Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.U62
eedeeren en niet het minst over zonderlinge
beslissingen. Deze klachten gelden niet alleen
de procedure voor de rechtscolleges (Hooge
Raad, Gerechtshof, Rechtbank), voor welke
verplichte rechtsbijstand is voorgeschreven,
maar ook die voer den kantonrechter, voor
?wien partijen in persoon hare belangen
kunnen verdedigen. Voor een deel is een
en ander te wijten aan de bepalingen der
wet, die werkelijk in sommige gevallen een
bijna onoverkomelijke hinderpaal vormen
voor eene goede rechtspraak, ik denk hier
aan de belemmerende voorschriften omtrent
het onsplftsbaar aveu en het getuigenver
hoor. Doch voor een ander deel toch ook
aan de bijzondere zienswijze van den
rechter. Het is waar, dat er kantonrechters
zijn, die zich weten te verheffen boven de
letter der wet en, waar 't eenigzins moge
lijk is, naar billijkheid trachten recht te
spreken, rechter?, die, begrijpende, dat vele
der huidige wetsbepalingen zich niet meer
aanpassen aan het practische leven, door
een ruime en milde toepassing dier bepa
lingen eftn tegenwicht tegen de onvolkomen
wet trachten te geven. Doch daartegenover
staan nog vele rechters, die deze goede
eigenschap missen.
Het is eenvoudig niet doenlijk voor den
kantonrechter, die zijne taak naar behoorcn
?wenscht te vervullen, in een proces volko
men lijdelijk te blijven. Het komt herhaal
delijk voor, dat partijen door het voorop
stellen van allerlei nevenzaken en
bij-omstandigheden soms wel om een kwade
zaak te trachten goed te" praten het
werkelijke geschilpunt op den achtergrond
trachten te schuiven. De rechter zal hier
erop moeten aandringen, dat partijen zich
bij de hoofdzaak bepalen. Partijen zijn
onvolledig of onduidelijk in hare eonclusiën.
Hij zal dan opheldering dienen te vragen.
Partijen doen waar het noolig is gean of
een onvoldoende bewijsaanbod. Hij zal hier
dienen te overwegen, of er termen bestaan
ambtshalve bewij-i op te leggen. Partijen
verzuimen bewijsstukken in den behoorlijken
vorm (gezegeld' en geregistreerd) te
produceeren. Hij zal partijen hierop attent kunnen
maken. Verklaart een van de partijen, in
persoon ter terechtzitting tegenwoordig, aan
de andere een beslissenden eed te willen
opdragen, dan zal de rechter haar b'ij het
formiileeren van den eed, zoo noodig, de
behulpzame hand kunnen bieden.
Dit alles zal hij moeten doen niet om de
,eene partij mser ter wille te zijn dan de
andere, maar om zelf in het bezit te komen
van alle gegevens, welke noodig zijn oin
behoorlijk te kunnen recht spreken.
De rechter is in deze gevallen niet ver
plicht partijen te assisteeren, maar laat hij
het na, dan volgen, zooals nog zoo vaak
voorkomt, vonnissen, waarbij omtrent het
geschil zelf geen recht is gedaan alleen
een ongewensehte afmaak-methode is ge
volgd, terwijl toch de tusschenkomst van
den rechter is ingeroepen om het geschil
berecht te krijgen.
Enkele voorbeelden van zonderlinge
rechtspraak alle beslissingen van ver
schillende kantonrechters en van recente
data volgen hier:
ia eene procedure was door den raadsman
van gedaagde tevens plaatsvervangend
kantonrechter aan eischer's raadsman uit
stel gevraagd om op den eisch te antwoor
den. Deze weigerde dat uitstel. Op den
dienenden dag zat tot diens niet geringe
verbazing gedaagde's raadsman als plaats
vervanger op d-en rechterstoel, die de zaak
ambtshalve zes weken aanhield.
Een bukeud practizijn, die verklaarde
gemachtigde van den eischer te zijn, doch
geon schriftelijke volmacht h;id, werd als
gemachtigde niet toegelaten. Er werd ver
stek tegen cischev verleend. Hierbij zij
opgemerkt, dat, wat de kwestie van de
volmacht om in rechten te verschijnen be
treft, allerlei toestanden bestaan. Hier wordt
gij toegelaten met eene gezegelde en ge
registreerde volmacht, daar met eene vol
macht op vrij papier. Op eene andere plaats
kunt gij volstaan met den naam van uwen
gemachtigde in de dagvaarding aan de^
tegenpartij aan te zeggen. Elders is 'f
voldoende wanneer gij eenvoudig ter terecht
zitting verklaart gemachtigde te zijn. Het
komt mij voor, dat dit laatste het meest in
overeenstemming is met do wet, die zegt,
dat partijen in persoon of bij gemachtigde
voor den kantonrechter verschijnen zullen.
(Art. 'J9 B. Rv.). In dit verband wijs ik er
nog op, dat volgens art. IN:{() B. \V. last
ook bij mondt! kan worden gegeven en aan
genomen. Het zal echter noodig zijn omtrent
de vertegenwoordiging in rechten voor den
kantonrechter, eenigc regelen bij de wet
vast te stellen.
Een arrest van den Hoogon Raad zegt,
dat beteokening van het feit der overdracht
eeiier vordering voldoende is, zoodat het
niet noodig is do aclo vin cessie zelve te
doen beteeken n. Aan een eiseher die con
form dat arrest handelde, werd door een
kantonrechter zijne vordering ontzegd op
grond, dat hij de cessie niet had doen
beteekenen. Xu moet men weten, dat gedaagde
niet eens ter terechtzitting verschenen was,
zoodat de kantonrechter had kunnen aan
nemen, dat het feit der overdracht niet,was
tegengesproken.
Een kantonreohtnr besliste, dat de brieven
van eisci. er's gemachtigde?die in verband
beschouwd niet gedaagde's correspondentie
de vordering grootendcels hadden kunnen
bewijzen als stukken afkomstig van een
derde moesten worden beschouwd, zoodat
zij niet als bewijsmiddel in aanmerking
korden komen, terwijl in het betrekkelijke
geval de volmacht, die eischer aan zijn last
hebber gegeven had niet eens betwist was
door gedaagde.
Een eischer bood aan zijne vordering, die
zomhr eenige toelichting door gedaagde
ontkend was, zelfstandig in reeb ten te be
wijzen. De kantonrechter wees echter de
vordering af, op grond, dat de eis 'her niet
had opgegeven door welk middel bij bewijs
wenschto te leveren, terwijl de rechter be
voegd is om ambtshalve bewijs op te leg gou.
Het sprak trouwens van zelf, dat hier
gogetuigeubewijs bedoeld was, daar ireen stuk
ken waren overgelegd en geen eed was
opgedragen.
Een eischer vroeg den kantonrechter
onder opgave van een gegrond motief, een
nieuwen termijn om getuigen te doen
hooren. De rechter gaf als antwoord: Ik zal
over acht dagen vonnis geven1' Hij gaf
vonnis, maar welk een! Do gevraagde
termijn werd geweigerd en de vordering
als onbewezen ontzegd! En de gedaagde
was bij liet verzoek om uitstel nog wel
afwezig, zoodat aangenomen had kunnen
worden dat deze zich tegen een uitstel niet
verzet had.
Voor een kantonrechter waren t wee ver
schillende vorderingen, voortspruitende uit
twee verschillende koopovereenkomsten bij
twee dagvaardingen, elk een geschil rakende
beneden f 200, doch samen boven ? 200
aanhangig gemaakt. Wat gebeurt ter
terechtzitting, waarop de gedaagde niet
eens verschenen was P De kantonrechter
voegt ambtshalve die twee zaken en ver
klaart zich onbevoegd van de zaken ken
nis te nemen (m. a. w. verwijst den eischer
naar de rechtbank), op grond, dat het totaal
gevorderde bedrag f 200 te boven gaat.
In eene dagvaarding was aan het slot,
waar veroordeeling gevraagd werd, abusie
velijk een onjuist bedrag geschreven, doch
in de specificatie aan hoofde der dagvaar
ding en ook nog in het lichaam der dagvaar
ding stond het juiste bedrag. De kanton
rechter weigerde rectificatie en gaf den
eischer in overweging het exploit terug te
nemen, daar hij het anders zou moeten
nietig verklaren.
In een explo t van sommatie met dag
vaarding was ter hoogte van de sommatie
gesteld, dat afschrift van het ejcjilott was
gelaten. Dit relaas werd, daar sommatie
en dagvaarding in n exploit waren opge
nomen, ter hoogte van de dagvaarding niet
herhaald. De kantonrechter beweerde nu,
dat uit het exploit alleen bleek, dat afschrift
van de sommatie, niet van de dagvaarding
was gelaten en verklaarde, onder weigering
van het gevraagde verstek, het exploit nie
tig. Deze beslissing werd echter onlangs in
appèl vernietigd.
Een eischer droeg aan een gedaagde op
te zweren den volgenden eed: Het is waar,
dat ik de goederen bij dagvaarding ver
meld aan eischer heb betaald, zoodat ik
uit dien hoofde aan eisohor niets verschul
digd ben." Deze eed werd niet beslissend
verklaard op grond van de bijvoeging:
zoodat ik uit dien hoofde aan eischer niets
verschuldigd ben' en de vordering afge
wezen. Het vonnis overwoog heel juridisch
en spitsvondig, dat de woorden van af
zoodat" geen feit, maar een conclusie
inhielden, terwijl een eed alleen over feiten
rnag loopeii.
Een andere rechter overwoog in oen
soortgelijk geval, dat genoemde woorden
overbodig waren, doch overigens het be
slissend karakter van den eed niet verloren
deden gaan en de eed derhalve beslissend kou
worden verklaard.
In eene procedure werd door gedaagde
de wraking der getuigen voorgesteld op
grond, dat zij ten tijde van het sluiten der
koopovereenkomst (dat was reeds een jaar
geleden) in dienst van eiseher waren. Deze
wraking werd gegrond verklaard, terwijl
de getuigen toch reeds sinds geruimen tijd
niet moer in dienst van eischer waren en
de practijk zelfs toelaat getuigen even voor
de enquête, om gehoord te kunnen worden,
uit den dienst te ontslaan.
Bij voel kantongerechten kan, wanneer
niet bij afzonderlijk exploit of aan het hoofd
der dagvaarding gesommeerd is, oen ge
daagde volstaan met ter terechtzitting do
hoofdsom zonder kosten aan te bieden
zoodat daar een debiteur steeds zijn credi
teur kan noodzaken gerechtskosten te
maken, dio eerstgenoemde niet behoeft te
vergoeden.
In eene procedure was aan de zijde van
eischer n getuige gehoord, dio pertinente
verklaringen had afgelegd, waarom eiseher,
zich beroepende op een arrest van den
Hoogen Raad, oplegging van een
suppletoiren eed verzocht. De rechter hield zich
aan de strenge letter der wet, dat de ver
klaringen van n getuige in rechten geen
geloof verdienen eu wees de vordering af.
111 eene zaak beneden /' 200 waarin de
gedaagde niet verschenen was en dus geen
incompetentie was ingeroepen, verklaarde
de rechter zich toch onbevoegd, terwijl hij
zich, zelfs wanneer geen beroep op de
incompetentie is gedaan, onbevoegd moet
verklaren indien liet onderwerp van het
geschil (bijv. eeno vordering boven /' 2UOJ
zijne bevoegdheid to boven gaat. Wel was
deze z;iak voor een onbevoegden kanton
rechter aangebracht, maar het gold hier
een geval van relatieve, niet van absolute
incompetentie, (Artt. IÜ4 en 15H B. U. v.)
zoodat de kantonrechter toch verstek had
kunnen veileenen en de vordering toewijzen.
In al deze gevallen had de kantonrechter
eene voor de eit-,diende pa! tij gunstige be
slissing kunnen geven zonder daarmede
eenig wetsartikel to schenden. Voor dezo
rechters vooral zal - om in de toekomst
dergelijke, liet rechtsgevoel niet bevredigen
de beslissingen dio deels to veel juristen]
bevatten, deels in .strijd zijn met de \set
en deels te veel hangen aan de letter der
wet te voorkomen, ingrijpende wetswij
ziging noo.lig /.ijn, waarbij milde, van ruime
opvatting getuigende beslissingen van den
lloogon 'land in de \\etgeving vastgelegd
kunr.en worden. Do voorschriften omtrent
den eed, het getuigenverhoor, do kosten,
het ousplitsbaar aveu \ragentrouwonssinds
hing om herziening', j.i het gohoele burger
lijk jH'ocesro.ht, hoeveel daarin bij de wet
van 7 Juli fslJó ook verbeterd moge zijn.
Toch dient erke.id to worden, dat de rechter,
die bet recht breed opvat, die let op den
geest der betrekkelijke, wetsbepalingen, du;
j een ruimen blik hoeft op menschon en toe
standen, onder slechte wetten in veel geval
len vonnissen kan \ellon. die wel liet rechts
gevoel bevredigen. De bestaande wet geeft
hem toch reeds de bevoegdheid aan partijen
zelf vragen te doen, ambtshahe bewijs op
te leggen, de kosten t» eompenseeren, en/.
Xoüdig zou echter zijn, dat hij \ an die
bevoegdheid oen ruimer gebruik maakt dan
tot heden geschiedt.
Moge wetswijziging den kantonrechter
de gelegenheid openen vrederechter te
worj den, die niet een gemoedelijk woord partijen
! tot elkander /al weten te brengen tn slechts
1 bij uitzondering, niet dan bij hooge nood
zakelijkheid, strenge vonnissen uitspreekt.
Dan /uilen beslissingen ais hier genoemd,
overloopende \an Formalisme en
ipiasischorpziimighoid vermoedelijk niet meer
geboekstaafd behoeven te worden.
('KKAKIl G. l.i:.N-i-:i.lXK.
ik, in deze dagen, nu de herinnering aan
den liberalen leider zoo pijnlijk wordt ver
levendigd, dit werkje ter hand. Schier ieder
moment, in den fellon strijd, dien wij te
voeren hebben, brengt onweerstaanbaar
zijn naam op de lippen. Een
regeeringsbeleid, waarin, hetgeen hij bovenal schuwde:
vereenzelviging van politiek en religie,
schering en inslag vormt; een sleuren van
den godsdienst, dien hij te hoog en te heilig
er voor hield, op do woelige Icvensmarkt;
een opvlammen van geloofsverschillon,
geleider lage aangemoedigd on aangewak
kerd, welke, waar ze zijns ondanks zich
verhieven, hij manmoedig dorstte weerstaan;
een ommekeer in eonstitutioneele leer en
practijk, mot zijne opvatting van gene on
toepassing van deze ouveroenigbaar;
tegenstellingen zijn het, lijnrechte tegen
stellingen, waarin het heden zoo noodlottig
afsteekt bij een gans-.-helijk niet verwijderd
verloden. Wat wonder, zoo een werkje de
aandacht trekt, dat, als vanzelf, den
schrillen wanklank in de thans gevolgde politieke
gedragslijn aanwijst.
Piëteit bestuurde bronnenstudie en pen
der schrijfster. (5) Haar arbeid draagt er de
sporen van en haar schets verdient een
gelukwensch. /ij bracht Thorbeeke in me
daillon-vorm, maar het hapert het beeld
niet aan gelijkenis. Aangestipt is, hetgeen
uitgewerkt, allicht forseher trek zou hebben
gegroefd. Geheel voorbijgezien echter is
niets, dat tot de volkomenheid dor gestalte,
haar kenmerkende trekken, de heugenis
der plaats, die zij in ons volksleven inneemt,
wezenlijk bijdraagt. Opmerkelijk is wijders,
dat eene vrouwenhand do toetsen aanbracht
in dit beeld en het deed na degelijke en
veelzijdige beoefening der uitingen van
zoo mannelijk een geest. Leerinren wekken,
voorbeelden trokken, wordt ons verzekerd.
In dubbele mate verdienstelijk is zij, dio
haren zusteren het eeno geeft en hot andere
niet onthoudt.
Op n punt is aanvulling geboden. Xiet
alsof do schrijfster aarzelt, maar omdat de
vorm harer inkleeding als aarzeling kon
worden uitgelegd. Was Thorbeeke oen
godsdienstig man'' (21) de vraag gesteld,
eischt antwoord beslist, onomwonden, zonder
omwegen. En dat antwoord vreemd, dat
het de schrijfster ontging geve hijzelf.
Zie het hier, ontleend aan een brief aan
Groen.
Thorbeeke zegt: Ij
Op het hoogst gewigtig punt, dat gij
vervolgens tor sprake brengt, ben ik altoos
huiverig het onderhoud, ook met den
vertrouwdon vriend, te doen neerkomen. Het
godsdienstige pleegt zoo nauw verbonden
te zijn met het individueclo, dat verschil
van denkwijs de gevoeligste snaren treft,
,.en misverstand schier onvermijdelijk wordt.
,,Het heilige voor eon ander is mij heilig
in zijne ziel. Ik zou echter geloovon aan
onze verbintenis te kort te doen, bijaldien
ik er nu niet een woord van zeide. In de
stelling, dat C'nristendom hot historisch
middonpinit on de grondslag onzer
wetens.'liap is, verschillen wij vermoedelijk
minder dan gij denkt. De zwarigheid begint
bij do toepassing. Do cirkel van dat
iniddenpunt is oneindig wijd,, en de grondslag is
niet het gebouw. Dat recht, geschie
1verklaring, het sehoone on de wetenschap
niet strijden mogen met de
godsdienstigo waarheid, is mijne innige overtuiging.
Miar volgt hieruit, dat wij de staatkunde
a .i>ii'/i/i>.;//jJc nevens den Bijbel behooren
to plaatsen;' .Door godsdienst hebben wij
"'?het besef eoner onmiddellijke persoonlijke
betrekking tot de Godheid'. Maar wij
verdringen en verwarren in mijn oog, hot een
door het ander, wanneer \\ ij dit gevoel
als de eenige en naaste bron beschouwen
van al het overige, dat wij van godsdienst
onderscheiden. Ik meen ook niet, dat God
zich allén in de Openbaring heeft
geopoubaurd. Hot komt mij voor, dut do
onderseheidene kringen van menschelijko kennis
,.en bedrijf allen do)r de ne goldelijke
waarheid worden ingesloten. Doch ieder
van die kringen heeft zijne bijzondere
wetten, die onze werkzaamheid binnen
denzelven regelen, en die niet dan door
ocne lange opklimming van
tussehenle Ion zaaienhangon met den hoogsten wil.
Dien hoogsten wil, naar deszelfs stellige
openbaring, rechtstreeks TO maken tot
het constitutie!' en organiseerend beginsel
van den Staat, schijnt mij derhalve oen
salto mortalo, daar ik voor terugwijk.
., !k ken eerst den Staat uit zijne eigene,
insgelijks door God gegeven regels, oer ik
dorzolviT hoogere grimden do-v,- alle,
vi:r.,schillende instantie;., torngloido tot hetgeen
over alies is,"
De,>e plaats is hot bescheid op de ellen
dige, huidige rogeeringstactiok, die.
wegs,-huilend achior den dekmantel \au don
godsdienst, door middel van eigen gemaakte
anfithevn'' voor zich hoi g..doof"
opeischt, het overig deel van ons volk als
o n ge l oo v i g" brandmerkt.
Hoe overigens, in dit redeboloid, de schrijf
ster er toe komt van Thor >o-ko's .
('lirisj tendom boven ge!oofsvoi'dijeldlieid ' het
j vaderschap aan Thomas Morus toe te ken
nen (L'2i is mij mei recht <iu;del:jk. /.eer
zeker ;doit de kansclior voor goweto
is! vrijheid en verdraagzaamheid, naar blijkt uit
liet hoofdstuk: Aan de g.ids hensten der
l'topiërs." i u Engeland echter bestreed hij
d" IJ-formatie, zo>dat /.ijno ge Irag-dijn juist
tegengesteld was a,ui die van onzen
Sr.uttsThorbecke.
Ji:.\N--.'i-:M. Woi.i-so:,-. 1,-t*,,,-,.,- '/';,<>,>!,<,?!,?>.
,l/.: j/c;.'-'."/f !?;! ,(/.,? ^hinlnillllll. (
IJotUTdam. l'.)'d i Idz'z. '!":.
Met me v dan :.:.'\voi:e belangstelling men
l Dit leidt mij als van zelf tot oen tweede,
', niet onbelangrijk punt van verschil met
do schrijfster. Aan Thorbecke's ..gebrek aan
takt" wordt het ontstaan .lor Aprilbowoging
geweten en de schrijfster is van oordeel,
dat de pauselijke rogeenec', door do
Kodei1landsche beter voorgelicht, in breve en
allocutie allicht de Protostuutscho prik
kelbaarheid meer had ontzien liüil. Natuur
lijk is er hier ecu terrein \oor gissingen.
Ik waag het echter te betwijfelen of der
gelijk hnisiniddei bij ma -hto ware' geweest
(Ion storm re bezworen. Thorbe.'ke wilde met
do grondwettelijke go Isdien.-t\ rijheid ernst
gom lakt zie.i eu bia ?! ! haar, toon ie-l noodig'
bleok, zijn mmisleneoïbestaan ton olfer. In
zijn kloeken goi-st kwam het niet op d" breede
sti'ooming dier grooJsche gedachte door
allerlei zijkanaalljos te verzwakken, iiaar
zedvo moest men onverhoien onder do oogen
zien' eu hare gevolgen aaiidnrve i. Dat
Thorbecke's handelwijze, door dit richtsnoer
geleid, met takt" niets uit ie ,-iaan had,
laat als \,aro het, mei de sinkko;; zich
bowijzen. Nog ten huldigen dage ontsiert het
2e lid van art. 170 onze Grondwet.
Thorbecko bestreed het. "Wil men weten hoe ?
Moedige verdraagzaamheid, al ia zij nog
niet in het hart van eiken biirijtr
duorgedronyeii, zij in de wet en kenmerke het
beleid der overheid." (Bijdr. tot do Herz.
d. Grondwet, Leiden, 1848, blz.9'3). Is takt"
eigen aan de vrouwenhand, die plooien glad
strijkt, hier klinkt het metaal eener man
nenstem, die aan een volk zijne plichten
voor oogen houdt.
Aan deze verschilpunten ware minder to
hechten, kenmerkten zij niet den
onmetelijken afstand tusscbon Thorbecke's
regeeringsboginselen en den smadelijken toeleg
van het tegen woordig bewind. Daar, eeno zelf
bewuste voorname hoogheid, gedragen en ge
staald door hot besef, dat oen volk in eonsti
tutioneele banen niet slechts geleid, maar
voorgegaan worden moet. Hier, oen
speouleeren op licht ontvlambare
geioofverscb.illen, naar het heet, in het belang van den gods
dienst aangewakkerd en aangevuurd. -Daar,
eon leidsman, die vast als eo.n rots in de bran
ding, om volksgunst niet boeleert, om
volksbliam niet zich bekomaiort. Hier, eon
slippedrager van machtstitel en machtsvertoon,
tegen geenerlei politische samonvoeging, hoe
heterogeen, opziend, heden verheffend, wat
hij gisteren verguisde, don regeerings ',etel
slechts in het oog. Men geeft zich onvolledig
rekenschap van Thorbecke's beginsclva.'t
staatsbestel, wanneer men nalaat de afme
tingen zijner hooge figuur, vergelijkender
wijs, to veraanschouwelijken.
jS'iet op ieder punt, hoe vergeeflijk de
tekortkoning' zij, is dit der schrijfster gelukt.
Men kei.t Tnorbecko's onverzettelijken wil,
in 18liO, het strafwetboek in Ned. Indiëbij
do wet ingevoerd te zien. Do schrijfster
acht het verstandiger" van den toemaligen
Minister van Koloniën, dio mat eene
invoering bij Koninklijk IJe.sInit zich tevre
den stelde. Wellicht verbaast het haar
te vernemen, dat, hier, hot verstand huur
parten speelde, doordien het met onvolledig
inzicht zich tevreden stolde. Ken straf
wetboek voor Indiëbehelst o. a. de dood
straf on dat deze niet bij ponnestreok, zelfs
niet eens konings, mag worden opgelegd,
maar, zoo al, van wcdberaden volksoverleg
de vrucht zijn moet, schijnt ook mij
een hoog in eore to honden liberaal beginsel.
Tor aankondiging van ton werkje, dat ik
in veler handen wenscli, moge dit weinige
volstaan. De zegswijs van de schrijfster is
eerlijk, oprecht, haast zeide ik: op den man
af, gedoogde hare kunne, eene lofspraak als
deze. Men let te weinig op don invloed,
dien, zuiver letterkundig, Thorbecke's ge
spierde stijl hoeft geoefend. Met al wat ge
zwollen, breedsprakig', gekunsteld is, ruimde
hij op. Xiets was meer hom vreemd dan
manier. Versierselen worden versmaad.
Eenvoud en soberheid dragen de gedachte,
die op den voorgrond treedt. Nooit is, door
hollen klank, het woord valstrik of lokaas.
Men vergelijke de staatsstukken, die thans
ons gobo.Ien worden, ook maar uit dit oog
punt: hot verschil is treffend.
I n dit verban l vergunne do schrijfster
eene opmerking. Wij lozen: hoewel door
personen, die hem kenden, getuigt (d) wordt
van prikkelbaarheid van humeur, die in zijne
laatste levensjaren, door verzwakking, hin
derlijk werd." Do redengevende tusschenzin
is vals.di geplaatst. Men leze: hoewel door
personen, die li»m, verzwakt, konden, goti.i 'd
word \an prikkelbaarheid van humeur, in
zijne laatste levensjaren hinderlijk."
Amst., 25 Juni 'u5. J. A. Lr.vv.
.iiiuiiiiiiiii iiiiDiiiiiiuiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiinMiniiHiiiiMiiiiifiiiiiitiiiHM
Scciafó
«IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIIIIIMItllllllIlllllinHIIIIIllllIlltlMlIHHIIIIIIIIIIHI
\'.
N'aar do lozers zullen weten, is bij de
Tweede Kamer ingediend een ontwerp van
wet in zake het vcrloenon van pensioen
aan ouden en rnvaliodeii. Dit bericht
(afgescheiden van de vraag of' men zich
met het ontwerp zelf kan voreonigenl
zal alom in don lande met vreugde zijn
begroet, daar iedereen wel iu gemocde
zal zij» overtuigd, dat voorziening van den
ouden dag eu de invaliditeit een groot
belang vertegenwoordigt. E ven,vol kan men
er over twisten of me n in dezo het Duitsche
stelsel moet volgen of aan een ander systeem
do voorkeur moet geven : of do Staat oen
bijsl ig op het pensioen moet verlecnen en
zoo ju, of deze bijslag moet bestaan in
i het betalen van een zeker percentage van
! do premie of moet zijn adoopend. Kr is
l tvhtor een zekere partij in den lande, die van
i oordeel is, dat de strij l in do eerste plaats
moet loojien over deze vragen: moeten allen
dan wel alleen de loontrekkende» oen pen
sioen genieten;' moeten do belanghebbenden
daarvoor premie storten of moet do Staat
alle kosten van pensioen geheel voor zijne
rekening 110111011!' Met dezo pirtij bed >el ik
deu Bon l van Stiiatspensionneoriug dio ijvert
voor hel tot stand komen van een wet
| waarbij aan alle Xe lerlaiidors, zoowol
mauj non als vrouwe», np eennader i dj bedoelde
' wet aan te geven leefliji, recht wordt
too; gekend op een gelijk -Staat-jiensioen, zonder
premiebetaling; do kosten te vinden uit .Ie
opbrengst van bo-taando of nog to heffen
l belastingen.
1 Hot kan niet ontkend worioii. dat deze
Bond zich voortdurend uitbreidt en dat zijne
denkbeelden steeds nien\\e aanhangers
! vinden. Mij eveu'Aol heeft het streven van
i den Bond nog niet kunnen bekoorcu. X'iet
dar ik het niet goed zou vinden indien allen
zonder onderscheid op lm» oüIon dag' ge
waarborgd zonden zijn lojon gebrek en
cllondo^kon dit dool bereikt worden liet
zou scho.i» zijn. Toch kom ik nog niet in
het schuitje van don Bo»l, omdat aan de
wijze waarop do Bond zij» ideaal wil be
reiken. 1,1. i. ernstige fouten kleven.
Keu van-do eerste fouten is een practische.
Yetlies \an werkkracht kan het gevolg zijn
van twee omstandigheden eu wol ouderdom
en invaliditeit. Wie voordat hij den <;">
jarigen leeftijd hooft bereist.dooi- invaliditeit
gedwongen wordt zijn tot dusver uitge
oefende!! arbeid neer te leggen, is er even
slecht, zoo niet slechter aan toe da» hij,
die op "o jari^"ii leeftijd eerst zijn arbeids
kracht voedt verminderen. Dit is zoo waai',
de t ouderdom s-en i M va lid i teits voorzieningen
sjoels worden :-;imongekoppcld.
D.. ...,,:,,-...;i:,|(. :!.!»d evenwel meent in
deze een anderen weg te moeten volgen, daar
hij de«e sarnenkoppeling niet wenscht en
alleen ijvert voor een ouderdomspensioen.
Wanneer straks een ontwerp van wet in
de Kamer wordt behandeld, zullen zeker
wel voorstanders van den Bond daarin zijne
beginselen verdedigen, te meer waar de
Bond zich in een adres tot de Hooge
Rogeering zal wenden. En dan mag zeker wel
op de practische fout, in die beginselen
gelegen, gewezen worden, hierin bestaande,
dat, mocht het idee worden verwezenlijkt
en tot het toekennen van een
ouderdomsj pensioen worden besloten, de voorziening
ingeval van invaliditeit ad calondas graecas
zal zijn verschoven. Immers wanneer alleen
voor dit pensioen van den Staat wordt ge
vorderd 20 a 40 millioen, dan behoeft het
geen betoog, dat in do naaste toekomst de
Staat niet opnieuw zal worden aangespro
ken voor de invaliditeitspensioenen en dat
een regeling van deze dus tot de vrome
wensohen zal blijven behooren. Waar gelijk
gezegd, het geval van invaliditeit even erg,
zoo niet erger is dal het geval van ouder
dom, n waar een regeling van hot een zoo
nauw samenhangt met een regeling van het
ander, acht ik het niet goed slechts op de
eene regeling aan te dringen en dat nog
wol door middel van een zoo grooton
iinaueieelon steun van den Staat, dat de
Rijksschatkist voor de a»dere regeling gee» geli
moor beschikbaar houdt. Wordt alzoo het
idee van don Bond verwezenlijkt, dan is
een verbetering van het lot der inval eden
in de eerste tijden niet to verwachten.
Eon tweede fout schuilt m. i. hierin, dat
geen premie zal worden betaald. Do oisch
van premiebetaling grond ik op 2motieven;
t. w. een sociaal-economische en een
sociaalethisch motief. Wanneer do werklieden zelf
vrijgesteld worden van het betalen van
premie en zij dus de lusten van de
pensioenverzekering geni.ten zonder onmiddellijk
do lasten daarvan te gevoelen, kan het niet
anders of er zal van bon niet zoo'n groote
drang tot loonsvorhooging uitgaan a's
wanneer zij onmiddellijk den druk der ver
zekering gevoelen. En waar nu oen voor
uitgang dor maatschappij zich moet ken
merken door, ja als hot ware moot beginnen
met een vorhooging der loonen, zal een
maatregel waardoor de aandrang tot
loonsvorhooging nauwer wordt, dezen vooruit
gang doen temperen, zoo niet tegenhouden.
Wanneer dit waar is en ik meen dat
! dezo opvatting juist is?, dau zal hot-stelsel
van staatsponsionneering zonder premie
betaling uit een sociaal-oconomiseh oogpunt
zijn af te keuren.
Wat betreft het sociaal-ethisch motief,
blijf ik er bij, ondanks de releneeringeii
van andersdenkenden,dat oen pensionneoring
door den Staat zoo al niet een bcdicling is
in d:-n gewonen zin, dan toch der bedeeling
zeer nabij komt. liet is toch ontegenzeg
gelijk waar, dat wanneer men zelf voor zijn
toekomst moot zorg dragon, men daarvoor
ook de verantwoordelijkheid gevoelt on dat
niets moer deze verantwoordelijkheid doet
verminderen dan het wegnemen van een
prikkel om zich zelven een onbozorgdoii
ouden dag te waarborgen. Algemeeno
Staatsperisionneering doet do zorg voor don
onderdom verdwijnen, maar daarmede verdwijnt
tevens do aansprakelijkheid voor eigen
toe! komst. In oen onlangs verschenen brochure
over Siaatspensionneering onder den titel:
Geen meuscliDineer oud en arm", van de,
handen van dr. J. G. Bookenoogeu, D. Bos
wijk en H. Thijssen, wordt de vraag ge
stold: Als de werkman zelf slechts <'<'n
derde van do premie betaalt, wordt hij dan
niet bedeeld met het ttvei' derde dool van
zijn pensioen !'
Ten einde op deze vraag oen antwoord
to geven, wil ik eerst mijn standpunt in
deze uiteenzetten. In hot loon van deu
werkman moet liggen een vergoeding voor
do praestatiën, die hij voor ons verricht.
Hoe hoog deze vergoeding moet zijn, is niet
te zeggen, daar dat afhangt van zeer vele
factoren. Toch is er, staande op hef
staml! punt der billijkheid en ethiek, wel een
! grens te trokken beneden welken de vergoe
ding niet mag dalen. De werkman, dio zijn
beste krachten geeft, mag eisenen, dat het
door hom \erdieudo loon zoo hoog is, dat
: hij niet alleen daarmede kan bevredigen de
i behoeften van hot heden, maar ook de be
hoeften van de toekomst, m. a. w. hij moet
[ niet alleen van het verdiende zijn
dagolijksch brood kunne» koopen, doch ook een
duitje voor do slechte tijden, mot name voor
de» ouden dag, kunnen wegleggen. Xu kan
dit wegleggen ook geschieden in dezen vorm,
dat de patroon oo» doel van hot loon inhoudt
om dit als premie te storten. Dit doel mag
dus evenals hetgeen de werkman zelf be
taalt, gerust als eigen verdien l loon wor
den beschouwd, zoodat in dezo van geen
bedoeling sprake kan zijn. Blijft dus over
het deel hetwelk vermoedelijk door deu
Staat als bijslag op het pensioen zal worden
gegeven. Ik stel mij nu op het standpunt,
dat ik hot zou prefereeren, indien in deze
geoa beroep op den Staat behoefde te wor
den gedaan. In den eersten tijd e\j»wel
zal deze Staatshulp zeker noodig zijn. daar
door de pensionnoering aan de nijverheid
nieuwe lasten worde» opgelegd en dezo
lasten niet plotseling zwaar uu gou drukken,
j wil men niet komen te staan voor groote
j moeilijkheden \oor patroons en werklieden
! on de nijverheid voer e.en deed althan.- niet
verlammen. I lot zo;i echter overweging ver
dienen of deze Staatshulp niet zou moeten eu
kunnen worden gegeven in den vorm van
oen atioopenden bijslag, opdat do nijverheid
gaandeweg aan de nieuwe belasting ge wenne
en het op deu duur zonder Staatssteun
j kunne, stellen. Maar hoe het ook zij, zelfs
in het geval, dat do Staat steeds
limuieiee!en steun moe) verleenen, wordt de pen
sionneoring zooals ik mij deze voorstel, nog
niet tot eon bedoeling. Hot is tocii zeker
i een Staatsbelang, dat oen groot deel dor
j loontrekkende» door do peiisiouneenng'
j gevrijwaard blijft voor armoede en niet
i ouder armenzorg vervalt. Waut niets ver
laagt het peil der mensehheid meer dan
kommer on gebrek en niets draagt meer
j bij tot do verhelling dan oen onafhankelijk
bestaan en de wetenschap, dat men niet
leeft van de genade van een ander, maar
van hetgeen men zelfheeft verdiend.
Boven| di'Mi zal do armenzorg zeker voor 00,11 deel
i ontlast worden, indien de pensionnoering
| optreedt. Op deze gronden acht
ikStuatshulp te verdedigen zonder dat aan
bedeci ling mag worden gedacht.
j De sdirijvers der brochure willen geen
' premiebetaling op verschillende gr j:i Urn :