stelde. Wellicht verbaast het haar te vernemen, dat, hier, hot verstand huur parten speelde, doordien het met onvolledig inzicht zich tevreden stolde. Ken straf wetboek voor Indiëbehelst o. a. de dood straf on dat deze niet bij ponnestreok, zelfs niet eens konings, mag worden opgelegd, maar, zoo al, van wcdberaden volksoverleg de vrucht zijn moet, schijnt ook mij een hoog in eore to honden liberaal beginsel. Tor aankondiging van ton werkje, dat ik in veler handen wenscli, moge dit weinige volstaan. De zegswijs van de schrijfster is eerlijk, oprecht, haast zeide ik: op den man af, gedoogde hare kunne, eene lofspraak als deze. Men let te weinig op don invloed, dien, zuiver letterkundig, Thorbecke's ge spierde stijl hoeft geoefend. Met al wat ge zwollen, breedsprakig', gekunsteld is, ruimde hij op. Xiets was meer hom vreemd dan manier. Versierselen worden versmaad. Eenvoud en soberheid dragen de gedachte, die op den voorgrond treedt. Nooit is, door hollen klank, het woord valstrik of lokaas. Men vergelijke de staatsstukken, die thans ons gobo.Ien worden, ook maar uit dit oog punt: hot verschil is treffend. I n dit verban l vergunne do schrijfster eene opmerking. Wij lozen: hoewel door personen, die hem kenden, getuigt (d) wordt van prikkelbaarheid van humeur, die in zijne laatste levensjaren, door verzwakking, hin derlijk werd." Do redengevende tusschenzin is vals.di geplaatst. Men leze: hoewel door personen, die li»m, verzwakt, konden, goti.i 'd word \an prikkelbaarheid van humeur, in zijne laatste levensjaren hinderlijk." Amst., 25 Juni 'u5. J. A. Lr.vv. .iiiuiiiiiiiii iiiiDiiiiiiuiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiinMiniiHiiiiMiiiiifiiiiiitiiiHM Scciafó «IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIIIIIMItllllllIlllllinHIIIIIllllIlltlMlIHHIIIIIIIIIIHI \'. N'aar do lozers zullen weten, is bij de Tweede Kamer ingediend een ontwerp van wet in zake het vcrloenon van pensioen aan ouden en rnvaliodeii. Dit bericht (afgescheiden van de vraag of' men zich met het ontwerp zelf kan voreonigenl zal alom in don lande met vreugde zijn begroet, daar iedereen wel iu gemocde zal zij» overtuigd, dat voorziening van den ouden dag eu de invaliditeit een groot belang vertegenwoordigt. E ven,vol kan men er over twisten of me n in dezo het Duitsche stelsel moet volgen of aan een ander systeem do voorkeur moet geven : of do Staat oen bijsl ig op het pensioen moet verlecnen en zoo ju, of deze bijslag moet bestaan in i het betalen van een zeker percentage van ! do premie of moet zijn adoopend. Kr is l tvhtor een zekere partij in den lande, die van i oordeel is, dat de strij l in do eerste plaats moet loojien over deze vragen: moeten allen dan wel alleen de loontrekkende» oen pen sioen genieten;' moeten do belanghebbenden daarvoor premie storten of moet do Staat alle kosten van pensioen geheel voor zijne rekening 110111011!' Met dezo pirtij bed >el ik deu Bon l van Stiiatspensionneoriug dio ijvert voor hel tot stand komen van een wet | waarbij aan alle Xe lerlaiidors, zoowol mauj non als vrouwe», np eennader i dj bedoelde ' wet aan te geven leefliji, recht wordt too; gekend op een gelijk -Staat-jiensioen, zonder premiebetaling; do kosten te vinden uit .Ie opbrengst van bo-taando of nog to heffen l belastingen. 1 Hot kan niet ontkend worioii. dat deze Bond zich voortdurend uitbreidt en dat zijne denkbeelden steeds nien\\e aanhangers ! vinden. Mij eveu'Aol heeft het streven van i den Bond nog niet kunnen bekoorcu. X'iet dar ik het niet goed zou vinden indien allen zonder onderscheid op lm» oüIon dag' ge waarborgd zonden zijn lojon gebrek en cllondo^kon dit dool bereikt worden liet zou scho.i» zijn. Toch kom ik nog niet in het schuitje van don Bo»l, omdat aan de wijze waarop do Bond zij» ideaal wil be reiken. 1,1. i. ernstige fouten kleven. Keu van-do eerste fouten is een practische. Yetlies \an werkkracht kan het gevolg zijn van twee omstandigheden eu wol ouderdom en invaliditeit. Wie voordat hij den <;"> jarigen leeftijd hooft bereist.dooi- invaliditeit gedwongen wordt zijn tot dusver uitge oefende!! arbeid neer te leggen, is er even slecht, zoo niet slechter aan toe da» hij, die op "o jari^"ii leeftijd eerst zijn arbeids kracht voedt verminderen. Dit is zoo waai', de t ouderdom s-en i M va lid i teits voorzieningen sjoels worden :-;imongekoppcld. D.. ...,,:,,-...;i:,|(. :!.!»d evenwel meent in deze een anderen weg te moeten volgen, daar hij de«e sarnenkoppeling niet wenscht en alleen ijvert voor een ouderdomspensioen. Wanneer straks een ontwerp van wet in de Kamer wordt behandeld, zullen zeker wel voorstanders van den Bond daarin zijne beginselen verdedigen, te meer waar de Bond zich in een adres tot de Hooge Rogeering zal wenden. En dan mag zeker wel op de practische fout, in die beginselen gelegen, gewezen worden, hierin bestaande, dat, mocht het idee worden verwezenlijkt en tot het toekennen van een ouderdomsj pensioen worden besloten, de voorziening ingeval van invaliditeit ad calondas graecas zal zijn verschoven. Immers wanneer alleen voor dit pensioen van den Staat wordt ge vorderd 20 a 40 millioen, dan behoeft het geen betoog, dat in do naaste toekomst de Staat niet opnieuw zal worden aangespro ken voor de invaliditeitspensioenen en dat een regeling van deze dus tot de vrome wensohen zal blijven behooren. Waar gelijk gezegd, het geval van invaliditeit even erg, zoo niet erger is dal het geval van ouder dom, n waar een regeling van hot een zoo nauw samenhangt met een regeling van het ander, acht ik het niet goed slechts op de eene regeling aan te dringen en dat nog wol door middel van een zoo grooton iinaueieelon steun van den Staat, dat de Rijksschatkist voor de a»dere regeling gee» geli moor beschikbaar houdt. Wordt alzoo het idee van don Bond verwezenlijkt, dan is een verbetering van het lot der inval eden in de eerste tijden niet to verwachten. Eon tweede fout schuilt m. i. hierin, dat geen premie zal worden betaald. Do oisch van premiebetaling grond ik op 2motieven; t. w. een sociaal-economische en een sociaalethisch motief. Wanneer do werklieden zelf vrijgesteld worden van het betalen van premie en zij dus de lusten van de pensioenverzekering geni.ten zonder onmiddellijk do lasten daarvan te gevoelen, kan het niet anders of er zal van bon niet zoo'n groote drang tot loonsvorhooging uitgaan a's wanneer zij onmiddellijk den druk der ver zekering gevoelen. En waar nu oen voor uitgang dor maatschappij zich moet ken merken door, ja als hot ware moot beginnen met een vorhooging der loonen, zal een maatregel waardoor de aandrang tot loonsvorhooging nauwer wordt, dezen vooruit gang doen temperen, zoo niet tegenhouden. Wanneer dit waar is en ik meen dat ! dezo opvatting juist is?, dau zal hot-stelsel van staatsponsionneering zonder premie betaling uit een sociaal-oconomiseh oogpunt zijn af te keuren. Wat betreft het sociaal-ethisch motief, blijf ik er bij, ondanks de releneeringeii van andersdenkenden,dat oen pensionneoring door den Staat zoo al niet een bcdicling is in d:-n gewonen zin, dan toch der bedeeling zeer nabij komt. liet is toch ontegenzeg gelijk waar, dat wanneer men zelf voor zijn toekomst moot zorg dragon, men daarvoor ook de verantwoordelijkheid gevoelt on dat niets moer deze verantwoordelijkheid doet verminderen dan het wegnemen van een prikkel om zich zelven een onbozorgdoii ouden dag te waarborgen. Algemeeno Staatsperisionneering doet do zorg voor don onderdom verdwijnen, maar daarmede verdwijnt tevens do aansprakelijkheid voor eigen toe! komst. In oen onlangs verschenen brochure over Siaatspensionneering onder den titel: Geen meuscliDineer oud en arm", van de, handen van dr. J. G. Bookenoogeu, D. Bos wijk en H. Thijssen, wordt de vraag ge stold: Als de werkman zelf slechts <'<'n derde van do premie betaalt, wordt hij dan niet bedeeld met het ttvei' derde dool van zijn pensioen !' Ten einde op deze vraag oen antwoord to geven, wil ik eerst mijn standpunt in deze uiteenzetten. In hot loon van deu werkman moet liggen een vergoeding voor do praestatiën, die hij voor ons verricht. Hoe hoog deze vergoeding moet zijn, is niet te zeggen, daar dat afhangt van zeer vele factoren. Toch is er, staande op hef staml! punt der billijkheid en ethiek, wel een ! grens te trokken beneden welken de vergoe ding niet mag dalen. De werkman, dio zijn beste krachten geeft, mag eisenen, dat het door hom \erdieudo loon zoo hoog is, dat : hij niet alleen daarmede kan bevredigen de i behoeften van hot heden, maar ook de be hoeften van de toekomst, m. a. w. hij moet [ niet alleen van het verdiende zijn dagolijksch brood kunne» koopen, doch ook een duitje voor do slechte tijden, mot name voor de» ouden dag, kunnen wegleggen. Xu kan dit wegleggen ook geschieden in dezen vorm, dat de patroon oo» doel van hot loon inhoudt om dit als premie te storten. Dit doel mag dus evenals hetgeen de werkman zelf be taalt, gerust als eigen verdien l loon wor den beschouwd, zoodat in dezo van geen bedoeling sprake kan zijn. Blijft dus over het deel hetwelk vermoedelijk door deu Staat als bijslag op het pensioen zal worden gegeven. Ik stel mij nu op het standpunt, dat ik hot zou prefereeren, indien in deze geoa beroep op den Staat behoefde te wor den gedaan. In den eersten tijd e\j»wel zal deze Staatshulp zeker noodig zijn. daar door de pensionnoering aan de nijverheid nieuwe lasten worde» opgelegd en dezo lasten niet plotseling zwaar uu gou drukken, j wil men niet komen te staan voor groote j moeilijkheden \oor patroons en werklieden ! on de nijverheid voer e.en deed althan.- niet verlammen. I lot zo;i echter overweging ver dienen of deze Staatshulp niet zou moeten eu kunnen worden gegeven in den vorm van oen atioopenden bijslag, opdat do nijverheid gaandeweg aan de nieuwe belasting ge wenne en het op deu duur zonder Staatssteun j kunne, stellen. Maar hoe het ook zij, zelfs in het geval, dat do Staat steeds limuieiee!en steun moe) verleenen, wordt de pen sionneoring zooals ik mij deze voorstel, nog niet tot eon bedoeling. Hot is tocii zeker i een Staatsbelang, dat oen groot deel dor j loontrekkende» door do peiisiouneenng' j gevrijwaard blijft voor armoede en niet i ouder armenzorg vervalt. Waut niets ver laagt het peil der mensehheid meer dan kommer on gebrek en niets draagt meer j bij tot do verhelling dan oen onafhankelijk bestaan en de wetenschap, dat men niet leeft van de genade van een ander, maar van hetgeen men zelfheeft verdiend. Boven| di'Mi zal do armenzorg zeker voor 00,11 deel i ontlast worden, indien de pensionnoering | optreedt. Op deze gronden acht ikStuatshulp te verdedigen zonder dat aan bedeci ling mag worden gedacht. j De sdirijvers der brochure willen geen ' premiebetaling op verschillende gr j:i Urn :

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl